De psyche van de mens

image_pdf

1976

Ik neem aan dat de samenstelling ervan u bekend zal zijn. Er zijn echter een aantal factoren, die juist als je het een of ander wilt doen op paranormaal gebied, toch nog wel een grote rol spelen. Daarbij zijn enkele factoren die een bijzondere belichting verdragen.

Wat je bent, dat ben je door het leven. U moet niet denken: ik ben een persoonlijkheid zonder meer. Alles wat in uw gedachten een rol speelt en al die dingen die erbij komen van wat u leuk en niet leuk vindt e.d. worden door het leven bij u opgeroepen. Het beeld dat u van uzelf krijgt is iets wat door het leven is gemaakt. Wie dat over het hoofd ziet, gaat uit van allerlei ideale stellingen.

Die idealen heeft hij ook wel door het leven gekregen, maar een ideaal dat een mens vereert, is meestal het tegengestelde van wat hij zelf denkt te zijn, anders zou het geen ideaal zijn. Wie dus grote idealen koestert, moet wel beseffen dat hijzelf over het algemeen het tegendeel ervan is, zij het misschien niet voor anderen, maar dan toch wel in eigen ogen. Een ideaal is altijd het onbereikbare. Het is de antithese van het­geen voor ons bereikbaar lijkt. Wie zijn eigen idealen kent en objectief durft beschouwen, ziet waar de fouten liggen van zijn persoonlijkheid.

Heel belangrijk in de menselijke psyche is ook de neiging om te ont­wijken. Er zijn mensen die bv. bang zijn voor bepaalde aspecten van het leven. Of dat nu zaken doen is, of wat anders, deze mensen zijn dan voortdurend bezig om anderen te kritiseren, omdat zij in alles juist die aspecten zien. Ook datgene wat je in de wereld voortdurend constateert en verwerpelijk acht, zit voor het merendeel in jezelf.

Nu zeggen de mensen: als ik ouder word, dan verander ik. Nu, laten wij hopen dat het waar is. Maar één ding is zeker: naarmate je ouder wordt zijn de felle belevingen eigenlijk al voorbij. Ik wil niet zeggen dat iemand, die 67 of 76 jaar is minder intens kan leven en voelen dan iemand van 16 of 17, maar het is anders. Juist door het grote aantal ervaringen die je hebt opgedaan, ontstaat er een zekere egalisatie, de dingen wor­den een beetje eenvoudiger. En naarmate je in je leven minder bent weg­gelopen voor alles wat je vreest in jezelf, zul je ook de wereld gemak­kelijker kunnen aanvaarden.

Als je oude mensen ziet, dan zijn er in feite maar twee soorten: de dogmatici – op welk terrein zij dan ook automatisch denken – en degenen die voor alle dingen steeds meer begrip kunnen opbrengen. Dat is heel begrijpelijk. Degenen die begrip opbrengen zijn de mensen die door hun ervaring de onbelangrijkheid van veel dingen hebben ingezien. Degenen die dogmatisch denken zijn zij die voortdurend in conflict zijn ge­weest met de wereld en zo bang zijn voor zichzelf, dat zij maar een zeker­heid hebben gekozen waaraan zij zich ten koste van alles vastklampen.

Als je zelf bezig bent met de studie van het paranormale, het ge­bruik van geestelijke krachten of het genezen, dan moet dat toch een beetje uit jezelf voortkomen.

De menselijke psyche heeft één aspect waaraan men meestal voorbijgaat, noem het een voorgevoel of een sensibiliteit. Op het ogenblik dat wij te maken krijgen met iets wat in ons werkelijk is, wat voor ons bestaat, zal ons voorstellingsvermogen en de “ik”-voorstelling die wij hebben opgebouwd dat vaak afwijzen. Wij voelen dat wij iets kunnen doen, maar wij zeggen dat het onmogelijk is. Of wij voelen aan dat iets goed zou zijn en wij zeggen te­gen onszelf dat het zondig is. Dan vluchten wij weg voor de dingen in ons­zelf. Maar het betekent toch wel dat alles wat in de emotie en in dat aanvoelen zo een rol speelt dat dat wel degelijk zin heeft. Iemand die dus een beetje verder durft gaan, zal zeggen: wat ik aanvoel als juist, be­tekent voor mij dat het ook een mogelijkheid is. Als ik voel dat ik iemand kan genezen, dan moet ik dat kunnen, anders zou ik het niet aanvoelen. Dat is niet hetzelfde als u zegt: ik zou iemand zo graag willen genezen. Dat is namelijk wat anders. Maar als u het gevoel heeft: die mens kan ik helpen, dan kunt u hem ook helpen. Als u denkt nu zou ik kunnen weten wat er morgen gebeurt of mijnentwege op welk nummer de hoofdprijs in de loterij valt, dan moet u onmid­dellijk reageren. Want dat is een mogelijkheid die innerlijk bestaat of dat nu het uitzenden van kracht is of lezen in ruimte en tijd, als u het aanvoelt, dan is het er.

