14 juni 1960
(Gastspreker)
Wanneer wij spreken over ruimte, gebruiken wij een concept, dat niet definieerbaar is. Ruimte wordt voor ons pas definieerbaar, wanneer wij haar begrenzen kunnen. Uit al wat wij rond ons zien blijkt echter, dat ruimte oneindig is. Wij kunnen die oneindigheid misschien begrensd denken, maar niet definiëren. Verder ontdekken wij, dat in deze ruimte de verhoudingen verschillen, naarmate er sprake is van massa en van beweging. Massa en beweging kunnen beide herleid worden tot bepaalde vormen van energie. Hieruit vloeit voort, dat wij indien wij voldoende afstand zouden kunnen nemen van een stoffelijk of zelfs kosmisch zijn, dat een ruimtelijke uitdrukking in een tijdsbeleving vergt mogen stellen, dat ruimte, tijd en materie onderling verwisselbare waarden zijn.
Dit lijkt misschien voor esoterie zeer technisch, maar het is de kern van een reeks van beschouwingen. Indien nl. deze waarden onderling verwisselbaar zijn, dan zal de eindtoestand van elk wezen door elk der drie factoren afzonderlijk maar ook door elke willekeurige samenstelling van deze drie factoren beheerst kunnen worden, zonder dat het wezen zelf zijn geaardheid en vermogen in wezen verandert.
De esotericus zoekt zichzelf te kennen. Bij deze zelfkennis echter gaat hij voortdurend uit van beperkte verhoudingen, beperkte voorstellingen en definities. Hij zal zelfs daarbij voor zich maatstaven aanleggen, die zijn voortgekomen uit zijn ogenblikkelijke wereld en niet uit zijn eigen wezen. Het gevolg is, dat de esotericus daarbij slechts een deel van het “ik” zal kunnen erkennen, omdat hij niet gewend of geneigd is verschillen in tijdsbeleving, verschillen van massa, van geestelijke en stoffelijke beweging, mee te zien als maatstaven, aan de hand waarvan de regels en wetten, die op dat ogenblik gelden, volledig kunnen worden vastgelegd.
Er is sprake van een voortdurend wisselend geheel in onszelf, waarbij alleen het wezen (of de ziel) gelijk blijft. Evenzeer is er sprake van een steeds wisselende reeks van voorwaarden of wetten, waaraan wij moeten voldoen. Het procedé van inwijding is dan ook in feite niet slechts een erkennen van bepaalde waarheden, maar het vinden van een innerlijke evenwichtigheid, waardoor een voortdurend harmonische aanpassing en elke wijziging van omstandigheden kan worden bereikt.
Dit alles is betrekkelijk abstract, voorzover het de mens betreft. Ik heb getracht om mij wederom in te denken in het menselijk bestaan en aan de hand daarvan een situatietekening te geven, die voor een mens bruikbaar en hanteerbaar zou zijn. Dan stel ik allereerst dit: Elke mens, die teveel met verleden en toekomst rekent, rekent met waarden, die buiten zijn ogenblikkelijk wezen gelegen zijn. Want de betekenis van het verleden zowel als van de toekomst wijzigt voortdurend, naarmate de mens als energie of massa gezien zich verplaatst in de ruimte. Zij wijzigt zich verder naarmate de persoonlijke tijdsbeleving verandert en zij zal nu eens een heel groot deel van het Al, dan weer slechts een zeer klein deel van eigen gedachtevorm geheel omkleden. In het stoffelijk leven zou dus een reeks hulpregeltjes of ezelsbruggetjes gebruikt moeten worden om vandaaruit althans tot een benadering van dat kosmisch evenwicht en een beeld van dat kosmisch evenwicht te komen. Allereerst moeten wij beginnen met te stellen:
- Slechts het heden met zijn betekenis is reëel, alle toekomst en alle verleden onbelangrijk.
- Het heden is – ook al kan ik het niet als zodanig aanvaarden of ervaren – een volledige persoonlijkheidsuitdrukking voor mij.
