17 oktober 1961
Allereerst wens ik jullie erop te wijzen dat we niet alwetend of onfeilbaar zijn en het dus aan te raden is zelf over de gebrachte stof na te denken.
Vandaag wil ik verder gaan over: De verhoudingen die in het al bestaan. Ik zou daarbij dus wederom allereerst willen wijzen op een zekere relativiteit.
Ik mag u de stellingen nog eens in herinnering brengen. Wanneer volgens een bepaalde en logische volgorde een reeks van feiten en wetten zich openbaart, zo houdt dit niet in dat daarnaast niet een even logische en even complete volgorde van andere, desnoods schijnbaar strijdige wetten, kan bestaan.
Alles wat de mens op aarde meemaakt berust op zijn aanschouwing van dingen, op eigen waardering. Daarom spreekt men over waan of maya, begoocheling. Maar wij moeten steeds uitgaan van de wereld waarin wij leven, dat is in de stof zo en eveneens in de sferen. Willen wij overgaan tot het hanteren van andere maatstaven, dan kunnen wij dit alleen bereiken vanuit onze eigen wereld. Wij kunnen nooit een werkelijkheid achterlaten zonder daarvoor een andere werkelijkheid in de plaats te stellen.
Het scheppen van een nieuwe wereld is mogelijk. Elke mens, elke geest, kan door een volledige verandering van concepten, voor zich, de wetten van de wereld waarin hij leeft wijzigen. Hij kan voor zich een andere reeks van mogelijkheden verwerven en zelf in eigen persoonlijkheid veel veranderen. In de stof kan dat zelfs zo ver gaan, bijvoorbeeld dat de tijd in feite trager verloopt, dus het slijtageproces van het lichaam neemt langer, of wordt versneld, om niet te spreken over organische veranderingen die door een verandering van instelling – maar dan ook een volledige – ontstaat.
Schijnbaar bent u dus wel heel erg vrij, wanneer u zich los kunt maken van uw vooropgestelde mening. Toch is dit niet helemaal juist.
Wij hebben altijd te maken met bepaalde grondprincipes. Uw wereld beantwoordt aan een bepaalde reeks van maatstaven en wetten. Dat wil zeggen dat alle verschijnselen van een soortgelijke grootorde op aarde een directe invloed hebben. Dit was inleidend bedoeld.
Let nu goed op. Wanneer ik stel dat de aarde op het ogenblik onder de invloed van Aquarius verkeert – een feit – dan kan ik daarmee stellen dat er een zuiver geestelijke factor optreedt die invloed uitoefent. Maar wij kunnen dan onmiddellijk een bezwaar maken. Geestelijke invloeden in de stof zijn altijd beperkt. Wanneer wij echter daarnaast kunnen aantonen dat Aquarius’ invloed tevens een materiële factor is, dan is zijn invloed veel eenvoudiger en scherper omlijnd.
Stel nu dit: In het Al zijn ruimtelijke condities, te vergelijken met de vierkanten van een dambord bijvoorbeeld. Elk van die vierkanten wordt door een Heer of Heerser geregeerd. Deze Heerser is belichaamd in een vorm van energie. In dat vlak – in dat deel van de ruimte – bevinden zich echter bepaalde partikels, om een voorbeeld te geven: fijne gaswolken, heel fijne deeltjes materie, elektrische stormen, ze kunnen alle voorkomen.
Wanneer nu een wereld zich beweegt, meestal met haar zon, binnen het terrein dat door die entiteit beheerst wordt, zal zij alle stoffelijke invloeden ondergaan, die het resultaat zijn van de daar bestaande condities. Verder stellende, dat het aantal van die Heersers behoorlijk groot is, laten wij voorlopig maar zeggen enkele duizenden, is Aquarius dus geen grootmacht of grootheerser in het hemelruim, in de kosmos. Hij is daar gewoon een bestaande factor, een bestaande conditie tussen vele gelijke. Maar hij heeft zijn eigen geaardheid, zijn eigen uitdrukking, zijn eigen mogelijkheden.
Wanneer de materie zich op zijn terrein beweegt, wordt hij voor die materie echter absolute Heerser. En die heerschappij zal intenser worden naarmate de stoffelijke invloeden die materie verder beïnvloeden.
Het binnentreden van de zon en haar planeten in het teken van Aquarius, is niet alleen maar een astrologische stelling maar een – misschien niet geheel begrepen – definitie van ruimtelijke verhoudingen. Echter spreek ik over een entiteit, een persoonlijkheid, dan wil dat zeggen dat dit wezen met zijn gebied dus ook denkt. Die gedachte-invloeden zullen hoofdzakelijk op geestelijk terrein liggen. Wanneer u nu voor uzelf wilt definiëren hoe u op aarde, in uw eigen wereld, die invloeden ondergaat, moet u – het kan niet anders – voorlopig beide waarden splitsen.