Wie daarop gaat reageren zal natuurlijk in het begin heel veel eigen­aardige belevingen doormaken. Want wat er gebeurt is niet wat u redelijk denkt dat er gaat gebeuren. U heeft wel op uw gevoel gereageerd, maar met uw normaal denken was u niet in staat de juiste betekenis ervan te omschrijven. Dientengevolge heeft u daaraan verwachtingen vastgeknoopt die niet stroken met hetgeen u aanvoelde, maar die slechts samenhangen met hetgeen u op grond van redelijke verwachtingen erg belangrijk zou vinden. Om een voorbeeld te geven:

U zult misschien weten op welk lot de hoofdprijs valt, maar dan kunt u dat nergens vinden, een ander heeft het gekocht. Maar dan heeft u het toch geconstateerd. U heeft gelijk gehad. Dat is nu het belangrijke.

Voor de mensen gaat het gewoonlijk, of zij het toegeven of niet, grotendeels om de vraag: wat word ik er wijzer van? Dat is ook begrijpelijk, want de mens wordt opgevoed in een wereld waar hij van alles wijzer moet worden. Als men op school gaat, dan moet men goed leren, anders kan men later zijn centjes niet verdienen. Men moet het mooie rechterhandje geven, anders ziet iedereen hoe onopgevoed het jongetje of meisje is. Zo zijn er nog een hoop andere dingen. Tegenwoordig gaat het nog wel, maar er is een tijd geweest dat sommige christenen een badkuip als een zonde beschouw­den. Weet u waarom? Omdat men niets aan had als men een bad nam, ook als men het in z’n eentje deed. U moet dus begrijpen dat de manier waarop men redeneert niet in overeenstemming is met wat men van binnen is. Dat wil ook zeggen, dat de kracht die u gebruikt niet zal werken zoals u meent dat ze zou moeten werken, maar zoals u innerlijk bent en zoals u innerlijk de kracht kunt vinden. Dat is dus een heel eenvoudige zaak, als je het op de keper beschouwt.

De menselijke psyche is voor een groot gedeelte een enorm krachtstation. Daar kan ontzettend veel uit komen. Een mens, die zijn krachten werkelijk goed gebruikt, kan ook een elektrische lamp laten branden zon­der dat er een energiebron is. Hij kan het warm laten worden, terwijl het rond hem zo koud is als maar wat. Men vertelde van een ingewijde in Tibet, die met een natte deken om zich heengeslagen ging zitten bij een tempera­tuur van 20 gr. onder 0. Dan droogde hij alleen door zijn wil, de deken op zijn lichaam zonder kou te vatten of te bevriezen. Dat is fantastisch Iedereen denkt natuurlijk wat zal dat de kolenkosten kunnen verminderen.

Dat zijn echter extremen, dat zijn mogelijkheden. Ik wil niet zeggen dat u dergelijke stunts moet proberen uit te halen. Dat is voor de meesten van u dwaasheid, omdat u gelooft dat u dan ziek wordt en het dan ook wordt. Als u iets eet en u denkt dat u er misselijk van zal worden, dan gebeurt dat ook. Er was eens iemand die een bepaald vleesgerecht buitengewoon lekker vond, totdat iemand hem vertelde dat het ratelslang was. Toen heeft hij toch zo’n buikkramp gekregen! De kramp kwam natuurlijk niet van de ratel­slang; die kwam door zijn eigen verbeeldingskracht.

Wij hebben namelijk een groot aantal denkbeelden waardoor wij voor ons eigenlijk veel onmogelijk maken of ons reacties opleggen – ook lichamelijk – die niet eens noodzakelijk zijn. Wij denken: zo moet het zijn en anders niet.

