De tijd

image_pdf

12 januari 1960

De kwestie van tijd is voor ons n.l. zeer belangrijk. In de esoterie zullen wij over het algemeen zeer gehinderd worden door ons tijdsbewustzijn, zoals dat aan de stof is gebonden. De doorsneemens leert slechts zeer moeilijk dat zijn eigen vermogen tot prestatie, zijn eigen vermogen tot denken e.d. door ontspanning, innerlijke vrijheid, vrijheid van ergernis e.d. aanmerkelijk bevorderd kunnen worden. Wanneer u goed gezind bent, veerkrachtig en uitgerust, dan kunt u in een half uur tijd over het algemeen dezelfde hoeveelheid arbeid verzetten, die een vermoeid man met dezelfde accuratesse in ongeveer een uur verzet. D.w.z. dat een half uur winst is te maken. Dit half uur winst echter, verspild aan eenvoudig rusten, zou een groot bezwaar zijn. Wij zouden dus moeten zorgen dat dat halve uur op een andere manier bruikbaar wordt, bv. voor geestelijke oefeningen, waarbij – zoals we de vorige maal reeds behandeld hebben – het lichaam een aanmerkelijke ontspanning en zelfs regeneratie zou kunnen ondergaan. Nu stellen wij dit: Wanneer wij voor bepaalde geestelijke oefeningen tijd vrij nemen, dan mogen wij deze geestelijke oefeningen bv. nooit definiëren als studie. Dat ligt daarbuiten.

Maar een concentratieoefening, een poging tot innerlijke ontspanning: bewustwording van het Allerhoogste en al wat daarbij hoort, kan te allen tijde geschieden, indien wij daaraan geen stoffelijke tijdslimiet opleggen. Dit is ook niet noodzakelijk, omdat wij – tenzij wij natuurlijk directe verplichtingen hebben en dan beginnen wij er niet eens aan – altijd weer de mogelijkheid hebben uit de gewonnen energie de verloren tijd aanmerkelijk in te halen. U kunt door gebruik te maken van uw ontspanningsmethode dus uw eigen productiviteit, uw eigen vermogen tot snel besluiten en handelen, aanmerkelijk vergroten. Stoffelijk is dat niet van zo groot belang. Esoterisch gezien echter wordt het wel van belang, omdat wij daardoor zonder het gevoel van stoffelijke schade of van opoffering (die schadelijk zijn voor de ethische bewustwording van de mens) tijd overhouden om te komen tot een verrijking van innerlijke contacten en een vergroting van geestelijke werkingen in het stoffelijk leven.

Ik wil u hierbij waarschuwen – ofschoon dat misschien vreemd klinkt – voor sommige gedachtegangen, die juist bij de esoterische bewustwording zeer schadelijk zijn. De eerste is: ik breng een offer. Ook het feitelijke offer mag nooit als een werkelijk offer worden gezien door de persoon, die het brengt. Want daarin wordt het afgebogen tot een ik-verheerlijking. Elke ik verheerlijking is een afsluiting van het “ik” t.o.v. het groot-kosmisch IK, waarin wij allen leven.

Wanneer u dus vriendelijk bent tegenover een ander, ofschoon het u moeite kost en u zegt tegen uzelf “dat is een offer”, dan helpt u dat niets. Dan hebt u er helemaal geen goede daad mee gedaan, u hebt er geen enkele schrede ter verdere bewustwording mee kunnen zetten.

Maar op het ogenblik dat u stelt “het is mijn plicht (dus niet, het is een offer) het is natuurlijk, want er is een zekere band, waardoor ik verplicht ben deze mens te dulden en aan te horen”, dan komt daaruit een vergroting van ik-begrip en zo een vergroting van kosmische waarden.

Op het ogenblik dat ik tot een aanvaarding kom – want dat is het in feite – van niet met mij parallel lopende of aan mijn voorstelling beantwoordende elementen in het leven of in de kosmos, zal ik een deel daarvan in mijzelf als een begrip moeten absorberen. Eerst daardoor is die aanvaarding mij n.l. mogelijk. Ik breid dus mijn eigen vermogen tot waarnemen uit. In dergelijke gevallen kan de conversatie met iemand, met wie u een feitelijke tegenstelling bent, een verdubbeling betekenen van eigen waarneming ofwel een verrijking met de factor 2 van eigen bewustwording gedurende die periode. Offer als zodanig bestaat dus niet, tenzij als een poging tot zelfverheerlijking.

Het is voor ons zeer belangrijk, dat wij dit altijd onthouden. Want ook wanneer u uitgaat naar een andere sfeer, wanneer u leert contact op te nemen met andere werelden, dan zult u met diezelfde moeilijkheden te maken krijgen. U maakt contact met een geest, die u een meester noemt, die u hoog vindt. Hoe dit contact tot stand komt, doet er niet toe. Misschien meent u dat u die geest in u hoort spreken misschien kunt u door een of andere mediamieke kwaliteit die geest tot uiting brengen of een ander mens is het middel waardoor die geest tot u spreekt, enz. Dat maakt niets uit. Maar een dergelijke meester brengt u tot de illusie: ik ben een uitverkorene. Zo wordt het contact met de meester niet meer een verheffing van het ik, een lering en een bewustwording, maar een zelfverheerlijking. “Ik ben zoveel beter dan anderen, want anders zou mij dit niet worden gegeven. Die meester geeft mij zoveel kracht, ik ben meer dan een ander. Ik ben een buitengewoon mens, ik ben een buitengewone geest ? etc.” Deze factoren zijn uitermate schadelijk, omdat zij de aandacht richten op het ik. De aandacht, die wordt gericht op het “ik” als verschillend van de buitenwereld, is fout.

Daarentegen kan de aandacht ook op het “ik” worden gericht in een positieve zin. In de positieve zin gebeurt er dit: het “ik” herkent in de buitenwereld zichzelf. Door deze herkenning wordt het geconfronteerd met de gelijkenis tussen het “ik” en het buiten het “ik” bestaande.