Want een geestelijke tendens die op aarde een onmiddellijke, stoffelijk tegengerichte tendens ontmoet, een soort botsing, zal altijd ondergeschikt blijven aan de stoffelijke tendens, tenminste in de eerste tijd. Stof heeft een grotere traagheid dan geest en houdt daardoor eenmaal ontstane ontwikkelingen en bewegingen veel langer vast.
Ik zal proberen nu even dit voorbeeld te ontleden.
Aquarius brengt stoffelijk een vergroting van stralingsactiviteiten, waarschijnlijk gepaard gaande met grotere temperatuurverschillen voor de planeten en grotere varianten van spanning en uitstraling op de oppervlakte van de zon zelf. Zij gaat verder gepaard met het licht wijzigen van bepaalde magnetische verhoudingen, vooral gedurende de tijd dat zon en aarde zich in het eigenlijk kerngebied van Aquarius bevinden. Dit geeft weer aanleiding tot mogelijke veranderingen op werelden die daardoor klimatologisch, maar ook wat betreft eigen werkzaamheid, temperatuur, eigen zwaartekrachtverhoudingen, zich enigszins anders gaan gedragen.
Geestelijk is Aquarius een invloed van vrijheid. Dat wil zeggen Aquarius ontkent banden. Aquarius is gever of schenker, hij wil deel hebben aan alle dingen, maar in vrijheid. Aquarius wenst verder een zo snel mogelijke ontwikkeling te zien, daardoor is hij revolutionair en zal hij graag gebruik maken van onrust en perikelen om zijn doel te bereiken.
Innerlijke onrust. Uiterlijk een geringe en misschien niet direct merkbare wijziging van omstandigheden, traagheid in stoffelijke ontwikkelingen en alle stoffelijke concepten. Eindconclusie: wanneer ik deze beide samenvoeg, sta ik in een wereld die geen vaste maatstaven meer kent of kan hanteren, waarbij versplintering – bijvoorbeeld in partijen, religieuze groepen en dergelijke – op de voorgrond treden.
Ik moet er rekening mee houden, dat de medemens niet meer rationeel denkt, zijn redelijkheid neemt af. Onder soortgelijke condities kunnen wij ons bijvoorbeeld een Babylonische spraakverwarring voorstellen, waarbij men elkander niet meer begrijpen kan. Isolement moet wel het eerste verschijnsel zijn dat uit de totale Aquariuminvloed naar voren treedt.
Maar nu ga ik rekenen volgens die relativiteiten.
Ik behoef deze invloeden niet als vast en onveranderlijk te erkennen. In de eerste plaats kan ik mijn voorstellingswereld wijzigen in overeenstemming met Aquarius. Daardoor kan ik mijn waardering voor al wat gebeurt positief maken, daaruit de positieve krachten putten en zo bevestigd worden in mijn streven. Ik krijg meer succes naarmate ik mij meer instel op de werkelijke geestelijke tendensen van Aquarius en de daarmee gepaard gaande stoffelijke verschijnselen.
Ik kan mij niet onttrekken aan zijn invloed, maar ik kan zijn invloed gebruiken als iets wat mij drijft, wat mij helpt, wat mij steunt en ik kan trachten er tegenin te gaan om alleen mijn eigen standpunten verder te verdedigen. In het laatste geval kom ik in botsing met wereldkrachten, wordt mijn isolement steeds groter en zal ik op de duur vereenzamen. In het eerste geval zal ik, gezien de heersende tendensen en krachten, steeds meer contact kunnen verwerven met anderen, waardoor wij tot een harmonische samenwerking komen.
Hier bespreken wij dan een enkel aspect en een enkele Heerser. Maar er zijn er meer.
Wanneer wij het beeld van de wereld opbouwen, dan moeten wij altijd beginnen met te stellen dat, wat boven is, beneden is en omgekeerd, dat het grote het kleine en het kleine het grote spiegelt. Er is altijd een vaste maatstaf, uitgedrukt in gelijkwaardige tegendelen.
Anders gezegd, wanneer u een balans maakt tussen licht en duister is de balans in evenwicht, ze klopt. Wanneer u stelt dat er een drie-eenheid moet zijn in de geest, moet u ook stellen dat er ergens een daaraan tegengestelde drie-eenheid moet bestaan. Wanneer u stelt dat er een uiterste weg links is, moet er ook een uiterste weg rechts zijn en deze beide zijn elkaar gelijk.
Nu is de waarde volkomen gelijk, ik kan geen onderscheid maken tussen, laten wij zeggen, een stoffelijke drie-eenheid voortkomende uit chaos, vorm en kracht en een goddelijke drie-eenheid voortkomende uit het grote licht, de grote liefde en schoonheid of rechtvaardiging. Hoe ik deze ook stel, altijd zijn beide gelijkwaardig. Wat ik kies als weg, de machten die ik op die weg zal zoeken en ontmoeten zijn en blijven geheel afhankelijk van mijn eigen wezen. De voorstelling die ik mij omtrent mijn eigen wezen vorm, de kennis die ik van mijzelf bezit, zal bepalen welke entiteiten met mij harmonisch zijn, welke inwijdingen ik kan ondergaan en wat voor mij het beste resultaat kan opleveren.
