9 april 1963
Altijd weer ontstaat er in de mens een verdeling van spanningen en waarden, die hij voor zichzelf moeilijk kan rationaliseren. Zijn zoeken naar een innerlijke weg, een innerlijk pad, evenals zijn pogen om het onbekende te beheersen, brengen hem voortdurend terug tot deze verdeeldheid en deze strijd. Het is dus logisch, dat juist in deze innerlijke verdeeldheid van waarden ergens de sleutel moet liggen van het, waarlijk menselijk leven.
De Kracht waaruit je leeft, is moeilijk vast te stellen. Ze is er. Vanwaar ze komt, waarheen ze gaat, is een kwestie van hypothesen, die echter zelden met een redelijk bewijs worden geboekstaafd. Om te komen tot het juiste inzicht doen we er dus verstandig aan allereerst af te gaan op deze mens zelf, op zijn strijdigheden en ook op de kracht, het begrip bij die deze tegengestelde waarden in die mens tot elkaar kunnen brengen.
Immers, op het ogenblik, dat een mens als geheel functioneert, zal hij plotseling beschikken over meer vermogens. Hij zal vaak ook lichamelijk beter reageren. En voor alles zal hij een zekerder inzicht hebben in alles, wat met zijn eigen leven in verband staat. Een innerlijke bewustwording is in de eerste plaats het erkennen van wat je bent, van wat je betekent, van wat je kunt.
Vanuit deze factoren wordt dan de bewustwording van de geest opgebouwd. En een bereiking, een magische bereiking, wordt wederom opgebouwd uit factoren als zelfverzekerdheid (dus eenheid van geloof en denken in het “ik”), een sterke identificatie met de natuur (met andere krachten). Ook hier wordt de strijdigheid in de mens uitgeschakeld. Allereerst stel ik daarom het volgende: De mens zelf is buitengewoon gevoelig voor velerlei soort trillingen. Dit zijn niet alleen de zichtbare trillingen of hoorbare trillingen, die hem uit de wereld bereiken, maar ook buiten zijn kenvermogen vallende frequenties (uitstralingen) blijken zijn persoonlijkheid te beroeren, en onder omstandigheden te veranderen. Nu maakt de mens zich van elke trilling, die binnenkomt, een dubbel beeld, u hoort mij u maakt zich ook van mijn woorden een beeld. Het gehoorde en het mentale beeld, daaruit ontstaan, zijn verschillend. Zo wordt dus een gedachtewereld opgebouwd, die – misschien lijkt het u een herhaling – sterk verschilt van een werkelijkheid. Een die in vele gevallen interpretaties geeft, die niets meer met werkelijke oorzaken of mogelijkheden en werkingen uitstaande hebben.
Wanneer ik interpreteer, zal mijn interpretatie voortdurend zijn: Een aanpassen van mijn wereld aan mijn ideaal. Mijn ideaal echter én een droombeeld, waarvan ik innerlijk besef, dat het onbereikbaar is. Zo ben ik voortdurend in strijd met mijzelf, omdat ik niet aan het ideaal beantwoord, terwijl ik gelijktijdig in strijd ben met de mij bereikende feiten en invloeden, omdat deze niet binnen mijn ideaalbeeld kunnen worden ingepast. Dit zou ik dus allereerst moeten uitschakelen.
Een objectiviteit van denken, waarnemen en reageren zou ongetwijfeld het meest begeerlijk zijn. Maar een mens komt daartoe niet, omdat juist zijn afwijkende mentale wereld een groot gedeelte uitmaakt van zijn specifiek menselijke eigenschappen en capaciteiten. Ik moet dus proberen het “ik” te onttrekken aan deze strijdigheden.
Altijd, wanneer er strijd is tussen mijn ideaal en de feiten, kan ik mijzelf daaraan onttrekken door ideaal en feiten niet te verklaren of in overeenstemming te brengen, maar beide te accepteren als bestaande waarden. Dan zal de strijd in mijzelf verminderen en door gebrek aan interpretatie zal mijn reactie op de feiten (de mij beroerende trillingen) de werkelijkheid meer benaderen, terwijl het ideaalbeeld voor mij niet wordt tot iets, waaraan ik moet beantwoorden nu, maar ten hoogste iets, wat ik eens zal kunnen zijn.
Een tweede punt blijkt te ontstaan, wanneer wij te maken hebben met invloeden, die niet gezien worden. De primitieve mens kende zeer veel van die invloeden en kon deze niet verklaren. Toch zocht hij daarvoor een verklaring en schiep zich zo een wereld van natuurgoden, die somwijlen dichter bij de werkelijkheid stond dan de huidige wetenschappelijke opvatting, maar ook geen onvertekend en juist beeld gaf. Zijn onderworpenheid aan deze goden belemmerde hem echter sterk in zijn bewustwording en ontwikkeling.
Wanneer wij uitgaan van het onbekende, dan zijn we geneigd om dit onbekende om te vormen tot het bekende. D.w.z. wij schrijven daaraan kwaliteiten en eigenschappen toe. Wij proberen die kwaliteiten en eigenschappen zodanig te ordenen, dat ze voor ons hanteerbaar worden. Op het ogenblik dat ik dit doe, zal ik in strijd komen met de werkelijkheid van die onbekende beïnvloedingen.
Een ongekende beïnvloeding is iets, dat je hebt te aanvaarden. Dat je zo weinig mogelijk rationaliseert of verklaart, maar waarvan je wel tracht na te gaan wanneer en hoe deze optreedt. Op het ogenblik dat ik geen verklaring zoek, maar alleen na ga onder welke omstandigheden ik op deze invloed rekenen kan, wordt zij voor mij hanteerbaar, zonder dat ik in strijd kom met eigen thesen en theorieën.
