17 april 1964
Allereerst wijs ik u er op, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Ons onderwerp van de dag gaf ik de titel: De verschillende betrekkingen tussen de verschillende voertuigen van de mens.
Wanneer je jezelf gedraagt op een bepaalde wijze, dan kun je er rekening mee houden, dat alle reacties, die hierdoor gewekt worden, niet beperkt blijven tot het stoffelijke voertuig, of desnoods nog alleen tot levenslichaam en astraal voertuig, maar zich voortzetten in alle voertuigen, die het ego bezit.
De eerste regel zou dus mogen luiden:
Alles wat wij doen in een van onze voertuigen, zal in het totaal van de tot ons wezen behorende voertuigen tot uiting komen, daarin vastgelegd zijn en daarin werkingen veroorzaken. Hebben wij dit eenmaal gesteld, dan wordt het wat ingewikkelder. Willen wij echter een zo eenvoudig mogelijke vorm geven aan de waarheden, die hierbij betrokken zijn, dan kunnen wij zeggen: Op het ogenblik, dat ik innerlijk geestelijke waarden erken, kan ik elke bestreving ondersteunen door mijn stoffelijk gedrag hieraan aan te passen. Heb ik mijn stoffelijk gedrag aangepast, dan volgt nog een conclusie: Naarmate mijn beheersing en vrijheid in de materie groter zijn, zullen mijn mogelijkheden tot bewust streven met goede resultaten in elk van mijn geestelijke voertuigen groter worden.
Gaan wij uit van deze regeltjes, dan ontwikkelt zich voor ons ongeveer het volgende beeld:
Een mens leeft. In dit leven doet hij een grote reeks van ervaringen op, vele hiervan zijn incidenteel, toevalligheden. Zolang zij echter van toeval afhankelijk zijn, zullen wij nooit kunnen bepalen of, en zo ja, wat zij betekenen voor ons innerlijk leven of bv. onze esoterische bewustwording. Zodra wij echter iets bewust verrichten, bewust tot stand brengen, zal ons gehele wezen daaraan ook bewust deel hebben. Wij zullen dus alle krachten, daaruit voortvloeiende, alle mogelijkheden daarin bestaande, bewust kunnen gebruiken. En dat is zeer belangrijk, omdat een mens, die geestelijk wil streven, in dit geestelijke streven vaak in de eerste plaats uitgaat van het denkbeeld: Wanneer ik nu maar blijf voortbestaan en geen kwaad doe, gaat het mij geestelijk reeds zeer goed. Dan echter is het gebeurde nog steeds incidenteel: Het is niet bewust. Er is geen sprake van positieve, bewuste actie, maar alleen van een betrekkelijk negatieve selectie uit de toevalsmogelijkheden, die het ik zonder eigen willen of zoeken zal ontmoeten. Je zou dus uit moeten gaan van het standpunt: Alles, wat ik in mijn eigen leven als het ware na rijp beraad, beheerst tot stand breng, geeft mij een gelijke mogelijkheid tot beheersing en actie in elke sfeer, waartoe ik krachtens mijn geestelijke voertuigen behoor. Dit houdt niet slechts in dat de mens die bewust, beheerst en overlegd werkt, ook een grotere Kracht krijgt zover het zijn geestelijke contacten betreft, maar houdt daarnaast in dat alles, wat men in de materie doet, waarbij een beroep op de geest mogelijk of noodzakelijk is, eenvoudiger de mogelijkheid tot het inschakelen van geestelijke krachten biedt, op eenvoudiger wijze deze geestelijke krachten tot uiting doet brengen in de stof en wel sterker naarmate dit alles meer bewust geschiedt.
Er is hier sprake van een wisselwerking, zoals er zovele zijn in ons bestaan en zeker ook een wisselwerking, waaraan het goed is de nodige aandacht te besteden. De opbouw van de mens als totaal ego is reeds meerdere malen besproken, zodat wij daarover kort kunnen zijn. Toch wil ik in dit verband een oud beeld nog even aanhalen. Wanneer wij loden kogeltjes – hagel – nemen en dezen laten vallen van een hoogte van één meter, hebben zij een bepaalde energie, een doorslagkracht; dit betekent dus, dat zij met een bepaalde snelheid op de bodem neerkomen en daarin – mede bepaald door de hardheid van die bodem – een bepaalde afstand in zouden kunnen dringen. Laat ik een kogeltje van twee meter vallen, dan zal die doorslagkracht groter worden. Er is per kogeltje meer “energie van plaats”, die omgezet wordt in energie van beweging. Laat ik een kogeltje vallen van tien meter, dan zal deze energie dus nog groter zijn. Het resultaat is dus, dat de kogeltjes, naarmate zij van grotere hoogte vallen, ook meer energie bevatten dan alle geheel gelijksoortige kogeltjes, die van een lager platform vallen.