- Waar er voor mij geen definitieve maatstaven bestaan van goed en kwaad, wijs of dwaas, licht of duister, zal steeds dit ogenblik met de nu in mij bestaande maatstaven moeten worden gebruikt om aan de hand daarvan mijn eigen daad te zien en te dirigeren.
Misschien klinken deze regeltjes u toch nog abstract. Maar stel u voor, dat u op een bepaald moment een besluit moet nemen. Dit besluit kan de toekomst betreffen, dat is zeker maar de toekomstige werking ervan is niet geheel te overzien. Het verleden is mede bevat in dit besluit, daaraan is niet te ontkomen, maar de ervaringen van het verleden zijn alleen nog geldend, voor zover zij deel van mijn wezen uitmaken en dus niet aan de hand van herinnering, maar onmiddellijk tot mijn beschikking staan. Wanneer ik nu tot iets besluit vanuit het heden, voorkom ik, dat ik bv. door herinnering en schuldbewustzijn (foutieve maatstaven, die niet volledig in mijn wezen ingewoekerd zijn) word geleid. Ik bereik dus een grotere vrijheid van besluiten en een grotere besluitvaardigheid. Daar de toekomst mij op het ogenblik wat koud laat, omdat ik besef haar niet geheel te kunnen overzien, zal mijn besluit op de nu geldende normen en waarden gebaseerd zijn. Het zal voor mij juist zijn. Elke toekomstige ontwikkeling zal ik kunnen corrigeren aan de hand van eenzelfde proces. Zo leef je dus in de eerste plaats bewuster, sneller en vollediger.
En verder zul je door de volledigheid, waarmee het “ik” in elke daad en elk besluit geuit wordt, ook dit ik gemakkelijker leren kennen. De gebeurtenissen, die van buitenaf komen, worden dan niet beschouwd als een straf voor het “ik” of zelfs maar als een correctie van het “ik” zij worden gezien als een aanvulling van het feitenmateriaal, waaruit wij kunnen putten.
Alleen die gebeurtenissen, die ons werkelijk beroeren en raken, hebben zin. De volkswijsheid pleegt te zeggen, dat een schip op het strand een baken in zee is. Maar dit kan alleen maar waar zijn, als dit schip op het strand voor ons een zodanige vrees heeft betekend, dat wij aan de hand daarvan besluiten voorzichtiger te zijn. Dit komt in een mensenleven betrekkelijk weinig voor. Tracht u dus niet teveel bezig te houden met voorbeelden, die u a.h.w. kunstmatig schept maar ga wel in voor zover het u mogelijk is op al datgene, wat u emotioneel beroeren kan. Het is daardoor, dat u een zo groot mogelijke ervaring krijgt. Het is daardoor, dat de buitenwereld voor u betekenis krijgt als een factor, die u steeds weer op het voor u juiste deel richt.
Ik weet, dat menig mens in de esoterie verder ook zoekt naar de directe uiting van geestelijke waarden en krachten. Ook deze zijn voor een normaal en doorsneemens niet te controleren.
Want wat u geest. pleegt te noemen, kan evengoed worden uitgedrukt als het eigen wezen, gelijktijdig met het erkende bestaan ook levende in een andere verhouding van massa, tijd en ruimte. Dientengevolge zal het onderhevig zijn aan andere wetten, zullen er andere normen (indien u het zo wilt noemen een andere moraal) gelden voor die geest dan voor uw stof. Deze beide zijn niet in een volledige overeenstemming met elkaar te brengen. Wel is een voor beide factoren aanvaardbaar gemiddelde te vinden. Bij het zoeken naar de geest zullen wij dus indien wij dit in de stof willen verwerkelijken rekening moeten houden met het feit, dat tijdelijk stoffelijke regels van mogelijkheid, van aanvaardbaarheid, van doelmatigheid terzijde dienen te worden gesteld. Alleen dan kunnen wij de krachten van de geestelijke factor, waarmee wij werken, sterker kenbaar maken.
