25 november 1960
Reeds in een zeer ver verleden treffen wij, naast de priester, de priesteres aan. Wij kunnen in de loop der tijden verschillende culten aanwijzen, waarin de hogepriesteres de voornaamste figuur was, ofschoon ook deze priesteressen steeds terzijde werden gestaan door priesters. Het priesterschap heeft altijd een enigszins andere inhoud gehad dan de taak van de vrouwelijke priester. In de tijd, dat men langzaam maar zeker meer materialistisch gaat denken, zal dit verschil vaak teloor gaan. In deze dagen is dan ook van priesteressen zeker niet meer in overwegende mate sprake. Slechts hier en daar vinden wij de figuur van de vrouwelijke priester nog terug en dan alleen in een zeer oud geloof. De mannelijke priester is, in vele gevallen nolens volens tot celibatair geworden, omdat de vrouwelijke invloed in de godsdienstige belevingen van deze tijd op het eerste gezicht weggevaagd lijkt te zijn, zeker waar dit de uitvoerende taak van het priesterschap aangaat. De komende tijd brengt ons meer op de geestelijk gerichte periode. Hierbij zal natuurlijk ook een wijziging van inzichten onvermijdelijk blijken. Deze wijziging van inzicht zal er tevens toe voeren, dat men naast de mannelijke priester ook de priesteres weer op de voorgrond ziet komen.
De taak van de priester was oorspronkelijk het werken met bovennatuurlijke krachten. De offers en de rituelen, die de priester volbrengt, zijn alleen secundair vergeleken bij deze eerste en belangrijkste taak. Deze plechtigheden ontlenen alleen hun betekenis aan het feit, dat de priester met de Goden spreekt. De priester is in de eerste plaats wel een profeet. Hij interpreteert de wil der Goden op aarde. Hij heeft dus een gezagstaak. Daarnaast draagt de priester de verantwoordelijkheid voor de woorden der Goden. Iets, wat de priester, die niet heel ingewijd is in de hogere krachten, vaak tot een lijdend voorwerp heeft gemaakt in de oude geschiedenis.
De priester wordt langzaam aan een leraar. Wij mogen hem niet verwarren met de inwijder, die immers niet noodzakelijkerwijs priester hoeft te zijn. Hij is eerder een docent van de bekende wetenschappen en de religieuze achtergronden van staat en leven. De priester tracht in zijn onderricht vooral de mensen duidelijk te maken, hoe zij geschapen zijn, hoe zij moeten leven en op welke wijze de bovennatuurlijke krachten, de Goden, t.o.v. de mens zullen staan. Dat hierbij de interpretatievrijheid van de priester, nogal eens misbruikt werd, zal een ieder wel bekend zijn. Toch mogen wij stellen, dat, in betrekking tot het volk en de stam, de priester in zijn onderwijzende taak zijn historisch meest belangrijke functie heeft gevonden.
Naast dit onderricht wordt de priester al snel tot een vakman en neemt hij bepaalde beroeps- taken op zich. In Babylon en Egypte, maar ook – zij het in mindere mate – in Griekenland, treffen wij de priester niet alleen aan als denker, doch tevens als medicus, bouwmeester, kenner van de geschiedenis, politicus en zelfs vaak als een mens, die een voor zijn tijd ongewoon groot inzicht heeft in sociale verhoudingen en de beginselen van de sociale wetenschappen hanteert. Misschien klinkt u vooral het laatste wat ambitieus in de oren, wanneer u denkt aan de in de oudheid heersende staatsvorm, maar toch kan ik u verzekeren, dat ook dit het geval was. De gehele structuur van landen als bv. Egypte werd zeer lange tijd hoofdzakelijk door priesters bepaald. De staatsvorm van de stadstaten als bv. Sparta toont ons bij nadere beschouwing eveneens een grote en belangrijke taak voor priesters en ouderlingen. Dezen leidden de gehele staat. Zelfs een stad als Athene, die democratischer en veel vrijer in opvattingen is dan het meer orthodoxe Sparta, toont ons de priesters als machtige figuren, die zelfs in staat blijken de besluiten van de gemeenschap en de burgerlijke regeerders te veranderen, indien hen dit noodzakelijk schijnt.
Maar ook bij de opkomst van het christendom zien wij de invloed van de priester op de gemeenschap sterk tot uiting komen. Het zijn de priesters van het christendom, die eerst het Oost- Romeinse rijk aan zich weten te onderwerpen en zich in zeer korte tijd voor het gezag onontbeerlijk weten te maken. Zelfs de keizers, die het met het christelijk geloof niet eens zijn, hebben aan hun wensen uiteindelijk maar toe te geven. Bij het verdere afbrokkelen van Rome’s grootheid zien wij hetzelfde plaats vinden in het West-Romeinse rijk. Ook hier een priesterlijk gezag. Later, na het Concilie van Trente, zien wij, dat de paus als onfeilbare vertegenwoordiger van de hemelse machten op aarde zelfs het gezag aan zich trekt over alle gekroonde hoofden van Europa. Een hegemonie, waarbij de gezagsbevestiging door de paus zó belangrijk wordt, dat het weigeren van een kroning, of het uitwerpen uit de kerk, meerdere malen voert tot taferelen als de vernederende gang naar Canossa door Frederik Roodbaard. U zult begrijpen, dat wij een dergelijke macht, ongeacht haar basis, in de eerste plaats als een wereldlijke macht moeten zien.
De oorspronkelijke macht van de priesters in de oudheid berust niet op leerstellingen, maar op in het eigen wezen ontwaakte krachten, als bv. de macht om door hypnose, suggestie, het hanteren van bovennatuurlijke en onbekende krachten indruk te maken op het volk en voor het volk onbekende dingen te volbrengen; terwijl door een opvoeren van de gevoeligheid, de priesters vaak in staat waren gedachten te lezen en inzicht te verkrijgen in situaties, die nog niet tot uiting kwamen, zodat zij hun maatregelen tevoren kunnen treffen. Deze magische macht, waarop het priesterdom oorspronkelijk zijn wezen en rechten baseert, gaat langzaam aan teloor, zodat van een optreden van priesters als feitelijke wonderdoeners en wonderdadige helpers of profeten vanaf de vijfde eeuw praktisch geen sprake meer is geweest.
Daarnaast zien wij in de oudheid de priesteres. De vrouw, anders geschapen zijnde dan de man en ook door een andere mentaliteit gevoerd, zal in zich mogelijkheden ontdekken en bekwaam worden tot het volvoeren van taken, die geheel anders liggen dan bij de mannelijke priester. In het verre verleden blijken de vrouwen in de eerste plaats wel vaak de bruiden van de God te zijn. Zeer bekend waren de priesteressen, die als bruiden van de God van Licht verbleven in de bovenste tempels van de Ziggoerats, de tempeltorens van Babylon en andere Oosterse staten. Een dergelijke priesteres was aan de Godheid gewijd en werd beschouwd als zijn stoffelijke echtgenote of bijzit. Krachtens deze functie treedt een dergelijke priesteres tevens vaak op als de stem van de Godin, die als echtgenote van de hoofdgod wordt beschouwd. Zij is het vat, waarin Goddelijke krachten worden bewaard.
Andere priesteressen hebben een meer huishoudelijke taak. Zij hebben als taak de plaatsen, waarop de Godheid zich openbaart, te zuiveren en kunnen krachtens deze taak ook mensen zuiveren van schuld of zonden, soms ook van bepaalde ziekten. Zij behoeden ook vaak de welvaart van de staat, die in een symbool wordt uitgedrukt. Een laatste symbool hiervan treffen wij aan bij de Vestaalse Maagden van Rome. Dezen behoeden een eeuwig vuur, dat een symbool is van de lichtende macht: de grote Goden, die één zijn met Rome. Een tijdlang hebben de priesteressen ook de taak als verbeeldsters van de vruchtbaarheid op te treden. Dit geeft later aanleiding tot de tempelprostitutie, waaraan wij rustig voorbij kunnen gaan, daar deze – oorspronkelijk voortgekomen uit begrip voor esoterische eenheid en uitdrukking van een magisch principe – al snel een exploitatie der lusten door bepaalde tempels en priestergroepen wordt. Verder kennen wij de tempelmaagden. Dezen hebben de taak door zang en dans tijdens de plechtigheden de voor een openbaring van de Godheid noodzakelijke stemming en sfeer te scheppen. Hun eigen taak op meer paranormaal gebied wijkt zeer sterk af van de gaven, die aan de mannelijke priesters worden toegekend. Zij zijn waarzegsters of somnambules. Onder hen bevinden zich uitstekende telepaten, die in staat zijn over grotere afstanden op regelmatige wijze contacten te leggen. Ook helderziendheid is bij hen verder ontwikkeld dan bij hun mannelijke partners.