Dit beeld nu kunnen wij gebruiken om ons de verhouding tussen geestelijke voertuigen en de menselijke wereld voor te stellen. Hoe hoger de sfeer, waartoe ik mij bewust verhef, of waaruit ik krachten ontvang, hoe meer beheerst en overlegd de daad in de stof is – dit is immers noodzakelijk om toegang te krijgen tot alle voertuigen van het ik en alle sferen, waarmee dezen harmonisch zijn – hoe groter de krachten zullen zijn, die men in overeenstemming met eigen leven en daden aan de geest kan ontlenen. Dit is een eenvoudige manier om voor te stellen, hoe de energie van een bepaalde daad door het gelieerd zijn met hogere voertuigen van het ik grotere waarde verkrijgen kan, zonder dat het wezen daarvan, of de oorzaak ervan, zelfs ook maar enige werkelijke verandering ondergaat.
Nu zult u zeggen: Maar de innerlijke bewustwording heeft toch geen tot uiting komende energie van uit de hogere voertuigen van het ik nodig? Wanneer men zo redeneert, meen ik, dat men een denkfout maakt, want wij zijn één geheel. Wij kunnen, waar wij ook leven en hoelang wij ook leven, geen werkelijk onderscheid maken tussen een stoffelijk en een geestelijk voertuig; tezamen vormen dezen nu eenmaal het ik, zoals wij dit kennen. Wat binnen het ik gebeurt, heeft esoterisch natuurlijk waarde. Maar wat dit ik tot uiting brengt, is een demonstratie van deze esoterische waarde en maakt het innerlijk erkende eerst werkelijk waar voor ons. Wij mogen wel stellen, dat een innerlijke bewustwording altijd gepaard moet gaan met een vergroting van uiterlijke beleving en uiterlijke vermogens. Dit is mogelijks een lastige of zelfs onaanvaardbare stelling voor degenen, die menen dat zij geestelijk al zeer ver zijn, maar daaraan kan ik niets doen. Want het gestelde is toch werkelijk een waarheid als een koe.
Indien ik nu eens af wil gaan op hetgeen onze laatste Wereldleraar hierover heeft gezegd – waarbij ik vrij vertaal overigens – dan ontwikkelt hij in verband met alles wat ik reeds naar voren bracht, het volgende:
“Zo gij uzelf zijt en overlegd handelt, zo zijt gij uzelf in alle wereld en alle kracht is in u. Zoals men construerend een brug berekent, zo dient men te berekenen, wat eigen daad aan kracht en mogelijkheden met zich brengt. De mogelijkheden schijnen in het begin gering te zijn, maar eens bouwde men bruggen zonder te rekenen. Nu kan men, al lerende, veel grotere bruggen bouwen, die veel meer dragen, omdat men leerde te rekenen. Leer uit oorzaak- en gevolgwerkingen, uit de krachten, die in het ik ontstaan, uit de goddelijke waarheden, die in u geopenbaard worden, leer de wetten kennen, die uw wezen beheersen. Bereken aan de hand van deze wetten uw eigen meest juiste gedrag en gij zult waarheid kennen en in waarheid leven.”
Natuurlijk is dit een samentrekking van een veel langer betoog. U weet, dat onze Wereldleraar een soort ingenieur was en daarom nog al eens van meer technische gelijkenissen en beelden gebruik maakte. Wij vinden onmiddellijk na dit lesje in zijn werken een typische aanvulling van deze stellingen, daar namelijk waar de Wereldleraar tot zijn volgelingen zegt: “Harmonie is het belangrijkste, wat er bestaat. Want zie: Zo ik in harmonie ben, is niets met mij in strijd en ik zal mijn wezen kunnen uiten in zijn volheid. Waar echter een disharmonie bestaat, zal mijn wezen zich slechts kunnen uiten in zoverre het krachtiger is dan de waarden, waarmede de disharmonie bestaat. Het laatste is slechts zelden het geval. Men wordt door de disharmonie dan ook veelal beheerst. Wie beheerst wordt door disharmonieën gaat daaraan ten gronde.”