Ik moet toch proberen om zoveel mogelijk te zeggen aan inhoud.
Wanneer u van hier wilt gaan naar een willekeurige plaats en u kunt langs beide Scheldeoevers een gelijke weg aantreffen, zal het uw punt van uitgang zijn of uw persoonlijke preferentie, die zal bepalen welke van beide wegen u volgt, niet? Maar nu kan het zijn dat de ene weg speciaal voor auto’s is gemaakt, de andere voor langzame voertuigen. Wanneer u een langzaam voertuig heeft, is het goed dat u dus de weg kiest voor de langzame voertuigen. Beschikt u echter over een goede auto, dan zou het dwaas zijn om een weg vol langzaam verkeer te kiezen, u dient dan een verkeer snelweg te nemen. Dat is logisch. In het midden heeft u dan nog een weg, want u kunt de afstand ook per boot afleggen.
Zo zijn er dus vele wegen. Wanneer wij nu niet weten wat wij zijn, wat wij bezitten, wat onze mogelijkheden zijn, is het ons onmogelijk om een juiste weg te kiezen.
Laat ons daarbij niet vergeten dat de stelling, dat er maar één weg en één waarheid is, volledig juist is, mits wij dit niet zien als de stelling dat er dus maar één gedragslijn is, één mogelijkheid tot ontwikkeling. Dan zouden dus alléén degenen die gekruisigd werden, die weg ook werkelijk gegaan zijn, en alle anderen zouden niet deugen. Zo zou u dat kunnen uitleggen.
Hoe meer u de zaak in het concrete probeert te trekken, hoe moeilijker het wordt om een inzicht te krijgen in alle verhoudingen die tussen de grote krachten in het Al bestaan en de wijze waarop u als mens daar eigenlijk uw eigen weg moet zoeken.
Misschien kan ik het zo duidelijk maken: Sommige mensen zoeken God door rechtvaardigheid, anderen zoeken God door liefde, barmhartigheid. Sommigen zoeken God door het ontkennen van vele dingen op aarde: ontzegging. Anderen daarentegen zoeken God weer juist door zoveel mogelijk anderen te laten delen in wat zij ook zelf genieten en bezitten.
Elk van die wegen is ook binnen het christendom aanvaardbaar en wordt in feite begaan. En toch allemaal één weg en één waarheid, niet?
Wanneer ik nu te maken krijg met een persoonlijke ontwikkeling dan zal ik mij allereerst moeten afvragen: Wat ben ik eigenlijk en wat wil ik?
Iedereen weet wel zo een beetje wat hij of zij het liefst zou willen op geestelijk en ook op materieel terrein. Dat is altijd uw punt van uitgang. Want het betekent dat u op deze punten in harmonie bent met bepaalde delen van het Al. U staat nimmer alleen. Alles wat in u leeft, alles wat u in u draagt of bezit, dat vindt een soort weerklank. En die weerklank bestaat zowel in de geest als in de stof.
Wanneer wij het punt van uitgang vinden echter, moeten wij nog een doel bepalen. Het doel is altijd de perfectie van hetgeen wij nu als goed erkennen. Die perfectie is altijd, zeker vanuit menselijk standpunt, onlogisch. Om u een voorbeeld te geven: U zou het mooi vinden om te kunnen zingen. U heeft een zangstem en u gaat deze ontwikkelen. Maar uw ideaal zou zijn om bijvoorbeeld alleen een gehele opera te zingen, alle partijen, bas, bariton, alt enzovoort. Dat kan natuurlijk niet. Toch is er iets te vinden in dat onlogische doel, want naarmate u er meer naar streeft, zult u meer in contact komen met u aanvullende krachten. Het resultaat zal niet zijn dat u alleen een opera zingt, maar wel dat u zoveel anderen hebt gevonden, van ongeveer gelijke bekwaamheid, dat u allen samen tot ieders tevredenheid een opera kunt uitvoeren.
Zet nu in de plaats van deze opera een dramatisch muziekwerk, een opus, een werk zonder meer. Gelijkgestemden kunnen, juist door hun streven in een zeer bepaalde richting, steeds meer gelijkgestemden leren kennen. Wanneer het gezamenlijk doel wordt gesteld boven alle onderlinge geschillen, kan gezamenlijk een ideaal bereikt worden wat men alleen nimmer verwerft.