In tegenstelling met de priesters, die leiding geven aan de staat en de grotere zaken, geven de priesteressen vooral leiding aan de mens als eenling, ofschoon zij ook hierbij vaak samen zullen werken met de priesters. Zij blijven steeds werken uit eigen leven en kracht en zijn aan de priester niet onderworpen, wanneer het gaat om het oplossen van bepaalde problemen, of het geven van voorspellingen. De voorspellingen van bekende priesteressen werden vaak belangrijk geacht, zodat staten als bv. het Keizerrijk Rome, Babylon en Egypte hun uitspraken optekenden en daaruit geheime wichelboeken voor de Staat maakten. Deze boeken, die slechts door de leiders van de Staat gehanteerd mochten worden – vaak onder leiding van de priesters – bevatten alle belangrijke voorspellingen omtrent de Staat. Men zocht daarin een reeks van toestanden, die werkelijk bestonden en vond dan – uitgaande van dit punt – de waarschijnlijke ontwikkelingen in een nabije toekomst, zodat men zijn maatregelen daaraan aan kon passen. Denk aan Jozefs droomuitlegging over de magere en vette jaren. In het verhaal lezen wij, hoe inderdaad de gehele politiek van een belangrijk rijk gebaseerd wordt op dergelijke voorspellingen Oorspronkelijk was de waarschijnlijkheid, dat een dergelijke voorspelling inderdaad de toekomst redelijk en met voldoende juistheid weergaf, zeer groot. Door politieke misbruiken is ook dit teloor gegaan.
De bovennatuurlijke of paranormale gaven van de vrouw worden over het algemeen afgewezen. In de plaats van de vrouwelijke priesterklasse zien wij in het christendom de vrouwenkloosters ontstaan. Deze kloosters kunnen in twee hoofdgroepen worden verdeeld, die herinneren aan de graad- en taakverdeling in de priesteresorden. Ofschoon de vrouwen in de kloosters geen priesterlijke functie meer hebben, fungeert een deel van hen als de werkelijke bruiden van Christus en blijft van de wereld geheel afgesloten. Hun taak is het hun Goddelijke Bruidegom gunsten voor de mensheid af te smeken. De tweede klasse komt meer overeen met de tempelmaagden en werksters. Ofschoon zij in de kerkelijke taal als bruiden van Christus worden aangeduid, is het hun eerste taak de beginselen van het christendom uit te dragen en de christelijke levenswijze te beoefenen.
Wij kunnen uit het voorgaande leren, dat, bij een schijnbare suprematie van de man op godsdienstig gebied, de vrouw toch steeds een belangrijke plaats in elk godsdienstig geheel in zal blijven nemen. Dit moge ook blijken uit het feit, dat men altijd weer godinnen ziet, die in de wereld van buitengewoon groot belang worden geacht. Het vrouwelijk principe ontbreekt in geen enkel Pantheon en meestal is de vrouw zelfs zeer belangrijk. In de meeste gevallen is zij medescheppend. Ik denk aan figuren als Ashtaroth, Ishtar, Isis, Cybele, Freya. Godinnennamen, die in feite vaak de aarde zelfs weergeven. Zij worden vaak aangesproken als Moeder. Zelfs wanneer het veelgodendom verdwijnt, zien wij vaak vrouwenfiguren optreden, die voor de mens een soort gelijke betekenis hebben. In het christendom zien wij, hoe de moederlijke taak aan Maria, de Moeder van Christus, wordt overgedragen, terwijl sommigen haar zelfs als naast Jezus mede de mensheid verlossend beschouwen.
Nu mag u zeggen, dat de priesteres in deze dagen niet meer bestaat. Maar zelfs de grootste tegenstanders van vrouwelijke invloed kunnen begrijpen, dat een tijd als deze, waarin de vrouw zich een geheel nieuwe plaats in de maatschappij gaat veroveren, tevens de noodzaak van een vrouwelijk priesterschap hernieuwd doet ontstaan. Nu zal dit binnen het in deze dagen geldende geloof betrekkelijk moeilijk gaan. Een vrouwelijke dominee wil men nog aanvaarden, maar een vrouwelijke pastoor zou ongetwijfeld grote verwarringen wekken en moet onmogelijk worden geacht, hetzelfde geldt voor andere geloofssoorten, waarin de man nu een monopolie heeft. Toch leert het verleden ons, dat de vrouw een zeer bepaalde taak heeft, ook in de priesterlijke functie. Tevens toont zij ons, dat een geloof, dat alleen mannen erkent als vertegenwoordigers van God of Goden, liever ondergaat dan een vrouw een priesterlijke waardigheid toe te kennen.
Wat mogen wij dan in de komende tijd op dit gebied verwachten? Wat zal de verhouding priester – priesteres zijn?
Laat ons eerst de ontwikkeling bezien. Wanneer het priesterdom zich blijft beperken tot een belerende functie en daarbij geen klaarblijkelijk en uit het geloof als normaal naar voren komende paranormale functies kan vervullen, terwijl men bovendien niet in staat is zijn contact met God duidelijk en op redelijk aanneembare wijze aan te tonen, buiten voor de leek niet zichtbare krachten van het ritueel, die in zich geen werkelijke gebeurtenis betekenen, zal het priesterschap uiteindelijk een soort vrome vakbond worden. Er ontstaat een menselijke hiërarchie, waarbij de menselijke rede, de door mensen gestelde wetten en regels, evenals onderling gemaakte afspraken over loon en prijs, een veel grotere rol gaan spelen, dan de bezieling door de geest Gods. In de nu bestaande grote kerkelijke organisaties zullen werkelijke priesters dan ook zelden voorkomen. Zodra leden van de priesterkaste werkelijk, vanuit de geest worden bezield en paranormale dingen gaan doen, komen zij in groot gevaar uit de kerkelijke organisatie uitgestoten te worden, dan wel op andere wijze onschadelijk gemaakt te worden. Hieruit volgt wel, dat voor de meesten, die een ware priesterroeping vinden, deze voor het grootste deel, of geheel buiten de kerken zal liggen. De taak, die de mannen daarbij hebben, zou nu ook zijn: denken, genezen, profeteren en onder bepaalde omstandigheden als wonderdoener. Zij zullen als leraar optreden onder inspiratie van de geest.
Dit alles is ook in de komende tijd weggelegd voor de mannelijke priester. Deze heeft wel een algemeen Godsbegrip, maar kan, krachtens zijn begaafdheid en wijze van werken, ook niet aanvaard worden binnen een bestaande kerkelijke structuur. D.w.z., dat de priester van de toekomst langzaam maar zeker de esoterische leraar wordt, die zich aan geen vaste godsdienstige systemen bindt. Dit laatste, ongeacht het feit, dat hij vanuit bepaalde geestelijke systemen kan werken of denken. Deze priesters zullen tevens de genezers zijn, terwijl zij in vele gevallen in zich de eigenaardige vonk van geest zullen dragen, waardoor zij op anderen hun persoonlijkheid af kunnen drukken, een grote suggestieve invloed zullen hebben op andere mensen. Hypnose en het gebruik van bepaalde priesterlijke kunstgrepen zal ook hen zeker niet vreemd blijven.
De vrouw kan in deze tijden niet meer in de werkelijke zin van het woord de dienares van een God zijn, indien wij dit begrip volgens de oude opvattingen willen interpreteren. Een lichamelijke overgave, zoals deze vroeger van priesteressen werd gevergd, evenals het van andere gevergde maagd blijven en toch midden in het leven staan, zou voor vele vrouwen op het ogenblik een te zware strijd en te moeilijke opdracht met zich brengen. Bovendien brengt dit voor de meesten sociale nadelen met zich, die men niet zo gemakkelijk meester kan blijven. Het orakel-zijn of somnambule-zijn, zal meer voorkomen. Ook hier bestaat op het ogenblik een grote moeilijkheid. De priesteres is a.h.w. huishoudelijk. Zij zal trachten aan bestaande behoeften tegemoet te komen. Daarom zal het, vooral in het begin, vaak gebeuren, dat een priesteres, die bestemd is voor het doorgeven van belangrijke mededelingen, het volbrengen van belangrijk werk, uit onbegrip tot een eenvoudige helderziende of kaartlegster wordt. Door een verkeerd zien van noodzaken en gevolgen zal juist dan vaak een groot deel van de goede en werkelijke kwaliteiten, onderdrukt worden.
Er is dan ook behoefte aan een herleven van het vrouwelijke priesterschap in een modernere vorm, waarbij de vrouw een volledig waardig beleven van hogere waarden in zich zal kunnen gewinnen en uitdragen. Voor de eerst komende tijd stel ik mij dan ook voor een optreden van betrekkelijk kleine groepen werkers en werksters uit het het paranormale, meestal niet in gemengd verband, die elk voor zich aan de hand van inspiratie, plus erkende denksystemen zullen trachten in de wereld mensen door feitelijke hulp op velerlei gebied verder te helpen, voor hen bepaalde problemen uit de weg te ruimen door toepassing van geestelijke krachten en psychologische werkingen. Zo zullen dezen trachten de wereld te verbeteren. Vooral voor de uit vrouwen gevormde groepen zie ik de nadruk voorlopig wel in het bijzonder vallen op de sensitiviteit bij het gebruik van paranormale krachten. Daarnaast neem ik aan, dat ook vrouwen – althans voorlopig – zullen trachten mensen te genezen, waar de oude wonderen en krachten, die de priesteressen in het bijzonder pleegden te ontwikkelen op het ogenblik in de maatschappij niet bijzonder gewenst of gewaardeerd werden. Voor de mannelijke groepen zie ik in de eerste plaats het esoterisch leraarschap.
