De tegenstelling tussen de wereld en de sferen

image_pdf

 28 februari 1958

Wij, sprekers van deze groep, zijn niet alwetend of onfeilbaar. Onderzoek de dingen, voordat u ze aanneemt, zover het u mogelijk is; onderzoek alles op aanvaardbaarheid voor uzelf. Indien het aanvaardbaar is, laat het dan niet bij de theorie blijven, maar brengt het in de praktijk. Ik zou willen spreken over:  De tegenstelling tussen de wereld en de sferen.

Wij weten allemaal, dat een mens die overgaat, na zijn overgang in een andere wereld belandt. Die wereld is dan weer verdeeld – sprekend vanuit een aards standpunt – en je hoort dan weer spreken van meerdere sferen. Nu is die afleiding sferen afkomstig van de oude beschouwingen betreffende wereld en heelal. Men dacht toen namelijk, dat de sterren en planeten in een aantal kristallijnen sferen zich bevonden, dus doorzichtige bollen als het ware, en in die bollen zaten dan lichtjes, die bewogen. Later heeft men dat woord ook willen toepassen op de geestelijke werelden. Het is begrijpelijk, dat zo een sfeer aanmerkelijk moet verschillen van de aarde. Daar het uiteindelijk ons aller voorland is om in de sferen te gaan – ik ben ook nog lang niet aan mijn eindpunt – vond ik het wel eens aardig om nu speciaal die tegenstellingen tussen geestelijke en stoffelijke werelden eens nader met u te beschouwen.

Op aarde lijkt het, alsof je zelf meester van je lot bent. Maar je wordt heel vaak door omstandigheden buiten je beheersing gedwongen in een bepaalde richting. De vrije wil is op aarde niet een waan, maar dan toch zeker een beperkte vrije wil. In de sferen daartegen geldt, dat de wil, de wens en de gedachte samen de wereld uitmaken.  Voorbeeld: Een jongeman op aarde komt een aardig meisje voorbij. Hij zou willen, dat zij nog een keer voorbijkwam, dan zou hij haar misschien aanspreken, maar hij durft niet. Op aarde is het moment voorbij, misschien ziet hij dat meisje nooit meer terug. Dezelfde toestand in de sferen gezien. Jongeman ziet aardig meisje aankomen. Zij gaat voorbij. Hij denkt: “Kon ik maar met haar spreken. Oh…! Daar komt zij weer terug, alsof zij nooit voorbij gegaan was. Zij is onmiddellijk voor hem, zodat hij contact met haar op kan nemen. Dit is nu één zo’n voorbeeld, maar je kunt het op honderd andere manieren doen.

Op aarde krijg je je woning toegewezen. Ik heb gehoord, dat je naar een gemeentelijke instantie moet gaan om een woning op de bon te krijgen… Bij ons is dat anders. Je denkt je eigen woning, je verwacht een woning. Zoals je je woning bedenkt, – niet uiterlijk, maar van binnen uit – zo krijg je hem. Wanneer een simpele ziel overgaat en denkt, dat de hemel bestaat uit een villawijk met allemaal villa’s, personeel, rijkdom en vierenveertig kamers, dan kun je er verzekerd van zijn, dat hij in een dergelijk huis zal kunnen wonen. Want dit huis is uit zijn eigen gedachten geconstrueerd. Wanneer je op aarde leeft, dan kun je wel eens iemand ontmoeten, die je niet verstaat. De taal is verschillend, misschien ook het niveau van intellect, en daardoor kan men elkaar niet begrijpen. Dat kan op aarde soms zelfs noodlottige gevolgen hebben. In de sferen is dat niet zo. Wanneer je iemand waarneemt, dan kun je met zo iemand ook contact opnemen. In dat contact is een wederzijdse mededeling altijd mogelijk. Naarmate die mededeling meer abstract is, is zij gemakkelijker te volbrengen. Wil je gaan vertellen, dat je op aarde hebt geleefd en schoolmeester bent geweest, dan wordt het iets moeilijker, maar zelfs dan kan een begrip worden geschapen door het projecteren van gedachten.  Het contact is verder gelijktijdiger, inniger, intiemer en ook weer onpersoonlijker in de sferen. Als je op aarde met iemand contact hebt, kun je je hart wel eens tegen elkaar uitstorten. Maar als ik zo te rade ga bij mijn eigen ervaringen, stort je je hart nooit helemaal uit; want je hebt altijd nog wel dingen, waar je nooit over spreekt. Dat is in de Lichte Sferen niet mogelijk.

Wanneer je daar a.h.w. contact krijgt met iemand, dan is het alsof je elke gedachte, die de ander heeft, ook kunt begrijpen en verstaan. Er is dus geen sprake van een mededeling met woorden, maar een mededeling, die alles inhoudt, tot het gevoel toe. Als je zo contact hebt en degene, die met je spreekt droevig is, dan voel je in jezelf diezelfde bedroefdheid. Als er iemand blij is, is het alsof die blijdschap volledig de jouwe is. Zegt hij iets en liggen daar bepaalde redenen aan ten grondslag – hij wil je iets leren, van je leren, enz. – dan is niet alleen de directe uiting kenbaar, naar ook de drijfveer erachter. In zekere zin woon je dus eigenlijk in een glazen huis. Wanneer je met iemand contact opneemt, kun je dat alleen eerlijk doen. Dat geldt alleen voor Lichte Werelden. Maar als er Lichtende Sferen zijn, moeten er evenzeer duistere sferen zijn. Je hebt op aarde geleefd en hebt een groot schuldbewustzijn. Dat maakt op aarde geen verschil uit. Wanneer je invloed of geld hebt, dan kun je het overal toe brengen. Vroeger werd je koning, tegenwoordig kun je minstens minister-president worden, of nog beter: minister van buitenlandse zaken zonder portefeuille. Of je dat schuldbewustzijn hebt of niet, daar bemerkt niemand iets van. Het blijft van binnen. Maar wanneer je wereld wordt gemaakt door wat in je leeft, dan is het duidelijk, dat het schuldbewustzijn, dat zelfverwijt, naar buiten moet komen. Dat betekent dan gelijktijdig een beperking van je bestaan. Datgene, wat je eigenlijk vreest als een represaille tegen je onrechtmatige daden, wordt in die andere wereld verwerkelijkt.

