De politiek

image_pdf

uit de cursus ‘Het probleem van ontwikkeling en vernieuwing’ 1984-1985

Politiek is een eigenaardig bedrijf en in de huidige tijd althans beslissend voor zeer veel gebeurtenissen in de wereld.

Als wij het geheel van de politiek bezien, dan is er op dit ogen­blik eigenlijk een steeds verdergaande scheiding tussen wat men het Westblok en het Oostblok noemt. Dat dit niet zonder meer resulteert in een verder gaande bewapeningsrace is te danken aan het feit dat bei­de grote mogendheden in staat zijn om een ruimteplatform zodanig in om­loop te brengen dat van daaraf lancering mogelijk is, terwijl men boven­dien, al is dat nog niet klaar, dat zal waarschijnlijk in de jaren 1988 – 1989 zijn, een aantal satellieten met bommen bezit die van de aarde af auto­matisch kunnen worden bediend.

Het is duidelijk dat dergelijke kostbare ontwikkelingen economisch nogal schadelijk zijn onder de huidige omstandigheden. Daarnaast is de dreiging in feite een aantasting van elke manoeuvreermogelijkheid en van verdere machtsontplooiing van de politici van de grote machten. Hierdoor moeten we aannemen dat enige ontwapening wel zal kunnen optreden in de nabije toekomst en dat de bewapeningswedloop zich waarschijnlijk weer gaat specialiseren op een verbetering van o.m. de directe bewapening van be­staande legers.

Typerend voor de politiek is ook de andere benadering t.a.v. het economische geheel dat Maatschappij heet. Wij hebben een lange tijd de nei­ging gezien tot centralisatie. Men wilde alles in een geheel onderbrengen. Men wilde eenieder, zoals men dat zo mooi in het Nederlands zegt, van de wieg tot het graf zekerheid bieden. Het was een hele vooruitgang, want alleen het graf was een zekerheid die de oude maatschappij bood.

Nu blijkt echter dat er een ogenblik komt waarop de lasten, die je aan de gemeenschap oplegt, zodanig hoog oplopen dat het niet meer mogelijk is om een centralistisch bestuur te handhaven. Soms zie daar voorbeelden van.

In Engeland bv. speelt op dit moment de vraag, of men de verschil­lende autobusmaatschappijen, die als staatsbedrijven lijnen naar velerlei streken hebben onderhouden, niet langzamerhand moet gaan omvormen tot par­ticuliere maatschappijen die voorlopig misschien nog met enige subsidie zelfstandig in die dienstverlening gaan voorzien. De staat trekt zich terug. Ook andere staatsbedrijven worden verkocht.

In Engeland gaat het op het ogenblik iets meer Thatcher-achtig. In Nederland gebeurt dit over het algemeen door emissies en leningen waardoor de feitelijke staatsinteresse in bedrijven wordt teruggebracht van zeg 90 % tot 50 %. Daartegenover staat dat de Nederlandse staat en ook de Engelse staat investeringen doen in bedrijven zonder daarvoor een eigen zeggenschap direct op te eisen.

Dit betekent een terugkeer naar een meer gedecentraliseerd geheel. De reden is duidelijk, de lasten waren te hoog geworden. Als een ambte­lijk apparaat topzwaar wordt, kan het niet meer functioneren. Zeker niet als men te maken heeft met een maatschappelijke structuur die op zijn minst genomen enigszins opstandig en revolutionair kan zijn.

Misschien kunnen we het voorbeeld aanhalen van de oorlog in Viet­nam zoals de Amerikanen die hebben gevoerd. Voor elke man die feitelijk aan het front stond waren er vier personen nodig om ervoor te zorgen dat hij kon vechten. Van die vier waren er drie in administratieve en slechts een in een feitelijke functie werkzaam. Dat is nu precies het­zelfde wat tegenwoordig in zeer veel staten het geval is.

Ik wil niet zeggen dat Nederland wat ambtenarij betreft nu direct de kroon spant, zo je nog van een kroon mag spreken en niet van een sikkel. We moeten zeggen dat dit in Rusland veel verder is doorgevoerd. Daar is per 20 inwoners een administrerende, 3 controlerende en boven­dien nog 5 structuur- en richtingbepalende ambtenaren bezig. Dit houdt in dat voor elke 2 man die werken (genomen over het geheel, inclusief de landbouw) er dus een is die op welke manier dan ook administreert en reguleert. Dat is natuurlijk iets wat niet redelijk houdbaar is, voor­al als je begrijpt dat de salarissen van vele van deze mensen aanmer­kelijk hoger zijn dan het inkomen van een fabrieksarbeider of een boer.