Het zoekt in het “ik” verder en vindt daarin vele waarden, die in de buitenwereld niet zonder meer zijn geopenbaard. Het zal echter op grond van de eenmaal vaststaande gelijkenissen onmiddellijk aannemen, dat hetzelfde in de buitenwereld reëel aanwezig moet zijn, ook wanneer het “ik” het niet herkent. Het resultaat is een samenvloeiing van bekende waarden van uit de kosmos en het ik, die gezamenlijk worden een bewust deel van het grote Ego, dat Kosmos heet.

T.a.v. de tijdtheorie zal ik u niet te veel vermoeien op het ogenblik: alleen nog iets over de persoonlijke tijd. De tijd, die u ziet, is niet een vloed: hij huppelt. Dat klinkt misschien vreemd.

Maar stel u nu voor dat u ten klok hebt, waarbij sprongsgewijs de wijzer van minuut tot minuut gaat. Dan is er een bepaalde periode gefixeerd op elke minuut, terwijl de tijd verder gaat en de wijzer wordt dan verzet naar een volgende minuut. Het tussenliggende is dus a.h.w. niet gekend, is een fixatie van de vorige toestand. Een mens en een groot gedeelte van de wezens, die in de wereld leven waarin u bestaat, lijden aan hetzelfde euvel, D.w.z. een moment blijft in het bewustzijn zolang gefixeerd tot een volgend moment van gelijke waarde opduikt. De tussenliggende mogelijkheden (de 60 seconden) vallen uit, worden niet beschouwd, D.w.z. dat wanneer ik op een gegeven ogenblik, laten wij zeggen 1 uur 1 min. en 5 sec, neem als mijn beginpunt en mijn normale tijdsequentie-inhoud, ik dus zal leven in een werkelijkheid die t.o.v. van de wereld verschoven is. Zij is even reëel, zij bezit echter waarden, die van de norm reeds sterk afwijken. Is het een dergelijke verschuiving, dan moet ze worden afgekeurd. Het heeft geen zin dat u buiten de werkelijkheid staat van de wereld, waarin u leeft, wanneer daarbij geen grotere ervaringsmogelijkheid wordt geboden.

Maar nu kan het zijn, dat u 1.01 begint en dat u 1.01 en 5 sec. en 1.01 en 10 sec. enz, (dus tussenliggend) ervaringen opdoet. Deze ervaringen kunnen dan niet liggen in uw eigen wereldnorm, want daarin bestaat deze tijd niet. Toch beleeft u ze. Het gevolg is dat wij spreken over een tweede bewustzijnsplan of vlak of ook wel een tweede wereld, die in u ontstaat of zelfs meerdere werelden. Want aangenomen dat er een wereld is, die springt om de 5 sec., dan kan er ook nog één zijn, die springt om de 3 sec. Indien u het klaar speelt elke sec. af te tikken in uw bewustzijn, zult u een hele reeks van werelden vinden, die elk afzonderlijk volledig beleefd worden en die toch worden ingepast in de normaliteit van uw eigen bestaan.

  • Wilt u het woord wereld definiëren?

Als wereld wordt hier verstaan voor u: het normale vlak, waarin u zich beweegt, waarin u werkt, denkt en handelt, kortom al datgene, wat uw leven uitmaakt en voor u zintuiglijk of via het bewustzijn onmiddellijk kenbaar is: daarbij kennelijk behorend tot één vlak van ruimtelijke coördinaten en tijdscoördinaten.

  • Heeft die ervaring dan bewust plaats?

Ja, die heeft dan bewust plaats.

  • En is men zich bewust dat men in een andere wereld is?

Daar kom ik nog aan toe.

Wanneer wij dit dus even goed vasthouden, dan kan het leven worden uitgebreid met een aantal andere werelden of bewustzijnsvlakken. Niet meer als een uitzondering, een uitwijken van de eigen wereld naar een ander vlak (tijdelijk), maar als een voortdurend in zich dragen van meer dan één wereld. Het resultaat zal zijn, dat elk van die werelden in een deel van het bewustzijn een volledig eigen wereldconcept schept. Dat zal u ook duidelijk zijn. De mensheid, die dergelijke verschijnselen soms meemaakt spreekt wel eens van continue droomwerelden, omdat droomleven, dagdromen e.d. gezamenlijk een even vloeiend wereldconcept weergeven als het eigen beleven van de mens, die – ongeacht deze droomwereld – niet abnormaal is of anormaal. Wij mogen dus stellen dat deze zich als een soort schijnrealiteit beweegt binnen uw lichamelijk bestel.

De moeilijkheid daarbij is deze: Het is u praktisch niet mogelijk vanuit stoffelijk standpunt de realiteit van deze werelden aan te tonen, tenzij door het gebruik dat u maakt van de voorspellende of krachtsmogelijkheden of denkmogelijkheden, die u in die werelden worden geboden. Zij blijven dus vanuit uw eigen wereld gezien (deze wereld, waarin u leeft dus, zoals zojuist gedefinieerd) eigenlijk waan of droom. Maar op zichzelf bezitten zij een volledig reële waarde. Zij worden evenzeer als een grote reeks invloeden uit uw eigen leven onderbewust vastgelegd. D.w.z. dat u over herinneringen uit deze andere werelden zult leren beschikken en in deze herinneringen zeer veel vergelijkingsmateriaal vindt, aangezien het verschil tussen uw eigen wereld en andere werelden niet zo buitengewoon groot is. Kosmische wetten werken overal evenzeer. Het ontdekken van een situatie in uw eigen wereld, waarin een kosmische wet zou functioneren, kan vaak van tevoren overzien of voorspeld worden tot een groot gedeelte van de details, alleen door het herkennen van een gelijksoortige mogelijkheid, in een andere wereld beleefd. Ervaring uit elke wereld, die a.h.w. tussen de tijd ligt, kan worden overgedragen op de wereld, waarin men ogenblikkelijk bestaat, zij het in de zin van parabels, waaruit een erkenning van mogelijkheden, ontwikkelingen, structuren in eigen wereld ontstaat. Dat is dus de kwestie van de tijd.