In de oude inwijdingstempels werkten de mannen en vrouwen samen en wel in een zeer bepaald systeem. Dit systeem werd niet door de wet of godsdienst bepaald, maar werd natuurlijk geboren uit de geaardheid van de wereld en de mensen, die er op leven. De indeling was ongeveer als volgt: Bij de mannen had men de laagste priestergroepen, die als bedienden fungeerden, loopjongens, werkers. Bij de vrouwen treffen wij in de laagste groepen van priesteressen degenen aan, die aan de mundane liefde gewijd waren; de priesteressen, die kleinere en mindere taken in de tempels te volbrengen hadden. Daarboven vinden wij bij de mannen de leerlingen. Zij krijgen een zeker wetenschappelijk inzicht, worden vaak tot kenners van kruiden, leren schrijven e.d. In sommige gevallen hebben zij daarnaast een wereldlijke taak en kunnen bv. vaak als belastinggaarder dienen, wanneer zij buiten de beslotenheid van de tempel verblijven. Bij de vrouwen vinden wij onder deze leerlingen de vrouwen, die handwerk en weefsel vervaardigen voor de Godheid, bepaalde reizangen instuderen en voor de hogere priesteressen een soort hofhouding en achtergrond vormen. Daarboven bij de mannen de priesters, die openlijk raad geven aan de mensen. Zij zijn a.h.w. tot gezellen geworden. Zij weten al veel, hebben een goed begrip van hun werkelijke taak. In de tempels treffen wij hen aan in de rol van biechtvader, in en buiten de tempels als een soort ziekenbroeders, terwijl zij in bepaalde gevallen optreden als leraren voor leken en als gidsen in de tempels. Ook vervullen dezen reeds onbelangrijke functies in het tempelritueel. In dezelfde klasse vinden wij onder de vrouwen zangeressen, de danseressen, degenen, die voor de vrouwen bepaalde culten leiden en aan vrouwen lering geven over in het bijzonder voor vrouwen belangrijke taken en mogelijkheden.
Al de tot nu toe genoemde groepen leven geheel gescheiden. Onderling contact en zeker intiem contact is in deze graden, deze fase van inwijding ook, geheel verboden. Pas daarboven vinden wij de priester, die in bescheiden mate aan het werkelijke ritueel geheel deel heeft en zelfs bepaalde riten geheel zelfstandig kan volbrengen. Soms is hij hierbij stem, spreker, of medium, soms hand, wanneer hij van bepaalde, nu paranormaal genoemde, gaven gebruik pleegt te maken. In deze groep vinden wij hypnotiseurs, magnetiseurs, wonderwerkers, evenals mensen, die in de wetenschappen bijzonder bekwaam zijn en daardoor voor anderen onmogelijk schijnende taken weten te volbrengen. De priesteressen zijn nu o.m. voogdessen over de lagere klassen van priesteressen, leidsters van tempelkoren e.d., maar ook de priesteressen, die de op vrouwen en vrouwelijke Goden betrekking hebbende rituelen in de tempels leiden. Verder hebben zij het toezicht over de huishoudelijke waarden van de tempels. Hieronder vallen niet geld, sieraden en vee, maar wel zalven, wijnen, graan en gebruiksgoederen. De specialisten onder hen zijn vaak telepaten, mediums met bijzondere bestemming, zieneressen.
Boven deze graden vinden wij de door geestelijke en stoffelijke waarden bepaalde en toegekende rang van opperpriester en hoge priesteres. Deze beiden hebben het bestuur van de gehele gemeenschap in handen. Zij zijn a.h.w. de vader en de moeder van het geheel. Zij vertegenwoordigen bij grote plechtigheden in eigen en andere tempels de Goden of krachten van het Al. In bepaalde spelen zullen zij dezen verpersoonlijken. Zij zijn boven alle beoordeling en veroordelingen verheven. In sommige godsdiensten en bepaalde inwijdingen geldt het als verplichting, dat een opperpriester en een hogepriesteres tezamen huwen. Dit geschiedt krachtens hun functie en onafhankelijk van eigen neiging. In andere gevallen zien wij, dat van de hogepriesteres blijvende maagdelijkheid wordt gevergd. Is dit laatste het geval, dan geldt hierbij meestal, dat geen volledige onthouding van intiem contact wordt geëist, maar wel een herhaling van dergelijke contacten met dezelfde persoon verboden is.
Boven de opperpriesters staan de hogepriesters van de godsdienst, de grootmeesters van de inwijding. Zij kunnen het best worden vergeleken met ministers, die een bepaalde provincie van het Goddelijke rijk tijdelijk onder hun bevel hebben. Priesteressen vinden wij in deze zin niet meer. Zelfs indien voor de verering van een vrouwelijke Godheid een landelijke hogepriesteres bestaat, zo wordt deze aan de mannelijke hogepriester onderdanig geacht. De leider van een inwijding of godsdienst – in de oudheid vaak hetzelfde – heeft dus volledig gezag over alle mannelijke en vrouwelijke leden van de groep. Dit laatste is psychologisch zeker geheel verantwoord, want de vrouw benadert het Goddelijke nu eenmaal op een geheel andere wijze dan de man. De wijze, waarop en de emoties, waarmede zij een godsdienstige of esoterische plechtigheid beleeft, kan niet vergeleken worden met de meer redelijke, althans meer op redelijk denken gebaseerde wijze, waarop dit beleven bij de man naar voren treedt. Zolang het de uiting en indeling in de wereld betreft, zal dan ook de meer redelijke man de voorkeur moeten hebben boven de gevoeligere en impulsievere vrouwen.
Het verschil van innerlijke reactie en aanvaarding is dan ook de reden, dat men in lagere trappen van inwijding en lagere rang van priesterschap de seksen niet samen laat komen. Een vermenging van de principes van man en vrouw, vooral wanneer deze geestelijk op een ongeveer gelijke trap staan, zou een vermenging van deze gedachten betekenen, waardoor voor beiden het juiste pad verloren kan gaan, zodat ik dezelfde beperkingen zou willen stellen voor de toekomstige priester en priesteres. Zolang het gaat om lager bewusten, zelfs indien zij niet in een kerkelijk, esoterisch, of ander verband samenwerken, zullen dezen zich in samenwerking en contact zoveel mogen en moeten bepalen alleen tot hun eigen sekse. Zij zullen zich moeten onthouden van huwelijken met priesters of priesteressen van gelijke of lagere rang tot een algehele inwijding mogelijk wordt. Dus geen huwelijk tussen een als priester denkende en levende man met bv. een goede helderziende. Dit voert tot conflicten, of het hanteren van onjuiste maatstaven en brengt de mens niet verder, terwijl de begaafdheid hierdoor eenzijdiger zal worden, of zelfs verloren zal gaan. Zodra het beleven van een God, het esoterisch werk, of een priesterlijke taak tussen de seksen optreedt, ontstaat hieruit een verwarring. Pas wanneer de man beheerst is, dus meester is over alles, wat hij uit de geest, of uit God ontvangt, maar in voldoende mate tevens meester van zichzelf is en de vrouw boven haar eigen emoties uitrijzende, in zich een beeld van haar taak en Godheid op beheerste wijze draagt, is een samenwerken en intiem samengaan mogelijk.
Indien wij willen zien, welke sekse in de wereld de hoogste rang zal bezitten, zo blijkt dit afhankelijk te zijn van de sociale structuur van de maatschappij op dat ogenblik. Geestelijke kracht en begaving spelen hier dus slechts een ondergeschikte rol. Wanneer de vrouwen de maatschappij domineren, wat wel voorkomt – ofschoon niet vaak – zo zal de hogepriesteres het hoogste gezag in die wereld vormen. Dit is uiterlijk. Man en vrouw gaan esoterisch een eigen weg. Elk van hen heeft een eigen inhoud, een eigen leven en een eigen denken. Zij moeten afzonderlijk tot bereiking komen en alleen de geheel bewusten of heel onbewusten zouden gemengd tot redelijke bereiking kunnen komen. Degenen, die zich eerst op de geestelijke weg begeven in geen geval. Een bepaalde innerlijke trap van bereiken is noodzakelijk vóór men samen kan gaan.
Dit alles brengt mij een vraag in de herinnering, die mij niet lang geleden in een ander land – buiten Europa – werd gesteld. Is het niet redelijk, dat de vrouw, die in de wereld steeds meer invloed krijgt, ook in esoterisch, geestelijk en spiritualistisch opzicht de boventoon voert? Een ieder zal deze vraag op zijn eigen wijze bezien. Mijn antwoord was als volgt: Zolang de vrouwen ten koste van alles de boventoon willen voeren, zullen zij voor een werkelijke priesterlijke functie niet geschikt zijn. Dientengevolge zou het innerlijk beleven van de mensheid aanmerkelijk geschaad worden, wanneer de vrouw aan het de bovenhand hebben, alleen op geestelijk gebied haar gezag zou willen ontlenen. Een vrouwelijk overwicht op de genoemde gebieden kan misschien uit de ontwikkeling der mensheid wel groeien. Het is noch aan de man, noch aan de vrouw, het ogenblik hiervan vast te stellen. Dit is een kwestie van geestelijk bewustzijn, waarbij geen van ons tevoren zal kunnen bepalen, wanneer een geest in de stof deze rijpheid heeft bereikt en in welk lichaam een dergelijke geest zal wonen: wanneer de werkelijke geestelijke invloed en bereiking boven het menselijke vlak uitstijgt – voorwaarde voor het dragen van een absoluut gezag over anderen – valt sekse als waardering en invloed geheel weg.