Mensen die zo leven en streven vinden vanuit een kleinere of grotere groep op de duur een contact met de scheppende geest, neen, niet de grote schepper, de scheppende geest. Die scheppende geest kunt u zich voorstellen als de componist van de opera bijvoorbeeld, in het eerder gegeven voorbeeld. Iemand die leiding geeft aan het geheel, iemand uit wiens indicia men bepaalde conclusies kan trekken waardoor men eigen werk kan perfectioneren.
Datzelfde werk kan op 20 manieren worden uitgevoerd. Wat dat betreft, als u bijvoorbeeld Beethoven neemt, dan kunt u ontdekken dat ze op 10-20 manieren wordt geïnterpreteerd en daarnaast op 100 verschillende manieren verwoord. Dus interpretatie is belangrijk. Interpretatie is de wijze waarop wij harmonie verkrijgen met het grotere.
Elk contact met een Heerser of Heer uit de geest, is gebaseerd op uw bekwaamheden, uw streven. Elke benadering daarvan geschiedt vanuit uw eigen wezen.
En nu zijn er nog al wat van die Heersers. Ik wil u niet vervelen met een opsomming van alle graden die wij hebben. Het gaat van de eenvoudige groepsgeest af tot de zonnegeest, de Heerser van een of andere sterrennevel, de Heerser van een bestaand Al, een besloten Al als het uwe. Naar verluidt zijn er meer. Het getal 63 wordt in dit verband wel genoemd.
Nu moet u goed begrijpen dat wij geen keuze hebben in dat zoeken, u kunt wel denken dat u voor uzelf een soort patroonheilige uitzoekt, een kracht die u in het bijzonder helpt of stimuleert, maar u kunt alleen een kracht bereiken waarmee u a priori in zekere zin harmonisch bent.
Als u ontzettend veel houdt van Be Bob, Rock and Roll en wat er verder nog van dergelijke dingen zijn, moet u nooit proberen om een Tannhauser te zingen. Wanneer u karikaturist bent dan moet u niet trachten om oude meesters na te schilderen, want in 9 van de 10 gevallen maakt u er alleen een draaglijke karikatuur van.
Het klinkt misschien wat overdreven en het is misschien niet helemaal juist, maar het maakt u toch duidelijk waarom het mij gaat. U voelt een verwantschap. Die verwantschap was vroeger zo groot, dat wanneer wij bijvoorbeeld denken aan grote schilders – Rubens bijvoorbeeld deed dat nogal eens – sommigen van hen met hun leerlingen zozeer in harmonie waren, dat het op de werken onmogelijk is precies uit te maken wat de meester zelf heeft gedaan en wat de leerling deed. Penseelvoering en de wijze van verwerking zijn bijna precies gelijk. Op dezelfde manier kunnen wij harmonisch zijn met iemand. Maar wanneer wij niet harmonisch zijn, kunnen wij niet in ditzelfde werk een juiste prestatie leveren, wij schieten tekort.
Wie tekort schiet en geen ware harmonie vindt, zal voor zichzelf een verder streven, een verdere benadering op dit vlak onmogelijk maken.
Nu stel ik: Er zijn 10.000 verschillende werkelijkheden, een willekeurig getal. Één van deze werkelijkheden is op dit ogenblik de mijne. Onder die 10.000 bevinden zich 2 of 3 werkelijkheden die harmonisch zijn met mijn wezen en tot op zekere hoogte met mijn wereld en wereldbeeld. Uit die 10.000 verschillende mogelijkheden zal ik voor mijzelf dan ook slechts die 2 of 3 concreet kunnen maken. Al het anderen blijft illusie, blijft waan.
Elk van die afzonderlijke werelden kan mij op een bepaalde wijze in harmonie brengen met hogere geestelijke waarden of grotere geestelijke krachten.
Wanneer ik harmonie bereikt heb met een van die werelden, kan mijn benaderingswijze van de geest zich eveneens wijzigen. Soms kan ik door een andere blik te werpen op mijn eigen leven en werkelijkheid – door deze dus als het ware te wijzigen – eenvoudiger en sneller contact krijgen met de geestelijke leiders of meesters, die op dit ogenblik het meest geschikt zijn om mijn bewustzijn verder te ontplooien.
Het is dan wel noodzakelijk dat wij tot bereiking komen?
Inderdaad. Maar de grote fout van menigeen is, dat hij de bereiking stelt voor de werkzaamheid. U bevindt zich hier in een atelier. U moet maar eens vragen hoeveel tijd er ligt tussen het in het ik ontwerpen van een concept, het voor het ik schematisch voorstellen ervan en het uiteindelijk verwerkelijken. Dat zelfde geldt voor uw bereiking. Dit alles is een weg tot bereiking. Wij mogen ons een doel stellen. Maar het doel bereiken doen wij pas wanneer wij de juiste weg tot dit doel vinden. Dat is toch duidelijk? En daarom mag ik dus wel zeggen dat geheel mijn betoog eigenlijk gebaseerd is op de mogelijkheid tot bereiking.