U zult zeggen: “Wij kunnen van deze tussenliggende tijd geen gebruik maken.” Een groot gedeelte van de mensheid doet het ten dele. Hoevelen onder u zijn er niet, die een permanente dagdroom hebben? Die steeds weer terugkomen op dezelfde droomsequentie? U zult zeggen?” dat zijn psychische afwijkingen”. Neen, dat zijn het niet, althans behoeven het niet te zijn. Vaak zijn het ziekelijk vertekende beelden van een andere wereld, waarbij men echter niet een volledig volgen van de tijd krijgt. De secondewijzer blijft steeds steken. Het feit dat u deze dus reeds halfbewust kunt hebben, het feit dat onderbewust voor de meeste mensen tenminste één á twee andere werelden mee beleefd worden, zou de conclusie wettigen dat de mens, die in de esoterie en ook in de magie zoekt verder te komen, zichzelf realiteit van deze werelden voor ogen stelt: ook al is er geen controle op, ook al is het misschien wetenschappelijk of redelijk haast kolderiek. Indien slechts de wetten van de ene wereld in de andere hanteerbaar zijn en omgekeerd, kunnen wij zeker zijn, dat er voor ons van een uitbreiding van bewustzijn daardoor sprake is. Wij zullen op den duur in al die andere werelden levens leren kennen, wezens ontmoeten, die – evenals uw eigen vrienden en bekenden in deze wereld – op uw eigen gedrag een invloed hebben. U zult ook daar leren kennen de beslissende invloed van milieu. U zult ook daar de drang van de massa kunnen erkennen t.o.v. de moeilijkheid je te onthouden van massa-activiteit en dergelijke. U zult ook suggestieve invloeden leren kennen van uw eigen wereld. Waar echter die andere werelden voor u niet reëel zijn, zullen zelfs de meest droevige ervaringen, die u daar meemaakt, een bescherming zijn in uw eigen wereld. De ervaring, daar opgedaan, is tevens een uitbreiding van het totaal bewustzijn en maakt – ook in uw eigen wereld met een beperkte beleving – een zeer scherpe erkenning van eigen inhoud en mogelijkheden voor u een daadwerkelijk feit.

De vorige maal hebben wij ook gesproken over het godsconcept, Ook daarover heb ik een paar punten, die naar ik hoop uw belangstelling zullen trekken. Ze zijn dat zeker waard.

Het is voor de mens onmogelijk een direct godsconcept te hebben. Elk godsconcept dat hij heeft is beperkt. Een beperkt godsconcept zal altijd van de werkelijkheid verwijderd zijn.

Indien wij dit godsconcept gebruiken om een aanvulling van onze eigen mogelijkheden en werkelijkheden te doen ontstaan, zal dit godsconcept ons voldoen. Op het ogenblik echter, dat wij kosmische werkingen tot stand willen brengen, staan wij voor een heel ander feit. De kosmische werking onttrekt zich aan de beperktheid van de God, die wij ons voorstellen. In sommige gevallen voelen wij ons toch gedrongen om aan een kosmische activiteit deel te nemen, of zouden wij gaarne een kosmische kracht of een kosmische kennis in onszelf zien gekristalliseerd. Wanneer dit het geval is, dan mogen wij ons dus niet wenden tot een algemene Godheid. Wij moeten in een dergelijk geval voor onszelf de onbekendheid met de Godheid stipuleren. Dit is belangrijk! Dus wanneer u bij wijze van spreken moet bidden, dan zegt u: “God ik bid tot U, zoals U bent en niet zoals ik denk, dat U bent.”

Het klinkt allemaal heel eenvoudig, maar het is waar. Want juist daardoor voorkomt u dat een deel van de godheden, die u aanbidt, in feite niet anders zijn dan scheingestalten, vanuit uzelf opgebouwd maar niet bewust als zodanig erkend. Want op het ogenblik, dat we een scheingestalt – d.w.z. een uit ons opgebouwd geestelijk beeld, dat begaafd is met de mogelijkheden van ons eigen wezen, die wij echter zelf niet erkennen of gebruiken – wanneer wij die gaan maken tot God, dan komen wij niet verder dan onszelf. Er ontstaat een grote ik begrenzing daardoor en wij zijn niet in staat om kosmische krachten van buiten het “ik” te ontvangen. Slechts datgene wat in het “ik” bestaat kan door het gebruik van een scheingestalt – in de vorm van een God of op een andere wijze – geaccentueerd en uiteindelijk versterkt worden.

Het is heel moeilijk om hier concreet te zijn. Op het ogenblik dat wij gaan spreken in de meer esoterische vorm, gedragen, zuiver schoon formulerend, krijg ik te maken met sentiment.

Sentiment op zichzelf is natuurlijk niet kwaad. Maar een sentiment wordt redelijk over het algemeen moeilijk aanvaard. Wanneer wij spreken over het een of ander en u zegt: “Het is sentimenteel”, dan bent u direct geneigd het te verwerpen. Het is vandaar dat ik probeer om allereerst zuiver, nuchter en zo wetenschappelijk mogelijk de dingen vast te stellen.

Er kan nooit sprake zijn van een Godheid buiten ons, die ook niet in ons bestaat. Er kan nooit sprake zijn van een kracht buiten ons, die ook niet in ons een parallel heeft. Er kan nooit sprake zijn van licht of duister, van deugd of zonde, of zij moeten in ons hun evenbeeld hebben, indien zij werkelijk zijn. Al het werkelijke bestaat in ons wezen. Van die werkelijkheid erkennen wij een zeer klein gedeelte. Indien wij ons wenden tot het bekende, versterken wij de in ons aanwezige bekende factoren, maar verstoren zeer vaak het evenwicht met niet gekende factoren. Elke Godsbenadering dient daarom plaats te vinden voor een bewust doel, alsof die God een direct deel van de eigen persoonlijkheid ware en volgens het eigen voorstellingsvermogen. Indien wij ons echter trachten te bewegen buiten het gekende ik, zullen wij overgaan tot het gebruiken van een Godsvorm en een Godsvoorstelling, die niet gedefinieerd is en waarvan wij het voor ons definieerbare steeds weer voor onszelf vastleggen, opdat wij het contact met deze Godheid op de juiste wijze tot stand kunnen brengen.

  • Hoe kunnen wij een kosmische kracht hanteren en welke kracht zou daarvoor bv. in aanmerking komen? Liefde bijvoorbeeld? Liefde uitzenden naar iemand?