Het ezelsbruggetje voor de mens hierbij is eenvoudig: Elke ware geestelijke bereiking openbaart zich tweeledig allereerst in een innerlijk bewustzijn, in de tweede plaats in een uiterlijke waarneming. Geestelijke bereikingen, die falen een van beide tekenen te tonen, zijn voor de mens niet voldoende volmaakt en belangrijk, om daar aan dacht aan te besteden. Het is beter ofwel daaraan voorbij te gaan, danwel door oefening te trachten alsnog de tweeledige uiting te bereiken.
Alle werkingen, die wij van andere geest verwachten, mag slechts worden gezien als een hoeveelheid van kracht of energie, die ons eigen wezen ter beschikking komt. Deze kracht of energie kan beperkt zijn in bepaalde richtingen, zodat haar geaardheid in zekere zin bepaald is. Alle gebruik van de voor ons beschikbare geestelijke krachten wordt echter via eigen bewustzijn tot stand gebracht. Het is belangrijk te beseffen, dat de mens zelf te allen tijde de dirigerende kracht is, ook voor geestelijke krachten, die hij oproept of waarmee hij werkt. Slechts indien de mens zichzelf zou vergeten en dus totaal het eigen bewustzijn zou uitschakelen, is het mogelijk dat een geestelijke kracht werkzaam wordt. Maar dan geldt weer: Op het ogenblik, dat geestelijke krachten anders dan de eigene optreden in de mens, zullen alle waarden en maatstaven, die voor die mens normaal gelden, terzijde zijn gezet. Hoe intenser sprake is van een overheersing of inbezitneming, hoe juister en duidelijker tot uiting zal komen, dat het totale wezen een verandering ondergaat, die niet slechts stil blijft staan bij denkwijze en mores, maar die door grijpt tot zelfs in de stoffelijke processen toe.
Hiermee probeer ik u wederom iets duidelijk te maken. Het is voor de mens belangrijk, dat hij leert in de komende tijden bepaalde paranormale gaven te ontwikkelen. Het is zeker evenzeer belangrijk voor de mens, dat hij leert in zich de eigen geestelijke kracht of de van anderen verkregen geestelijke kracht juist te richten. Hij kan dit alleen doen, wanneer hij beseft, dat stoffelijke en geestelijke krachten verschillende soorten belemmeringen kennen, dat een samenwerking van stof en geest nooit volledig kan zijn, omdat er een verschil van maatstaven bestaat en wanneer hij verder beseft dat zijn eigen innerlijk beleven van zeer groot belang is voor het richten van geestelijke kracht.
Ik vraag mij af wat ik uit het vele, dat ter beschikking staat, in de korte tijd mij toegewezen u nog moet voorleggen. Misschien mag ik u nog even herinneren aan de kwestie van de z.g. verschillende dimensies.
Wanneer er een verschil is van verhouding in massa, ruimte en tijd, dan zal er bij een gelijkblijvend bewustzijn een andere uitingsmogelijkheid ontstaan. Die andere uitingsmogelijkheid kan voor de mens reëel worden geacht voor al die delen van zijn wezen, die niet onmiddellijk tot het stoffelijk en drie dimensionaal stelsel behoren, waarin hij meent geheel te bestaan. Elke mens wordt dus geregeerd door krachten, die alle volgens verschillende maatstaven handelen. Deze maatstaven zullen echter gezien een gedeeld ervaren tussen al deze voertuigen aanleiding zijn tot vele, schijnbaar strijdige impulsen.
Natuurlijk weten wij, dat de stof mens een bepaald aantal impulsen heeft, die wij dierlijk of pseudo-mechanisch zouden kunnen noemen. Daarnaast echter ontdekken wij, dat elke mens een aantal gedachteprocessen kent, waarbij sommige de stoffelijke factoren aanmerkelijk versterken, andere daarentegen deze remmen en bijna machteloos maken. Dit kan aanleiding zijn tot ziekte processen het kan aanleiding zijn tot een gedrag, dat afwijkt van de norm het kan ook aanleiding zijn tot een buitengewoon succes bij de medemens. Dat ligt maar aan de wijze, waarop deze afwijking tot stand is gekomen.