Voorbeeld op aarde is er een handige jongen. Hij overvalt een bank. Hij steelt  $ 100.000. Hij weet die weg te werken, neemt een goede advocaat. Als hij gearresteerd wordt, wordt habeas corpus uitgeschreven, waardoor hij dus weer uit de bewaring wordt vrijgelaten. Het kost hem $25.000 en hij is mijnheer. Dan kan hij twee, of 3 man neergeschoten hebben, maar dat gaat niemand iets aan. Hij kan tegen zichzelf zeggen, dat hij mooi weer gaat spelen in een andere staat en vakantie houden, want hij heeft toch genoeg verdiend. Hij weet voor zichzelf, dat het toch niet helemaal in de haak is.  Nu komt diezelfde man in de sferen terecht. Daar is het niet zo licht eenvoudig, want hij heeft te veel te verbergen en durft geen contact met anderen op te nemen. Nu denkt hij eraan, dat hij die overval heeft begaan en ineens ziet hij, dat die doden weer opstaan. Die gaan achter hem aan: een dolle achtervolging. Duizenden kwellingen. Eindelijk blijft hij staan, de doden zijn verdwenen. Hij heeft niet de moed om dat prijs te geven, want hij heeft nog steeds het idee, dat hij die buit moet weten te behouden. Resultaat: weer diezelfde scène, weer diezelfde kwellingen en dat desnoods tot in het oneindige toe, totdat hij zelf eindelijk bekent, dat het stelen fout is en dat hij dus in zijn droombeeld weigert om met zijn bankoverval te beginnen, of door te gaan.  Dan is pas die magische ban verbroken. Gedurende die periode kunnen anderen wel waarnemen, hoe hij denkt en voelt. Maar hij kan niet waarnemen hoe anderen denken en voelen, omdat hij zichzelf volledig heeft afgesloten. Zo is het vooral voor degenen, die het op aarde soms niet erg nauwkeurig nemen met sommige dingen, niet altijd prettig. Je moet het niet zo erg groot zien, hoor. Het is niet zo, dat, wanneer je je belastingbrief onnauwkeurig hebt ingevuld, je in de sferen komt en je plotseling door minister Zuurhof achtervolgd wordt… Steeds, in verhouding tot het schuldbewustzijn en de begeerte, die het erkennen van de schuld onmogelijk maakt, ontstaat er in de sfeer een kwelling. Soms kunnen meerdere wezens in één zo’n sfeer contact krijgen, dan kan zich daar een hele gemeenschap vormen, een soort stad. Ieder heeft een geheim. Ieder probeert de ander te vlug af te zijn en niemand lukt het eigenlijk. Het resultaat is, dat het leven daar allesbehalve prettig is.

Wanneer je op aarde leeft, dan ben je gewend, dat je er als een mens uitziet, meer of minder netjes. Je verwacht van je omgeving, dat zij ook mensen zijn. Wanneer hier op aarde de een of ander zich plotseling zou veranderen in een draak, zou men toch op de vlucht slaan, of raar kijken. In de sferen is vorm maar een zeer vluchtig iets. Wij kennen geen vormen meer, zoals mensen. Wij hebben de gedachte, dat een vorm bepalend moet zijn voor zijn inhoud, allang prijsgegeven. Integendeel: wij zeggen, dat elke inhoud zijn eigen vorm moet scheppen. Nu spreek ik daar met iemand, die mij lijkt te zijn volkomen gelijk aan mijzelf. Stel: een soort kleurige bol, die in zich allerhande licht heeft. Nu kom je op een gegeven ogenblik met die ander in contact en je spreekt een tijdlang samen, tot je plotseling iets in jezelf voelt als een soort geheimzinnige stilte, zoals je wel eens kunt hebben in een kathedraal. Als je daar binnen gaat, dan is het, alsof een gewijde rust op je valt. Gelijktijdig hoor ik geen klank meer, begint die ander te veranderen, tot er alleen nog maar een Licht overblijft, waarin niets meer apart  gecentraliseerd is. Dan weet ik, dat het contact met die ander verbroken is. Ik kan niet meer begrijpen, wat hij is en wat hij zegt. Maar hij heeft zich als mijn gelijke kunnen uiten.

Aan de andere kant kan ik bv. in een vorm naar beneden toe gaan. Dan neem ik een vorm aan, omdat die vorm daar noodzakelijk is. Het is meer een soort maskerade, van ernstig carnaval. Je vermomt opdat een ander je zal aanvaarden, voor datgene, wat nodig is. Op de aarde is een vermomming niet vol te houden, bij ons wel. Op het ogenblik, dat die vermomming onmogelijk is, keer ik terug tot mijn eigen wereld en vorm. Degene, die met mij heeft gesproken, ziet mij plotseling veranderen in een zuil van lichtende kleuren, die langzaam als een luchtballon naar boven wegtrekt achter het Licht of schaduw. U zult begrijpen, dat die tegenstellingen het erg moeilijk maken om nu te praten over de wereld van de sferen. Er zijn er onder ons, die zelfs complete landkaarten geven. Daar is een vijvertje, daar een boerderijtje, een bosje, een bergje. Dit is een zeer subjectief, uit het ik geboren inzicht omtrent de waarheid. Het is haast onmogelijk om de sferen te beschrijven vanuit een aards standpunt. Doe je het toch, dan moet je noodgedwongen onjuist zijn. Dat is ook alweer een verschil tussen de aarde en de sferen. Op aarde, zijn veel dingen beschrijfbaar. In de sferen zijn zij dat niet, tenzij uit een zeer persoonlijk standpunt, zodat het beschrevene voor anderen absoluut niet zo hoeft te bestaan.

Wat is het nut ervan? Er zijn een hele hoop mensen op aarde, die met hun gedachten proberen in de sferen te leven. Dat kan niet. Een sfeer kun je beleven, maar nooit er in leven. De werkelijkheid van een stofmens zal altijd in een stoffelijke wereld blijven, omdat zijn begripsvermogen niet in staat is zich daaraan te ontworstelen. Elke stoffelijke ervaring is voor de geest een schimmige herinnering. Zoiets, wanneer u een film over indianen hebt gezien. Aan de andere kant, elke beleving van sferen voor een stofmens is a.h.w. een gevoel, het ondergaan van iets. Verder niets. Je kunt nooit meer zeggen, dat het zó was. Wanneer dit nu zo is, dan kun je dus alleen uit een zuiver persoonlijk standpunt die sferen benaderen. Het verschil is veel te groot om te trachten objectief een geestelijke wereld te beleven. Het kan pas, wanneer je er zo hoog boven staat, dat je de gemeenschappelijke waarde van elke sfeer geheel kunt begrijpen. De eerste noodzaak is dus wel om op aarde te trachten het begrip van de Hoogste Sfeer, dat je in je draagt, binnen de vormen van de aardse stoffelijke wereld te verwerkelijken.