Ja, bijvoorbeeld. Op het ogenblik dat liefde onpersoonlijk is, is zij namelijk kosmisch. Maar heel veel van de liefde, die z.g., onpersoonlijk is, is in feite een geperverteerde vorm van eigenliefde. Laten we dat niet vergeten. Het komt zo buitengewoon vaak voor, dat iemand zo vol is van mensenliefde, dat het zichzelf steeds meer liefheeft, omdat hij de mensen zo lief heeft. Op dat ogenblik is het een eigenliefde, die zich op de één of andere manier uit. Zo goed als sommige patiënten helemaal niet ziek zijn, maar een ziekte simuleren om aandacht en genegenheid te krijgen, waaraan zij een tekort voelen. Zij simuleren dus in zichzelf een ander tekort, om daardoor het aangevoelde tekort aan te vullen. Op dezelfde manier kunt u uw behoefte aan liefde uitbreiden door dus buiten u die liefde te stellen en ze vandaar weer in uzelf te absorberen. In feite zal veel z.g. naastenliefde niets anders zijn dan een liefdesbehoefte, die op deze wijze naar compensatie zoekt en zelfwaardering, zelfbevestiging.

Dat zijn van die voetangels en klemmen, waarvoor je moet oppassen. Want als wij spreken over liefde als een kosmische waarde, dan moeten wij goed begrijpen, dat die liefde voor ons geen enkel persoonlijk belang mag of kan hebben. Op het ogenblik dat dat wel het geval is, is er geen sprake van een kosmische liefde en is alle gepraat erover niets anders dan een steeds weer terugvechten naar ons eigen ik.

Toch bestaat er een liefde, de instand houdende liefde, die heel anders is dan elke voorstelling van liefde, die een mens of zelfs een geest daarvan heeft. Deze vorm, die wij aanduiden als “de liefde Gods” maar niet verder kunnen definiëren, kunnen wij gebruiken en in ons zelfs werkzaam maken. Wij kunnen daaruit bv. verkrijgen de werking van de goddelijke liefde door ons, niet volgens onze eigen voorstelling en vermogen, maar alleen volgens de totaal kosmische wet, waarin Gods genegenheid en eenheid met het totaal der schepping door elk van de delen der schepping kan worden uitgedrukt.

  • Wat verstaat u onder de instand houdende liefde? Geeft u eens een voorbeeld.

Uzelf. U bent ongetwijfeld een goed mens, maar u hebt toch in uw leven verschillende gedachten en daden gehad, waarvan de goddelijke liefde toch zou zeggen: dat past niet. U bent in bepaalde ogenblikken zelfzuchtig geweest op een wijze, dat de goddelijke liefde zou hebben gezegd: dat past niet in Mijn wezen. Zou die liefde zijn, zoals de mens die denkt, dan zou God op dat ogenblik om die ene gedachte of die ene daad u hebben moeten vernietigen, om de rest te beschermen. Zo denkt de mens er over. Maar God houdt in stand. God houdt zelfs mensen in stand, die in de ogen van de mensheid de grootste misdadigers zijn (en misschien wel reëel!), omdat er in hen een deel van Zijn kracht is en zij in het geheel van Zijn kracht toch nog een functie hebben. Omdat God elke factor, die mogelijkerwijze bestaat in het heelal, gebruiken kan volgens Zijn raadsbesluiten, die wij niet kunnen overzien, en deze dan toch nog weet in te passen in Zijn wetten, die voor ons kenbaar zijn. Dat is de instand houdende liefde, tenminste iets ervan. Is de definitie dichtbij genoeg om u een voorstelling te geven?

Naast al deze esoterie hebben we ook heel vaak te maken met het scheppen van een zekere sfeer in een poging om een mens te bereiken. Het scheppen van een sfeer moet altijd gebaseerd zijn op het grootste gemiddelde. Maar wanneer ik een sfeer wil scheppen, die boven u allen uitgaat, dan kan ik mij niet op u baseren, maar dan kan ik wel bereiken dat u ten dele daardoor mee wordt opgevoerd. U herinnert zich dit misschien nog uit hetgeen wij in de vorige lezing hebben gezegd. Nu stel ik dit: Belangrijk is voor ons niet wat wij zijn, wat wij willen zijn of zelfs wat wij kunnen zijn.

Belangrijk voor ons is de aanvaarding van het Zijn zonder meer. Want indien wij het Zijn accepteren zoals het is en leeft, wanneer wij uit het Zijn zelve voor ons de gave van het bestaan aanvaarden, dan sluiten wij elke poging uit om het Zijn te beperken of af te sluiten van bepaalde mogelijkheden. Wij laten God, Gods wet, Gods kracht, zoals Hij in het Zijn kenbaar wordt, voortdurend door ons werken en functioneren. In de erkenning van het Zijn zonder meer en de directe aanvaarding daarvan vinden wij een direct contact met de Bron van zijn. Het is gemakkelijk voor ons om nu te stellen: “Wij weten toch wat goed is.” God weet het beter dan wij. Het is zo verleidelijk voor ons om te zeggen: “Maar wij hebben toch onze menselijke wereld, waarin wij moeten leven. Wij hebben toch de wetten van onze sfeer, waaraan wij moeten gehoorzamen.” Het kan zijn. Maar bovenal staat de Bron van alle zijn. En deze is krachtiger en meer bepalend dan alle andere dingen. Te zoeken naar dat contact met het Leven Zelf is de kern van de esoterie en magie tegelijk. Je kunt niet als een mens je laten overdonderen door de wereld of overdonderen door een goddelijk visioen om dan toch jezelf te blijven en verder te gaan. Je moogt niet verwachten dat iets wat van buitenaf op je afkomt, jou onberoerd kan laten in de essence van je wezen. Alleen dat, wat in je gebeurt, is een versterking van je wezen. De innerlijke kracht, de innerlijke waarde, dat wat verborgen zit achter al onze uitingen van vrolijkheid, bekwaamheid, opgewektheid, de werkelijke achtergrond, dat is ons feitelijk wezen. De aanvaarding hiervan a priori is noodzakelijk om zo op te gaan in het leven, in de kracht van het leven. In onszelf wordt God werkzaam. God kan niet worden gereguleerd. Je kunt de Niagara-falls niet regeren met een waterkraan. Je kunt het licht van de zon niet proberen te regeren met een heel stukje gordijn. Dat is alleen in de beslotenheid van je eigen wezen mogelijk, maar nooit wanneer die kracht zelf in je wezen wordt aangeboord. Onze esoterie is niet alleen (zoals zovele mensen denken) het trots ons opworstelen tot God.