Dat is uit het leven voortgekomen, dat heeft men ons verteld, zoals bv.: slangen zijn vies, zij zijn gevaarlijk, dus kan men ze niet eten. Of men moet zo’n rare Chinees zijn, die eet slangen. Wij niet, maar wij lusten wel gerookte paling. Daarvan wordt men niet ziek. Rauw eten, ongelooflijk vies. Geef mij maar een echte Hollandse Nieuwe. Het is allemaal een concept dat wordt opgebouwd. U moet begrijpen dat dit concept absoluut onjuist is, maar u kunt het niet ongedaan maken.

Iemand heeft bv. hoogtevrees. Hij kan honderd keer zichzelf vertel­len dat er helemaal geen gevaar bestaat, dat deze hoogte niet groot is, maar als hij op het derde treetje van de trap staat, wordt hij toch duize­lig. Zo gaat het ons, als wij rekening moeten houden met ons innerlijk en datgene wat wij door de wereld zijn geworden. Dat is het voortdurende con­flict.

Het is een conflict dat wij alleen kunnen oplossen, indien wij op een gegeven ogenblik eerst onze beperkingen aanvaarden: voor mij is het zo en zo en dan beseffen: wat ik aanvoel, behoeft voor de wereld niet te tellen. U kunt de hele zaak indelen als zo’n warenhuislift. Eerste etage: stof­felijk lichaam. Tweede etage: astraal lichaam. Derde etage: mentaal voer­tuig enz.. Uw geestelijk “ik” zou zich wel eens willen schurken of krab­ben, als het ziet wat men er in de stof van maakt. Toch bent u één ge­heel. Als u het volgende nu eens als regeltje neemt:

Ik kan niet mijn eigen grenzen zonder meer overschrijden. Ik kan niet plotseling anders zijn, anders denken of doen dan ik altijd heb gedaan. Dat kan ik alleen gedurende een zeer korte tijd en ten koste van een enor­me inspanning. Maar wat ik aanvoel als een mogelijkheid, kan ik zodra ik mijn gewoontepatroon verder laat voortbestaan door een enorme kracht­inspanning actief maken in de wereld.

Op het ogenblik dat ik niet probeer om met mijn denken en mijn li­chamelijk handelingen etc. te beantwoorden aan hetgeen ik als juist aan­voel, maar het aangevoelde eenvoudig openbaar zonder daarbij mijn gedrag noodzakelijkerwijs eerst te moeten aanpassen, kom ik op een gegeven ogen­blik zo ver dat ik begrijp: het koektrommeltje kan groen, geel of bruin zijn, maar het is en blijft een koektrommeltje. Ik kan een krik voor een auto versieren door er bv. roosjes op te solderen, maar het is en blijft een krik.

U bent een persoonlijkheid met een enorm geestelijk vermogen, met voertuigen direct tot in het hoogste licht. U bent een wezen dat eigen­lijk in al die werelden en sferen bewust is, dat daaruit zelfs kracht kan putten, dat daarmee kan werken. Dan moeten wij niet proberen eerst de versiering aan te passen aan het wezen. Wij moeten het wezen laten functioneren en de uiterlijkheden, de kleur van een trommeltje of de versie­ring van een krik laten bestaan. Nu is het eigenlijk een beetje gek dat ik een krik als voorbeeld neem. Een krik is een domme kracht. Voor een ­mens is het geestelijke deel van zijn wezen ook een soort domme kracht. Want wat u eigenlijk geestelijk tot stand brengt is een soort automatisme. U kunt er grote dingen mee doen, die u gewoonlijk niet kunt doen. Maar dat kunt u alleen, als u op de juiste manier aan het slingertje draait.

Wij kunnen niet anders zijn dan wij willen, niet anders doen dan wat ons wezen ons door conditionering voorhoudt dat wij moeten doen. Maar wij kunnen wel naast hetgeen wij zijn onze krachten laten functioneren, als wij namelijk beseffen dat onze gedachteninhoud en onze conditionering op zich onbelangrijk zijn en alleen maar de verpakking van de werkelijkheid voor­stellen.