In het gezelschap bevond zich een feministe, die dit antwoord niet wilde aanvaarden. “Want”, zo sprak zij, “de vrouw is gevoeliger dan de man, dus staat zij hoger”. Mijn antwoord: “Hoe hoger je staat, hoe dieper je kunt vallen”. Ik heb dit vallen zeker niet bedoeld, zoals sommigen onder u dit meenden te mogen begrijpen. Ik doelde op het feit, dat menige vrouw, die veel heeft bereikt, door een twist, een onbeheerstheid, een koppig vasthouden aan niet meer geldende regels of wetten alles, wat zij heeft bereikt, verliest. Een voorbeeld kunnen wij ook in de filmwereld vaak zien, waar de sterren, de hogepriesteressen van dit vermaak, niet in staat blijken hun roem en werk te integreren met hun menselijke leven en persoonlijkheid.
Het voorgaande geeft mij inzicht omtrent de toekomstige mogelijkheden. Nu moet ik nog spreken over de invloeden van Aquarius. Deze invloed is in vele opzichten wat wispelturig. De kracht is niet bij uitstek mannelijk of vrouwelijk, maar heeft een zeer mystieke invloed. Men zou deze kracht misschien het beste kunnen verbeelden in de gestalte van de perfecte hermafrodiet. Aquarius kent beide geslachten en uit zich in beiden praktisch gelijk, iets, wat weinig andere krachten van de dierenriem zo volledig doen. Dit voert ons tot de gevolgtrekking, dat man en vrouw op een steeds grotere voet van gelijkheid zullen komen te leven. Maatschappelijk is dit zeker niet onmogelijk. Er zijn bepaalde beperkingen op geestelijk terrein, die ook Aquarius niet zonder meer uit de weg zal kunnen ruimen. Hier zal een verschil in weg blijven bestaan.
Aquarius zal ongetwijfeld aan allen een bereidheid van visie geven, eerst aan de priester en de priesteres, later ook aan de man en de vrouw. Ik vrees, dat hij in de eerste tijd grote conflicten zal doen ontstaan, omdat zeker bij de minderbewusten de man veel sterker ontvankelijk is voor ruimheid van visie dan de vrouw. M.i. betekent dit ook, dat de nieuwe priesters in de eerste periode van Aquarius een veel grotere invloed zullen bezitten, waar zij stabieler zijn in hun leefwijze en opvattingen en tevens minder bekrompen. Wij zullen zien, dat degenen onder de vrouwen, die een bepaalde gave krijgen en deze als een gezagsfunctie willen gaan uitoefenen, zichzelf tot excessen laten verleiden. Hierbij zullen zij de beheersing over zichzelf geheel of ten dele teloor zien gaan. Zolang de vrouw zich tot haar geestelijke functie bepaalt in de komende jaren, zal zij onvervangbaar en buitengewoon belangrijk blijken te zijn. Op het ogenblik, dat zij, zonder voldoende wijsheid en grootheid van visie, gaat trachten haar invloed op een meer wereldomvattend vlak te plaatsen, vrees ik, dat zij in de meeste gevallen zal moeten falen.
Ten laatste wil ik nog opmerken, dat bij de groeiende invloed van Aquarius, ook de gedachte aan inwijding steeds sterker zal optreden en groeien en meer het karakter van vroegere tijden zal verkrijgen. Hierbij zal het uittreden buiten de stof, het werken en beleven langs de geestelijke paden, evenals het werken in de stof met geestelijke krachten, die men uit niet-stoffelijke belevingen heeft leren kennen, zodat facetten daarvan op aarde kunnen worden overgebracht, steeds meer regel worden. Een dergelijke leer zal ongetwijfeld voor mannen en vrouwen een meer bepaalde, maar voor beiden afzonderlijk, bestaande inwijdingsgang scheppen, die hen, nadat bepaalde graden doorlopen zijn, samen voert tot een verdere inwijding, waarin het volledige aspect van Aquarius door hen gezamenlijk o.m. in geestelijk opzicht, zal kunnen worden ondergaan, terwijl zij tevens de inwijding voor steeds meer anderen toegankelijk kunnen maken.
Alles, wat ik moest zeggen, is gezegd. Ik hoop u duidelijk te hebben gemaakt, dat alleen wanneer man en vrouw hun eigen weg gaan, zij vanuit de materie de geestelijke gelijkheid kunnen bereiken. Eerst vanuit die geestelijke gelijkheid kan er sprake zijn van een werkelijk geestelijk samengaan, van een werkelijk elkander begrijpen en kennen en zo ook het juist volbrengen van de Goddelijke wil, zonder geestelijke afwijkingen ter ener of ter andere zijde.
Dit lijkt wel op vrijmetselarij.
De vrijmetselarij gaat soms inderdaad in deze richting, ofschoon wij helaas op moeten merken, dat er maar zeer weinig werkelijke vrouwenloges zijn, terwijl de gemengde loges m.i. niet op een gelijke hoogte mogen worden gesteld met de loges, die slechts uit leden van één sekse zijn opgebouwd. Ten tweede wil ik opmerken, dat ook in de maçonnerie, ondanks het geestelijk streven, dat er theoretisch, symbolisch en ritueel uiting vindt, in vele gevallen toch nog een bepaalde materiële bijtoon klinkt, waardoor het verwerven van geestelijke gaven moeilijkheden ondervindt. Hierbij denk ik aan het gebruiken van paranormale krachten, profetie e.d. Vooral deze laatste ontwikkeling is te gering om zonder meer al deze groepen als priesterlijk te omschrijven. Wel geef ik gaarne toe, dat wij in de loges, evenals in de kerken en overal elders, bepaalde figuren kunnen vinden, die volgens alle maatstaven van vroeger zowel als van de komende tijd waarlijk priester of priesteres zijn.
Waarom spreekt u zoveel over macht? Heb je, wanneer je geestelijk ingewijd bent, nog behoefte daaraan?
Ik meen, dat u twee dingen met elkaar verwart. Ik heb in deze zin het woord macht niet gebruikt. Ik heb het woord macht gebruikt in de zin van wezen of kracht. Dat is heel iets anders. Indien wij de macht hebben om een ander te helpen en deze macht vloeit uit onze wijsheid voort, zullen wij onze krachten inderdaad kunnen gebruiken om een ander te helpen. Macht in deze zin is wel een uiting van een toestand, maar zonder actie is wijsheid niets waard. Elke actie impliceert het gebruik van kracht. Elke kracht, die men boven anderen bezit, schept reeds een machtsverhouding, of men dit nu wenst of niet.
Waarom de een boven de ander stellen?
Indien ik een jongetje uit de eerste klas stel onder een jongetje uit de tweede klas, druk ik uw inziens daarmee dan een machtsverhouding uit? Of een bewustzijnsverhouding? Wij spreken hier over een ontwikkeling, die zich in de geest afspeelt. Mijn stellen van de een boven de ander, of naast de ander, is alleen een poging u duidelijk te maken, hoe deze mensen of wezens zich qua bewustzijn, taak en mogelijkheden t.o.v. elkaar verhouden.
Bij de tocht ter gelegenheid van de Eleusische mysteriën bevonden zich ook vele vrouwen. Namen dezen dan ook aan alle plechtigheden deel?
Neen, de plaats van de vrouw in vroegere eeuwen was een andere dan u klaarblijkelijk denkt. De vrouw had grote vrijheden, maar was door gebruiken toch weer zeer gebonden. Zij had haar eigen, vrouwelijke wereld. Het stond haar volkomen vrij deel te nemen aan de openbare plechtigheden van alle Goden. Bij de mysteriën werden slechts ingewijden van een bepaalde sekse toegelaten. Bij de Eleusische mysteriën waren dit mannen. Bij andere mysteriën worden alleen vrouwen ingewijd en was het de mannen verboden aan de werkelijke plechtigheden deel te nemen. Voorbeeld: wij kunnen ons in de komende tijd goed voorstellen, dat bepaalde groepen gemengd samen blijven komen om bepaalde lessen aan te horen, of bepaalde schouwspelen te zien, of bepaalde riten te beleven. Zodra wij vanuit deze riten tot het geestelijke pad overgaan, waaronder in deze zin ook te verstaan alles, wat met eigen geestelijk pad en innerlijke bereiking in verband kan staan, zal de splitsing van de geslachten toch weer optreden. Eerst in de hoogste klassen van inwijding – en hiertoe behoren nooit velen – valt deze scheiding geheel weg.