In de tweede plaats, wanneer wij uit de geest op aarde willen werken, dan moeten wij van krachten gebruik maken, die wij eigenlijk niet meer hebben. Zo moeten wij eerst werken met magnetische krachten, uitstraling van de mens, de kracht van de mens, luchtelektriciteit en nog wat om tot werkelijk tastbare resultaten te kunnen komen. Bv. de tafel even hoog te laten zweven, even de microfoon goed te zetten zonder er met je handen aan te komen, dat vraagt heel wat krachten. Wij zijn n.l. niet gebouwd om dergelijke prestaties te leveren. Wanneer dat toch gebeurt, dan zijn dat heel vaak wezens, die het anders heel erg moeilijk vinden om hun eigen geslotenheid te verbreken en die dus zo’n krachtsinspanningen gaarne geven, omdat zij voor hen een contact met de wereld betekent, contact met het leven. Wanneer de mens vanuit de stoffelijke wereld iets in de geest wil doen, dan zal hij daarvoor afhankelijk moeten zijn – althans voor een zeer groot deel – van de krachten, die hij in die andere werelden kan verzamelen. Er mag dus worden gezegd, dat een gelijkenis bestaat tussen wereld en sfeer. Zij kunnen wel onderling elkaar beïnvloeden, maar kunnen in elkaars wezen slechts kenbaar ingrijpen door gebruik van de machten die in sfeer of wereld zelf bestaan.

Kunnen wij mensen dan helemaal niets doen voor degenen, die in de sferen leven? Zijn diegenen, die in de sferen bestaan, zo erg gebonden aan hun wereld, dat zij niet in staat zijn om ons te helpen? Er is nog een andere tegenstelling: het geloof. Dat wordt op aarde een soort onredelijk aanvaarden. In de sferen wordt geloof je levensadem, omdat je zoveel aanvoelt, dat nog niet te omschrijven is voor je eigen wezen, dat je dit als waarheid móét aannemen, anders valt je wereld uit elkaar. Dat geloof is voor de sfeer een levensnoodzaak. Het is voor de mens op aarde een steun en een mogelijkheid, het is de band, die ons het gemakkelijkst met elkaar in contact brengt. Wij leven anders, wij denken anders, wij zijn anders. Onze poging om elkaar te benaderen kan nooit ten volle lukken. Het verschil is te groot. Wij kunnen juist door middel van dit geloof en de krachten, die in dit geloof besloten liggen, toch wel heel veel voor elkaar betekenen.

Een mens die in ons gelooft, alleen maar in ons, – dan hoeft hij nog niet eens in een God te geloven, – kunnen wij al benaderen. Een mens die in God gelooft als een Kracht ten goede, kunnen wij te allen tijde benaderen. Naarmate de behoefte in een mens groter wordt om een dergelijk contact te verwerven, is het contact makkelijker tot stand te brengen. Er blijkt echter altijd een deling – scheiding – te bestaan. Nemen wij aan, dat iemand, die is overgegaan, een familielid wil bijstaan. Hij zal dat gaarne willen doen met raad en daad. Zo tracht hij dat familielid op aarde alles te geven, wat waardevol is. Maar wat is in de sfeer waardevol? Een juiste gedachte, een zeker behoud van de mogelijkheid tot ervaren; onbelangrijk is bezit, is aanzien, is eer, enz. Het resultaat is, dat de kracht van de geest helpend zou kunnen optreden, wanneer het dus gaat om problemen van binnen. Maar hij is erg moeilijk in staat om u even te vertellen, wat de uitslag van de puzzel of de loterij is, zelfs al zou hij het weten, hij ziet het belang er niet van in. Het is ook erg moeilijk om rekening te houden met uw meer stoffelijke gedachten en begeerten. Hebt u behoefte aan een inzicht in de wereld, of uw eigen problemen: de geest staat klaar om u te helpen. Maar hebt u behoefte aan een grote biefstuk, dan zal de geest heel vaak volstaan met te registreren: er is voedsel nodig, daar ligt nog een korst brood, laten wij daar de aandacht maar eens op vestigen… Dus een heel andere waardering.

Wat voor de wereld heel erg belangrijk is, heeft daartegen voor de geest heel weinig betekenis. Denk bv. aan de kwestie van de seksen. Seksen bestaan er geestelijk eigenlijk niet meer, tenminste niet in stoffelijke zin. Er is in de sferen een vorming en bewustzijn, maar niet meer aan iets feitelijks gebonden. Is het dan verwonderlijk, dat een geest vaak niet begrijpen kan, waarom een mens zich over stoffelijke liefde zich zo druk maakt? Een geest in een sfeer – zelfs in een lagere sfeer – is zich bewust van een rechtsprincipe, dat voortvloeit uit de schepping, waarin hij leeft. Is het zo vreemd, dat de menselijke poging om recht te doen, weinig of geen begrip ontmoet bij de geest? Gelukkig is het voor de geest wel mogelijk zich te specialiseren en bij deze specialisatie – bij voorkeur meer abstract – bepaalde gebieden op aarde te blijven volgen. Ik denk hierbij bv. aan de geneeskunde. Een geest helpt een mens in de stof om tot genezing te komen. Dit is toch wel zuiver stoffelijk. Voor die geest gaat het helemaal niet om het goed functioneren van die stoffelijke organen. Dat is maar bijkomstig, voor die geest is de noodzaak allereerst het geven van een harmonie, een eenheid van wezen aan die mens. Dat daaruit voortvloeit, dat hij hem ook helpt bij lichamelijke genezing, is a.h.w. iets bijkomstig. U kunt zeggen: wij gaan sneeuw ruimen, omdat wij willen gaan zonder te vallen. De geest begrijpt het niet, hij zegt: dat smetteloze wit is zo mooi. Waarom zou je dat verbreken? Maar nu komt hij tot de ontdekking, dat u schade lijdt, wanneer u door die sneeuw moet lopen, dat het u slecht gaat. Die sneeuwruimer ruimt die zaak op, niet om die weg open te maken, ook niet, opdat u zonder vallen zou kunnen lopen, maar alleen, omdat de moeilijkheden van dit besneeuwde pad voor u een onevenwichtigheid betekenen en gelijktijdig een geestelijke schade.