Het is duidelijk, decentralisering is het antwoord. Niet alleen dat je hierdoor het aantal van ambtelijke bemoeiingen kunt terug drin­gen, maar je kunt bovendien de slagvaardigheid vergroten. Een kleine gemeenschap met een redelijk grote zeggenschap kan op ontstane proble­men betrekkelijk snel reageren. Om een voorbeeld te geven:

Er is een dorp. In dat dorp ontstaat een probleem. Als de gemeen­teraad dat probleem kan oplossen, wordt er nog wel te veel gekletst, maar dan kan die zaak in een maand geregeld zijn. Moet dat lopen via de Provincie en eventueel nog via het Rijk, dan vraagt de oplossing van hetzelfde probleem wel anderhalf tot twee jaar. Er zijn heel veel pro­blemen die juist snel moeten worden opgelost, willen ze niet onoplos­baar worden.

Decentralisatie is dus op het ogenblik het antwoord. Maar dat zou betekenen dat de politieke invloed van de heersende groepen aanmerke­lijk minder wordt.

Het is begrijpelijk dat een politicus zijn invloedssfeer, zijn machts­sfeer toch zo groot mogelijk wil houden. Daarom gaan ze een aantal rege­lingen treffen waardoor ongeacht de decentralisatie er toch een politiek toezicht blijft bestaan waardoor het ambtelijke voor een deel wordt over­geheveld naar het politieke; meer ambtenaren in politieke dienst en min­der ambtenaren in directe rijksdienst.

Ik hoop dat het u interesseert, want het heeft erg veel te maken met de ontwikkelingen die wij tegenwoordig in de wereld kunnen constateren.

Wij hebben tot nu toe sedert de Tweede Wereldoorlog te maken gehad met deficite financiering dat wil zeggen dat er tekorten komen en dat die tekorten moeten worden opgevuld door leningen danwel door een verhoogde activiteit van de banknotenpers. Dit laatste heeft in sommige lan­den al geleid tot een inflatie waardoor de munteenheid soms is terug­gevallen tot nog geen half procent van de oorspronkelijke waarde. Als wij ons dat realiseren, dan zeggen wij: Dat is niet redelijk. In fei­te is dat diefstal van eenieder die geld heeft aanvaard als reële waarde. Het betekent dat het ruilmiddel onbetrouwbaar wordt en dat daardoor de feitelijke koers tot ver onder de officiële koers daalt. Anders gezegd: de prijzen stijgen in verhouding tot de officiële geld­ontwaarding onmatig. Dat kunt u in bepaalde Latijns-Amerikaanse landen zien en in beperkte mate ook in Israël op het ogenblik.

Hierdoor worden de mensen geconfronteerd met een totaal andere manier van leven en reageren.

Een politicus houdt niet van de doe-het-zelver. Al is het al­leen maar omdat je zo’n doe-het-zelver zo moeilijk kunt regelen. Dat kun je met een bedrijfstak veel beter doen. Steeds meer mensen zullen echter, al is het maar uit onvermogen om de gevraagde vergoeding voor diensten te betalen, terugvallen op het zelf doen van werkjes, het zelf verzorgen daarvan. Aangezien dat niet allemaal gemakkelijk is onder te brengen in de een of andere registratieregeling, zullen steeds meer bedrijven zich gaan specialiseren in het geven van bijstand juist aan de doe-het-zelver.

Je kunt in bepaalde gebieden die bescherming nog wel handhaven. In Nederland is dat bv. voor het gasfitters- en loodgietersbedrijf waardoor zeer vele voorzieningen even veilig en even goed voor een tiende van de prijs zouden kunnen worden aangebracht voor degenen die daarvan gebruik moeten maken.

De concurrentieslag die zich op het ogenblik ontwikkelt is er dus één tussen het individu dat steeds meer zelf probeert te doen, het be­drijfsleven dat probeert zijn marktaandeel te behouden maar gezien de regelingen niet meer rationeel kan werken en de regeringsinstantie die haar macht en inkomen wil behouden en die daardoor steeds meer regu­leringen probeert aan te brengen die bovendien overbodig en onnodig kostenverhogend zijn. De mensen worden dus terugverwezen naar zichzelf, doe-het-zelf.