Wanneer wij nu naar zelfkennis zoeken, zullen wij altijd proberen de maatstaven van onze eigen wereld te laten gelden. Maar wanneer wij de maatstaf van eigen wereld onbeperkt aanleggen, zullen wij daarmee de geestelijke inwerkingen verwerpen, voor zover het ons bewustzijn betreft. Wij maken ze dus tot onbewuste en ook weer semi-automatische of pseudo-automatische processen. Dit is niet begeerlijk. Een mens kan niet totaal meester zijn over al zijn voertuigen en de stof in volkomen gelijke mate. Een volledige beheersing van de stof betekent bv. nog niet het oplossen van verschillen in de geest. Hoe meer wij echter beseffen wat er in ons werkzaam is en hoe zich dit uit, hoe eenvoudiger het voor ons zal zijn juist door de erkende verschillen, bestaande tussen geestelijke voertuigen en het stoffelijk voertuig tot een rationeel handelen te komen, waarbij wij aan beide factoren een zekere voldoening niet misgunnen.
Geloof mij, voor een mens die esoterisch streeft zijn sommige bewustzijnsfasen haast dodelijk.
Ik wil er enkele van noemen.
- Schuldbewustzijn. Schuldbewustzijn verbreekt elke relatie met andere verhoudingen, werpt zich met uitsluiting van de rede op gebeurtenissen, die niet herstelbaar zijn bindt zich daaraan volledig wordt beheerst door condities, die zelfs niet geheel reëel geconstateerd worden. Gevolg: verwringing van persoonlijkheid.
- Rechtsgevoel. Hierbij bedoel ik niet het normale gevoel voor wat men onder mensen voor recht pleegt uit te maken, maar het gevoel rechten te bezitten, het recht te hebben tot oordelen. Op het ogenblik n.l. dat wij menen rechten te hebben, die uitgaan buiten onze eigen persoonlijkheid, zijn wij geneigd de eigen persoonlijkheid, te verwaarlozen om deze rechten in versterkte mate tot uitdrukking te brengen. Het resultaat is wederom, dat ons leven geconcentreerd is op vele dingen, die ons absoluut niet aangaan, dat wij een vertekening van stoffelijke omstandigheden zien, maar gelijktijdig onze geestelijke impulsen niet zo volledig kunnen uiten als wel gewenst zou zijn, waar wij immers niet in onszelf maar in anderen proberen deze te verwerkelijken. Het gevolg is verwarring.
- Besef wel, dat egoïsme een van de meest dodelijke euvelen is, die de mens kunnen bedreigen, waar zij hem afsluiten van het beleven van zijn wereld en door een te voortdurende zelfbeschouwing elke handeling en elk oordeel onjuist maken t.o.v. het geheel. Aan een egocentrisch denken, waarnemen en beleven echter is niet te ontkomen. Degene, die tracht dit te doen, zou ofwel moeten gaan tot de hoogste vorm van wezen, die zelfs in zuivere energie nog onvolledig is uitgedrukt, danwel hij zou moeten leven in alles rond hem met een volledig besef daarvan. Beide fasen zijn voor de doorsneemens onbereikbaar. Ga uit van uw eigen wezen, uw eigen leven. Leef in de wereld, zoals u die kent en leef daarin zo eerlijk als u kunt. Tracht niet te ver uit te gaan boven het voor u kenbare. Wanneer u zich bezighoudt met abstracte werelden, doe dit dan alleen voor zover uw eigen wezen die voorstellingen verwerken kan. Op deze wijze komt u ongetwijfeld geestelijk verder.