Daaruit zult u ook wel kunnen begrijpen, dat de sfeer ten overstaan van de ontwikkeling van de mensheid anders denkt dan een stoffelijk mens doet. Wanneer u die wereld beziet, dan zegt u: geef ons alsjeblieft toch een eeuwige vrede, grote welvaart, enz… Ja, zegt de geest, dat willen wij wel graag geven, maar wat heb je eraan? Je moet je bewust kunnen worden. Er moeten problemen in de wereld kunnen blijven… Dan ziet die geest, dat die problemen in de wereld een verkeerde kant opgaan… Ja, zegt de mens, waarom moeten er honderdduizenden dood? Dood, zegt de geest, bestaat niet. Het is toch helemaal niet erg, als er desnoods een miljoen mensen sterven? Daar leven zij toch voor? Beter dat er een miljoen mensen in onze wereld komen en daar de nodige hulp kunnen ontvangen, terwijl de wereld ook de goede kant uitgaat, dan dat al die mensen blijven leven en dat er uiteindelijk op aarde niets dan ongeluk en lijden en onbewustzijn uit voortkomen. Het is begrijpelijk, dat vanuit de sferen heel vaak dingen worden gedaan en worden gezegd, worden geprobeerd, die op aarde op zijn minst genomen onredelijk zijn. Opvallend voor de mens op aarde is verder, dat de geest op één terrein soms buitengewoon knap is, terwijl andere terreinen hem schijnbaar niet interesseren, hij gaat er niet op in; als hij er al antwoord op geeft, is dat maar half-half. Pardon, fifty-fifty; wij zijn modern… Het is te begrijpen. Geestelijk leven wil zeggen leven uit je gedachten en voor je gedachten. Stoffelijk leven wil zeggen: leven in de materie. Daarbij is dan die materie van heel groot belang soms. Per slot van rekening, dames, laten wij eerlijk zijn. Het is toch belangrijk, dat u er goed uitziet, wanneer u met visite moet en wanneer u bezoek ontvangt. Heren: u vindt het toch ook niet prettig, als u met een  zeer groot embonpoint (lijvigheid) in een niet voldoend kostuum zou moeten paraderen voor uw collega’s en gade. Het is volkomen logisch, u leeft in een stoffelijke wereld en daarin kan het niet anders. Wat kan dat voor de geest uitmaken?

U kunt niet verlangen, dat de geest interesse heeft in uw kleding, in uw maatschappelijke status. Daarop is die geest helemaal niet meer ingesteld. Treedt in haar wereld zoiets op, dan kan zij dit door de juiste wijze van denken veranderen en dus zegt zij: “Nu ja, dan moet die mens dat ook maar doen…” Het wonderlijke is dan ook niet zozeer, dat al deze verschillen bestaan, dan wel dat er toch krachten zijn, die al deze tegenstellingen weten te overbruggen. Wij spreken over liefde. Niet in de zin van: “Ik ben van jou en jij van mij, niets kan ons scheiden”, maar in de zin: ons streven en leven bindt ons tezamen, want ik wil jou dienen en jij zult mij dienen. Dat laatste hoort er eigenlijk haast niet bij. Het wordt niet als voorwaarde gesteld. Wanneer er zo een band bestaat, dan betekent dit in de sferen een volkomen eenheid van geest, een volkomen harmonie. Bij die harmonie ken je elkaars gedachten, elkaars kleinste gevoelens, het kleinste beleven zelfs. Nu kan, zij het dat men op aarde zich er niet zo van bewust is, op aarde een dergelijke band ontstaan, zowel met mens als geest. Het kan ontstaan t.o.v. groeperingen, misschien ten opzichte van de gehele mensheid, of voor enkelen.

Maar deze eenheid, ook wanneer zij onbewust ontstaan is, wordt in de geestelijke wereld onmiddellijk reëel. Zij maakt een direct deel uit van het leven. Waar dit het geval is, zal nooit een werkelijke liefde verbroken kunnen worden. Dit brengt vreemde consequenties met zich. Man gaat over, vrouw blijft op aarde en omgekeerd. Tussen deze beiden ontstond een werkelijke band. De belangstelling van degene, die is overgegaan, in stoffelijke zaken is afgelopen. Het is ook begrijpelijk, dat het niets meer betekent. Maar die eenheid is zo sterk, dat de overgegane het beeld van degene die op aarde leeft, voortdurend voor zich ziet, en al wat zich daar voor de geest begrijpbaar in afspeelt, daar onmiddellijk uit kent en afleest. Hij weet, dat dit slechts de schaduw is van iets, wat op aarde meer onbewust bestaat, maar al weet hij dit, altijd blijft de band bestaan. Zo is het mogelijk, dat men elkaar soms zeer grote hulp biedt op zuiver geestelijk terrein. Het is zelfs mogelijk, dat de geest normalerwijze, geheel niet geïnteresseerd in het stoffelijke, u aan de hand van de verstoringen van het beeld, dat hij kent, waarmee hij a.h.w. leeft, zal trachten om in het stoffelijke in te grijpen en daar te helpen. Verwacht echter niet, dat die hulp volkomen kan zijn.

Een tweede kracht, die al even bindend is, is de haat. Wanneer je iemand werkelijk haat, verzink je ook in zijn wezen, zij het dan, dat je hier elke eigenschap kent en tracht te onderdrukken. Ook die banden blijven voortbestaan, maar hier met het vreemde, dat haat een eigenschap van duistere sferen is en zo in het werkelijke leven onberoerd blijft. De gene, die haat ziet het gehate beeld voortdurend bij zich, hij kan trachten het te schaden, maar zal het nooit schaden, wanneer die haat niet teruggekaatst wordt, zodat een wederkerigheid in stand wordt gehouden. Anders blijft het gehate wel voor het bewustzijn van de hater bestaan, maar zal nooit aantastbaar zijn; een van de kwellingen, die er uit voort kan komen.