Zolang dat nu alleen in de politiek gebeurt, zou ik vrede ermee kunnen hebben. De politicus vreest natuurlijk niemand meer dan de man die zijn eigen beslissingen neemt en niet meer vraagt welke voormannen beslissingen voor hem willen nemen. Het terugkeren naar het zelf doen moet tenslotte toch wel voeren, meen ik tot het zelf denken, het zelf proberen te reageren.

U realiseert zich misschien niet dat niet alleen in bepaalde delen van Nederland een soort vrijwilligerscorps is opgericht dat probeert de kleine misdaad, die de politie niet meer aan kan, te bestrijden en gelijk­tijdig vandalisme, roof e.d. terug te dringen. Het is vreemd genoeg in zeer vele landen op de wereld een steeds groter wordend probleem voor de politicus. Niet alleen dat er particuliere legertjes opereren in vele Zuid-Amerikaanse landen, maar er opereren ook opstandige groepen, zoals men ze dan noemt, in feite belangenbeschermende groepen in zeer vele de­len van Afrika.

Particuliere legertjes, groepen die zich te weer stellen tegen rege­lingen die hen niet bevallen, hebben revolutionaire toestanden veroorzaakt in India. In Pakistan hebben ze geleid tot een verandering van de wetge­ving. Zelfs in Iran is op het ogenblik een dergelijke beweging gaande die zeer waarschijnlijk toch enige veranderingen gaat afdwingen van de macht van de ayatollahs. Het is dus niet alleen een verschijnsel in Amsterdam of Den Haag. Het is een wereldomvattend verschijnsel. Men is het daar niet mee eens, natuurlijk niet, want er zal een hoop onrecht ook gebeuren.

Het gaat niet meer volgens wettelijke normen. Daar ben ik het mee eens. Wat er indirect gebeurt, is dat instanties en daarmee degenen die politiek die instanties beheersen een deel van hun macht en zeggenschap aan het verliezen zijn.

Er is geen sprake van een werkelijk anarchistische ontwikkeling. Dat komt misschien later. Er is sprake van een ontwikkeling waardoor mensen zelf de hand aan de ploeg slaan. Zij vragen zich niet meer af: Wat zegt men dat goed is? Of: Welke beslissingen hebben anderen voor mij genomen? Maar die eenvoudig stellen: Ik zal het zelf wel opknappen. Met degenen die om mij heen zijn, heb ik ook de machtsmiddelen om eventu­eel op te treden. Verschuiving van macht en gelijktijdig een verbrokke­ling van machtsstructuur.

Zolang dit alleen politiek is, nou ja. Er zijn een hoop mensen die daarmee vrede hebben. Maar als wij kijken naar een religieuze ontwikke­ling, dan is het precies hetzelfde.

Het is wel opvallend dat zelfs in een toch zo monolithisch aan­doende structuur als de kerk van Rome er op het ogenblik een groot aan­tal groepen zijn die zich door hun gedrag, door hun wijze van geloofsbe­leving en prediking, maar ook door hun christelijke praktijk zeer sterk onderscheiden van het centrale gezag. Wat anders te denken van de split­sing tussen bisschoppen in de landen van Zuid-Amerika in wat men zou kunnen noemen, progressieve en behoudende groepen.

De strijd die is ontstaan in de geestelijkheid en met de geestelijk­heid ten dele ook in de Filippijnen of wat dat betreft het optreden van een deel van de geestelijkheid in een land als Polen. Hier blijkt dat een schijnbaar zeer hechte structuur toch langzaam uiteenvalt; dat de mensen gaan reageren volgens hun besef van geloof, volgens hun normen van in casu christen zijn, maar ook volgens hun besef van noodzaak.

De theorie gaat langzaam maar zeker plaats maken voor de praktijk. Dat is heel pijnlijk voor al degenen die zich bezighouden met de theorie. Het is natuurlijk erg mooi, als je sociale wetenschappen hebt gestudeerd en je kunt je mooie theorieën aan anderen opleggen en dan maar kijken wat ervan terecht komt. Maar als mensen zich van je weten niets meer aantrekken, dan kun je daar weinig mee aanvangen. Je kunt het dan hoogstens achteraf verklarend gebruiken? En zelfs dan word je vaak door de feiten gecorrigeerd. Dat is pijnlijk.