Ik meen, dat je in de werkingen, die bestaan tussen geestelijke voertuigen en de stoffelijke mens, ook hiermede wel degelijk rekening zal moeten houden. Zodra je onevenwichtig bent of disharmonisch – en dat is bijna hetzelfde – zal je in de disharmonie of onevenwichtigheid iets binnen jezelf wekken, dat strijdig is met je persoonlijke uitingen. De tegenstellingen, die zo ontstaan tussen innerlijk weten en uiterlijk gedrag, kunnen worden tot iets, waardoor de geestelijke krachten, zover deze zich binnen je manifesteren volgens je bewustzijn, direct strijdig zijn met alles, wat je werkelijk zou willen.
Je wilt het hoogste geestelijke Licht bereiken en uitdragen. Maar omdat je niet harmonisch bent, kun je dit alleen ten koste van bv. veel lichamelijk lijden enz. Je wordt dus a.h.w. gedwongen te leven in situaties, waarin je niet of slechts met zeer veel moeite enigszins gelukkig kunt zijn, alleen, omdat je die harmonie niet bezit.
Als lering lijkt mij dit zeer interessant, want het sluit onmiddellijk aan op het volgende citaat, dat ik ontnam aan de leerstellingen van de Wereldleraar. Namelijk: “Wie slechts voor zich leeft, zal zijn werkelijke wezen niet kunnen erkennen, wie slechts voor anderen leeft, aanvaard zijn eigen wezen niet. Doch wie leeft voor zich en anderen gelijkelijk, erkent de wereld, waarin hij bestaat en is daarom één met de kracht, die schept in het besef van eigen taak, plaats en vermogen.”
Wanneer ik alleen voor mijzelf leef, ben ik een egoïst. Dat is logisch en duidelijk. Ik sluit mij daardoor in wezen van de wereld af. Dit behoeft geen verdere verklaring. Maar wanneer ik alleen voor anderen wil leven en mij zelf dus geheel uitsluit, wat gebeurt er dan? Dan ontbreekt mij het ene middelpunt, waarin alle besef en krachten uiteindelijk voor mij zullen moeten ontstaan. Ik kan mijn eigen wezen niet verwaarlozen: Wanneer ik alleen maar ga leven voor die wereld buiten mij, dan zal ik spontaan, en krachtens mijn wezen nog wel spontaan streven, maar ik zal dit niet geheel bewust meer kunnen doen. Ik heb dan dus niet meer het vermogen om alles – wat er in mij bestaat – overlegd en op de juiste wijze te richten binnen de wereld. Ik zal geen ervaring, die door mij in de wereld wordt opgedaan, nog werkelijk om kunnen zetten in iets, wat voor mij persoonlijk een bijzondere betekenis heeft en zo vanuit de hoogste geestelijke voertuigen ook niet bewust krachten kunnen putten om dezen ook bewust aan de wereld rond mij te schenken.
U ziet, dat er aan de wisselwerking tussen stof en hogere geestelijke sferen en voertuigen nogal het een en ander verbonden is. Zonder nu te gaan vervallen in alle mooie en liefelijke woorden als naastenliefde enz., meen ik toch wel dat gesteld mag worden, dat eigen geestelijk belang van ons vergt, dat wij onze banden met de wereld erkennen. Evenzeer vergt, naar ik meen, een bewust bereiken op grond van het voorgaande, dat wij ons ook van ons zelf en onze eigen belangen te allen tijde bewust blijven.
Pas wanneer dit het geval is, zullen wij bewust kunnen kiezen en zullen wij ons eigen belang, zoals dit ogenblikkelijk voor het ik bestaat in vele gevallen – juist door ons besef van eigen belang en wereld – terug kunnen doen treden voor het belang van de gemeenschap, waarvan wij dan ook bewust deel uitmaken. Dan eerst ontstaat die kosmische harmonie, waarmede wij innerlijk de grootste bereikingen kunnen hebben.
Wanneer ik in mijzelf zou kunnen opstijgen – als mens – tot bv. het witte of gouden Licht, zo zal er hierdoor voor mij een zodanige afstand gaan ontstaan tussen mijn eigen kleine daden en bewustwordingen, en de grote waarde, die daarin hierboven ligt, dat de doorslagkracht van al dit hogere, van alles wat uit het hogere nu tot mij komt, in vergelijking tot mijn eigen bestaan en onmiddellijk – bv. stoffelijk kunnen – onmetelijk groot en sterk zijn.
Toen men vroeger in de oorlog nog Zeppelins gebruikte, gooide men vandaar vaak met lood gevulde pijltjes uit, omdat deze zo snel en met zoveel kracht konden vallen, dat zij eenvoudig door stalen helmen, hout enz. heen konden dringen. Zij waren a.h.w. kogels, die uitgegooid, niet afgeschoten werden.