Zelfs bij de Eleusische mysteriën kon het wel voorkomen, dat één of enkele vrouwen tot de geheime riten werden toegelaten. Dit was een grote uitzondering en is, zover mij bekend, slechts vier maal gebeurd. Verder wijs ik u erop, dat het bijwonen van de vrouwenmysteriën voor mannen verboden was, op straffe des doods zelfs. Toch werd het uittrekken van de vrouwen, die deze mysteriën beleven, meestal wel door de mannelijke bevolking bijgewoond. Waar een dergelijke uittocht niet zo spectaculair was als de door u genoemde tocht, waarin Bacchus of Dionysus heerste, deze niet zo goed en vaak werd beschreven.
U spreekt over lekenpriesters. Bestaat hier een verband met de graalridders in de zin van de lezing, die u enige tijd geleden hebt gehouden?
Degene, die in zich priester is – ook wanneer hij een leek is, maar zich van de Goddelijke kracht in zich bewust is – zal over het algemeen geen graal meer zoeken. Hij behoeft het Goddelijke of de verlossing niet meer te zoeken, daar hij de kracht daarvan reeds in zich ervaren heeft. Wanneer hij in zichzelf tot een volledige aanvaarding van deze innerlijke kracht Gods komt, bezit hij zelfs bewust wat veelal onder het symbool van de graal wordt aangeduid. De graalridder zoekt nog naar de graal, de bron van kracht. Wanneer eenmaal sprake is van een handelen krachtens de innerlijke kracht of graal, is het onverschillig, of wij nu spreken van priester of graalridder. Er is alleen sprake van een uiten van de Goddelijke kracht. In het geval van de graalridder mogen wij niet vergeten, dat deze taken op zich neemt ter wille van de kracht, die hij zoekt, daar hij meent, dat het volvoeren van deze taken welgevallig zal zijn aan die kracht. De priester, in de zin waarin wij dit woord gebruikt hebben vandaag, is degene, die in zich de kracht aanvaardt, erkent en tot uiting brengt.
Men voert soms gesprekken in zichzelf, krijgt raadgevingen en terechtwijzingen. Wat is de achtergrond van dit verschijnsel. Welke waarde heeft het voor ons?
Mensen, die alleen maar in zichzelf praten, zijn soms mensen, die zich in woorden, eigen wezen en denken moeten realiseren. In andere gevallen querulanten, die geen prettige tegenstander kunnen vinden. In het ergste geval idioten.
Laat ons beginnen vast te stellen, dat het voeren van gesprekken met, en in jezelf, lang niet altijd als iets gunstigs kan worden gezien. Indien wij wel overlegd en ons niet instellende op eigen ideeën en verlangens, maar afwachtende wat voor antwoord zich in ons vormt, een soort gesprek met het onbekende beginnen, waarbij wij onszelf geen antwoord opleggen, zal in het ongunstigste geval door de pauze tussen het stellen van de vraag en het antwoord, het wachten, een antwoord uit het onderbewustzijn kunnen rijzen. M.a.w.: je kunt in ieder geval dan je werkelijke weten gebruiken en bent niet alleen op je directe en redelijk weten zonder meer aangewezen.
Dit heeft vaak grote voordelen. De stem van het onderbewuste kan zich vermommen, naargelang uw denkwijze en innerlijk verlangen is gericht, als meester, als een geest en soms zelfs als God Zelf. Dit is betrekkelijk onbelangrijk. Het gaat er niet om, hoe zich de zaak aandient, het gaat er om, hoe wij dit beleven. Indien wij op de juiste wijze – wat uit waarneembare resultaten zou moeten blijken – met onszelf gesprekken kunnen voeren, tot oplossing kunnen komen van problemen en vragen, zo is dit reeds een winst. Soms kunnen wij daarbij verder gaan en meer eisen, dan eigen onderbewuste weten kan beantwoorden. In dit geval is het mogelijk dat wij het bovenbewustzijn – het gemeenschappelijk bewustzijn van de mensheid – inschakelen. Ook hieruit kunnen wij voor ons belangrijke waarden aftappen. Ons gesprek bevat dan elementen die, komende uit het gemeenschappelijke weten van de mensheid, binnen ons een vorm krijgen. De wijze, waarop wij dit formuleren, of menen dat het geformuleerd wordt, zal voor de wijze, waarop een dergelijke kennis voor ons aanvaardbaar wordt, mede bepalen. Indien wij werkelijk leren geheel te zwijgen na het stellen van een vraag, kunnen wij zover komen, dat wij ons niet in twee personen delen, die met elkaar praten, maar een soort echo verkrijgen uit een andere wereld.
Dit is iets, wat je nooit geheel in woorden kunt vertalen. Meestal is het vooral een emotie. Uit die emotie – die reeds duidelijk als antwoord wordt ervaren – ga je dan vaak tot jezelf spreken. Er is een zuiver kenbare pauze tussen het stellen van de vraag, het optreden van een innerlijke beroerdheid en het bewust voor jezelf formuleren van iets, waarvan jezelf geen voldoende kennis had, of zelfs het jezelf geven van opdrachten, waarmede je het vanuit eigen denken en rede niet geheel eens bent. Is dit het geval en weten wij van onszelf, dat wij nu niet direct overspannen en zenuwachtige creaturen zijn, is er reden aan te nemen, dat dit voortkomt uit hogere krachten. Dit kan dan de geest zijn van elke sfeer, die in de mens reeds over een enigszins ontwikkeld geestelijk voertuig beschikt. Hier hebt u dan zo eerlijk mogelijk een indeling en waardering van hetgeen onder het gestelde kan vallen.
Wat moeten wij nu doen, wanneer wij in onszelf gaan praten en niet weten vanwaar dit komt? Stel dan: altijd wanneer mijn innerlijke gesprekken een in mijn eigen wereld kenbaar resultaat produceren, dat kenbaar is voor mij en anderen, zo mag ik hieraan waarde hechten. De kracht, waaruit dit voortkomt, is dan niet zo heel erg belangrijk. Indien ik ten goede streef en zo een aanvulling verkrijg van mijn bewuste vermogens, is dit al een winstpunt. Wanneer ik in mijzelf met mijzelf spreek en daarbij geestelijke lessen meen te ontvangen – wat vaak voorkomt – of oplossingen van geestelijke problemen ontvang, zal het mij niet mogelijk zijn onmiddellijk vast te stellen, of dit juist is of niet. Ook is het moeilijk precies vast te stellen, waar dit vandaan komt. Indien ik hetgeen in de lessen etc. wordt gegeven in de praktijk kan brengen, zo mag ik de les wederom waarderen, mits de praktijk, die daaruit voortspruit, in overeenstemming is met hetgeen wij goed achten. Deze laatste beperking is zeer belangrijk.
Ten derde, indien de emotionele beroering, plus de inspiratie waarvan ik sprak, voor ons de waarde krijgt van een Goddelijke boodschap, zo zullen wij ook hier af moeten wachten: wat is hiervan praktisch in dit leven te verwerkelijken? Alle stellingen en leringen zijn uitstekend. Maar alleen, wanneer de praktijk uitwijst, dat die dingen voor ons inderdaad betekenis en waarde hebben, mogen wij – steeds kritisch blijvende – ons daarmee intenser bezig houden. In het laatste geval kunnen wij daaruit onnoemelijk veel leren. Ik spreek nu nog niet over de gesprek- ken met jezelf, die in feite een onvolkomen vorm van telepathie vormen. U kunt namelijk met een ander spreken – of samen dromen – waardoor bepaalde denkbeelden ontstaan. Later blijken die denkbeelden bij de ander ook aanwezig te zijn. Deze dingen hebben niet meer waarde dan een onderling gesprek. Alleen zal het wel voorkomen, dat men, niet wetende, dat de gedachte zo volledig door een ander wordt opgenomen, duidelijker en eerlijker is, dan men mondeling ooit zou durven zijn. Ook hier lijkt het mij redelijk maar af te wachten. Alleen wanneer er een reële bevestiging komt en het onderwerp de moeite waard is, kunt u er eventueel – mits niet in strijd met uw begrip van “goed” – op doorgaan.
Je hebt soms het gevoel, dat er iets niet in orde is. Maar wanneer je tracht het bij jezelf uit te zoeken, komen er zoveel mogelijkheden door de traditie, opvoeding etc., dat je niet meer weet, waar je aan toe bent.
Dit is eenvoudig op te lossen. Opvoeding en traditie hebben op uw feitelijk gedrag alleen in zoverre invloed, als zij door u ook werkelijk aanvaard worden. Een redelijk verwerpen van deze waarden kan op den duur misschien voeren tot een emotioneel eveneens verwerpen. Zolang er een emotionele gebondenheid met traditie en dergelijke, een gebondenheid kan bestaan, zullen wij ons beperkingen op moeten leggen, al is het alleen maar om te voorkomen, dat wij innerlijk veel tegen onszelf verdeeld zijn. Wanneer u redelijk zegt: Daar sta ik boven, maar u kunt er emotioneel niet boven staan, doet u verstandiger maar te wachten, tot u rijp genoeg geworden bent. Verder is de zaak zelfs nog eenvoudiger. Alles, wat u door opvoeding wordt ingegrift en het geloof van uw jeugdjaren, zal altijd invloed op u uit blijven oefenen. Wij kunnen redelijk aantonen, dat heel veel van die dingen nonsens zijn. Bijvoorbeeld, wanneer u weet, dat een kastanje niet tegen reuma helpt, maar toch een kastanje bij u steekt, omdat u dit innerlijk gelooft, zal deze inderdaad deels als reumatiek-verdrijver op kunnen treden. Er is dus resultaat, ondanks de wetenschappelijke onzinnigheid hiervan.