Maar het is wel degelijk ook het “God werkzaam doen zijn” in onszelf. Niet dat wij God bevelen om dat te zijn, maar wij maken het de goddelijke kracht mogelijk. Wij aanvaarden het leven met al, wat daarin is. Wij aanvaarden alle uiterlijke omstandigheden … maar vooral al het innerlijke. Wij gaan niet trachten te rationaliseren. We gaan niet trachten het om te zetten in geleerdheid of wijsheid .. we beleven het. Wanneer er een Franciscus van Assisi kan spreken over “broeder wolf”, over zijn “kleine broeders en zusters” (de vogels), dan komt er iets tot uiting van wat die kracht in je doet. Woorden zijn er niet voor te vinden, maar het is een band, die je steeds sterker één maakt? niet alleen met een gelijk bewustzijn, maar met alle bewustzijn. Het Zijn zelf is zo eeuwig en onbeperkt, dat wanneer het eenmaal in je begint te stromen en te werken, geen enkele band meer voor jou bestaat met je eigen wereld of met andere werelden. Er is het Zijn Zelf. En dit drukt zich uit in de wetmatigheid van de verschillende werelden, zeker. Maar het is de kosmische wet alleen en nooit de gebruikswet, nooit de gedachtewet.

Eeuwigheid ligt er in elk moment van ons zijn. Het is niet nodig 10.000 incarnaties door te maken om het geheim van de eeuwigheid te vinden. De incarnaties zijn noodzakelijk om het te veel de nadruk te leggen op wat “ik ben en op wat ik verlang, dat het Zijn zal worden” om te zetten in een doodgewone Zijnsaanvaarding. Bedenk wel, de kern van esoterie is het zoeken naar de God in ons. Niet naar God …God in ons. D.w.z., dat wij God moeten accepteren, zoals Hij in ons is. Deze aanvaarding op zichzelf kan in één kort ogenblik, korter dan één tik van de klok, korter dan één tik, de eenheid met de kosmos tot stand brengen. Dat moet u zich goed realiseren. De kennis die wij geven, de leerstellingen die wij geven, zijn gemaakt om uw wereld van buiten wat ruimer te maken. Om u los te maken van de te beperkte ideeën die u hebt omtrent uzelf. Maar de kern van de waarheid ligt in u en kan alleen in uzelf gevonden worden.

Wanneer u naar de magie verder wilt streven, dan is deze cursus alleen een voorbereiding.

Dan vindt u hierin materiaal, dat hernieuwd moet worden, herkauwd en nog eens herkauwd, tot het uiteindelijk kan worden verteerd en een daadwerkelijk deel kan gaan uitmaken van uw eigen praktijk. Daarvoor heeft u vele dingen nodig, die wij eigenlijk verder een klein beetje voorbij zijn gelopen. Maar wanneer het gaat om de werkelijke esoterie, de innerlijke waarheid, dan is het alleen nodig, dat de grenzen die u stelt in uw eigen wereld verbrijzeld worden. Ge meent dat uw wereld een grootse bal is die ergens in de ruimte draait om een zon, nietwaar?

Misschien is het maar één elektron, gevangen in het atoom van een grotere wereld. Misschien is uw oneindig bestaan haast van deze aardkloot niet anders dan één chronon, een onkenbaar moment van tijd, waarin de ene baan voor de andere wordt verwisseld. U meent misschien dat uw zon een bron is van kracht. Maar er zijn krachten – zelfs in dit heelal – die als één verslindende plek van leegte die hele zon kunnen meenemen: ja, die zelfs een hele sterrennevel kunnen verslinden, zonder dat er iets van die energie overblijft. Misschien meent ge weer dat uw wereld klein is. Maar in die kleine wereld wordt het totaal van de goddelijke scheppingskracht meermalen gelijktijdig geuit en volledig. In de gedachte van één mens kan de gehele kosmische ruimte geopenbaard zijn, zo volledig, zo sterk en zo groot, dat het meer de werkelijkheid is dan wat anderen misschien oppervlakkig buiten zich menen te ervaren.

Er is een voortdurende onderlinge verwisselbaarheid van krachten en factoren. Altijd. Ons atoom van vandaag is de zon van morgen en de zon wordt tot atoom. De kleinheid van een menselijk denken kan plotseling overgaan in de ontplooiing van een kosmisch weten. En het kosmisch weten, dat één ogenblik aarzelt in zichzelf, stort ineen en wordt tot het nauw begrepen “ik”, dat probeert zijn zelfbeperking steeds sterker door te voeren om zo zichzelf te leren kennen. Zo is de wereld. U leeft in een tijd en in een wereld waarin men meent dat men moet rekenen met vaste en exacte waarden. Vrienden, er zijn geen vaste en exacte waarden in geestelijke zin. Er is een voortdurend spel van wisseling, onderlinge wisseling, waarvan al die kleine punten, waarover ik spreek als verandering van sferen en tijden, en misschien morgen over de magische mogelijkheid van het oproepen van geesten en wat ik u een vorige maal heb gezegd over het opbouwen van een sfeer en een bezwering, dit alles bij elkaar is niet anders dan een aanduiding van de vele wisselingen, die mogelijk zijn. Ik hoop dat dit tot u doordringt. Ik ben fel zakelijk en zelfs uitermate snel geweest. Ik ben daarnaast aan het betogen geslagen op een wijze, die laten we zeggen een klein beetje meer esoterisch is dan wat anders en daarbij soms haast de preek nabij kwam, maar die in zich eenzelfde waarheid had en eenzelfde waarheid van denken. Want het gaat er hier niet om u één bepaald ding te geven of de bevrediging van een o, zo mooie avond alleen. U moet iets vinden, wat voor u bruikbaar is.

Het zijn.