De sleutel, waarover ik spreek, ligt dus in de eerste plaats in een zeker je terugtrekken uit een te speculatieve denkwereld. Dit zal menigeen, die aan filosofie doet, een klein beetje onaangenaam in de oren klinken. Toch moeten wij allereerst leren leven met de feiten, voor wij onszelf binnen die feiten waar kunnen beschouwen, voordat wij onszelf kunnen leren kennen. Op het ogenblik dat ik tracht a.h.w. op een afstand te blijven van de elementen, die mij strijd zouden kunnen bezorgen, en mijn eigen gedragspatroon bepaal aan de hand van het bekende plus de voor mij kenbare en regelmatig optredende werkingen (waarvan de oorzaak mij verder onbekend blijft), kom ik tot grotere objectiviteit.
Die objectiviteit kan mij helpen om mijn eigen verhouding tot de wereld nader te omschrijven. Maar wanneer ik die verhouding nader omschrijf, mag ik niet vergeten dat dit weer theorie is. De verhouding die ik waarneem vanuit mijzelf tot de wereld, is lang niet altijd identiek aan de betekenis, die de wereld aan mij geeft. Daarom moet ik proberen aan de hand van de feiten (dus de omzetting in de daad a.h.w. van al datgene) wat ik omtrent mijzelf vermoed of weet voortdurend toetsen, of mijn gedrag, of mijn stelling, mijn inzicht, juist is.
Dit lijkt misschien moeilijk. Er zouden ongetwijfeld hier en daar bezwaren tegen kunnen bestaan, al is het alleen maar omdat de mensheid nu eenmaal in een gedeelde waan pleegt te leven en niet in een gedeelde werkelijkheid. Maar wie wil komen tot een zuiver inzicht, die moet alles terugbrengen tot een zo groot mogelijke eenvoud. En die eenvoud kan hij alleen bereiken, als hij steeds de proef op de som neemt, wanneer hij meent iets geconstateerd te hebben.
Verder blijkt de strijdigheid in de mens voor een groot gedeelte te ontstaan aan de hand van aanvaarding en verwerping, die niet op feiten maar ook weer op illusies, stellingen of idealen gebaseerd zijn. Het is een zeer belangrijk punt, wanneer ik mijn betekenis voor de wereld moet beseffen, wanneer ik vertrouwen moet hebben in mijzelf binnen die wereld, dan kan ik dit of doen aan de hand van een totale droomwereld maar dan is de vraag zeer groot of ik in de werkelijkheid kan leven en werken of ik zal moeten terugkeren tot de werkelijkheid alleen.
Daarbij mag ik dan geen rekening houden met al hetgeen ik heb opgebouwd aan ideeën omtrent eigen belangrijkheid, de verschillen in stand en in capaciteit tussen mij en anderen. Alleen datgene wat daadwerkelijk blijkt, is belangrijk Zo alleen kan ik af schatten wat mijn verhouding tot de wereld is.
Verder zal u blijken, dat een groot gedeelte van deze innerlijke verdeeldheid van de mens voortkomt uit zijn behoefte om voor die wereld betekenis te hebben en anderzijds aan zijn behoefte om zich niet aan die wereld te binden (ook dit is in strijd met elkaar, zoals u zult begrijpen).
Dit alles samenvattend brengt ons tot het eerste belangrijke punt, de eerste belangrijke conclusie: De eenvoud van handelen en denken moet steeds gebaseerd zijn op feiten nimmer op stellingen, nimmer op een geloof, dat geconstrueerd is of op denkbeelden berust.
Dit laatste zeg ik erbij, omdat ergens altijd een geloof blijft bestaan. Zolang een geloof niet wordt omgezet in een rationele vorm, is het een kracht, waaruit wij putten. Zodra wij echter vorm en gestalte geven, zal datzelfde geloof een keten zijn, die ons bereik van leven beperkt, een kooi waaruit wij moeilijk kunnen ontsnappen.
Wij hebben nu dit eerste punt gesteld. Maar er zijn meer punten. Altijd weer, wanneer de mens probeert zichzelf te ontleden, wordt hij geconfronteerd met een soort ijzeren muur. Er zijn nu eenmaal dingen in je eigen wezen, die je niet wilt of kunt beseffen. Er zijn werkelijkheden, die zo verschrikkelijk zijn voor de mens, dat ze niet aanvaardbaar zijn.
Wanneer wij stellen, dat wij ook deze dingen moeten erkennen, maken wij een grote fout. Heel veel mensen gaan ten onder in hun innerlijk streven aan de poging om de diepste geheimen van het eigen “ik” a.h.w. bewust en redelijk te ontleden.
Wanneer vroeger een leger oprukte, dan werd een stad die zich niet overgaf, omsingeld. Zij werd dus geïsoleerd. Het leger zelf ging voort. In ons eigen bewustzijn, in ons eigen zoeken, moeten we ons niet laten ophouden door de tegenspraak of de onbegrijpelijkheden, die in onszelf liggen en die soms ook in de wereld voorkomen. Wij moeten ze isoleren en toch doelbewust verdergaan. De kwestie van een doel (want voor doelbewust is een doel nodig) zal eveneens voor veel mensen moeilijkheden baren. Een mens stelt zich nl, een doel, dat ver buiten zijn eigen bereik of zijn eigen wereld ligt. Maar een doel, dat niet verwerkelijkt kan worden, heeft weinig zin.
Het doel dat wij ons kunnen stellen, moet in direct verband staan met de eigen persoonlijkheid en moet daarnaast althans ten dele verwerkelijkbaar zijn. Een van de beste doelstellingen, die de mens in zijn leven kan kiezen, is deze: Ik tracht zo gelukkig te zijn als ik kan, anderen gelijk schenkende en niemand bij mijn weten en door mijn schuld ongeluk brengend..