Stel nu voor uzelf eens een keer de vraag, wat wil ik eigenlijk in het leven? En daar mag u gerust ook alle stoffelijke waarden bij noemen, dus geestelijke en stoffelijke. Vraag u zelf dan eens af wat daarvan eigenlijk gemist kan worden, waar u het zonder kunt stellen. U houdt heel weinig over, wanneer u eerlijk bent. Dat weinige is uw punt van uitgang.
De banden die wij in de kosmos kunnen knopen en die zich onttrekken aan de directe wetmatigheden van onze eigen wereld, noemen wij hetzij magisch, wonderbaarlijk, of occult. Deze wegen bestaan voor iedere mens in gelijke mate. Zij voeren echter niet tot onmiddellijk dezelfde bereikingen.
Wanneer u bijvoorbeeld geschikt bent voor het uiten van bepaalde krachten, dan kunt u door die krachten gesteund, geholpen en geleid worden. Maar misschien houdt dat ook in dat u een bepaalde gave die u verlangt niet onmiddellijk krijgt, dat u misschien niet in staat bent om bijvoorbeeld te schilderen, kruis en bord te hanteren of wat dan ook.
Wij als groep moeten natuurlijk van een bepaald standpunt uitgaan en voor ons is er één punt onontbeerlijk: Het is voor ons de essentie van alle dingen: God is liefde. Zonder uitzondering, God is liefde. Ook datgene wat wij niet kunnen verwerken of begrijpen zou moeten worden herleid tot liefdevol helpen, beschermen, ingrijpen enzovoort. Maar deze liefde betreft ons gehele wezen, niet alleen een tijdelijke verschijningsvorm daarvan, niet alleen een beperkte uiting ervan. Het wezen mens, dat in de liefde Gods is opgenomen, is het wezen dat loopt van het begin der tijden tot het einde der tijden, de eeuwige mens als het ware.
Ik benader mijn God precies zoals dit voor mij juist is. Door a priori te stellen dat God Liefde is, stel ik tevens voor mijzelf a priori een band tussen mijzelf en die God.
De band die ik in mijzelf stel ten opzichte van mijn God beïnvloedt mijn werkelijkheid.
Met andere woorden, punt één, de mens die niet aan Gods liefde gelooft zal dezelfde gebeurtenissen misschien doormaken, dezelfde spanningen, maar hij zal ze anders beleven en daardoor voor zichzelf tot andere resultaten komen dan iemand die wel in God als liefde gelooft.
Punt twee, wanneer ik geloof aan God als Liefde, dan geloof ik ook aan Licht, aan vreugde, ik geloof aan de zin van al wat ik gekregen heb. Dan kan ik nooit gaan zeggen dat iets zondig is wanneer God het mij gegeven heeft. God is Liefde. Hij geeft mij niet iets dat alleen tot mijn nadeel kan dienen. Al wat Hij mij geeft is zinvol. Mijn wijze van denken en leven wordt hierdoor bepaald. Dan zal al datgene waarin die Goddelijke Liefde zich openbaart en elke geestelijke Kracht of Meester, Heerser, altijd voor mij bereikbaar zijn krachtens deze band.
Ik zal het even eenvoudiger maken.
Ik geloof aan God als de Kracht van de liefde. Er is ergens een engel of aartsengel bijvoorbeeld, die ook Gods liefde uitdraagt op aarde. Zijn taak is Gods Liefde te manifesteren. Door mijn geloof heb ik als het ware contact met die engel en niet direct alleen met God. De engel kan voor mij optreden als vertegenwoordiger van God.
En nu spreek ik over een engel. Een engel is een symbool voor bepaalde krachten en machten. Nu zeg ik in de plaats hiervan, een Heerser van licht, een Heerser van kracht, een Heerser van wijsheid of een Meester van een van die waarden. Wanneer zij gebonden zijn met de Goddelijke Liefde, zijn zij door mijn aanvaarding van die Liefde voor mij bereikbaar geworden.
Zijn die Heersers niet altijd aan Gods Liefde gebonden?
Vanuit een menselijk standpunt niet. Vanuit een menselijk standpunt zijn sommigen gebonden aan wat wij noemen schoonheid, dus openbaring, sommigen aan rechtvaardigheid, wat wij meestal het onaangename vinden zoals oorzaak en gevolg, sommigen zijn gebonden aan de Goddelijke liefde, sommigen zijn gebonden aan bepaalde kosmische wetten zonder meer. Dat zijn de grote Heersers. Wij kunnen stellen vanuit ons standpunt en nu moet u opletten, dat zij allen voort zijn gekomen uit de Liefde Gods en dat is voor ons volledig juist. Maar een kracht die rechter is kan als rechter voor mij nimmer begrijpelijk en benaderbaar zijn wanneer ik in de eerste plaats geloof in de liefde. Er blijft tussen de koelheid van de rechter en de warmte van mijn aanvoelen van het Goddelijke een verschil. Er is voor mij op dit ogenblik nog geen volledige harmonie mogelijk.