En dan wil ik u ten laatste nog wijzen op iets anders. De verhoudingen, die u kent en als vast ziet op deze wereld, wijzigen zich in feite voortdurend. Er is nooit sprake van een stabiele toestand of zelfs maar van een stabiele vorm. De stabiliserende factor is n.l. niet zoals u zou denken de materie of de materiele verhouding, maar het menselijk bewustzijn, dat elke wijziging die te plotseling komt verwerpt en door deze orthodoxie schijnbaar een langzame verandering doet optreden, ook waar zij acuut en direct was. Deze orthodoxie is moeilijk te bestrijden, maar wij dienen ons wel te scholen om ook het voor ons schijnbaar onredelijke en onlogische nader te beschouwen. Wij moeten trachten voor onszelf open te staan voor alle waarden, die zich ook maar enigszins in beroering net voorstellingsleven, gevoelsleven en redelijk denken aan ons tonen kunnen. Zelfs de onbegrepen factoren van de geest zullen wij moeten trachten te zien, ook wanneer ze zich plotseling wijzigen.
Heel vaak treden in het mensenleven wijzigingen op, die schijnbaar van dag tot dag verandering van stemming geven, terwijl deze stemmingen symptomatisch zijn voor een feitelijke verandering, die zich dan bv. over 12 tot 14 maanden uitspreidt. In feite was de stemmingsverandering identiek met de toestandsverandering. De mens, die dit niet realiseerde en daardoor nog een lange tijd volgens oude en niet meer juiste normen handelde, liet daardoor voor zichzelf menige mogelijkheid tot bereiking en beleving voorbijgaan. Zijn orthodoxie, zijn onvermogen om zich aan een plotselinge wijziging aan te passen, heeft menig mens vele jaren en eeuwen van bewustwording gekost. Ook hier zou ik u willen toeroepen: Leef zoveel ge kunt in het heden. Leef zoveel ge kunt in overeenstemming met de condities van dit ogenblik. Wees daarbij zo eerlijk mogelijk, ook wanneer de wijzigingen voor u niet vleiend of niet aangenaam schijnen te zijn. Reageer daar onmiddellijk op. Besef dat anderen traag zijn en dit niet zien. Maar u, die dit wel hebt geleerd te zien en aan te voelen, kunt daarop reeds nu reageren. Het geeft u grote voordelen in bewustzijn en daarnaast ongetwijfeld ook in de materie, waar u op fouten kunt wijzen en duiden, die anderen pas veel later zien. Hierdoor kunt u ook voor anderen belangrijk zijn en hen in vele dingen helpen.
Nabespreking.
Zo, dit was een lesje van iemand die heel wat hoger staat, dan u misschien zo alleen uit zijn woordkeus zou opmaken. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, wanneer ik tracht om een paar dingen die hij gezegd heeft te verduidelijken. Het is n.l. wel prettig wanneer dat gebeurt.
Wanneer hij spreekt over die onderlinge verwisselbaarheid van tijd, ruimte en massa, dan wil hij daarmee eigenlijk alleen dit zeggen: Het zijn drie uitingen van dezelfde kracht. En wanneer op een gegeven ogenblik snelheid in ruimte toeneemt, wordt massa oneindig, maar wordt gelijktijdig tijd voor die massa ingekrompen tot een minimum. En zo zijn er veel van die verhoudingen aan te geven in de techniek en elders.
Wanneer wij nu een mens zien, zijn wij niet geneigd te denken, dat hij daar ook bij hoort.
Maar je zou kunnen zeggen, dat de mens eigenlijk met verschillende snelheden tegelijk leeft. (Het klinkt een beetje gek. Het ene heeft meer massa, het andere meer tijdsbeleven, nog iets anders heeft meer kracht en weer iets anders heeft meer ruimte.) Nu zal het sommigen van u wel eens zijn opgevallen, dat bij uittreding bv. het eigen “ik” plotseling veel groter lijkt. Je hebt het idee, dat je als een enorme mens over een soort vlooientheater toneeltje heen staat, waarop zich dan de aanschouwde scène afspeelt. Hier hebt u dus het effect van een gewijzigde ruimtelijke verhouding voor het bewustzijn.