Dit is een heel eenvoudige stelregel. Toch is hij belangrijk. Want wie gelukkig is, die integreert zijn persoonlijkheid veel beter dan de mens, die ongelukkig is. Het conflict, dat wij steeds weer moeten ondergaan, is voor ons een lering zolang wij het kunnen aanvaarden, zolang er dus voldoende veerkracht overblijft.
Op het ogenblik dat wij het conflict niet kunnen aanvaarden, zullen wij niet meer in staat zijn om dat conflict zelfs maar in zijn werkelijke vorm te zien laat staan ons eigen wezen en de verhouding tot de conflictstof ook maar enigszins juist af te schatten. Dus, hier ligt een volgende sleutel: Wees voor alles gelukkig!
Angst speelt zoals bekend is, ook een heel grote rol in het menselijk leven. Vaak zien wij dat pogingen tot bewustwording in feite uit angst worden geboren. De angst voor wat zal zijn, wanneer men niet bewust genoeg is. Het zal u duidelijk zijn, dat deze angstprikkel op zichzelf verwerpelijk is. Wanneer ik bang ben, dan zoek ik niet te bereiken, ik zoek te ontkomen. En wie zoekt te ontkomen, zoekt zeker niet de meest juiste weg op, de meest lichtende waarde. Hij zoekt datgene op, wat hem naar zijn eigen inzicht het beste beschermt. De beste bescherming vindt de doorsneemens bij waan, niet bij werkelijkheid. Bovendien zal wie streeft door angst, in zijn streven zichzelf ongelukkig maken en anderen eveneens.
Dus, wij mogen hier nog aan toevoegen: Wat wij vrezen, moeten wij onder ogen zien en nimmer trachten daaraan te ontkomen. Het gevreesde kan alleen overwonnen worden door het te aanvaarden of het teniet te doen; nimmer door hulpmiddelen te gebruiken, die in een verdere toekomst een oplossing zeggen te geven.
We hebben dus ook eigenlijk een beetje aan psychologie gedaan. Maar deze psychologie is de basis van de magie en van de esoterie. Een mens is niet in staat iets te bereiken, tenzij hij een redelijk begrip heeft van zichzelf, en vooral een redelijk begrip heeft van zichzelf in zijn wereld. Het is heel goed om daar een tweede wereld naast te stellen, wanneer je met je eigen wereld op de juiste manier overweg kunt. Maar wanneer een tweede wereld een ontwijking wordt van je werkelijkheid, dan kan ze nooit goed zijn.
Elke innerlijk stijgen, elk innerlijk bewust worden, betekent wel degelijk een uitbreiden van het levensbereik. Er wordt een groter gedeelte van het leven ervaren. Denk niet dat esoterie ooit isolatie betekent. Het is geen afzondering van de mensheid, het is een intenser deel hebben aan de mensheid. Het is niet alleen leven in de sferen, maar het is: De krachten en de werkingen van de sferen op aarde meer tot leven doen komen. En dat is heel iets anders.
Wanneer wij innerlijk verder gaan en wereld na wereld, sfeer na sfeer, voor ons wezen betekenis krijgen, zijn wij geneigd om dat alles toch weer onder te brengen in een stelling, in een theorie. Maar er is geen enkele theorie, die onze eigen innerlijke beleving volledig dekt. Wij kunnen ten hoogste bestaande theorieën zo verwringen, dat ze althans enigszins in overeenstemming zijn met ons wezen en beleven. Laten wij ons daarom niet binden aan stellingen. Esoterische bewustwording wil zeggen; jezelf en de wereld beter ervaren, beter beseffen, en – veel omvattender a.h.w. – beleven. Dat is alles, meer niet.
Hetzelfde vinden wij bij de magie. Wanneer een magisch woord wordt gesproken, dan wordt er gewerkt met een vibratie die niet iedereen kent. Wanneer er gewerkt wordt met lichte en geestelijke kracht, dan worden er spanningen opgewekt, die niet kunnen worden omschreven met de gebruikelijke termen en meetbare waarden. Maar ze zijn er. Alles wat er voor u. in deze zin bestaat, hoeft niet onderzocht te worden. De enige vraag is of het bruikbaar is. Geloof mij wanneer ik u zeg, dat zowel esoterie als magie in hun meest omvattende vorm praktische wetenschappen behoorden te zijn. Waar dus de daad, de daadkracht, de proefneming ontbreken, wordt weinig bereikt. Waar wij onszelf voortdurend meten a.h.w. met de wereld, en gelijktijdig onszelf zien in de juiste verhouding tot de wereld, zullen wij kennis opdoen van al hetgeen wij waarlijk kunnen.
De doorsneemens kan veel meer dan hij toegeeft, dan hij zichzelf toegeeft. De doorsneemens kan veel meer verdragen dan hij aanneemt. De doorsneemens heeft veel minder nodig dan hij pleegt te veronderstellen. Wanneer wij terugkomen tot de ware feiten, dan weten we wat we kunnen. En dan mogen wij misschien niet precies weten waarom we het kunnen of hoe we het kunnen, maar we kunnen het gebruiken, we kunnen ermee werken.
Ik geloof dat in deze dagen boven alles de sleutel des levens is gelegen in die ene simpele regel: werk met elke kracht die je in jezelf beseft, zonder te vragen, waarom, hoe zij bestaat, slechts vragende of ze resultaten geeft. Dat is wijsheid. Iemand die leren moet op een terrein, waar geen enkel leerboek bestaat, dat alomvattend is, kan dit alleen doen door proef na proef te nemen; door zijn eigen systeem te ontwerpen door zijn eigen beleving tot stand te brengen. En dat systeem is dan geen systeem van theorieën, maar alleen een nuchtere indeling van feiten: de werkelijkheid.