Dan gaan wij nog een eindje verder, want er is een kosmische hiërarchie. Deze hiërarchie kun je het beste uitbeelden door te stellen, dat uitgaande van het beginsel Gods een reeks vertakkingen plaatsvindt, die elk onderling wederom vertakkingen kunnen vertonen. Degenen die wij als grote Heersers of entiteiten of Meesters kennen, zijn als het ware de vruchten die door die takken worden gedragen. Deze vruchten zijn tevens de voeding voor ons, die de weg naar de bron, naar de wortel, van alle dingen zoeken.
Nu stellen we heel eenvoudig: Hier is God; onder God laten we zeggen zijn 7 engelen; die 7 engelen hebben ieder onder zich een groep van 144 engelen, elk van die 144 engelen is heer over een legertje van een 100.000 geesten; elk van die 100.000 geesten heeft weer onder zich een aantal dienaren, of dat er nu 10.000 of 100.000 zijn – getallen zijn in dit geval niet juist te geven – is onbelangrijk. Maar ga daar nu eens van uit. Ik kan niet beginnen om tak A te volgen en dan tak B, dat gaat niet. Alles wat ik heen en weer ga betekent steeds een vervreemding van het door mij bereikte.
Wanneer ik gekozen heb dan is het voor mij alleen mogelijk om langs die weg te stijgen en niet om zonder meer over te gaan naar een andere weg. Die andere weg is even goed, dat stellen we weer voorop, Goddelijke Liefde. Die weg biedt evenveel mogelijkheden, zij het lichtelijk andere, maar voor ons is deze onnuttig en niet bereikbaar.
De gekozen weg dient gegaan te worden. Door de instelling op dat Goddelijke, onze aanvaarding van die God. Liefde verkrijgen we nu in de eerste plaats door een beperkt contact met bepaalde geesten. Zij zijn voor ons de eerste binnen ons bevattingsvermogen optredende representanten van die Goddelijke liefde. Deze representanten zullen ons kunnen benaderen, maar alleen weer in overeenstemming met de geaardheid van ons wezen, de geaardheid van onze innerlijke ontwikkeling en daarnaast van onze stoffelijke mogelijkheden. Een eenvoudig voorbeeld: Stel er zijn 10 dienende geesten. Meneer Pietersen is alleen geschikt voor inspiratie, dan kan uit die dienende geesten alleen degene, die inspiratieve werkingen in zich draagt, contact opnemen, de anderen vallen daarbuiten. Een ander kan alleen schrijven – automatisch schrift – dan zal die alleen die ene kracht, die automatisch schrift kan weergeven, dus aantrekken. Alleen daarmee is een harmonie mogelijk. De anderen zijn voor u of zij niet bestaan.
Voorbeeld: U hebt onder elkaar uitgemaakt dat het gezellig zou zijn met een planchet te werken. En nu gaat u zitten wachten, u neemt het au sérieux, maar er komt niets. Dan zegt u, er is dus geen geest. Is dat wel zo? Is het misschien niet zo dat u door uw instelling op het werken met het planchet, waarvoor u de mogelijkheden in feite niet bezit, het aan degene die u helpen kan – misschien een kruis en bord geest of wat anders – onmogelijk maakt om contact met u op te nemen. Terwijl het gebrek aan harmonie, aan mogelijkheden van degene die het planchet bedient, het onmogelijk maakt u te helpen.
Kijk, zo moet je dat gaan beredeneren. Nu stel ik dit op een zeer simpel vlak, dit van directe communicatie met de geest. Maar stel nu eens even, geloof is een gave. Hoe komt het dat niet iedereen precies hetzelfde geloven kan. Hebt u zich dit wel eens afgevraagd? Heel eenvoudig omdat niet elk geloven in de mens – iedere mens kan ergens in geloven – gelijk is. Op het ogenblik dat u iets wilt geloven dat u vreemd is, dat niet met u in harmonie is, krijgt u geen contact. Op het ogenblik dat u echter gelooft in iets wat u treft, wat in uzelf leeft, ontstaat er een innerlijk contact, en waar dit een geloof betreft kan dit vaak een veel hogere waarde betekenen dan het direct contact met de geest.