Een groot aantal mensen zal zeggen: maar ik moet toch ook mijzelf leren kennen. (Dat vind ik altijd een heel treurig iets, mensen, die eerst zichzelf willen leren kennen, wachten meestal totdat zij aan zichzelf wor­den voorgesteld.) Maar kent u zichzelf dan niet? U weet toch wat u doet? U weet toch wat u denkt? U weet toch wat u bent? Dat u daarnaast nog andere dingen bent, dat zult u dan ontdekken. Heeft het zin om te weten: ik ben een deel van het hoogste Licht, als waar u zit het nog steeds zo donker blijft? Dat is slechts een steuntje; dat geeft u de moed om iets vol te houden. Dat geeft u een mogelijkheid om iets te veranderen. Maar als u weet: ik heb energie en als ik mij nu maar niet afvraag hoe wordt het hier een beetje lichter, dan heeft u wat bereikt. Niet: als ik maar anders was. Want “als ik maar anders was” betekent al dat ik niet kan werken met hetgeen ik nu ben. U moet aanvaarden wat u bent.

Voor de meesten valt dat best mee. Als je in de wereld rondkijkt, zeg je: die zou ik niet willen zijn en die ook niet. Ik heb nog nooit iemand ho­ren zeggen: God, de benen van Betty Grable hebben en dan Haya van Some­ren heten! Begrijp dus goed: wij moeten niet sublimeren naar wat anders toe. U kunt transformeren: in uzelf krachten in andere omvormen. Maar dat doet u automatisch. Of dacht u dat een transformator anders werkt? Dat is gewoon de verhouding die is vastgelegd. Deze verhouding ligt in de mens ook vast. U bent een geestelijk wezen. U bent aangesloten op de kosmische wisselstroom. Maar door hetgeen u bent – en dat voelt u aan – kunt u een deel van de krachten en een deel van de werkelijkheid afgeven. Op het ogenblik dat u erover gaat denken hoe u het zult moeten doen, kunt u het niet meer. Als een autocoureur bv. moet nadenken hoe hij moet schakelen, dan kan hij nooit een race winnen. Hij moet automatisch schakelen. Hij moet het doen zonder erbij te denken. Zijn reacties zijn juist op het moment dat hij niet overlegt, maar alleen reageert. Nu is dat geestelijk een heel mooi voorbeeld. Als wij in de stof zijn, is onze conditionering: wij moeten de dingen overlegd doen. Maar als wij overlegd handelen, dan zijn wij te laat. Wij moeten leren automatisch te reageren. Wij moeten gewoon de kracht, die wij aanwezig voelen, manifesteren zoals wij aanvoelen dat het kan. Dan mogen wij er later over nadenken, of wij het niet beter anders hadden kunnen doen. Zoals de coureur, die na afloop van de race zit na te denken dat hij toch eigenlijk net iets van de ideale lijn had moeten afwijken, want dan had hij beter gereden. Maar als hij op dat ogenblik erover had nagedacht, dan zou hij bij de GGD (n.v.d.r.: Gemeentelijke gezondheidsdienst) daar nog verder over hebben kunnen pie­keren. Dat geldt ook voor u. Mijn betoog over de psyche kunt u eigenlijk herleiden tot een paar heel eenvoudige regels.

  1. Besef, een mens is geconditioneerd om zichzelf op een bepaalde manier te zien. Hieraan kunt u weinig of niets veranderen. Aanvaard uzelf zoals u uzelf ziet.
  2. U kunt nooit weten hoe de wereld u ziet. Vraag het u daarom ook niet af.
  3. U voelt in uzelf meer aan van uw mogelijkheden dan u ooit kunt beredeneren. Reageer vanuit uw gevoelens als het gaat om krachten.
  4. Verbind nooit een verwachting aan een kracht die u projecteert. Want elke verwachting is gebaseerd op het beeld van uzelf en dat be­vat zo weinig omtrent uw eigen werkelijkheid dat de gevolgen altijd anders zijn dan u denkt.
  5. Alles wat u voelt dat mogelijk is, is op het ogenblik dat u dit voelt binnen uw bereik, maar tien seconden daarna kan het voorbij zijn. Daarom, reageer altijd onmiddellijk.
  6. Vereer uw God, aanvaard de geest, kortom, alles wat u wilt geloven en houdt u daaraan in uw denken. Het maakt heus niets uit tot wie u bidt, als u maar goed bidt.

Bidden betekent wachten op het signaal dat u iets kunt zijn of doen. Op het ogenblik dat u dat verkeerd doet of dat u uw wereld laat voor­gaan, is de kans voorbij. De kracht die u bezit zal niet beantwoorden aan uw wensen. Deze kracht is een uitdrukking van uw mogelijkheden.