Indien u begrijpt wat dit betekent, kunt u misschien ook begrijpen, dat heel vaak het woord op zichzelf waardeloos is. Een woord heeft alleen dan waarde, wanneer het past in een werkelijkheid. Ook in de uwe. En uw werkelijkheid is niet zoals u misschien zoudt veronderstellen dat wat u denkt te zijn in de ogen van anderen, of dat wat u denkt te moeten doen, of wat u zoudt willen doen. Het is alleen wat u bent feitelijk. Punt.
Alles wat in de komende tijd aan leringen gebracht zal worden in deze groep, zal u terugvoeren tot ditzelfde element, tot deze sleutels van menselijk leven. Menszijn wil zeggen; experimenteren. D.w.z. net als een kind a.h.w. experimenteren met je eigen leven, met je eigen mogelijkheden. Het onderzoeken wat je wel en wat je niet kunt doen, wat je wel en wat je niet bent. Menszijn wil zeggen: de kinderjaren doormaken, waaraan een geestelijke volwassenheid verder ontleend kan worden. Menszijn wil niet zeggen; volmaaktheid. Volmaakte mensen op aarde bestaan niet. Menszijn wil juist zeggen; de onvolmaaktheid gebruiken om te leren beseffen wat wel en wat niet past in jou; en verder niet.
De lering, die daarover wordt gegeven, krijgt dan ook over het algemeen een eigenaardig karakter. Zij zal menigeen vaag voorkomen; vaag, omdat men niet de moed heeft zichzelf op de proef te stellen. Zij zal menigeen zeer verstandig lijken; en toch zouden daarin misschien althans in de interpretatie fouten kunnen schuilen, die alweer omdat men niet de proef op de som neemt onontdekt blijven en daarom verkeerde waarden scheppen.
Alles wat je wilt kun je volbrengen, mits je daarvoor geen tijdslimiet stelt en het leven beschouwt als een eeuwigheid, die in vele opeenvolgende cycli van bestaan beleefd wordt. Wie zich een tijdslimiet stelt voor een bereiking, zal over het algemeen weinig bereiken, tenzij redelijk en aan de hand van de werkelijkheid deze tijd voldoende is tot bereiken.
Dus vaag, want het is niet iets van een dag of zelfs van een leven; maar er is een essentie in, een denkwijze, die wel belangrijk is. Wanneer u naar sleutels zoekt, als een reeks voorschriften, of een reeks korte wijsgerigheden, dan zult u er naast vallen. Men kan u sleutels geven, maar wat heeft u aan een sleutel, wanneer er geen slot is, wanneer er althans geen slot is waarop hij past? Elkeen moet voor zich zoeken naar zijn sleutel, naar zijn begrip, naar zijn beleving. En hij moet die beleving niet zien als iets, wat buiten of boven de waarden van het gewone leven staat. Hij moet haar zien als iets, dat er deel van uitmaakt en dat erin bruikbaar is.
Een magische sleutel heeft soms een wat ander karakter. Hij is nl. gebaseerd op grondwaarden, basiswaarden van het menselijk denken, het menselijk wezen. U zult begrijpen, dat de menselijke psyche door alle tijden heen een reeks eigenschappen heeft, die ongeveer gelijk blijft. Onveranderlijke waarden. Ze behoren nu eenmaal bij de stoffelijke opmaak van het menselijk ras. Deze basiswaarden worden in de magie gehanteerd. Gehanteerd in verband met trilling en met incantaties, met symbolen, kortom met al wat erbij behoort. Wij zien dat deze zelfde grondwaarden gehanteerd worden in kabbalistiek, in astrologie. Maar die grondwaarden kunnen ook van mens tot mens verschillen.
We zouden dat verder kunnen uitleggen. We zouden kunnen gaan spreken over de verschillende Heersers en Krachten, die bepalend zijn voor hetgeen men met deze essentiële psychische waarden van het mensdom kan doen. Niet iedereen heeft a.h.w., dezelfde vaardigheden of bekwaamheden. Maar ik kan nooit weten, waar mijn bekwaamheid schuilt, wanneer ik ook hier niet probeer de proef te nemen. De magie moet ik niet zien als iets, dat mij verwijdert van het dagelijks leven of dat boven het dagelijks leven staat. Zij is alleen werkelijk belangrijk en zij kan alleen witmagisch zijn dus voor ons bevorderend t.a.v. gelijk, van bewustzijn, van betekenis wanneer zij deel is van het dagelijks leven.
Iemand die zich afzondert voor een magische procedure of een rite, zal daar ongetwijfeld wel iets mee bereiken, maar hij heeft het buiten zijn leven gesteld. Eerst wanneer ditzelfde deel uitmaakt van zijn leven, omdat de kracht voortdurend in dat leven gebruikt wordt en eventueel ritueel, en wat dies meer zij, terugvalt tot een onopvallende invoeging in het dagelijks leven, is men waarlijk magiër.
Men heeft wel eens gezegd, dat de grondwaarde van de magie zelfvertrouwen is. Ik geloof dat dat niet helemaal waar is. Zelfvertrouwen hebben zeer veel mensen, die juist daardoor falen. Ik zou zeggen; zelfbewustzijn. Want alleen de mens, die zich van zichzelf bewust is, heeft de moed om krachten te gebruiken. Hij alleen kan de innerlijke zekerheid opbrengen voor het nodige experiment. Hij alleen kan ook de objectiviteit behouden, waardoor hij zich niet buiten de werkelijkheid een beeld van eigen krachten en mogelijkheden maakt, maar die hij door voortdurende controle tot een weten, een besef in zichzelf doet groeien.