In het Al hebben wij te maken met onnoemelijk veel verschillende geesten. Maar alleen de geesten waarmee wij harmonisch zijn kunnen ons bereiken. De wijze waarop wij ons instellen is voor die geest een bepaling. Wanneer u begint dan is het onmogelijk om alle namen uit elkaar te houden. Of u nu te maken hebt met geest Altrus of met geest Bast, met Theofilus of Theodotus, u weet het niet, en wat dat betreft zal het u even moeilijk zijn om uit te maken of u nu Michaël of Gabriël of Asraël, of een ander aan de lijn hebt. U kunt dat niet bepalen. Pas wanneer een entiteit voldoende gekend wordt, kan met die entiteit een direct contact worden opgenomen. Maar via de harmonie, die wij met het Goddelijke hebben, maken wij het de entiteiten mogelijk om met ons contact op te nemen. Dat contact openbaart zich in overeenstemming met onze eigen geaardheid. De geaardheid van de geest die ons benadert is gebaseerd op onze innerlijke aanvaarding van het Allerhoogste.
Wanneer ik te maken heb met een bepaalde macht in het Al, een goede macht, een lichte macht, dan bezit deze bepaalde vermogens. Maar niet elke entiteit, elke geest, bezit dezelfde kwaliteiten en vermogens. Zoals Aquarius sterk verschilt bijvoorbeeld van vissen, schorpioen enzovoort. Ze verschillen allen in kwaliteiten en ook in mogelijkheden. Zo zullen alle entiteiten met wie wij contact opnemen verschillen in kwaliteit en in mogelijkheid. Maar op het ogenblik dat een mens open staat voor een geest, daarmee een volledige harmonie bereikt, kan deze geest, kracht of entiteit, zich binnen die mens volledig uiten. Het is dus de mogelijkheid van die geest om zijn eigen bijzondere bekwaamheden, krachten en vermogens in u tot uiting te brengen. U kunt uit uzelf misschien niet leviteren. De entiteit met wie u in harmonie bent echter kent deze kracht van levitatie misschien in een geheel andere verhouding, als deel van zijn wezen. Voor u het weet hangt u een paar voet boven de grond. En dat zonder touw om uw hals, dat zou lastig zijn.
Wanneer u met een geest te maken krijgt, die stoffelijke harmonieën tot stand kan brengen, dan kunt u misschien mensen wonderdadig genezen. Hebt u er met een te maken, die alleen levenskrachten kan geven, dan zult u een ander kracht kunnen geven, maar het wonder vergt veel meer tijd enzovoort. Op het ogenblik dat er geen harmonie is, bereikt u echter niets. In elke mens sluimeren een groot aantal gaven. Deze gaven zijn het begin van een harmonie met de kosmos, van bepaalde krachten in die kosmos. Wij kunnen nimmer alle gaven gelijktijdig ontwikkelen. Wanneer wij echter meerdere gaven bezitten en deze enigszins ontwikkeld hebben, zal het door gebruik te maken van voor ons passende en aanvaardbare mogelijkheden redelijk te doen zijn ons af te stemmen, niet alleen meer op God maar eveneens op de geesten die met een bepaalde bekwaamheid, die wij op dit ogenblik wensen, in overeenstemming zijn. En daar vinden we dan een beginsel dat men soms magie noemt, een beginsel dat we echter eveneens terugvinden bijvoorbeeld in een kerk.
Een van de typische methoden kent u misschien?
Gezangen: dus het oor.
Gebaren, kleuren, lichten: het oog.
Geuren: de neus.
Ideeën en gedachten, het innerlijk denken en de mentale wereld, worden door bepaalde liturgische plechtigheden tot één geheel gemaakt.
Van de gelovigen wordt in vele gevallen – niet altijd – een zeker zich aanpassen gevergd. Het kan alleen een kwestie zijn van knielen, zitten en opstaan, het kan ook een kwestie zijn van deelnemen aan bepaalde tochten, processies enzovoort. Door zo de mensen één te maken als het ware en al hun zinnen te richten op één punt, verkrijgt men een absolute concentratie. Is de mens harmonisch daarmee, dan kan hij daardoor met een kosmische entiteit in contact treden. Deze is voor die mens, althans voorlopig, de vertegenwoordiger van het Goddelijke en niet het Goddelijke zelf, maar wordt door die mens meestal als het Goddelijke gezien.
Rituele magie baseert zich hierop. Zij tracht door gebaren, geuren, door het scheppen van kleuren, van tegenstellingen van figuren, door bewegingen enzovoort, een bepaalde harmonie met een bepaalde geest te scheppen. Deze harmonieën zouden theoretisch met alle geesten bereikbaar zijn. Maar de magiër kan alleen een werkelijk contact bereiken met die geesten, die liggen in zijn eigen tak van ontwikkeling. Ook in de magie is zelfs de meest wetende niet in staat alle dingen te volbrengen, doch kan alleen datgene volbrengen wat althans in beginsel in het ik aanwezig was.
Dan moeten wij stellen: In de kosmos klimmen wij langs onze eigen weg. Op deze eigen weg vinden wij harmonieën die zich steeds zullen uitbreiden. Want – ik keer terug tot mijn voorbeeld van zo-even – wanneer ik met een dienende geest in harmonie ben, dan is het er één, maar ben ik in harmonie met zijn Meester, dan ben ik ook via de Meester in Harmonie met alle dienende geesten die onder hem staan.