Op soortgelijke manier moeten wij leren de krachten van onze hogere voertuigen en de sferen, waartoe zij behoren, te gebruiken. Kunnen wij met ons bewustzijn of zelfs maar onze aanvaarding doordringen tot deze hogere werelden, dan zal de kleinste daad, die door ons in eigen wereld wordt gesteld met de juiste intentie, wil en beheersing, daar in de hogere sfeer een soortgelijke ontwikkeling doen ontstaan die via de innerlijke harmonie zich op aarde mede zal uiten. Door het grote verschil in kracht- en trillingsniveau tussen deze sfeer en de wereld, waarin je leeft, zal de zo vanuit het Hogere geuite kracht een omvang hebben, die, gezien de eigenlijke oorzakelijke daad, schijnbaar onredelijk groot is. De versnelling die door het verschil in niveau ontstaan is, is zo groot, dat men zich vaak het verband tussen eigen daad en de gevolgen niet meer voor kan stellen. Men kan zich niet realiseren, dat men door een enkele kleine handeling, een enkel woord desnoods, honderden mensen gelukkig zou kunnen maken of zieken zou kunnen genezen. Toch is dit waar. De enige voorwaarde hiertoe is, dat men zich van eigen hogere leven bewust wordt en leert tot deze hogere sferen door intentie, bewustzijn en wil, door te dringen.
Hoe men dit moet doen, is een hoofdstuk op zich. De wereldleraar heeft daarover het volgende gezegd:
“Wanneer men alles weet te vergeten en zich, van zichzelf bewust, richt op de kracht van God, die men in zich erkent, bereikt men het hoogste binnen het ik, dat bewust levend en ontwikkeld bestaat. Men zal van daaruit krachten en weten kunnen ontlenen, indien deze noodzakelijk zijn om bewuster en juister op aarde te leven.”
Met deze eenvoudige stelregel geeft hij ons, naar ik meen, het gehele recept.
Er is geen sprake van een moeizaam opwaarts klauteren. Er is in deze regel eerder sprake van een zichzelf bewust beperken. Wij moeten, op het ogenblik dat wij tot het geestelijke willen gaan, de wereldwaarden vergeten en alles vergeten, buiten de voorstelling van Licht of God, zoals deze in ons leeft. Op het ogenblik, dat wij dit bereiken en onze intentie in de materie en het hogere a.h.w. gelijkelijk is geregistreerd, is er harmonie. Deze harmonie zal blijven bestaan, tot de intentie is vervuld en dus de gerichtheid die in het Hogere werd vastgelegd, afgelopen is – tenzij wij in de stof van mening of streven veranderen en zo bewust de harmonie verbreken.
De Kracht, die wij hieraan kunnen ontlenen, blijft tot onze beschikking, zolang in de stof nog een harmonie met de oorspronkelijke intentie blijft bestaan. Er zijn natuurlijk nog vele dergelijke punten i.v.m. dit onderwerp te geven, maar op een bijeenkomst als deze kan men daarop niet voldoende ingaan. Ik wil echter zover dit nu verantwoord is, trachten om de meest interessante delen van dit onderwerp in enkele regels neer te leggen. Dezen spreken tot hen, die zoeken, veelal het duidelijkst. In de eerste plaats zal ik dan moeten stellen:
- Bewustheid van handelen impliceert het erkennen van intentie. Naarmate de intentie innerlijk meer gebonden is met begrip van hogere krachten en waarden, zullen de gevolgen van de verwerkelijkte intentie op aarde groter zijn.
- Het is de gerichtheid, die in mijzelf ontstaat door de intentie, welke in dit verband de waarde bepaalt van mijn daad, handeling, in zoverre dit dus het ontlenen van krachten aan God of innerlijk wezen betreft. Dientengevolge is niet de daad op zich, maar vooral de intentie en de verbondenheid, die men daarin erkent met het Goddelijke, belangrijk. Hierdoor alleen ontstaat de begeerde werking en kracht, ongeacht de verdere aspecten van intentie en daad binnen het menselijk bewustzijn.
- Aangezien het wezen van de mens in elk van zijn voertuigen weer wat anders wordt uitgedrukt, maar heel vaak een overzicht van het geheel, zoals dit in de hoogste voertuigen pleegt te bestaan, voor de lagere voertuigen maar ten dele vatbaar, kenbaar is, kan nog worden gesteld, dat niet alleen maar krachten zullen worden overgedragen op voornoemde wijze, maar ook inzichten, bewustzijn en intuïtieve erkenningen op deze wijze vanuit het Hogere in stof of lagere voertuigen van het ik ontwikkeld zullen worden.