Deze dingen spelen een heel grote rol. En ze zijn dan ook betrekkelijk belangrijk. Het is voor u praktisch onmogelijk om alle wetten die dit regeren, onmiddellijk te begrijpen en het heeft weinig zin u hier de formules te geven, die ermee in verband staan. Maar u weet nu in ieder geval dus waaraan het kan liggen, dat je plotseling het idee hebt, dat je enorm groot bent of enorm klein. Hoe het kan zijn dat het ene ogenblik de gedachten binnen een minuut een half mensenleven doormaken, terwijl ze soms in een uur slechts een ogenblik kennen. Dat staat allemaal hiermee in verband. Maar nu wordt tevens gesteld, dat bepaalde lagen, van uw persoonlijkheid (de voertuigen) af gesteld zijn op een zekere verhouding van massa, ruimte, en tijd. Waarmee dus de grondslag van het betoog van onze vriend naar ik hoop u wat duidelijker is geworden.
Dan heeft hij verder nog veel naar voren gebracht, dat m.i. al thans geen directe uitleg behoeft, voorzover het praktisch is. Maar hij heeft ook u getracht te vertellen en dat kon ik veel beter aanvoelen dan u, omdat de gedachten hierbij ook een rol spelen dat eigenlijk het hele leven zo eenvoudig is, wanneer je je maar beperkt tot het heden en wanneer je alles wat in het heden optreedt tot zijn eenvoudigste normen terugbrengt. Ook in je handelingen, ook in je werken. Hoe complexer de mens zijn eigen persoonlijkheid maakt, door daaraan steeds meer dimensies toe te voegen, hoe onstabieler die persoonlijkheid wordt, De esoterie heeft het gevaar menige mens minder stabiel te maken, wanneer hij niet redelijk blijft denken. Je raakt dan zoals het heet met je voeten van de grond, je gaat zweven. Maar in feite ga je reageren volgens waarden, die helemaal niet werkelijk zijn voor jou.
Toch zijn er bepaalde geestelijke krachten, die voor ons wel werkelijk zijn. En hier wijk ik dan af van hetgeen onze goede vriend, de gastspreker, heeft gezegd.
Wij weten heel goed dat er in ons krachten zijn. Magnetische kracht bv. is er, maar ze is er niet altijd. Wij weten dat suggestieve kracht soms een enorm overwicht kan scheppen en dat je het volgend ogenblik daarbij volledig faalt. Dit moet allemaal zin en betekenis hebben. Dit moet worden bezien in het geheel van de kosmos. En dan mogen wij daarvoor dit stellen.
Op het ogenblik dat ik een bepaalde geestelijke kracht wek, moet ik met die geestelijke afmetingen, snelheden en tijdsverdelingen zoals onze vriend ze zou noemen in overeenstemming zijn. Ik moet in mijzelf grijpen naar dat vlak, waarop de voor mij hanteerbare en begeerde kracht aanwezig is. Vervolgens moet ik die kracht omzetten in iets stoffelijks. Dat kan bij het magnetiseren een gebaar zijn, dat op zichzelf overbodig zal blijken, maar dat in vele gevallen juist door zijn daad de verbinding kan betekenen tussen het bovennatuurlijke en het natuurlijke. Wij vinden ditzelfde bij de suggestie. Wanneer wij het beeld hebben gevonden, dat noodzakelijk is en wij kunnen daar zelf intens in geloven, dan is ons geloof op dat ogenblik voldoende om de volledige suggestie met woord, gebaar ja, zelfs in een stilzwijgen (alleen door houding, door uitdrukking en uitgestraalde gedachten) aan anderen over te brengen.