Laat daarom niet uw wil om iets te doen prevaleren, maar doe de dingen die u a.h.w. worden aangereikt en waarop u emotioneel reageert met ‘dat is mogelijk’.

Een laatste punt, u mag elke stelling opbouwen omtrent uw geeste­lijk wezen, de toestand van de kosmos of wat u maar wilt, zolang u maar beseft dat dit een denkbeeld is. Hanteer nimmer uw voorstellingen, die in uw eigen wereld niet bewijsbaar zijn als feiten, terwijl u uw gevoelens, die deel van uw werkelijkheid zijn daarom verwerpt.

Als ik zeg: “Psyche”, dan denken de meeste mensen aan zoiets als “Amor en Psyche”. Eigenlijk is de psyche niet veel anders dan oerkracht, gemanifesteerd in een aantal verschillende vormen, maar binnen één samenhangend kader. Als wij met de psyche bezig zijn, dan kunnen we elke factor daarvan apart bekijken zonder ooit te weten wat het geheel is. De Boeddha had er een mooie gelijkenis voor.

Er waren eens een paar blinden, die even zouden nagaan wat een oli­fant was. Naderhand kwamen ze bij elkaar. De een had op de rug mogen zit­ten en zei: “Een olifant is een tamelijk ruw oppervlak dat soms deint.” “Neen”, zei een ander, “dat is een rechte zuil.” Deze had aan een poot staan kneden. “Neen”, zei weer een ander, “Het is een heel slangachtig iets dat vriendelijk maar vochtig nijgt!” Hij was met de slurf bezig geweest. Een ieder zei: “Ik heb het goed gehad.” Ze begonnen toen met elkaar te knok­ken. Het waren gelukkig blinden dus ze sloegen nogal mis.

Kijk, dat is nu de werkelijkheid van onze psyche. Wij voelen bepaalde dingen met een geestelijk voertuig aan. Wij treden uit desnoods en wij ne­men waar. Wij leven stoffelijk, maar wij zijn niet geneigd te zeggen: alles tezamen is het de werkelijkheid. En dat is nu datgene waar het om gaat. Onze psyche omvat zoveel verschillende delen van de kosmos, dat onze voorstelling van de kosmos nooit juist kan zijn, als wij ook maar één van deze delen uitschakelen.

Als iemand uitroept: “Ik bemin u in de geest” en hij geeft u dan een schop onder uw achterwerk, dan kunt u er zeker van zijn dat zo iemand niet gecoördineerd is. Hij is nl. in tweestrijd in zijn eigen werkelijkheid of hij bemint u niet werkelijk in de geest of hij begrijpt niet dat liefde een erkenning inhoudt in elke sfeer en wereld en nooit een afstraffing of verzet. Dat is gewoon een feit, daarmee moet u leren leven. U kunt natuurlijk in uw stoffelijk bewustzijn niet al deze dingen samenvoegen.

U denkt op dat ogenblik in een stoffelijke taal en u bent helemaal vergeten dat er nog andere talen bestaan. Sommige daarvan zijn voor u on­verstaanbaar geworden. Het is een soort Sanskriet waarvan u eigenlijk niet meer weet wat het is en waarbij het hoort. Maar al deze talen teza­men hebben één oertaal en dat is nu de omschrijving van de kosmos, van uw werkelijkheid.

Wij moeten gewoon werken met onze gevoelens, indien wij niet in staat zijn te werken met het bewuste deel van de geest, dat is duidelijk. Wij kunnen nooit proberen onszelf stoffelijk helemaal te ontkennen, want dat is ook een deel van de totaliteit. Maar wij moeten alles wat in ons bestaat zoveel mogelijk als een eenheid beseffen en nooit een onderscheid maken: dit is geestelijk en dat is stoffelijk. Neen, dit is deel van mijn wezen en van mijn werken in de totaliteit. Zodra een mens tot die erken­ning en aanvaarding komt, zal hij durven zeggen: alles wat ik ben, alles wat ik doe, alles wat ik heb gedaan en zal doen, alles wat ik heb aangevoeld en heb waargemaakt is een deel van een kosmische werkelijkheid en daarom juist is het een deel van de kracht van het leven. Al datgene wat ik ontken: geest, stoffelijk of anderszins is een vermindering van de werkelijkheid. Het is een afwijzing van de kracht van het leven en daardoor voor mij in feite een kluister, die ik mijzelf aanleg en die het mij onmogelijk maakt het hoogste Licht te beseffen.

image_pdf