Ik heb deze sleutels van het menselijk leven aangeroerd, omdat u in de nabije toekomst in contact zult komen met sprekers, wier wijze van betogen t.o.v. de onze misschien wat simpel, wat erg eenvoudig is. U zult misschien de sfeer en de spanning ondergaan, u zult er misschien een soort cultus omheen willen bouwen, maar u zult er weinig mee bereiken, tenzij u begrijpt dat het hier weer gaat om diezelfde grondwaarde: Datgene wat toegepast kan worden.
Mensen zullen zeggen: Ja, wat zij zeggen is wel allemaal mooi, maar wat moet ik ermee doen? Bij u wordt een beeld gewekt door wat zij zeggen; zoals altijd, ook als ik spreek. Probeer na te gaan of dat beeld in de werkelijkheid betekenis of zin heeft. Probeer na te gaan of u er iets mee kunt doen. Niet of het mooi is, dat is niet belangrijk.
En dan wil ik u nog een laatste raad geven. Wanneer u de kernwaarde van het menszijn zoekt, dan moet u wel begrijpen dat dit nooit een voleinde, een afgeronde waarde kan zijn. Menszijn betekent; door je eigen onevenwichtigheden, die nu eens te ener zijde, dan te andere zijde worden uitgebreid, langzaam maar zeker je eigen levensdebiet en vermogen vergroten. Maak er dus geen zorgen over. Wanneer sommige dingen u wat onevenwichtig toelijken. Maak u er alleen maar zorgen over. Wanneer u helemaal niets meer heeft, Wanneer u denkt dat u het wel bereikt hebt. Elke bereiking is vanuit een menselijk standpunt een eenzijdige ontwikkeling, die onmiddellijk moet worden gecompenseerd door een volgende.
En wanneer je iets bereikt, ben je gelukkig omdat je bereikt hebt. Maar je bent ook gelukkig, omdat er nog meer bereikt kan worden. Begrijp dat stilstand hetzij van denken, van gewoonten, van gedrag, van benadering van de wereld, opvattingen omtrent jezelf, zelfs van geloof voor de mens dodelijk is. Dan worden zijn menselijke waarden langzaam maar zeker verminderd. Hij wordt meer voorwerp, meer massadier en minder levende mens.
Het is dus juist het erkennen van die onevenwichtigheid en het streven naar steeds weer een nieuw evenwicht, zonder te verwachten dat we daarmee dus de volmaking, de voleinding nu zullen bezitten, die in de komende tijd belangrijk zijn. Het is de kern van uw menselijk bestaan. U slingert altijd. En op het ogenblik dat u niet meer slingert, dat u ergens vastgeroest bent, dan dreigt u iets van uw waarlijk menszijn te verliezen.
Wanneer u, op deze manier de leringen van anderen, die zich als sprekers in deze groepen naar ik aanneem in toenemende mate kenbaar zullen maken verwerken, dan zullen wij allen geestelijk zowel als stoffelijk tot de conclusie moeten komen, dat steeds de vraag rijst; wat kan ik er mee doen? En dan moeten we ook begrijpen, dat wat kan ik er mee doen, nooit beantwoord kan worden in de zin van je ideaal, van je droom alleen.
De droom staat vaak ver van de feiten, van de werkelijkheid, begrijpt u? Het is alleen het feitelijk bestaan, dat het antwoord kan geven. Daarom is het niet mogelijk om te zeggen, dat een bepaalde lichtende Kracht ons zal helpen om door ons gestelde doeleinden zonder meer te verwezenlijken. Er kan alleen worden gesteld, dat we er iets mee kunnen verwezenlijken. Wat? Dat zullen wij in de praktijk moeten nagaan.
Wanneer ik u op deze wijze heb voorbereid op de sleutelbegrippen speciaal van het menselijk wezen, van het menszijn die in de toekomst zo vaak gehanteerd worden zo noem ik aan dat u daarin voor uzelf niet allen maar wat moois of een innerlijke verheffing of een uitverkiezing zult zoeken, maar dat u zich steeds weer zult afvragen: Wat kan ik hiermee bereiken?
Het is beter een op zich onbelangrijk iets bij herhaling te bereiken dan eenmaal iets groots te volbrengen en voortaan te falen. Ook dat moet u zich voor ogen stellen. Wie te ver grijpt, heeft de mogelijkheid dat er een keer iets gebeurt, wat zelfs hij als een wonder beschouwt. Maar in zijn zoeken naar de herhaling ervan zal hij elke kleinere mogelijkheid ververpen, en zo een mislukkeling worden. Dat komt in het leven heel vaak voor, zowel op materieel als op geestelijk terrein.
Zoek dus niet naar het grote. Zoek naar het kleine, dat herhaalbaar is. Zoek naar de trilling, die beheerst kan worden. Zoek naar de Kracht, die altijd op een bepaalde wijze gebruikt kan worden en altijd bepaalde al zijn het onbelangrijke effecten geeft. Vanuit de kleine feiten, die kleine werkelijkheden, bouwt u dan op den duur een begrip op van uw waarlijk bestaan, uw waarlijk innerlijk leven en uw werkelijk menszijn. Bedenk, dat wie de werkelijkheid erkent, dicht bij God staat. Maar dat degene, die in de waan zijn toevlucht zoekt, zich dichter bij het duister dan bij het licht bevindt.
Ik hoop, dat ik hiermee mijn betoog mag besluiten. In het tweede deel van onze bijeenkomst, zullen wij zoals ook een vorige maal is gebeurd een gastspreker het woord geven. Ik neem aan dat die gastsprekers steeds meer een geregelde verschijning worden.
0-0-0-0-0-0-0-0
Oude leer is nieuwe leer.