In de politiek hebben de halfzachte wetenschappen over het algemeen de overhand. Voor de jurist die daar zit, want dat is wel geen harde wetenschap meer, het is alleen een wetskennis plus registratie kunnen, nemen het aantal economen, sociografen e.d. steeds meer toe, niet alleen in Nederland maar overal. Deze mensen zien nu echter dat hun theorieën die ze eens zo heerlijk aan de mensen konden opleggen steeds meer worden gefrustreerd. Dat houdt in dat mensen zelfstandiger gaan denken en daar­bij vanuit hun eigen standpunt praktischer, reëler gaan reageren maar ge­lijktijdig ook op veel kortere termijn gaan streven.

Zij streven niet naar iets wat over 2000 jaar moet komen. Zij streven naar iets wat bij voorkeur morgen moet komen en als dat niet kan dan het volgende jaar. Ik zou haast zeggen: Het is een verkorting van beleidslijn. Het is gelijktijdig een voortdurend grotere druk op al degenen die deel wil­len hebben aan wat men het politieke leven noemt ofschoon als je naar hen luistert, de politici zelf betreuren dat ze geen leven hebben. Zij noemen het een zeer zware taak.

Die zware taak blijkt voor een groot gedeelte te bestaan in het verwer­ken van of luisteren naar de onnodige uitwijdingen die zijzelf en anderen besteden aan onderwerpen welke die aandacht niets waard zijn, maar het moge­lijk maken om onderwerpen die eigenlijk belangrijk zijn tijdelijk in de ijskast te houden. De heren politici vergeve mij deze opmerking. U zult in uw achterhoofd weten dat ze op waarheid is gebaseerd, maar desondanks mij excuses.

Wie al deze zaken beziet, kan er niet aan ontkomen een vergelijking te maken tussen de heksenmeesters van eens en de politici van heden. Enkele mogelijkheden omgeven door veel pretenties en een onmogelijke hoe­veelheid zinloos ceremonieel waarin de feitelijke onmacht voor een groot gedeelte naar men hoopt kan worden gecamoufleerd.

Mensen die zelfstandig worden, die zelf gaan beslissen, die hun eigen mores gaan maken, die hun eigen interpretatie gaan geven op wetten, die zelf uitmaken in hoeverre ze zich laten reguleren en in hoeverre zij zichzelf blijven, zijn het grootste gevaar dat deze tijd kent.

Zeker, de ontwapening komt door de ontwikkeling van ruimtewapens, dat is waar. Maar denkt u niet dat de enorme behoefte om zich ten koste van alles ergens tegen af te zetten die bij zoveel staatslieden, vooral de ouderen, zo sterk aanwezig is, tevens te wijten is aan de angst voor de toenemende onmacht die zij in zich gevoelen en die hen bedreigt?

Ik weet het, politieke onderwerpen zijn voor degenen die geestelijk geïnteresseerd zijn niet altijd even welkom. Dat ik desalniettemin een poging waag om u iets daarvan te laten zien, heeft te maken met de wer­kelijke ontwikkelingen die zich in de wereld afspelen.

Dat zijn geen ontwikkelingen van de doe-het-zelver, een mens die te­gen het gezag in zijn eigen beslissing wil nemen. Het is een verandering van psyche, van mentaliteit. Het is een verandering die doorbijt en die in zekere mate ook overal fanatisme veroorzaakt. Het is een poging van de mens terug te keren tot het jezelf zijn.

Als u goed hebt geluisterd dan zult u heb­ben begrepen dat dit jezelf zijn en jezelf leven de enige mogelijkheid is om je innerlijk weten werkelijk in de wereld in toepassing te brengen. Zolang je bent gebonden aan allerlei uiterlijkheden, komt je innerlijke stem niet aan bod, heeft je innerlijk weten geen werkelijke betekenis, tenzij het zich oplost in vaagheden van geloof mystiek e.d. Op het ogenblik dat je innerlijk weten je leven gaat bepalen, dat steeds meer mensen bewust of onbewust zich gaan bevrijden van allerlei zinloze keurslijven waarin zij lange tijd geperst waren, dan betekent dit een om­wenteling die niet alleen politiek, maar vooral ook menselijk en geeste­lijk, betekenis heeft.

De angst van de politici is begrijpelijk. De angst van bepaalde heer­sende groepen, zelfs van bepaalde wetenschappelijke groepen die hun eigen zekerheid en hun meerwaardigheid bedreigd zien, is te begrijpen. Maar hun angst wordt niet veroorzaakt door de onredelijkheid. Hun verzet is niet gerechtvaardigd door de feiten al willen ze het graag zo laten schijnen. Hun verzet komt voort uit hun angst dat de mensen zich zullen onttrekken aan hun wereldbeeld, dat zij zich zullen gaan waarmaken op hun eigen manier.