Hoe wij het Zijn moeten bezien, is moeilijk te definiëren. Zijn is een toestand. Misschien kan het eenvoudigst worden gezegd, dat voor ons persoonlijk “Zijn” het besef van bestaan inhoudt.

Daarnaast echter hebben wij te maken met een kosmische persoonlijkheid. Die kosmische persoonlijkheid is God of althans de direct scheppende factor, die van God uitgaat. Alles wat daaruit voortkomt, plus dit wezen zelve, noemen wij ook weer: het Zijn. Kosmisch Zijn wordt bezien als het deelgenootschap dat men heeft in dit grote bestaan, dat de totale tijd en de totale ruimte omvat, met alle daarin voorkomende vormen en ontwikkelingen.

Indien je je van het Zijn bewust wordt, is dit in de eerste fasen van het bestaan een erkennen van jezelf. Het zijn de bekende factoren, die wij al eens meer hebben genoemd, als daar zijn “er is”, gevolgd door de gedachte “ik ben”. Van het “ik ben gaat het dan verder met “ik ben niet” (de definitie dus van wat niet tot je wezen behoort), daarna “ik ben dit” (definitie van wat wel tot je wezen behoort). Op den duur kom je tot een definitie van het “ik” als een nauwkeurig begrensde eenheid met eigen kwaliteiten en mogelijkheden t.o.v. het omringende.

Maar heb je dat eenmaal bereikt, dan ben je ternauwernood over de grens van het dierlijke heen. Een Zijn-definitie die dus op dit vlak ligt is een deel van de integratie met de schepping, maar zonder dat het “ik” daarbij kosmisch begrip heeft. In het menselijk bestaan begint over het algemeen de zelfbeschouwing. Men definieert “Zijn” niet meer als het eigen bestaan, als “ik”, maar eerder als een verhouding, die tussen het “ik” en al wat daarbuiten is tot stand is gekomen. Vanaf dit punt wordt het persoonlijk begrip “Zijn” steeds sterker uitgedrukt als een persoonlijke integratie met het totaal, met al het bestaande. Zo kom je in steeds verdere vormen van geestelijk bewustzijn tot nieuwe definities van het Zijn en daarbij wordt het eigen “ik” steeds meer een eenvoudige factor daarvan, terwijl het geheel wordt beschouwd als het enig belangrijke. Is dus in het begin van de bewustwordingsgang het Zijnsbegrip een definitie van het eigen wezen en een omschrijving, in de ik zou haast willen zeggen “opwaartse” gang wordt het een steeds scherpere bepaling van het “ik” als deel van een geheel, dat in dit ik steeds meer kenbaar wordt.

Te zeggen dat Zijn zonder meer God is, is soms gevaarlijk. Want er zijn in ons wezen nu eenmaal bepaalde factoren, die …. nu ja niet goddelijk zijn. Ze zijn foutieve combinaties van hetgeen in God bestaat en geven dus aanleiding tot voorstellingen in het ik, die wel een mogelijkheid uit de kosmos zijn, maar geen werkelijkheid, die voor ons bestaat. Zullen wij op den duur leren, dat alles wat mogelijk is een realiteit is en daarmee een binding krijgen, dan valt de persoonlijkheid al weg. Want dan leef je niet één maar een ongeteld aantal levens a.h.w. gelijktijdig. Zo groei je naar het ogenblik van absolute identificatie met al het bestaande. En dat noemen we dan het groot kosmisch Zijn of het opgaan in God. U ziet over dit onderwerp is betrekkelijk weinig te zeggen. Het is iets wat je eerder moet aanvoelen dan definiëren of ontleden.

Ik kan mij voorstellen dat als je buiten, bent, in de bossen in de bergen, bij de zee, je op een gegeven ogenblik eens diep ademhaalt en een gevoel in jezelf hebt of je ineens de wereld opnieuw ziet als voor de eerste maal. Iets van een innerlijke blijdschap zou een mens waarschijnlijk zeggen: Het lijkt mij dat deze ogenblikken het meest in overeenstemming zijn met het werkelijke begrip “het Zijn”.

Het geheugen.

Stoffelijk gezien is het geheugen een reeks van hersencellen, die door een waarneming of een emotie toegankelijk gemaakt voor bepaalde delen der in de hersenen circulerende stroomprikkels – een herleving van het vroegere zowel als een vergelijking met soortgelijke impressies mogelijk maken. Het geheugen dient dus enerzijds als referentie. Het eens beleefde met zijn consequenties (zijn samenhangende verschijnselen) wordt gerealiseerd, wanneer een soortgelijk beeld wordt ontvangen. De verschillen en overeenkomsten worden geregistreerd.

Aan de hand van de bestaande herinnering wordt verder maar al te vaak vooruitgelopen op de huidige ontwikkeling.

In de tweede plaats moet het geheugen worden gezien als de vastlegging van geleerde mogelijkheden. Geleerde mogelijkheden kunnen worden onderscheiden in de erfelijke en in de ervaringsmogelijkheden. Erfelijke mogelijkheden zijn door een voortdurend gelijke reactie van het ras zozeer ingegroeid, dat zij bij de bevruchting a.h.w. onmiddellijk worden overgedragen en dus een direct deel uitmaken van de automatische instincten en impulsen van het wezen, dat zo geboren wordt. Zij hebben een zekere herinneringswaarde, maar over het algemeen dringt deze niet tot de rede door. In enkele gevallen is het mogelijk (bv. onder diepe hypnose) enkele van deze factoren op de voorgrond te brengen. Meestal zal men echter ook hier weer op weerstanden stuiten.

Wat betreft de ervaringsfeiten, die worden vastgelegd, dit zijn o.m. de klankcombinaties die woorden vormen. Het is de betekenis van bepaalde vormen. Het is de aanvulling van visuele vormen aan de hand van verdere ervaringen. Als u de gevel van een huis ziet, denkt u de kamers er achter, ook wanneer er in feite geen kamers zijn. (Daarvan maakt de film vaak gebruik.) U zult dus begrijpen dat het stoffelijk geheugen in feite moet worden gezien als een registratie van ras eigenschappen plus persoonlijke ervaringen. Naast de persoonlijke ervaringen wordt het mogelijk in het geheugen tevens vast te leggen de eigen reactie op waargenomen stukken. (Dus dat kan zijn toneel, een boek? een schilderstuk, een fantastisch verhaal van een vriend.) Deze wordt mee verwerkt en blijft in de herinnering heel vaak eerder hangen als een deel werkelijkheid dan als inderdaad een leugen, een voorstelling of een fantasie. Dat is één van de principes van de psychologische propaganda, waarbij men door de voortdurende herhaling van een feit dit uiteindelijk tot waarheid maakt in het bewustzijn van de mens.