De mensheid heeft in de laatste dagen meerdere bijzondere ervaringen doorgemaakt en het spel van krachten op deze wereld is verstorend en verontrustend voor velen. Wij, die ons vanuit wat u noemt de lichtende werelden tot deze aarde richten, zoeken naar een kracht en een mogelijkheid om de mensheid te bevrijden van haar onrust, om haar tot een nieuwe bewustwording te brengen.
Hierbij hebben wij lange tijd gezocht naar de juiste wegen en de juiste middelen. Nu echter is er geen tijd meer om verder te zoeken en te denken, nu moeten er beslissingen worden genomen en deze beslissingen, staan in direct verband met de leer die wij willen trachten deze wereld hernieuwd te brengen.
De kern van alle dingen is rust. Niet de rust van een absolute niet-zijnde wereld, maar de rust van een aanvaarde wereld. Om een wereld te kunnen aanvaarden, moet je als mens in de eerste plaats leren om jezelf te aanvaarden en om niet te rekenen met datgene, wat je voor jezelf alleen begeert, maar om te zoeken naar de betekenis, die je kunt hebben voor anderen.
Een groot gedeelte van de spanning en de onrust, die uw wereld bedreigt, komt voort uit een misverstaan van onderlinge aansprakelijkheid; onderlinge verantwoordelijkheid. Een bijna even groot deel wordt veroorzaakt door een verkeerde neiging zichzelf steeds te stellen boven anderen.
De leer die wij willen brengen is oud. Zij is zo oud dat zij reeds bestond voor de eerste orakels op aarde spraken. Zij is nieuw, want zij is de kern van elke openbaring, van elke godsdienst die ook in uw dagen bestaat. Het is het begrip van de werkelijke, de juiste naastenlief maar ook het begrip van het luiste leven. Gij kunt nimmer het leven van een ander leven en het is moeilijk en te weten wat voor een ander belangrijk en goed is. Maar ge kunt weten of ge aan uw eigen aansprakelijkheden voldoet; en dit alleen is belangrijk.
Wanneer ik een brug bouw, dan vraag ik mij niet af wie over deze brug zal gaan. Ik bouw een brug. Wat wij in deze tijd is een ware brug bouwen tussen het menselijk egoïsme en de ware harmonie die in de kosmos regeert. Wij bouwen deze brug niet door zelfverloochening. Vele mensen menen dat je alleen de Oneindige kunt dienen en de kracht van Eeuwige kunt wekken wanneer je jezelf verloochent. Maar wie zichzelf ontkent, ontkent zijn God. Anderen menen dat je God alleen kunt wekken door Hem te bevelen. Maar wie is de mens, dat hij zijn Schepper beveelt?
Wij moeten niet vragen in de zin van een eis te stellen. Wij moeten vragen; naar kracht voor onszelf. Ik doe goed, omdat goed doen een deel van mijn wezen is, niet omdat dit goeddoen anderen beter maakt. Ik leef in sfeer of wereld niet omdat anderen dit leven roemen of verwerpen, maar omdat dit leven beantwoordt aan mijn persoonlijkheid. Wanneer ik werkelijk leven kan volgens mijn eigen wezen zonder te begeren, zo kan ik aan alle wereld iets meedelen van mijn eigen bestaan. Dit eigen bestaan is altijd, deel van de eeuwige. Wij zijn met elkaar verbonden door de bron van ons leven.
Wij zijn deel van één en dezelfde Kracht, en ons bewustzijn zal moeten keren tot een en dezelfde grote gedachte. Dit te beseffen houdt in dat men zijn naaste op de juiste wijze leert liefhebben, niet alleen als een die eist, beveelt, vraagt, maar als een die anderen helpt, zoals het in hem gelegen is om te helpen. Een die niet stelt: dit kost het mij, of dit kost het een ander, maar die slechts zegt; zo vind ik vrede, want daardoor heeft mijn leven voor mij een doel.
Er zijn duizenden mogelijkheden en wegen, altijd weer, om te komen tot de waarheid. Er is slechts één weg, die wij allen gaan. Die weg is waarheid, die weg is het leven zelf, men heeft wel gezegd, dat een mens of een leer de waarheid en het leven is. Maar is het leven dan niet buiten deze leer, en is er geen waarheid, groter dan de beperkingen van menselijk begrip en leerstelling? Ik zeg u, onze weg tot bewustwording is het leven. En uit het leven de waarheid. De waarheid van ons bestaan.
Ik zeide u, wanneer ik een brug bouw, zo vraag ik mij niet wie erover gaat. Wanneer men in het leven iets tot stand brengt, zo moet ge u niet afvragen voor wie, en zelfs niet waarom. Wanneer u gezegd is te bouwen, zo bouw en weet, dat ge niet aansprakelijk bent voor hen, die uw bouwwerk gebruiken, maar slechts voor de goede staat ervan.
Wanneer ge zoekt naar het heilige, zo zult ge vaak zoeken buiten de mens, buiten het leven. Maar het heilige is de eerbied, die wij, hebben voor iets in onszelf. En dat iets is onze afstamming van het onbekende, is de Vader in ons. Datgeen wat wij moeten eerbiedigen is niet de materie, maar de zinrijkheid van ons bestaan. Het leven te vervullen betekent allereerst het leven te aanvaarden voor wat het is. Wie zijn leven baseert op wat hij bereikt, leeft niet werkelijk. Wie zijn geld ziet als belangrijk in het leven, hij is dood en zijn geld leeft. Wie de erkenning der mensen vergt en deze ziet als het belang van zijn leven, hij is dood. En slechts het beeld dat hij in anderen schept, leeft. Maar wie zichzelf is en in zichzelf zoekt te beantwoorden aan de krachten van het leven en aan den Vader, Die in hem leeft, die is waarlijk een leven gegeven zonder einde.