Zo moet het ongetwijfeld ook zijn, wanneer het gaat om bewustzijnswaarden. Wanneer wij een zekere bewustzijnswaarde hebben opgevangen ergens in een kosmisch niveau en wij willen die waarde voor onszelf volledig verteren en verwerken, dan kunnen wij haar nooit overzien op ons eigen vlak, tenzij ook daar een uiting is gegeven. Esoterie vraagt daarom naast de normale overpeinzingen en overwegingen heel vaak bepaalde oefeningen. Ik denk hierbij bv. aan yoga. Ik denk aan rituelen, die overal beleefd worden. Ik denk hierbij zelfs aan een gebedsuiting of aan de behoefte een medemens eens even iets goeds te doen, alleen maar voor die beleving. Het vreemde is, dat door die handeling, die daad, plus de intentie ermee verbonden, het mogelijk is binnen de mens hoger bewustzijn, dat normaal niet stoffelijk verwerkelijkbaar is, om te zetten in een voor de stof bevattelijke vorm en zo ten dele maar voor het gedeelte, dat wordt opgenomen, volledig vast te leggen in het bewustzijn. Op die wijze is het voor ons mogelijk een steeds groter en groeiend begrip te krijgen voor de vaste verhoudingen van onze, eigen, wereld, die in feite vaste wijzigingen zijn (dus vast optredende wijzigingen), terwijl wij daarnaast een besef krijgen voor de compenserende functies, die alle andere werelden, die op het ogenblik niet tot ons bewustzijn behoren, daar tegenover uitvoeren. Een begrip voor de verschuiving van de werking van de sferen onderling en daarmee ook een voortdurend veranderen van de wisselwerking tussen menselijke voertuigen en menselijke stof geeft over het algemeen de sleutel tot het eigen werkelijke wezen en daarmee tot de totale en volkomen esoterische bereiking.
Meditatie: Trillingen.
Alles wat rond je is, is eigenlijk een trilling. Wanneer ik met deze mond een geluid vorm, dan is het een trilling, die naar u toesnelt, die het gehoor beroert, wordt omgezet in een nieuwe trilling, wordt tot een elektrische trilling en zo een bewustzijn wekt. Wanneer ik kijk naar het licht rond mij en ik zie, hoe het zich ontleedt, dan weet ik het zijn trillingen van verschillende frequenties. Alles wat je rond je ziet en wat je kent is een trilling. Het atoom is een trilling, een werveling, voortdurend rondgaand, en het is de frequentie van beweging en de verhouding van beweging, die de geaardheid bepaalt. Wanneer je denkt aan een geest, die je niet kunt zien, dan denk je aan die geest als een soort trilling. Want wat voor wezen hij ook is, wanneer hij zich openbaart in je wereld, dan is het als een siddering, waardoor hij kenbaar wordt. En zelfs wanneer je denkt aan God, dan is het a.h.w. een trilling in jezelf, die je dan misschien omschrijft als Licht, maar in feite toch een siddering, een bewogen zijn.
Het is vanuit technisch standpunt niet juist om te stellen, dat het Al gebouwd is uit trillingen.
Maar wanneer wij moeten afgaan op ons eigen wezen en ons eigen reageren, is het wel juist.
Want regeert in je leven niet het pulseren van de polsslag, het geluid, het licht, de klank, ja, zelfs de sensatie van het gevoel, die alle berusten op het als met ijlboden en golvingen voortgaan van prikkels van punt naar punt? En wanneer je verdergaat en je denkt aan een kring als deze en je ziet hoe er een band gevlochten kan worden, die hen allen tot een maakt, moet je dan eigenlijk ook niet denken aan een trilling? Je probeert om de mensen stil te maken, je probeert een zekere rust te geven. Dan neem je een woord en je werpt het erin als een steen. En je ziet hoe de sensatie, hoe de beroering zich langzaam ontwikkelt en als kalvend water een golving brengt. Je probeert. om de magie van het woord te hanteren, Je laat uit een ijle of een zachte klank na langzaam zwellen een sterkte ontstaan, je probeert je hele wezen, je hele ziel te leggen in een woord en je merkt hoe de reactie is.
Nu ja, mogelijk is niet de hele wereld trilling en wanneer we spreken over God als een trilling, dan is dat ongetwijfeld vermetel. Maar we weten wel degelijk, dat de verschijnselen rond ons ook de verschijnselen van de geest mogen worden gezien als trilling. Het is de wijze, waarop wij ze ervaren. En wanneer we spreken over trillingen, moeten we dan niet denken aan een snaar, die wordt aangeslagen en trilt en zo haar golvingen verspreidt en misschien wordt tot een parelende pianomelodie of een haast klagend zoeken naar een hoog akkoord van een viool?