Naast dit stoffelijk geheugen bestaat iets, wat wij geestelijk geheugen zouden kunnen noemen. Dit berust op geheel andere feiten. In de ziel is een totaal van mogelijkheden aanwezig, evenals in de Schepper. Dit houdt in, dat de ziel zich dus een heelal zou kunnen scheppen met alle mogelijkheden, kwaliteiten, feiten ontwikkelingen en wetten, zoals de Schepper dat geschapen heeft. Zij is zich hiervan echter niet bewust. Het voorstellingsvermogen, het realisatievermogen en de zelfkennis hiertoe ontbreken. Telkenmale echter wanneer in de grote wereld iets wordt ervaren, dat in overeenstemming is met de structuur van eigen wezen en de daarin bestaande scheppingsmogelijkheid, wordt a.h.w., een luikje dat gesloten was omgedraaid, zodat er nu een deel van een voorstelling is te zien. Op deze wijze ontstaan fragmenten van de schepping in steeds grotere mate binnen de mens en kan hij deze refereren t.o.v. elkaar, maar ook t.o.v. elke prikkel, die van buitenaf ontstaat. Op deze wijze herbouwt de mens door associaties, ervaringen en uitwisselingen van gedachten geestelijk zich het beeld van de kosmos, waarin tevens een juiste definitie van het “ik” en de functie daarvan bevat is.

Dan hebben wij te maken met het z.g. wereldgeheugen. Dat bestaat uit het totaal der gedachtestromingen, die uitgestraald worden door de mensheid, mits van voldoende intensiteit. Gedurende lange tijd blijven deze gedachten in omloop. Het zijn a.h.w. velden die aanwezig blijven. Door afstemming daarop van eigen wezen is het mogelijk bepaalde van die factoren in zichzelf hernieuwd te doen ontstaan. Een absolute weergave daarvan kan alleen vanuit een zeer nabij gelegen verleden geschieden ofwel uit de ogenblikkelijke tijd, dus uit het moment nu. In het moment nu is een volledig gelijk denken van meerdere individuen verbonden door dit grootmenselijk of wereldgebeuren mogelijk. Een aflezen van dingen in een recent verleden is over het algemeen met zeer grote nauwkeurigheid nog mogelijk, maar naarmate de tijd verdergaat wordt het aflezen van die trillingen moeilijker, terwijl, op den duur deze trillingen voor de mens niet meer aanwezig zijn en dus geen a.h.w. telepathisch opnemen daarvan tot de menselijke mogelijkheid behoort.

Dan blijft ons als allerlaatste het kosmisch geheugen. Alle dingen die zijn, zijn vanuit God voltooid. Al wat wij zijn, geweest zijn of zullen worden, is als zodanig vastgelegd in de kosmos.

Al wat met ons wezen samenhangt, samenhangen kan, samengehangen heeft of samenhangen zal, is daarin aanwezig. Voor zover onze persoonlijke afstemming het ons mogelijk maakt, kunnen wij dus van de onveranderlijke en kosmische waarheid fragmenten in onszelf opnemen. Is men enigszins geschoold in de techniek, dan kan men binnen de mogelijkheden van het eigen bewustzijn uit zowel kosmisch geheugen als wereldgeheugen selecteren en dus de voor de eigen persoonlijkheid nu begeerlijke invloeden en waarden op de voorgrond plaatsen.

Meditatie:  Zelfkritiek.

Jezelf beschouwen is goed, want je moet jezelf leren kennen. Kritiek uitoefenen op jezelf kan goed zijn, wanneer het je in staat stelt je daden beter te stellen. Maar bij vele mensen wordt zelfkritiek tot een voortdurend zichzelf beschouwen en een voortdurend in zichzelf opgaan, waarmee op den duur het gehele wezen, de gehele kwaliteit wordt teruggebracht tot een voortdurend proberen dit ik te zien in een juistere verhouding. En daaronder vergaat de mogelijkheid tot daden.

Belangrijk voor de mens is in de eerste plaats wel de manier waarop hij leeft. Hij moet in zijn streven en zijn denken proberen zo goed mogelijk te handelen. Dan zal hij ongetwijfeld fouten maken. Hij zal een zekere zelfkritiek moeten uitoefenen om zich te realiseren waarom bepaalde fouten werden gemaakt. Maar die zelfkritiek heeft alleen zin, wanneer in het heden dezelfde mogelijkheid en dezelfde daad kunnen ontstaan. Het is niet onze taak voortdurend uit te maken of wij nu zo minder- of meerderwaardig zijn. Het is niet voor ons van belang voortdurend uit te vinden wat of wie wij nu precies zijn. Belangrijk is dat wij in overeenstemming met onze mogelijkheden en onze kwaliteiten werken en leven.

Als wij op onze manier zouden bidden tot onze God, dan zouden wij misschien willen zeggen: “Goede God, geef ons toch de kennis van het ik.” Maar als wij die kennis dan alleen gebruiken om vast te stellen, wat er in het verleden verkeerd is gegaan, wat hebben wij er dan aan? Wij kunnen tot God zeggen? “Heer, openbaar ons Uw heerlijkheid en Uw volmaaktheid.” En als God dat dan doet en wij gebruiken het alleen om onze tekortkomingen vast te stellen, wat is dan de zin hiervan? Zelfkritiek is een middel. Een middel dat moet worden gebruikt om in het heden de daden steeds juister, steeds beter te stellen. Niet om te treuren over wat voorbij is, niet om zich beladen en belast met berouw of andere dingen langzaam maar zeker terug te trekken: want te veel zelfkritiek maakt bang voor handelen, maakt bang voor denken. Als je steeds in jezelf een fout ziet, steeds weer in jezelf ziet hoe je op een volkomen verkeerde manier schijnt te reageren, dan ga je je afvragen?” Zou ik het wel durven doen? Zou ik durven leven?” Neen. Leven is belangrijk! Zelfkritiek is een middel om beter te leven, maar meer niet.