Het is opvallend dat die enkele revoluties die de vrije liefde tij­delijk hebben gepredikt (ik denk hier zowel aan Frankrijk als aan Rusland en Mexico) al heel snel op hun schreden zijn teruggekeerd. Dat zij het ge­zin en daarmee de gebondenheid van de mens (dat brengt het gezin met zich mee) weer tot basis hebben gemaakt van hun maatschappij. Het is duidelijk, het is hun machtswapen. Als je een mens bepaalde verantwoordelijkheden gaat opleggen en a.h.w. gaat binden, als je hem zijn vrijheid van leven ont­neemt, dan breng je in hem allerlei frustraties en spanningen tot stand. Dat in de eerste plaats.

In de tweede plaats heb je dus iets waarmee je hem a.h.w. kunt chan­teren, ook al heet dat natuurlijk niet zo. Men noemt dat dan de zorg voor de gemeenschap waaraan het gezin en de eenling zich dienen te onderwer­pen. Dat men dat heeft gedaan, is duidelijk. Men was bang voor mensen die vrij zouden worden. Het is en in de politiek en in vele andere takken van wetenschap en economie op het ogenblik de angst voor de vrijheid van de mens die domineert. Zelfs in de vakbonden is men bang voor de vrije beslissing van de eenling, want de eenling loopt niet meer met de massa mee. De eenling begint vrijer te worden. Mijn voorganger zou ongetwijfeld daaraan hebben toegevoegd: Wanneer het innerlijk weten de mens steeds meer in harmonie gaat brengen met de gehele wereld om hem heen, dan wordt hij deel van die wereld en behoeft hij haar niet meer te beheersen of te dienen. Hij is geen meester en geen slaaf. Hij is vrij. En in zijn beleven vindt hij de vrede die hij zonder dit nooit zou kunnen vinden. Ik kan het met zo’n uitspraak eens zijn.

Ik heb niets tegen de politiek en niets tegen de politici. Ik heb niets tegen alle zachte en alle harde wetenschappers. Ik heb alleen bezwaar tegen sommige halfzachten die zich voor harden uitgeven. Maar ik moet toch wel opmerken dat hetgeen zij tot stand hebben gebracht, de vernietiging van de wereld eveneens heel dichtbij heeft gebracht. Dat hetgeen zij hebben geconstrueerd tenslotte aanleiding is geworden tot allerlei economische en sociale misstanden. Daarom ontzeg ik hun het recht, de mens in zijn vrijheid tot het volgen van zijn innerlijk weten nog langer te hinderen.

De mens heeft het recht om zichzelf te zijn. En langzaam en voorzichtig zal hij moeten leren om zijn innerlijk weten steeds duidelijker in te passen in het geheel van zijn contacten met de wereld, in het geheel zelfs van zijn voorstellingen ten aanzien van de wereld.

Zo alleen kan de mensheid ontkomen aan de haar bedreigende ramp van zelfvernietiging. Alleen zo kan de wereld weer komen tot een menselijk bestaan waarin de geestelijke waarden die de mens dan zogenaamd boven het dier zou verheffen, een hoofdrol gaat spelen zonder gelijktijdig in het keurslijf van een willekeurig denken of geloven te worden geperst.

De vrijheid van de mens is datgene waardoor een komende periode zal worden gekentekend. Het betekent helaas dat veel van hetgeen nu wordt gewaardeerd en noodzakelijk geacht, zal moeten verdwijnen. Maar het betekent ook dat de vrede, de verbondenheid tussen de mensen, de erkenning, een noodzaak tot werkelijk samengaan en samenwerking weer zullen opleven.

Dan zal er misschien een nieuwe gouden tijd aanbreken, het gouden millennium waarvan de Ziener droomde. Het rijk Gods op aarde waarin God geen mannetje of een figuur meer is, maar een Geest die allen doordesemt, de vrijheid van een innerlijk weten overal wordt geopenbaard en daardoor gemaakt tot een uitdrukking van kosmische harmonie. Wanneer dat gebeurt, dan zal ik tot de politiek zeggen: Rust in vrede, want gij hebt geleid tot een bevrijding die ge zelf niet hebt bedoeld.

image_pdf