Van hieruit verder redenerende zullen wij in het heden altijd het verleden in moeten calculeren, waarbij wij ons moeten realiseren, dat vele gebeurtenissen en lessen uit het verleden voor ons in feite een psychische rem óf stimulans zijn geworden. Wij moeten hiermede rekenen, omdat dergelijke dingen in ons geestelijke krachten aan het werk kunnen zetten, die heel wat groter en belangrijker zijn, dan uit de denkbeelden, of het geloof alleen, zal kunnen blijken.
De psychologie van de kolder.
Kolder bestaat uit het associëren van waarden, die wel enig, maar geen werkelijk redelijk verband met elkaar hebben. Wij noemen het bv. kolder, wanneer iemand opmerkt, dat hij door de Watergraafsmeer ging, daar een graaf zag staan, en toen opeens aan het mannetje in Brussel moest denken. Hier worden, op grond van klankgelijkheid of beeldverband, verschillende begrippen aaneengereid, zonder dat er voor een normaal mens een redelijk verband merkbaar is.
Eenzelfde soort kolder vinden wij bij opzettelijke taalfouten, waarbij men niet van: “ik delf het onderspit”, maar van: “ik spit delft onder”, spreekt. Men zoekt een vergrotende trap voor bon en eindigt met bonbonnière. Dat dit alles kolder is, zal niemand bestrijden. Toch kan ik door een juist gebruik van dergelijke kolder een mentaliteit uitdrukken, die niet uit de kolder zelf zonder meer naar voren komt en, ongeacht de kolderachtige uiting, voor mij geheel redelijk en overlegd is. Het is mogelijk een bepaalde sfeer op te bouwen door het samenvoegen van enkele begrippen, die geen enkele werkelijke samenhang hebben, maar wel een gezamenlijke klankwaarde vertegenwoordigen.
Onbewuste kolder ontstaat vaak uit het niet gelijk lopen van gedachten en woorden. Dit komt voor bij gemeenplaatsen en voert tot gesprekken als: Hoe gaat het met de vrouw? Goed, dank je. Ja, ik vind ook, dat het mooi weer is…… u voelt de onsamenhangendheid heel goed aan hier. Wanneer ik nu ga zeggen: Wij hebben ons vaderland lief. Wij zien de glorie van ons kleine land in volle felheid geopenbaard in de openbare werken, die wij verrichten. Daarom is het nood- zakelijk, dat wij nadenken over nieuwe sociale regelingen en de belastingen met 40% verhogen, dan is dit wel eveneens kolder, maar indien goed gebracht, zult u dit ernstig opnemen en zelfs geloven.
Wanneer ik u vertel, dat zoveel mensen van hoofdroos last hebben, dat de oorzaak daarvan talkvorming op de hoofdhuid kan zijn en dat dit met een bepaald geneesmiddel kan worden bestreden, zo is dit alles redelijk, zoal niet heel juist. Wanneer ik daar nu achter voeg: uw meisje houdt niet meer van u. U gebruikt ook geen….. (vul de naam van het product zelf maar in). Dit is dan kolder van het zuiverste water. Maar er wordt door dit soort kolder heel wat verkocht. Wat blijkt namelijk? Indien wij, ook in het zuiver kolderieke in het volkomen verkeerd associëren van begrippen, een beroep doen op de begeerten of angsten van de mens, zal deze door zijn angsten of begeren zozeer worden bewogen, dat hij niet meer in staat is het irreële, het kolderachtige in te zien. Door gebruik te maken van de emoties van de mens, kan kolder gebruikt worden, zelfs voor schijnbaar ernstige betogen. Wat meer is: je kunt kolder gebruiken om, aan de hand van een schijnbaar onredelijk gezegde, of een onlogische associatie, iets zo sterk in de mensen vast leggen, dat zij dit niet snel meer zullen vergeten. Wanneer kolder als zodanig wordt aangekondigd, is zij vaak heel zinrijk.
Degene, die nu bewust kolder wil scheppen, zal daarmede een bepaalde bedoeling hebben en overwegen, welke reacties hij zal verkrijgen. Hij weet ongeveer, wat hij zal bereiken. In de eerste plaats rekent hij op een lach, maar daarnaast kan in de lach een zeker sarcasme liggen, dat een veroordeling inhoudt, die, ofschoon door hem geen enkel aanval werd geuit, zich bij anderen als een veroordeling vast zet. Kolder is dan ook een machtig wapen geworden. Wanneer kolder niet als zodanig bewust wordt aangeduid, wordt zij vaak dubbel gevaarlijk. Juist de kolder, die men ernstig en vol geloof aan de betekenis daarvan uitspreekt, brengt snel de rede van de mens aan het wankelen.
Alles in de wereld kan worden teruggebracht tot een paar eenvoudige grondwaarden. Ik noemde reeds angst en begeerten. Daarnaast kennen wij als een heel belangrijke factor ook het je gelukkig voelen, omdat jij niet belachelijk bent, of de behoefte om te lachen om hetgeen je voor jezelf het meeste vreest. Verder de opluchting, die ontstaat, wanneer ergens een conclusie geheel, of schijnbaar in overeenstemming is, met je eigen denken. Hier tegenover staat de schokwerking, die wij verkrijgen, wanneer een kolderieke wending geheel in tegenstelling is met het verwachte. Op deze waarde is o.m. het succes van bekende conferenciers gebouwd. Helaas ook heel vaak het succes van bepaalde publiciteitsmensen en algemeen bekende ernstige redenaars. De contrasten zijn belangrijker dan de redelijke inhoud. Degene die dit erkent en daarvan gebruik maakt, kan, ook al lijkt de inhoud voor degene die later een dergelijke rede herleest, kolder, gehele volksmassa’s van de rede beroven.
Ook blijkt, dat niets zo gevaarlijk is als het belachelijk maken van een medemens. Een mens die men belachelijk maakt, verliest niet alleen zijn waardigheid, maar tevens zijn gezag. Men maakt hiervan wel gebruik om een opponent die het recht, de rede en de gegevens aan zijn zijde heeft, alle gehoor te ontnemen. U kunt nog zo knap zijn en nog zo treffend spreken op de meest deskundige wijze over de kunst of atoomwetenschappen, wanneer u op het podium staat en uw pantalon zakt af, zo kunt u ervan verzekerd zijn, dat uw argumenten waardeloos zijn en uw rede niet zal worden aangehoord. Al uw argumenten, hoe redelijk ook, maken een grote kans verworpen te worden, alleen omdat zij van u stammen.
Daarover hebt u waarschijnlijk nooit nagedacht. Toch zou ik u in uw eigenbelang op willen wekken tot een beter letten op de kolder in uw eigen omgeving. Let op de kolder, die men gebruikt om u tot bepaalde handelingen en conclusies te verleiden, zonder daar ooit zelf voor aansprakelijk te kunnen worden gesteld. Ik geef enkele voorbeelden. Wanneer ik u wil suggereren, dat ik Amerikaanse horloges verkoop, noem ik mijzelf: “The American Watch Cie”. U koopt dan van mij een nieuw en modern horloge in de waan, dat dit een Amerikaans product is, maar ontdekt later, dat er op staat: Made in Japan. Ik heb u echter nooit gezegd, dat het geleverde horloge Amerikaans fabricaat zou zijn. Een ander probeert het met een suggestieve benadering. Sint weet het. Zij verlangt naar pantoffels. Had je gedacht! Zij wilde een bontjas hebben. Maar de kans is groot, dat pa, in volle overtuiging iets belangrijks te geven, de pantoffels koopt. De banketbakker probeert het weer anders. Bestel een letter M, daar zit meer aan, dat snijdt meer uit. Hij bedoelt natuurlijk: dat is een standaard letter, die maken wij het gemakkelijkst. U denkt misschien, dat er inderdaad meer aan zit. Tenzij de prijs hoger is dan van andere letters, is de M even zwaar als alle andere letters. De bakker vertelt u dit trouwens, wanneer hij spreekt over zijn banketletters van 500 gram e.d. Tegenspraak, kolder dus, onthoudt dat maar, want het loopt tegen St. Nicolaas.
De mens gedraagt zich overigens ook vaak niet bepaald verstandig. Wanneer ik op een deel van een partij appels zet: “eerste kwaliteit”, en daarvoor enkele centen meer reken, zal dit deel eerder verkocht zijn dan de appels van gelijke kwaliteit, waarop geen kaartje staat. Dwaas? Maar men maakt hiervan soms gebruik door fruit e.d., dat weg moet, iets duurder te prijzen en te vermelden: beste kwaliteit. De mens koopt dus een kaartje met: “beste kwaliteit”, i.p.v. de kwaliteit van het artikel. In mijn ogen is dit ook kolder. Vele mensen denken, dat hoeveelheden goedkoper zijn, maar rekenen niet. Vandaar, dat zij liever 6 citroenen voor ƒ 1, kopen, dan per stuk ƒ 0,16 te betalen. Kolder? Ja, maar u laat u voortdurend door dergelijke op zich dwaze dingen overrompelen en zeker niet alleen in de handel.