Ze mag ons nooit de moed benemen verder te gaan, ze mag ons nooit beperken. Ze moet ons een juister inzicht geven.

Een zekere zelfkritiek is een soort zelferkenning. En als je die kritiek uitoefent, krijg je vanzelf een beeld. Een beeld van je eigen gedrag als in vergelijking met anderen. Er zijn ons op de wereld en in de sferen voorbeelden gegeven. Overal vinden wij de grote meesters. die – of ze nu bekende of ongekende namen hebben op deze wereld – krachten zijn van licht. U op aarde kent de profeten, de leraren, de voorgangers, van de oudste wereldmeesters tot de nieuwste toe. En elk van hen heeft getracht u iets te brengen. En wanneer u hun leven en denken probeert te bezien, dan gaat u op een gegeven ogenblik zeggen? “Ja, hier schiet ik tekort.”

Wanneer u dit constateert om dit te verbeteren, dan is er sprake van een gezonde zelfkritiek.

Wanneer wij – erkennend waar wij tekortschieten – worden gestimuleerd tot een juist streven en werken, daar openbaart zich ook voor ons een nieuwe mogelijkheid tot werken en tot leven.

Maar al te veel ontaardt de zelfkritiek van vele mensen in een voortdurend schreeuwen? “Heer, ik ben niet waardig.” God geeft met gulle hand. Hij geeft je leven, Hij geeft je ervaringen. Hij geeft je nieuwe belangstelling. Hij vult je leven en dagen voortdurend weer. En jij blijft maar roepen: “Heer, ik ben niet waardig.” En je neemt niet wat God je geeft. Dat is geen zelfkritiek meer. Dit jezelf voorstellen als iemand, die te dom of te dwaas is om verder te komen in geestelijke kracht en geestelijke zaken en geestelijk bewustzijn, dit jezelf zien als iemand, die – nu ja, natuurlijk wel goedig is – maar tekort schiet zonder meer, dat heeft geen zin.

Er wordt u in het leven veel gegeven. Veel wat u bitter noemt, veel wat u zoet noemt. U zult fouten maken, soms fouten die uiteindelijk wel plezierig zijn, maar die volgens de menselijke opvattingen eigenlijk niet, nu ja, ik had het eigenlijk beter moeten doen. Er zijn dingen, waarvan je zegt: Waarom moest mij dat treffen? En dan word je ongeduldig en zeg je: “Ja, maar ik had het moeten aanvaarden,” En dan ga je erop zitten hameren, dat je het op een verkeerde manier hebt gedaan. Kom je daar verder mee? Zelfkritiek is een middel, tot juist leven. Zelfkritiek is een middel dat wij moeten gebruiken omdat, wat het leven en God ons geven, te aanvaarden op de juiste wijzen, te dragen als een volheid in onszelf.

Maar het mag nooit een middel zijn dat wij moeten God ons geven, te aanvaarden op de juiste wijze, te dragen als een volheid in onszelf.

Maar het mag nooit een middel zijn om ons te maken tot schijnnederige wezens, die zo trots zijn op de kritiek, die zij op zichzelf uitoefenen. Wij mogen zelfkritiek nooit gebruiken als een middel om angst te wekken en zo het leven van onszelf af te schuiven. In alle leven – uw leven, maar ook dat van ieder ander -is er een voortdurende toevoer van nieuwe indrukken, nieuwe kracht, nieuwe problemen, maar ook nieuwe vreugden. En wanneer u die kunt accepteren, dan zult u weten dat u fouten maakt en u zult zeggen: ik probeer ze te verbeteren. Weten dat je een fout hebt, is goed. Proberen ze te verbeteren is beter. Maar bovenal leven, dat is belangrijk. Want niet om zichzelf te kritiseren is de mens geschapen, maar om in het leven zelf voortdurend meer van zichzelf bewust te worden. En het bewustzijn van jezelf is iets anders dan jezelf alleen maar kritiseren. Kritiseren is negatief, jezelf leren kennen is positief. Jezelf uiten in overeenstemming met de beste kennis in jezelf omtrent je eigen wezen en de dood, Die je dient, dat is streven naar de algemene goddelijkheid, die rond je bestaat. En het is daarom vrienden, dat het gaat. Niet om de zelfkritiek. Om heel eenvoudig te eindigen. Zeg niet: “Dit zijn mijn fouten” en zit dan bij de pakken neer. Maar zeg: “Ik heb fouten gemaakt” en probeer het nog een keer. Zeg niet: “Mijn God het is te zwaar te dragen en daartoe ben ik niet in staat.” Neem wat je Schepper je geeft en probeer of het gaat: Kritiseer niet te veel in de zin van ‘t verleden en de zware zondenlast, die op je rust. Maar probeer liever te vinden de kracht van het heden, te vinden in juist handelen nu je rust.

Dat zijn maar een paar rijmpjes, maar misschien kunt u ze onthouden. Geen zelfbeklag. Geen poging om de wereld te ontwijken. Geen poging om weg te lopen voor God of voor de werkelijkheid. Zelfkritiek als een middel om nu beter te handelen dan ooit te voren. Zelfkritiek als een middel om te erkennen wat wij moeten doen. Nu, niet wat wij morgen moeten doen.

Nu. Steeds een middel om in het heden God in de oneindigheid beter te verstaan. En dan voor de rest ….basta.

Meer kan zelfkritiek niet voor ons doen. Ze kan ons helpen tot zelfkennis, tot juist leven, tot juist werken. En als ze dat doet, kunnen we haar verder terzijde schuiven. Want per slot van rekening, wie begint zichzelf te bekritiseren en zich daaraan vastklampt, die eindigt met een kritiek op zijn God en op al wat er in het leven bestaat, zonder dat hij er iets gezonder of beter door wordt, vrienden. En beter te worden, juister te leven, meer te passen in de oneindigheid en meer te weten wat wij erin betekenen, dat is het ware doel. Kritiek heeft daarbij soms een functie, mits wij ze niet maken tot een overweldigend deel van ons leven.

image_pdf