De mens denkt vaak na over de dood. En hij zegt zichzelf; deze dood te overwinnen is het belangrijkste in mijn bestaan. Maar wie zich bezighoudt met de dood, sterft reeds. Wanneer men gaat door het duister dat de mens dood noemt, zo leeft men alleen uit de kracht, die men dan erkent. Niet uit zichzelf, niet uit de vroegere waarden van het bestaan. Dat wat gij erkent als eeuwig in, rond of boven uzelf, is voor u de weg die de dood doet smelten die hem weg neemt en het duister van zijn wezen verdrijft door een nieuw licht. Vrees de dood niet, noch voor uzelf, noch voor anderen. Voor de vrees zou men bevreesd kunnen zijn, naar dit is dwaasheid. Waarom niet al aanvaarden zoals het is?
Het menselijk leven werd gegeven, opdat gij vreugde zoudt vinden en opdat gij bewustzijn zoudt puren, opdat gij uw wezen telkenmale weer zoudt vervullen tot meerheid van licht, tot meerheid van kracht, tot de veelheid van ervaringen een eenheid van bewustzijn vormt. En daarom zeg ik u; wees niet bevreesd voor de dood. Want wie hem vreest, ziet in hem een verschrikkelijke vijand. Maar wie hem niet vreest, tot die komt hij als een lichtende vriend, die het leven doet voortgaan in andere en betere landen.
De mens vreest het lijden. Maar er is geen lijden dat de mens niet overwinnen kan. Hij die het lijden niet vreest, hij bouwt zich zelfs uit de pijnen ja, uit de schijnbare ondergang en het verval; nieuw licht en nieuwe waarden. Een herrijzenis, die een openbaring is van werkelijke kracht. Wie pijnen vreest echter, hij gaat ten onder zelfs aan de verwachtingen daarvan. Daarom, vreest niet bevreesd voor pijn, voor lijden, voor verandering. Aanvaard deze dingen, wetend dat ge sterker zijt dan al deze dingen, zolang gij in uzelf slechts zoekt naar de vreugde van bestaan, de innerlijke verlichting, die aan uw leven schoonheid geeft.
Mensen vrezen vaak mensen. Of zij veroordelen mensen en zij verlaten mensen. En soms binden mensen zich aan mensen alsof er niets anders ware in het leven dan dit ene. Ik zeg u echter; bind u niet aan mensen, en vrees niet de mensen. Gij, die uzelf zijt, gij die de kracht leeft, die uw leven is, gij zijt voor alle mensen belangrijk, omdat gij mens zijt.
En deze mensen kunnen u niets aandoen, wat ge niet kunt overwinnen. En bind u niet aan mensen, want gij behoort tot de mensheid en niet slechts tot de enkelingen van de kleine groep. Mensen zoeken zekerheid en hij, die zekerheid zoekt wordt achtervolgd door de onzekerheid, omdat hij steeds vreest te verliezen. De enige zekerheid die ge hebt is deze: Uit de Kracht, Die u geschapen heeft, zult ge leiden. Verder is er voor u geen zekerheid. Streef daarom niet naar een zekerheid maar leef. Want het leven is de waarde waaruit ge de Vader leert kennen.
Gij allen kent de wet. De Wet die is gesteld in de geboden, die wet die is verkondigd door profeten en zieners, de wet die is neergeschreven bij vele volkeren en in vele tijden. Bedenk, deze wet is de wet van de mens, die zijn God ontmoet. Maar het is God, Die de wet is. Niet het woord. Niet het woord, niet het geschreven, niet het gesproken woord, dat wet heet.
Erken in uzelf dat er één Wet is boven alle. De Kracht, Die in u leeft het teven dat in u bestaat, de Werkelijkheid waaruit gij voortgaat. Dit is de Wet. En deze wet slechts kan uitdrukken de ware eenheid, de ware harmonie. Daarom zeg ik u, zo men u de wet noemt, zeg: Mijn wet is de Vader, Die in mij leeft, want dit is de enig ware wet. En zo in uw leven de Kracht in u zegt te gaan, vraag niet naar de wet, want de Kracht in u is de wet.
Gij meent tekort te schieten tegenover anderen. Gij schiet slechts tekort tegenover anderen, wanneer ge meer wilt zijn dan anderen. Dit is onmogelijk en uit al, wat ge hieruit schept, doet ge anderen onrecht. Maar zo gij anderen ziet zoals gij uzelf ziet, en gij uw leven weerkaatst ziet in het leven van anderen, zo zult gij anderen geen onrecht doen en ge zult geen verplichting die in de kosmos bestaat, verwaarlozen.
Er wordt wel gezegd bij mensen, dat God zo moeilijk te benaderen is. Dat het Licht zo moeilijk te ervaren is. Maar ik zeg u: Wanneer ge God wilt zien als een mens en het Licht wilt zien als een vlam of een zon, zo zult ge deze nooit erkennen en zijn ze waarlijk ver van u. Maar zo ge beseft dat is, dat het Licht leven is, zo zijn ze met u altijd en zonder verpozen. Zo zijn ze u Kracht ten allen tijde. Zo zijn ze u wijsheid, die uw wezen verder doet gaan, verder langs de weg die de uwe is.
Men zal tot u spreken; dit is uit het duister geboren en dat uit het licht. Maar indien gij niet zien kunt, hoe weet gij dat men waarheid spreekt? En zo gij zien kunt, waarom hoort gij op de woorden van anderen? Gij zijt mens en menszijn wil zeggen; zoon des licht, bezield door de adem des levens, gevormd uit materie.