U doet dat ook met geloofszaken, vrienden. Zelfs wanneer wij spreken, kan dit gebeuren. Wij trachten nu wel de zaak zo redelijk mogelijk te houden. Indien wij u volkomen onzinnige dingen op ernstige wijze voor zouden willen leggen, zo zou u dit waarschijnlijk mooier en meer hoog geestelijk noemen dan een eenvoudiger betoog, dat hand en voet heeft, maar wat lichter wordt gebracht. Onthoudt dat en denk er over na. Wanneer ik hier mystieke onzin ga zitten kletsen, waar u geen steek van snapt, gaat u met een hoog geestelijk gezicht huiswaarts. Dat ik dan een halve avond lang alleen maar kolder heb verteld, weet u niet eens. Wanneer u echter mee blijft denken, u alleen blijft richten op wat u begrijpen kunt en voortdurend op uw eigen oordeel afgaat, kunt u veel van de schadelijke kolder uit de wereld helpen. U zult tevens, en ook dit acht ik belangrijk, de humor zien in menige kolderieke gebeurtenis, die u eens tot tranen van medelijden etc. heeft bewogen.
Realisme in de wereld krijgt men het beste, wanneer men let op de vreemde verwrongenheid, de onverwachte en vreemde associaties, die in uw wereld voor zinrijk plegen door te gaan. De onzin, die door de doorsnee mens niet zal worden ontmaskerd, omdat hij eenvoudig de moed niet heeft te denken en te reageren volgens zijn eigen gezond verstand. Tussen haakjes, denk nu niet, dat dit laatste lesje minder waard is dan het eerste. Wanneer je het leert gebruiken, kan het in je dagelijkse leven zelfs meer betekenen dan het eerste.
Esoterie.
Wij zullen ons ook vandaag even bezig houden met de esoterie. Ik ben zo vrij alle beginfrasen maar over te slaan, daar ik aanneem, dat u die wel kent.
Indien wij ons begeven op de innerlijke weg der bewustwording, de weg, die voor ons allen zo belangrijk is, zullen wij vaak bepaalde hinderpalen ontmoeten. Juist hierover zou ik vandaag graag met u spreken.
Wij hebben op de geestelijke weg hinderpalen te overwinnen, die niet klaarblijkelijk geestelijk zijn en je juist daardoor, wanneer je menselijk blijft denken en leven, nogal eens in moeilijk- heden zullen brengen.
In de eerste plaats krijgen wij steeds weer te maken met zelfbedrog. Juist wanneer je geestelijk wilt streven, kom je al snel tot een soort pessimisme. Je hebt de idee, dat je niet verder komt, dat er voor al je moeite maar weinig of geen resultaat is. Ik geef gaarne toe, dat niemand op het pad der bewustwording zo snel vordert, als hij wel zou wensen. Toch lijkt het mij volkomen foutief, wanneer je begint met jezelf te nederig en te onbelangrijk te zien. Weet wie en wat je bent, zo goed als je kunt. Overdrijf het niet, zie jezelf niet als een bron van kracht zonder meer. Dit kun je nooit waar maken. Omdat je het niet waar kunt maken, is het voor jou een belasting van het geestelijke leven en bevordert het de gevoelens van onmacht en minderwaardigheid.
Dit wil nog niet zeggen, dat wij mogen stellen: wij zijn maar zo klein en onbelangrijk. Juist deze onbelangrijkheid brengt ons er snel toe aansprakelijkheid voor vele dingen in het leven van ons af te schuiven. Wij stellen maar al te snel: wij zijn zondig en onmachtig, daarom moeten wij een beroep doen op hogere machten. Geloof mij, een van de eerste vereisten op elk pad van innerlijke bewustwording is wel: werkzaam zijn. En zelf voortwerken, tot je niet verder meer kunt. Eerst, waar je eigen kunnen en vermogen ophoudt – niet, waar je denkt, dat het ophoudt, maar waar het werkelijk ten einde is – kun je rekenen op hulp van hogere machten, niet voordien. Het is mij bekend, dat velen juist hier al blijven steken: hun verklaring van onvermogen en zo het weigeren zelf voort te streven – waarbij natuurlijk de verwachte geestelijke hulp dan uitblijft – doet hen al snel vastlopen.
Een tweede punt, een tweede hinderpaal, komt veelal kort na de overwinning van de eerste. Men gaat leren. Kennis is belangrijk. Juist door middel van de kennis meent men zo langzaamaan een kennis van eigen wezen te kunnen verwerven en inzicht te verkrijgen in de bedoeling van het leven zelf. Kennis maakt de mens vaak pedant. Hoe meer je weet over die dingen, hoe meer je geneigd zult zijn daarop alleen je leven en denken te baseren. Toch heeft elke mens een eigen innerlijke weg. Deze is niet voor elke mens hetzelfde. Wij kunnen nooit vanuit algemene, door ons geleerde waarden alleen besluiten, wat in ons mogelijk of waar is. Noch kunnen wij aan de hand van ons innerlijk beleven beoordelen, wat anderen waard zijn, wat voor anderen de juiste weg of waarheid is. Kennis is een hulpmiddel. Beroep u nooit op kennis als rechtvaardiging, maar gebruik alle kennis, die u bezit, of kunt verwerven om voor uzelf in algehele harmonie met uw innerlijk wezen, een weg te vinden, die in stof en geest kan worden uitgedragen, een weg, die geheel werkelijk is voor u.
De volgende hinderpaal is voor de meeste mensen de moeilijkste, die zij in de eerste fasen van hun ontwikkeling kunnen ontmoeten. De vraag of een kosmische waarde niet moet worden gelimiteerd aan de hand van stoffelijke kennis en beleven. Er komt een ogenblik voor ons, dat wij iets beleven, wat kosmisch is. Dit is levend, lichtend en sterk. Maar deze kracht, deze sterkte menen wij enigszins te moeten beperken, niet heel te mogen uiten. Wij hebben toch altijd geleerd, dat het zo en zo is, men verwacht van ons, dat zij zus en zo zullen handelen, enz. Door een – overigens wel gemeend – gebruik van dergelijke frasen beperkt men zijn beleven soms zozeer, dat men op het geestelijke pad geheel blijft steken. Alles, wat je innerlijk wordt gegeven, alles, wat je innerlijk aanvoelt als geheel, waar en reëel, alles, wat niet berust op acties van anderen buiten je, wat niet door anderen verwerkelijkt moet worden, maar in jezelf leeft, is groter en sterker dan alle wetten, die mensen ooit hebben gesteld, of alle leerstukken, die mensen ooit op hebben kunnen stellen.
Het Goddelijke Licht in de mens is meer waard dan menselijke kennis, of de structuur van de menselijke wereld. Die hinderpalen zullen velen nog wel overwinnen, maar zodra je verder komt op het pad, krijg je te maken met krachten, die niet meer menselijk of redelijk zijn. Er komen ogenblikken, dat op je pad dingen voorkomen, die geheel tegen de rede zijn. Volgens de menselijke rede zou je deze dan moeten verwerpen. Innerlijk voel je echter aan, dat deze dingen toch waar zijn. Dan moet het innerlijk weten en kennen boven de menselijke rede zijn. Beroep u niet teveel op uw redelijk denken. Een groot deel ervan is niet meer dan een geven van redenen en verklaringen voor daden en feiten, nadat dezen zijn gebeurd. U handelt veel meer op impulsen en geleid door onredelijke factoren, dan u uzelf ooit toe wilt geven. Tracht daarom juist in het geestelijke leven niet zozeer redelijk te zijn.
Wanneer wij dit pad hebben betreden, komen wij ongetwijfeld ook te staan voor het geloof. Het geloof en de innerlijke kracht kunnen ons esoterisch inderdaad veel verder brengen. Ook hier geldt de beperking: vele mensen zijn geneigd alles op gezag te geloven, zonder het vormen van een verder persoonlijk oordeel. Er is in hun geloof geen verder persoonlijk denken, werken of leven. Je kunt niet zo eenvoudig weg, iets gaan geloven, omdat men het zegt, omdat het waarschijnlijk is, of zelfs omdat dit voor jou innerlijk bevredigend is. God heeft een wereld geschapen, die tot op zekere hoogte logisch is. Dan mogen wij ook verwachten, dat de openbaringen van God in ons tot op zekere hoogte logisch zijn. Geloof is alleen aanvaardbaar en bruikbaar, wanneer het geheel consequent kan worden beleefd en doorgevoerd.