Dan is er verder de z.g. innerlijke weg. Wij kunnen soms ver buiten het redelijke, ook wanneer wij in de stof zijn, komen tot een intens beleven van grotere Kracht in ons eigen zijn. Die Krachten bestaan werkelijk, zij zijn niet alleen maar een fictie. Zij leven in ons, maar wij vinden ze terug in veel en grote delen van de Schepping. Wanneer zo een band ontstaat, zij het door een voortdurende toestand van verrukking, of door een voortdurende status van leven, dan zal deze Hogere Sfeer, die niet eens begrepen wordt in het stoffelijk voertuig, toch voortdurend haar werking doen gelden. En omgekeerd, voor de geest in de stof, aan de hand van eigen leven en streven voor die anderen, soms grote bewustwordingen met zich brengen, terwijl zij gelijktijdig worden geholpen zich te verheffen boven de werkelijk laagstoffelijke dingen.  De Scheppende Kracht omvat alle dingen. Wie in de Scheppende Kracht doordringt, ziet geen verschil meer tussen stof en geest, omdat zij uiteindelijk slechts bewegingen zijn van Kracht zonder meer. De kernverhouding is Kracht. Kracht is een uiting van het Goddelijke. Het Goddelijke is een Volmaaktheid in zijn uiting. Zo kun je de Kracht van het Goddelijke in de Scheppende Kracht de volmaaktheid vinden en weerkaatsing in alle dingen. Zonder scheiding, onverschillig waar je dit bewustzijn verwerft, onverschillig welke consequenties dit stoffelijk of geestelijk in je eigen wereld is. Er zijn, vooral voor ons kleineren, meer tegenstellingen dan overeenkomsten. Het is, geloof ik, wel veilig, wanneer wij daaruit een conclusie trekken.

Mens, wanneer je op aarde leeft, bedenk, dat de stoffelijke dingen belangrijk voor je zijn. Wanneer de geest zich met je bemoeit, kan dit in het stoffelijke geuit worden, kun je het voelen en beleven. Maar tracht je nooit te verheffen buiten je eigen wereld op een zodanige wijze, dat je alle belangen van die wereld, de belangen van alle anderen in die wereld eenvoudig daarbij vergeet. Leven doe je slechts werkelijk in de wereld of sfeer, waarin je krachtens incarnatie en bewustzijn behoort, nergens anders. Vanuit die wereld of sfeer, kun je soms verder gaan, maar je moet altijd terugkeren. Daar bestaat je werkelijkheid, daar bestaat je leven. Gebruik die werkelijkheid en dat leven om grotere bewustwording te verwerven. Om voor alles elk gevoel van schuld uit jezelf uit te bannen; te zorgen, dat alle kwaad, dat je misschien hebt aangericht, hersteld wordt, zover je kunt. Gebruik het niet om te versuffen in berouw, dat heeft geen zin, maar herstel de schade, die je hebt veroorzaakt. Pas dan zul je kunnen zeggen, dat je waarlijk, ook geestelijk, goed leeft.

  • Kan bij verdere bewustwording de geest dan vorm of persoonlijkheid verliezen?  Wij ook?

Na langere tijd althans.

  • Het is moeilijk te begrijpen.

Ik kan mij voorstellen, dat het op aarde je moeilijk valt om je je de geest voor te stellen. De geest heeft eigenlijk geen eigenlijke vorm meer, alleen een wezen. Denkt u bv. aan een hoeveelheid water, beter nog kwikzilver, die in zich bepaalde eigenschappen heeft, capaciteiten, vermogens en kracht kan bergen, maar die zich in elke willekeurige vorm kan voegen en waarvan de vorm door de omstandigheden wordt bepaald, i.p.v. door het eigen wezen; tenzij omstandig- heden optreden – denkt u bv. aan vorst voor water -, waarbij de gestalte dus tijdelijk gefixeerd wordt, maar dan alleen tijdelijk. Het is dus logisch, dat, wanneer ik probeer – ik geef eerlijk toe dat het proberen is – om van een zoveel mogelijk stoffelijk standpunt uit iets over de sferen te vertellen. Ik heb ernstig geprobeerd om duidelijk te maken, dat de verhouding tussen de wezens in de sferen bepalender is dan eigen denken, bepalender is dan al het andere. Stelt u zich dus geen vaste wereld voor maar stel u een droom voor, die zozeer werkelijk is, dat je daarin beleven kunt volgens eigen wil en niet alleen wordt meegesleurd door de ontwikkeling van de droom zelf. Maar toch een droom, waarin je met één stap van Amsterdam naar China verhuist en met de volgende ademtocht plotseling verder gaat in New-York, alsof er niets gebeurd was. Waarbij al die verschillende dingen vereend kunnen worden in één handeling, die weldoordacht en beleefd is, waarbij de omgeving a.h.w. een zich aanpassen betekent van de buitenwereld bij hetgeen je zelf wilt trachten te doen. Dan kunt u zich misschien voorstellen, hoe moeilijk het is om een mens juist dit volledig duidelijk te maken.

Hoe hoger de geest gaat, hoe minder zij vormen kent, omdat het denken in vormen, dus het scheppen van een achtergrond voor je eigen denkbeelden en bewustzijn steeds minder wordt. Daarbij treedt dus een vormloosheid op, die de wereld zich haast helemaal niet voor kan stellen. Een geest is dan zoiets als lucht, dus fijn verdeeld, maar zij heeft nog in zich haar eigen capaciteiten en mogelijkheden. Je mag haar dus nog in zekere zin een persoonlijkheid noemen. Ook wanneer die persoonlijkheid zich nog zozeer kan uitstrekken, – uitdijen – dat zij, als ik bv. hier een beetje edelgas in de lucht loslaat, gelijktijdig een ruimte in beslag neemt, waar veel andere gassen tevens bestaan. De hoogste geest kan dus a.h.w. in een bepaald deel alom tegenwoordig zijn, terwijl binnen haar wezen het leven van anderen zich ten dele afspeelt, zonder dat beiden elkaar volledig beroeren. Er komt een ogenblik, dat een geest zo ver is gestegen, dat zelfs dit gasvormige nog te groot en te scherp als uitdrukking is. De capaciteiten en eigenschappen blijven aanwezig. Zij zijn zo vaag verdeeld, dat van een opmerken van deze persoonlijkheid door anderen praktisch geen sprake is. Gelijktijdig houdt deze geest op om zelf daden te stellen, daar zij zelf nu is opgenomen in het kosmisch gebeuren en a.h.w. dit gebeuren ziet als deel van eigen wezen en persoonlijkheid, zo niet meer in de noodzaak verkerende om zelf te handelen. Dan is dus de persoonlijkheid, volgens menselijke opvatting, enigszins teloorgegaan. Toch blijft het weten en bewustzijn bestaan.

  • Kan een geest liegen?

 Als u in Lichte Sferen bent, zal u dat heel erg moeilijk vallen. Dat kan ik u verzekeren. U kunt wel proberen te liegen en zo de leugens voor uzelf tot werkelijkheid maken, maar u zult niemand vinden van uw eigen sfeer of hogere sfeer, die erin tuint.