De mens is in velerlei zin een snaar, die trilt en beroerd wordt. Ergens in het Al gebeurt iets.
We weten er niets van. Maar ons wezen daarmee in harmonie zijnde komt in beroering.
Dromen stijgen op, er komt een sensatie, de handen worden misschien klam of je grijpt naar het hoofd en zegt: Mijn God, wat gebeurt er. Zo is het.
Soms weet je niets van de geest of van de kracht van de geest af. Dan ergens gebeurt er iets.
En dan lijkt het plotseling of de haren je te berge rijzen, of je geladen bent met statische elektriciteit, of er vonken uit je springen. Je weet niet zo gauw waarheen, je kunt het niet zo gauw ontladen. Je reageert. Een trilling heeft je beroerd. Je eigen wezen is uit zijn normale harmonische geheel weggedrukt voor een korte wijle.
Reageert niet heel de mensheid en ook de geest op het verschijnsel, dat we trilling noemen? Is niet het hele Al een voortdurende fluctuatie, een voortdurend komen en gaan van krachten, die we op zichzelf niet beseffen, maar die in hun frequentie van komen voor ons toch een beeld doen ontstaan?
Ik wil niet spreken over kosmische trillingen, ik wil niet spreken over de grote sleutels der magie, de grote sleutels van het esoterisch ervaren. Maar dit kan ik u wel zeggen Soms wordt de menselijke stem, tot een instrument, dat krachten bezweert, die ver liggen buiten het menselijk terrein. Die ver liggen buiten alles, wat je je voorstelt van geest of demon. Soms kan een melodie doordringen door vele verschillende werelden en hoog en laag samenkoppelen, aaneengesmeed voor een korte wijle door trilling.
Wat geeft het wat voor naam wij aan een dergelijk verschijnsel toekennen? Laat ons spreken over trillingen, ook wanneer de theorie misschien verouderd is. Laat ons spreken over dat, wat ons beroert, het verschijnsel, dat steeds terugkeert. Het verschijnsel, dat een kracht is in onszelf. En laat ons erkennen: Al deze trillingen (het totaal van het zijnde) is alleen mogelijk, omdat er ergens de middenstof is, waarin de trilling kan optreden. Al het beleven, al het ervaren, elk verschijnsel dankt zijn bestaan aan het feit, dat God zich openbaart in tegendelen.
En wij met ons beleven, zijn wij niet als een trilling, gaande vanuit het ene leven naar het andere en terugkerend, altijd weer, tot het ogenblik, dat wij vereend met Het Grote in eeuwig ritme verder pulseren niet meer zoekend onze eigen onmachtige baan naast de allerhoogste Kracht? Laat ons dan stellen God is. En God is de Kracht. Hij is het Wezen. Al wat wij van Hem ervaren is als een trilling, die ons beroert. En Zijn Kracht wordt in ons tot een trilling, die wij uit ons doen voort gaan, niet beseffende wie of wat zij is, maar wetende dat die Kracht als een Licht kan worden uitgeworpen. Wetende dat leven en stof, dat geest en bestaan gezamenlijk zich daarin kunnen manifesteren en zo het beeld vormen, dat Hij Zich voor ogen stelde, toen Hij sprak “er zij licht” Een eerste trilling.
Wanneer iets u beroert en beweegt, wanneer iets u het hart sneller doet kloppen, wanneer iets uw denken een ogenblik opzweept, totdat het zichzelf vergeet en een gedachteloze reeks schijnt te worden, waaruit toch beelden ontstaan, dan heeft u iets gevonden van een waarheid, die verborgen ligt achter de rede een waarheid misschien, die verborgen ligt achter de stof. Hoe meer u daarvan weet, hoe meer u daarin doordringt, hoe meer u zult beseffen, dat de Schepper zich openbaart in Zijn verschijnselen en daaruit toch voor ons op den duur geheel kenbaar is, indien wij ze durven ondergaan.