U merkt wel, dat ik u niet spreek over duivels, demonen en de wachters op het pad. Deze dingen hebben ongetwijfeld in de esoterie een plaats, maar de grootste vijanden van de bewustwording schuilen nu eenmaal in de mens zelf, niet in de wereld buiten hem. Indien je dit beseft, zul je trachten voor jezelf een leefregel te stellen, die het kennen van het Ik bevordert. Een leefregel, die het je mogelijk maakt praktisch te werken, te leven en te denken en toch gelijktijdig steeds grotere geestelijke krachten in je te gevoelen. Daarom zou ik elke beginnende esotericus kleine raadgevingen voor willen leggen, die m.i. in de richting van het juiste pad voeren. Let wel: deze dingen moet u zelf overwegen. Wanneer zij u niet passen, doet u er beter aan ze naast u neer te leggen. Want u bent het, die eigen innerlijke weg moet vinden en gaan. Niemand in de stof of geest is in staat u op een weg te brengen tot de voleinding, die niet uw eigen weg is. Onthoudt dit steeds goed.
Indien u bent als de doorsnee mens, zoals wij deze in de geest plegen aan te slaan, dan geldt voor u onder meer het volgende: Het is noodzakelijk in het leven zo blijmoedig mogelijk te zijn. De blijmoedige aanvaarding van uiterlijke verschijnselen maakt het mogelijk de juiste correlatie te vinden tussen innerlijk en uiterlijk beleven. Dit samengaan van deze beide waarden maakt het je mogelijk eigen taak en functie in de wereld beter te beseffen.
Ten tweede: verwerp zoveel mogelijk het woord “onmogelijk”. Het woord onmogelijk is voor ons eerder een bekentenis van luiheid, angst, of gebrek aan doorzettingsvermogen, dan een aanduiding van een werkelijk niet kunnen. Indien wij niet kunnen, werkelijk niet kunnen, is er altijd de mogelijkheid, dat grotere krachten ingrijpen en ons helpen, zelfs het onmogelijke mogelijk te maken. Tracht door eigen streven steeds te bewijzen, dat iets voor u niet juist of onmogelijk is. Meen niet, dat u dit reeds na één of twee experimenten kunt zeggen. Waag er rustig een paar maanden hard werken aan. Slaagt u niet, zo zeg uzelf: “het is mogelijk, maar behoort klaarblijkelijk niet tot mijn levensweg” en ga verder met een andere taak.
Ten derde: laat u vooral niet binden aan een bepaalde wereldbeschouwing. Wereldbeschouwingen zijn op zich mooi en goed. Zij dragen allen waarden in zich, die voor u betekenis kunnen hebben. Indien u echter meent, dat u, omdat u een deel aanvaardbaar, waar, of aannemelijk vindt, ook het geheel moet aanvaarden, dan zult u door deze houding uzelf vaak geestelijk verminken, in plaats van geestelijk verder te komen. In uw eigen Ik ligt uw eigen ideaal. Dat kunt u alleen verwerkelijken, wanneer u niet aan een bepaalde levensbeschouwing gebonden bent, maar uit alle openbaring en alle uitingen van leven, die voor u bevattelijk zijn en bestaan, datgene kunt nemen, wat u in eigen – innerlijk – denken en leven dichter tot uw God brengt. Zoek daarbij ook steeds naar alles, wat u in het leven gelukkiger maakt en meer vrede geeft.
Ten vierde: mensen, die in de stof leven, hebben vaak de gewoonte het stoffelijke al te zeer te verwerpen. Geloof mij, u leeft in de stof, omdat dit voor u noodzakelijk is. Dit houdt ook in, dat stoffelijke ervaringen, zowel vreugde als verdriet een deel uitmaken van de voor u noodzakelijke bewustwording. In beide delen van het leven openbaart Zich God aan u, in beide aspecten mag u het leven bewust doormaken. U mag naar deze dingen zoeken. Alleen geldt hierbij alweer: u moet uw God hierin weten te vinden. God vinden is misschien een groot woord. Voor de mens in de stof kan ik dit misschien het beste vertalen met: een gevoel van innerlijke blijheid. Niet een gevoel van onaantastbaarheid, want dat is waan. Maar het contact met je God, zelfs indien dit niet zo wordt beleefd, geeft je een gevoel van blijdschap, een gevoel van kracht, een innerlijk weten, dat je nog meer kunt, ook al zal dat je misschien moeilijk vallen. Tracht dit innerlijke gevoel voor jezelf werkelijk te maken.
Wanneer je zoekt naar zelfkennis, is het heel verstandig jezelf zo nu en dan een beetje te ontleden. Maar weet ook, dat elk beeld, dat u zich van uzelf bouwt, in principe reeds door deze benadering onjuist is. U kunt immers niet uitgaan van de werkelijkheid, de kosmos, maar u zult steeds vanuit uw eigen wereld het eigen wezen trachten te benaderen. Ken uzelf zover u dit mogelijk is, maar stel nooit bepaalde feiten of waarden omtrent uw wezen als blijvend en onomstotelijk vast. Dit brengt u alleen moeilijkheden en innerlijke strijd.
Al deze raadgevingen zijn waardevol voor degenen, die ze weten te gebruiken. Zij zijn daarnaast ook verstandig. U kunt dit met uw verstand begrijpen. Toch gaat de esoterie verder dan dit. Ik weet, dat zeer vele mensen bepaalde, zuiver uit het innerlijk komende, krachten – die esoterisch mogen worden genoemd, omdat zij een uiting zijn van hoger bewustzijn en hoger wezen – verwerpen. Zij doen dit, omdat zij zichzelf te zeer als beperkt zien. Als je werkelijk naar een hogere en andere wereld wilt gaan, wanneer je juist wilt ontsnappen aan de begrenzingen en de gebondenheid van het huidige bestaan, dan moet je als mens ook in staat zijn om, zover dit voor je doel noodzakelijk is, regels en wetten opzij te zetten, redelijke waarden en kennis tijdelijk te vergeten.
Mag ik hieraan nog iets toevoegen? Tracht altijd blij te zijn. Dit betekent niet, dat u nimmer mag beseffen, welk leed er in de wereld bestaat. Dat zou dwaas zijn, een blindheid, die schaadt. Maar tracht, wetende om alle dingen, toch innerlijk steeds blij te zijn, want in elk gebeuren is een lichtpunt te vinden. Er bestaat niets op de wereld, noch in de sferen, waar bewustzijn volgens onze normen mogelijk is, waar je niet een deel van het Licht, van het Goddelijke in geopenbaard vindt. Zoek deze dingen, leef steeds naar het Licht toe. U hebt deze raad al meer gehoord. Maar het is zo belangrijk, dat ik niet anders kan doen dan steeds weer herhalen: wees blij in je leven. Zoek naar de werkelijke vreugde; het hindert niet, wanneer er in uw leven eens een keer een ogenblik van neerslachtigheid komt. Zeg niet, dat het onnatuurlijk is om verdrietig te zijn. Zelfs wanneer je verdrietig bent, zoek naar het Licht. Geef u nooit over aan mismoedigheid, wanhoop en zelfbeklag.
Dit zijn de vreemde waarden in de mens, die hem valse Goden doen bouwen, of moet ik zeggen: hem zichzelf duivelen doen scheppen? Bovendien zijn juist deze waarden krachten, die het ware Ik zo vermommen, dat het zelfs voor u onkenbaar wordt. Dit zijn krachten, die, gezien vanuit de geest, aan het leven een groot deel van zijn betekenis en inhoud ontnemen. U bent op deze wereld van u geboren voor het Licht, voor de vreugde, niet voor de smart en het leed. Smart en leed komen voort uit uw eigen onevenwichtigheden, niet uit de wil Gods. Datgene, wat u moet ondergaan, is het logisch resultaat van een eigen gebrek aan bewustzijn, een verkeerde instelling. Zorg en leed zijn het logische resultaat van het geestelijk streven naar hoger Licht. Alleen hierdoor kunt u soms verder gaan. Begrijp dit en geef u nooit over aan een absolute neerslachtigheid. Tracht steeds weer daar bovenuit te komen. Help elke mens, die u maar helpen kunt te allen tijde, zover u kunt. Help elk wezen, dat leeft en lijdt om uit zijn lijden tot hogere vreugden of beter leven te komen. Dit is uw plicht, tracht nooit te wenen met allen, die wenen. Lijden met anderen, wanneer dit hun lijden niet vermindert, is slechts je krachten verspillen. Het is niet Gods bedoeling, dat wij wenen om dingen, die anderen ondergaan of doen, wanneer wij niet in staat zijn daaraan iets te veranderen. Indien wij al willen wenen, laat ons dat dan doen wanneer wij bemerken, dat wij falen om voor anderen tot het uiterste van onze vermogens te gaan, dat wij door eigen fout falen in ons pogen onze naasten tot Licht, begrip en geluk te brengen.
Niemand van u, of wat dat betreft van ons, is groot genoeg om het lijden van de wereld te dragen. Er zijn maar enkele geesten, die mens waren en toch zo groot zijn. Laat ons dan ook niet trachten dit te doen. Dat is dwaasheid. Beteken zoveel je kunt voor zoveel mogelijk mensen, help, waar je kunt, maar doe dit alles vanuit een innerlijke blijheid. Doe dit uit de krachten, die je in jezelf gevoelt, dan leer je je eigen wezen kennen en zal je leven werkelijk zin hebben en vrucht dragen