  • Als je gewoon bent te liegen, dan lieg je daar toch ook?

Elke leugen heeft een motivering, onverschillig of die in het bewustzijn of onderbewustzijn ligt. In die sfeer wordt de leugen gezien, tezamen met die motivering en krijgt dus een persoonlijkheidsuitdrukking als waarheid, terwijl de verklaring op zichzelf echter geen leugen meer is, want zij wordt gezien i.v.m. een persoonlijkheid en niet meer als een zichzelf staande bewering of verklaring.

  • Dus je hebt er niets aan om te liegen?

Je hebt er niets aan om te liegen in de andere wereld.

TOEVAL.

Is het toeval, dat deze vraag gesteld wordt? Het lijkt wel zeer toevallig dat wij juist met deze aanwezigen, juist met deze spreker dit onderwerp krijgen voorgezet. Toeval op zichzelf zou redeloos, een soort noodlot, een besturende kracht van buiten zonder meer moeten zijn. Dat houdt in een volkomen negeren van Wetten van oorzaak en gevolg, en Wetten die uitdrukking geven aan de gehele kosmos zelf. Kan er een werkelijk toeval bestaan? Ik meen hier uitdrukkelijk ontkennend te mogen antwoorden. En wel om de volgende redenen. Op het ogenblik, dat de mens op de wereld komt, of zelfs in de sferen, vormt zich in hem een bewustzijn. Elke handeling, die hij stelt, vloeit voort uit dit bewustzijn. Hij wordt niet geprest tot handelingen die liggen buiten het eigen begripsvermogen. Zo kan hij ook de gevolgen niet ondergaan van oorzaken, die hij niet wetend of begrijpend heeft geschapen. Dit brengt met zich mee, dat de eigen relatie, die elke mens kent t.o.v. de wereld voor deze mens zelf misschien een onbegrepen waarde is in zijn stoffelijke vorm, dus buiten zijn redelijke vermogens. Maar de totale bewustzijnsvorming van zijn wezen is het, die alle gebeurtenissen mede bepaalt.  Zijn contact met de omgeving, zijn selectie hiervan, ongeacht het schijnbaar onredelijke element vloeit volledig uit de waarden van het ik voort. Elke gebeurtenis, die door invloeden van buitenaf, contacten met mensen, of milieu ontstaat, is dus niet toevallig. Zij zijn een volledige uitdrukking van het eigen wezen, terwijl zij verder een realisatie kunnen betekenen van misverstanden, die tijdens de bewustwording binnen het ik zijn ontstaan, en door het ik geprojecteerd worden op de wereld. Daardoor kunnen wij komen te staan voor zeer onaangename problemen.

Voorbeeld: u loopt onder een hijskraan door, er raakt juist op dat moment een balk los, u wordt voor uw leven verminkt. Toeval? Neen. Waarom bent u daarheen gegaan? Waarom kwamen de twee momenten van kracht, uw gaan en dit vallen tezamen? Omdat ergens in uw leven een bewustzijnsfase is geweest, waarin u hebt bestemd, dat u de wereld meester was. Zo hebt u gemeend te veel in het leven te kunnen beheersen. Daardoor bent u in conflict gekomen met uzelf. Hierdoor was u niet in staat eigen wensen te verwerkelijken. De verminking, die u ondergaat, is dan een door gedachten verwerkelijkte uitdrukking van uw geestelijke toestand. Ik kan mij voorstellen, dat er veel mensen zijn, die hiertegen zouden willen protesteren. Ik hoor ze al fluisteren: “Ik heb reumatiek? Moet dat dan uit mijn geestelijke toestand voortkomen? Ik heb kou gevat. Moet dat uit een vorig leven stammen?” Dat is niet nodig. Oorzaak en gevolg beheersen uw leven. U zou niet verkouden geworden zijn, wanneer niet zonder hoed en jas zo voor even naar buiten was gelopen. U zou niet tot zo’n zware operatie gekomen zijn, als u niet zoveel van uzelf verwaarloosd had. U zou niet zo uitgeput zijn op uw oude dag, wanneer u in de tijd daarvoor niet teveel van uzelf had geëist. U zou niet zo in verwarring komen, wanneer u zich had aangewend de dingen gelijkmoediger te beschouwen en te behandelen. Wanneer ik dit zo zeg klinkt dit misschien als mooipraterij, maar toch is het waar.

Een mens die leeft volgens eigen wezen en bewustzijn, ook stoffelijk, is in staat om zeer veel van de schijnbare toevalligheden te regelen, of te beheersen. Laat ons eens even nagaan, hoe het komt, dat een mens die veel geld heeft, meer kan verdienen, dan iemand, die weinig geld heeft. Is dit altijd, omdat in feite de mogelijkheden verschillen? Neen, ook wanneer het niet op geld aankomt, zal degene, die veel geld heeft meer zelfvertrouwen hebben, waardoor hij van elke gelegenheid gebruik maakt. Zijn resultaat is niet alleen geluk, maar hangt in grote mate samen met de wijze, waarop hij optreedt t.o.v. de wereld. Een enkele maal is er een arme mens die dit zelfde zelfvertrouwen bezit, ook al heeft hij geen cent. Deze zal dan in verhouding meer resultaat hebben en grotere winsten kunnen maken dan de rijke ooit maakt. Er zijn mensen, die ongelukken schijnen aan te trekken. Er bestaat zelfs op het ogenblik in de Ver. Staten een instituut, dat zich bezig houdt met bestudering van de z.g. accident prones; dus mensen, die ongevallen aantrekken. Is het nu toeval, dat een mens al die ongelukken krijgt? Oppervlakkig gezien wel. Waarom krijgt Jansen in de winkel altijd de rotte eieren en gaat Pietersen met de goede naar huis? Waarom valt Jansen over elke bananenschil, terwijl Pietersen ongedeerd door een aardbeving heen wandelt? Geen toeval. Jansen heeft een minderwaardigheidscomplex. Hij is zich niet van zichzelf bewust als een positieve kracht in het leven. Onderbewust verwacht hij het ongeluk, terwijl hij het ongeluk gebruikt om hiermee voortdurend zijn eigen mislukkingen te verklaren. Het is heel erg, als je zo bent, natuurlijk.  Maar het komt uit jezelf voort.