Perfecte harmonie met God betekent perfecte harmonie met alle dingen. Aanvaardbaar? Kies dus een begin. Hoe u begint is van minder belang. Wanneer het beginsel:
God is Kracht,
God is Liefde,
God is de voortdurende werking in ons,
nimmer uit het oog wordt verloren, zullen, uitgaande van ons denken en standpunt, de gevolgen altijd goed zijn. Wanneer wij vertrouwen en geloven, dan verwerpen wij daarbij ook bepaalde delen van de wereld buiten ons.
Bijvoorbeeld:
- Iemand die aan geen God en gebod gelooft zegt: “Iemand is dood, punt, weg, verdwenen.”
- Een ander gelooft alleen in een hemel die eens zal zijn, en hij zegt: “Ja, maar hij zal weer opstaan” en neemt dus ook een dood aan.
- Nummer drie heeft weer een andere opvatting en zegt: “Hij leeft in de hemel, in het vagevuur of in de hel, maar hij leeft nu”.
- Nog een ander zegt: “Hij leeft in de sferen.”
Nu is dit laatste vanuit ons standpunt ongetwijfeld de meest juiste definitie. Maar de instelling, het geloof op zichzelf bepaald wat echt is. Iemand die niet gelooft aan een voortbestaan en dit absoluut blijft verwerpen, zal nimmer een werkelijk contact met een overgegane kunnen verwerkelijken. Degene die gelooft dat hij rust en zal opstaan, verkrijgt geen contact, maar verkrijgt wel indicaties omtrent de persoon. Degene die gelooft in een hemel, hel of vagevuur kan de geest waarnemen en kan mededelingen daarvan ontvangen, maar alleen binnen de beperking van zijn geloof. Degene die gelooft aan een veelheid van sferen en mogelijkheden kan de geest ontvangen in haar werkelijke gedaante, in haar werkelijke invloed.
Uit deze voorbeelden blijkt dat wij dus voor een deel zelf uitmaken wat er gebeurt. Stel nu: “Vuur kan mij niet branden”, geloof dit absoluut, vuur brandt u niet. Zeg: “Water kan mij dragen”, water draagt u zodra u absoluut gelooft. Elk absoluut geloof dat niet disharmonisch is – opvallend verschijnsel – met de rest van de erkende wereld, wat dus niet met de rest van de verschijnselen in disharmonie is, kan verwerkelijkt worden.
Wij mogen ons nooit een wereldvoorstelling maken waarin slechts één punt wordt uitgezonden. Wanneer ik alleen geloof dat vuur mij niet branden kan, maar dat al het andere wel branden kan, is op dat ogenblik door mij het branden van het vuur erkend en zal het ook mij, tegen mijn geloof in, kunnen aantasten.
De wijze waarop is dus mijn persoonlijk geloof. Mijn voorstelling van de wereld in harmonie brengen met de omgeving, is bepalend voor de wijze waarop ik die wereld beleef en de wijze waarop die wereld zich tegenover mij gedraagt. Dan is het mijn taak om voor mijzelf die werkelijkheid te zoeken die ik volledig kan aanvaarden, die mij wanneer ik in de stof verkeer ook stoffelijk de gunstigste mogelijkheden geeft, zonder mij ooit in disharmonie te brengen, bijvoorbeeld ten opzichte van God of Hogere Krachten.
Wanneer ik op deze wijze leef, zullen alle omstandigheden zich voortdurend zo wijzigen dat zij mijn wezen geheel harmonisch, vreugdig en sterk door het leven draagt. Daar waar ik aarzel, twijfel, mijzelf teveel zorgen ga maken echter, zal de normale wereld mij overspoelen, en krijg ik conflicten die veel verder gaan dan anders verwacht zou kunnen worden.
Wie eenmaal een analoge wereld heeft geaccepteerd kan nimmer onmiddellijk tot zijn eigen wereld terugkeren, zonder dat daar bepaalde consequenties aan verbonden zijn.
Leef daarom vóór alles consequent volgens uw denken en uw geloven. Geef u moeite, desnoods zeer lang, te experimenteren en te zoeken om een punt van uitgang te vinden. Eerst dan kunt u verder gaan, eerst dan kunt u werkelijke resultaten bereiken.
Acht de tijd die u zich bezig houdt met experimenteren – die niet slagen – geen verloren tijd. Zij leert u veel omtrent uzelf. Zij maakt het u mogelijk steeds juister te besluiten wat voor u belangrijk en van kracht is.
Benijd niemand zijn gaven of mogelijkheden. Zoek naar uw eigen gaven of mogelijkheden. Baseer u nimmer bij uitsluiting van al het andere op andere mensen of wetten, maar baseer u alleen op uw eigen ik, en de God die u daarin kent.