Gij als mens moet leren luisteren in uzelf. Gij, mens, moet leren leven met uzelf. Dan zal er geen verschil zijn tussen licht en duister. Dan zult gij zijn: deel van het leven en niet een die worstelt tegen het leven. Zo zeg ik u; hoor in uzelf en waar uw wezen en uw kracht u zeggen; dit is licht, zoek dit licht. En waar uw wezen u zegt: dit is duister, zo zeg; hiervan houd ik mij verre.
De gemeenschap der mensen is gebouwd uit menselijk leven, niet uit menselijk weten. Het weten is de vorm die gij aan het leven tracht op te leggen, maar is niet het leven zelf. Daarom zeg ik u; groter is de kracht en de kennis, die in u is gelegd dan alle weten van de wereld. Grotere wijsheid en waarheid werd u gegeven in uw ontstaan dan in alle weten der mensheid tot uitdrukking komt. Leef dan de Wijsheid in u niet het weten buiten u.
De mens meent steeds, dat van buitenaf krachten moeten ingrijpen en werken. Maar ik zeg u, er is geen bron van Kracht buiten Die, Welke wij God noemen. Een deel van het Goddelijke leeft in u; zo gij dit beseft is alle macht de uwe, zolang uw weg beantwoordt aan de wijsheid en de wet van de God in u, en zonder Hem zijt gij machteloos.
De mens zegt, dat het zo moeilijk is om te leven volgens de leer die hem gegeven wordt. Maar waarlijk, wie een goudstuk wegwerpt uit angst dat zijn beurs bezwijkt, is een dwaas. De mens verwerpt vaak de waarden van het leven en de krachten van het leven, omdat hij vreest zijn huidige bereiking en illusie te verliezen. Ik zeg u echter: Al wat ge nu zijt en bezit zult ge verliezen. Doch dat wat gij leeft zult gij behouden, ten eeuwige dage.
Er wordt gezegd dat de mens het Licht kennen zal, de inwijding vinden zal, indien hij bepaalde paden gaat, bepaalde regels volgt. Ik zeg u echter: De inwijding is in uw wezen en wie de waarheid in zich erkent, erkent alle dingen. En daarom is de wet der inwijding; leef uzelf. Heb de wereld lief, heb uw Schepper lief, erken de wet, die in u bestaat en gebruik de Kracht, Die u gegeven wordt.
Gij die hoort naar deze woorden, zult zo dadelijk heengaan; en wat van die woorden zal met u blijven? Voorwaar ik zeg u: Geen woord kan u redden, bijstaan of helpen, maar wat gij maakt uit het woord in uzelf, kan uw behoud en uw zekerheid zijn, Uw kracht van licht, uw innerlijke sterkte, uw leven zonder einde.
Gij aarzelt steeds weer, maar ge beseft uw eigen aarzelingen niet. Gij vraagt u af, wat waar is. Zo uw wezen u niet zegt; dit is waar, zo heeft het voor u geen betekenis. Maar waar uw wezen u zegt; dit is waarheid, daar zult gij het leven, en niet slechts met woorden aanvaarden. Bedrieg uzelf niet door woorden te spreken, die niet zijn, daden. Want in den beginne was het woord, maar het woord was de scheppende daad. En in den beginne was het licht, maar het licht was de wil die tot uiting kwam.
Gij, erfgenamen van het scheppend vermogen, de kracht waaruit gij voortkwam, gij zult scheppen. Maar niet wanneer gij steeds aarzelt, terwijl uw wezen zegt; dit is mijn weg of mijn taak. De westerse mens heeft zich het kruis als symbool verkozen. Een symbool van lijden en dood. En ziet, hij heeft het leven gedood, in zijn aanbidding. Want het is niet het kruis dat regeert, maar het is het licht van de herrijzenis, het is de leer die door het wonder bewezen werd. Deze dingen leven, het kruis is dood. Zo zeg ik u; aanbid geen symbolen. En noem niet God, wat gij niet kent. Maar leef de kracht, die gij zijt, opdat de Waarheid van uw wezen u de weg van het leven tone, u de poorten opene van het begrip.
En ten laatste, gij die wilt toehoren naar de lering, die ik u geef, bedenk één ding: Het is beter u vrienden te maken uit het onrecht, dan vijanden uit uw rechtvaardigheid. Het is beter te voeden wat leven geeft, dan een os die dorst de muil te binden. Het is beter een licht te kennen dat waar is voor jou, dat leeft en voortdurend een bron van sterkte is, dan in uw dromen ten onder te gaan.
Gij zijt mensen. De stof is geen vijand, maar zij is geen werkelijk deel van uw eeuwig bestaan. Maakt u vrienden uit de stof. Gij zijt mensen en hebt krachten en ideeën, die mensen eigen zijn. Maar wanneer gij gaat door het dal der schaduwen, zo laat ge dit achter. Maak u vrienden uit uw kennis, maak u vrienden uit uw weten en uw gaven. Maak u vrienden en zeg niet; dit is onrechtvaardig. Want voorwaar, de mens, die uit wat men onrecht noemt zich vrienden maakt, hij bouwt zich het leven. Maar wie uit rechtvaardigheid anderen doodt of één gedachte of hoop in hem doodt, hij verliest alle dingen.
De Wet is: De liefde tot de Schepper, Die ons voortbrengt.
De Wet is: De kracht van de Schepper, Die door ons spreekt.
Het leven is de eeuwigheid, die wij uiten in het kort ogenblik van bewust bestaan. Daarom; heb het leven lief. Heb alles lief wat u gegeven wordt aan zorgen en aan bezit, zonder het ooit te zien als deel van uw wezen, maar wetende; dit is het middel mij gegeven ter bereiking, Meer heb ik u voor heden niet te zeggen. Dat de Kracht, Die in u leeft, tot u moge spreken, opdat de waarheid, die in u verscholen is, u geopenbaard worde. Vrede zij met u.