Is hierbij ook maar enig toeval? Neen. Zelfs bij de rotte eieren, die hij in handen kreeg heeft hij onbewust gemeend, dat hij die eieren niet goed kon kopen. Hij was onzeker van zichzelf, vreesde misschien, dat zij kapot zouden vallen. Door deze instelling heeft hij zijn gehele omgeving beïnvloed en zo de meest negatieve waarde uit het geheel voor zich naar voren gebracht. Als er tussen de eieren eendeneieren, besmet met paratyfus hadden gezeten, had hij die waarschijnlijk gekregen. Neen, er is zeker geen sprake van toeval. Alles wordt bepaald door je eigen houding tegenover de wereld, waardoor tevens de reactie van de wereld wordt bepaald. Je doet het zelf, ook al realiseer je je dat niet. Uiteindelijk ben jij het, is het je totale bewustzijn, dat bepaalt, wat de wereld voor je is.

Om een gunstige verhouding te scheppen, moet je over meerdere waarden beschikken. Je moet een bewustzijn hebben, dat zich – vooral geestelijk – verheffen kan boven alle kleine dingen. Als kleine dingen je niet beroeren, gaan ze aan je voorbij. Er zijn mensen, die op deze wijze aan veel onaangenaamheden kunnen ontkomen. Wanneer hier midden in de zaal opeens een grote fles inkt zou vallen, zouden er tien mensen van boven tot onder onder de vlekken zitten. De elfde, midden daartussen, heeft zelfs geen spatje. Ook bij de dames zie je zoiets wel. Alle vriendinnen kopen een nieuw soort crème. Hun huid wordt hiervan lelijk en onregelmatig, maar die ene koopt ze ook en voor haar is het juist het beste. Geluk of toeval? Neen. Die ene is zozeer verheven boven het kleine, dat het kleine haar niet meer kan beroeren. U weet misschien, dat van Jezus wordt verteld, dat Hij door modder liep, zonder dat deze Hem besmette of beroerde. Zo wordt er ook van anderen verteld, dat zij met het sierlijkste gewaad door de grootste rommel kunnen gaan, zonder dat dit verontreinigd wordt. Dit is geen geluk, of magische kracht. De oplossing is zeer logisch: zij zijn zover verheven boven het negatieve begrip vuil, dat materie in de vorm vuil hen niet meer kan benaderen. Hoe lager en hoe meer aardgebonden het denken is, hoe gemakkelijker je ook vuil wordt. Vandaar dat juist kinderen, die immers op aarde vol interesse voor materie en de details daarvan het leven leren kennen, praktisch altijd vuil zijn. Ook bij dieren treffen wij soorten, die werkelijk vuil zijn, terwijl anderen schoon en zindelijk zijn; dit is afhankelijk van de wijze, waarop hun eigen belangstelling is gericht. Naar ik meen, kunnen wij ook dit niet met toevalligheden gaan verklaren.

Misschien meent u, dat het feit, dat iemand een hoofdprijs trekt in de loterij, dan toch wel een toeval is. Ook dit moet ik heel sterk betwijfelen. De volgorde, waarin de cijfers komen, kan weliswaar niet door een mens tevoren bepaald worden. Er bestaat een zekere sensitiviteit, waardoor men het trekken van de nummers, zelfs indien dit automatisch geschiedt, toch kan beïnvloeden. Een beïnvloeding door het verlangen en de mogelijkheid, dat men vooruit de waarde van de cijferreeks aanvoelt en zich hiertoe aangetrokken gevoelt. Wanneer wij het leven zo bezien, komen wij er weldra er toe te zeggen, dat noodlot, fatum, toeval en geluk dingen zijn, waarover je beter maar niet teveel kan praten. Wij schakelen deze begrippen uit. Veelal zijn het uitvluchten. Begrijpelijker wijze kan men het leven niet geheel beheersen, wanneer men stofmens is. U kunt uw leven nu eenmaal niet helemaal zo inrichten, als u het zelf zou willen.

Men is geen meester over de wereld, omdat men geen bewustzijn bezit, dat voldoende is om geheel van de wereld te kennen en in al zijn mogelijkheden te beheersen. Maar zover het bewustzijn reikt, kan men de wereld bereiken. Zover uw geestelijk wezen en bewustzijn reikt, hebt u contact met die wereld. De wijze, waarop de contacten bestaan en de beheersing plaats vindt, bepaalt de situatie waarin men zich zal bevinden. Dit beïnvloedt de tijd, waarin je geboren wordt, zelfs de familie. Het kan zelfs bepalen, of het vandaag mooi weer zal zijn, dan wel regen en sneeuwen. Sterk, hè? Wat moet je dan met een weerbericht? Toch is het waar, want kijk maar naar het typische verschijnsel: Jansen heeft vakantie. Jansen zit 14 dagen te miesemausen ergens in een pension, dat tamelijk duur is, waarin de keuken maar zo-zo is en keert tot zijn werkzaamheden terug, blij, dat de vakantie voorbij is. Het is toeval, dat het heeft geregend, maar ja, Jansen is nu eenmaal een pechvogel. Zo gaat het met kleine verschillen jaar na jaar. Met Pietersen is het anders. Pietersen ging op vakantie in april. Het was gewoon een zomertje. Hij is gezellig uit geweest. Hij heeft genoten. Toen heeft Jansen tegen Pietersen gezegd: “Mag ik nu eens de volgende keer in die tijd gaan? “Natuurlijk, kerel”, heeft Pietersen gezegd. Maar april was een maand, waarin het regende en hagelde. Pietersen ging naar het pension van Jansen, had mooi weer, maakte heerlijke wandelingen en heeft nog nooit een beter pension gevonden. Toeval? Neen. Toen Jansen en Pietersen gezamenlijk op vakantie togen, waren er wat slechte dagen. Zij speelden bridge en Jansen verloor. Dat kostte hem zijn extraatjes. Pietersen won zoveel, dat hij er nog een weekje aan vast kon knopen. Toeval? Neen. Onbewust hebben deze mensen in hun keuze, zowel als in hun wijze van aanvaarding die elementen gewekt, die naargelang hun instelling een teleurstelling of vervulling van wensen inhielden.

Is het toeval, wanneer je iemand ontmoet, wanneer er geen harmonie is, dat er geen contact kan bestaan? Dan ga je aan elkaar voorbij en ziet elkaar niet eens. Is het dan misschien toeval, dat je op een bepaalde tijd doodgaat? Dan is het toch wel vreemd, dat dit veelal juist gebeurt, wanneer je de mogelijkheden en energieën van het leven hebt uitgeput. Het is vreemd bovendien, dat, wanneer je terugziet, alles in het leven je voort schijnt te stuwen naar juist dit einde, op deze tijd en geen andere. Achteraf is het gemakkelijk te zeggen, dat dit geen toeval is. Dan heb je een overzicht gewonnen, wat je als mens, zelfs als geest in de lagere sferen nu eenmaal niet hebt. Dan zie je wel de details, maar je ziet niet het gehele beeld. Je ziet niet, hoe je, door het leven te boetseren naar jouw bewustzijn en jouw wijze van leven, zelf hebt bepaald, wie en wat je bent, hoe je bent en hoe het je gaat. Neen, vrienden, als je het mij vraagt, dan bestaat er geen toeval. Wat men toeval noemt is in feite slechts een reeks factoren van ons eigen wezen, plus de onbegrepen reactie van ons “Ik” op de wereld.Toeval noemt men dat, wat men niet begrijpt. Maar dat impliceert niet, dat het redeloos of willekeurig is, dat het onbeheersbaar is. Het is geen vreemde, wrede kracht, die van buitenaf naar ons grijpt en met ons speelt. Wanneer wij zeggen “toeval” wil dit alleen maar zeggen, dat wij zelf nog niet weten in welke wereld wij leven en wij nog niet in staat zijn ons eigen wezen te richten op de meest gunstige en meest begeerlijke resultaten. Het wil zeggen, dat wij voor onszelf niet weten, hoe of waar te gaan. Zelfs indien dit al zo is, hebben wij niet het recht te spreken over een toeval, of – indien u vroom bent – over God, de Almachtige, Wiens Wil van buitenaf ons lot leidt. Je moet eerlijk het leven in het oog durven zien en jezelf durven zeggen: “Alles in het leven wat ik niet begrijp, is mij toch overkomen als gevolg van eigen gedachten en daden. Ik ben dus voor deze dingen zelf verantwoordelijk, ook al besef ik niet, waarom. Ik ben niet schuldig aan wat mij overkomt, maar ik veroorzaak het.” Wanneer je het leven zo beziet, is het aan de ene kant misschien moeilijker te aanvaarden; aan de andere kant is veel dan gemakkelijker te dragen. Het afstand doen van het toeval als uitvlucht betekent enerzijds, dat je niets of niemand meer hebt, wie je het wijten kunt wanneer het je verkeerd gaat. Aan de andere kant brengt het een zekerheid dat, wanneer je maar voldoende streeft, je ook alles kunt bereiken wat je wenst. Het maakt zo het streven groter, doelbewuster en sterker, waardoor het meer vruchten voortbrengt.

  • Uiterlijke factoren zijn afhankelijk van innerlijke gesteldheid, maar waarvan is de innerlijke gesteldheid afhankelijk?

De innerlijke gesteldheid van de mens wordt volgens geestelijke ervaring bepaald door alle ervaringen, die de mens in de loop van zijn totale ontwikkeling heeft opgedaan. Dit dus vanaf het eerste ogenblik, dat één vonk bewustzijn ontwaakte in de chaos, tot op het punt “heden”. Daarbij worden alle disharmonische aspecten veroorzaakt door het verwerpen van ervaringen; alle positieve aspecten door het aanvaarden daarvan. Elke ervaring, elk gebeuren, dat ik accepteer, overdenk en begrijp betekent een vergroting en verruiming van mijn leven en bewustzijn. Daartegen betekent het niet aanvaarden van een aansprakelijkheid, het verwerpen van een taak, of een plicht, een verlamming van een deel van de innerlijke vermogens.  Het resultaat is dus, dat de innerlijke gesteldheid, onverschillig of zij harmonisch of gedeeltelijk disharmonisch is, m.i. zuiver verantwoordelijk kan worden gesteld voor alle dingen binnen het beperkte zijn, binnen datgene, wat wij kennen als leven en Schepping.

Ik wil mij gaarne aansluiten bij degenen, die zeggen: “Indien God ons niet geschapen had, zou dit alles niet gebeurd zijn en uiteindelijk is God dus toch verantwoordelijk”. Daar voeg ik dan onmiddellijk bij: “Al is God verantwoordelijk voor ons zijn, zo zijn wij dan toch zelf bepalend voor hetgeen wij in dit leven doormaken.” Ik heb dus de zaak niet zozeer verschoven van buiten naar binnen toe, doch getracht aan te tonen, dat het begrip “toeval” verschoven moet worden van stammende uit buiten het ik liggende waarden naar binnen het “Ik” bestaande waarden. Bovendien heb ik getracht daarbij te stipuleren, dat alle binnen het ik liggende waarden door ons beseft kunnen worden en als zodanig de verantwoordelijkheid voor alle binnen het ik liggende waarden, plus hetgeen daaruit voortvloeit, aan de mens kan worden opgelegd.

  • Wij worden toch niet met die wetenschap geboren?

Neen. U kende ze vóór de geboorte. In en na de geboorte vergeet u dit tijdelijk door uw intensere belangstelling voor het stoffelijke, plus uw pogingen om in de stoffelijke wereld volledig te leven. Naarmate uw interesse voor het stoffelijke sterker wordt, kan worden gezegd, dat uw pogen om dit geestelijke ook meer bewust te beleven, kleiner wordt. Een normaal gevolg van het stoffelijk bestaan. Onbewust dus blijft het geestelijk plan op het totale bewustzijn zijn rol spelen. Het kan echter niet meer doordringen tot het z.g. waakbewustzijn en daarmee de redelijke processen van de mens volledig beïnvloeden. Het kan dit wel ten dele. Men noemt dit dan: werking via het onderbewustzijn, waar het geestelijke bewustzijn overigens ook werkelijk deel van uitmaakt.

  • Je kunt bv. last hebben van een zekere angst. Is dit dan onderbewustzijn?

Ja, het zit in je wezen. Het moet geboren zijn uit dingen, die je bewust hebt doorgemaakt, hetzij nu of vroeger. Gezien het feit, dat een dergelijk verdrijven naar het onderbewustzijn nooit kan voorkomen uit een aanvaarden van de feiten, maar alleen uit het ontkennen daarvan, impliceert het, dat men dan zelf een disharmonie in zijn wezen geschapen heeft, waarvan de angst het resultaat is. Deze angst zal dus geen werkelijke toevalsinvloed kunnen uitoefenen in uw leven, waardoor gebeurtenissen op u afkomen. De gebeurtenissen ontstaan uit uw wezen en zullen u op de duur dwingen uw angst te overwinnen door de oorzaak ervan te erkennen en uw handelen te richten op het bewustzijn, dat u eens hebt verworven.

image_pdf