- Hetgeen aan kracht of bewustzijn verwerkelijkt wordt, zal niet slechts voeren tot resultaten in de wereld buiten het ik, maar tevens tot een sterkere integratie van het Ik voeren, en een zuiverder erkenning van de mogelijkheden, bedoelingen en werkelijke taken van het ik voeren. Het klinkt misschien moeilijk en gewichtig, maar is dit in wezen niet. Het is alleen het samenvatten in een regel, het bij elkaar brengen van allerhande facetten, waardoor dit u misschien wat moeilijk toeschijnt.
Het laatste deel van mijn taak voor heden brengt ons dan tot de vraag: Wat hebben tussenliggende voertuigen hiermede nog verder te maken?
Zeker is, dat niet iedereen zijn hoogste voertuigen onmiddellijk bewust zal bereiken. Begrip als: “Het Hoogste”, kan aanmerkelijk verschillen. Hoe meer dit begrip in menselijke vormen en woorden gedefinieerd wordt, hoe dichter het waarschijnlijk nog bij de stof zal liggen en hoe dichter dus ook het voertuig, dat als hoogste doel van je Ik bereikt kan worden, dus nog nabij de stof zal zijn gelegen. Gezien menselijk denken en leven, zijn alle bij beroep op het Hogere in de praktijk tussenliggende voertuigen min of meer betrokken. Hieromtrent bestaat een aardig regeltje:
“Elk voertuig staat in relatie met het hogere voertuig, erkent en verwerkelijkt de intenties daarvan binnen de beperkingen van eigen sfeer en wereld. Elk voertuig zal t.a.v. elk lager voertuig fungeren als stimulans, heerser of geleider, in overeenstemming met de binnen dit voertuig erkend bestaande intenties.”
Wat er dus eenvoudigweg op neerkomt, dat, zo wij met onze intentie het hogere voertuig bereiken, niet alleen dit hogere voertuig ons kracht zal verschaffen, maar dat alle andere voertuigen van het ik – onverschillig of deze al dan niet bewust gekend worden, want dit is hier niet bepalend of noodzakelijk – vanzelf in de harmonische reactie worden ingeschakeld.
Wij kunnen dus zeggen, dat als het loden balletje van ons hoogste platform valt, een soortgelijk balletje van alle lagere platforms op dezelfde plaats zal gaan vallen. Waarbij wij dus bovendien nog het mooie verschijnsel zien, dat op een in hoogste bewustzijn bereikte intentie een wisselwerking tussen stof en geest is gevat, die een mede reageren volgens hetzelfde beginsel inhoudt van elke hoofdtrilling of sfeer, die als deel van het ik bestaat, en de oorspronkelijke kracht van het hoogste voertuig, die vaak niet begrepen wordt, op meer begrijpelijke wijze verwerkt kan worden, door een soortgelijke inwerking en kracht, die het ik en ik-bewustzijn bereiken vanuit elk lager voertuig.
De mogelijkheden waarover men ook als mens op aarde dus krachtens zijn innerlijke wereld beschikken kan, zijn wel buitengewoon groot.
Het moeilijke is alleen maar, dat de mens, om hiervan gebruik te kunnen maken, beheerst en overlegd dient te kunnen reageren. Een zekere beheersing in de stof, begrip in de stof, overleg – samen in wezen een vorm van kennis – zijn primair noodzakelijk.
Er zijn geen ingewikkelde formuleringen nodig. Soms kunnen dezen u wel helpen om iets te bereiken. Formuleringen, regels, theorieën, zijn allen echter slechts hulpmiddelen.
Kort en goed: Om de wisselwerkingen tussen de geestelijke voertuigen en het stoffelijke deel van het ik tot werkelijkheid en bewuste werkelijkheid te maken, is geen systeem noodzakelijk. Elk systeem, dat voor het ik aanvaardbaar en bruikbaar is, kan enkel gebruikt worden om deze wisselwerkingen duidelijker te formuleren, wat het mogelijk maakt binnen het Ik een meer overlegd en bewust beeld te krijgen van eigen stoffelijke handelingen en daarmede gepaard gaande geestelijke reacties.
Enige spreuken en aforismen.
Enige spreuken en aforismen, verzameld tussen 1950 en 1960 uit de lezingen van de ODV.
Eeuwigheid is een woord, dat wij gebruiken, wanneer wij spreken over de dingen, die in woorden niet uit te drukken zijn.
God is de kracht van de wijzen, de vreugde der eenvoudigen en de boeman van de schijnvromen.
Zonder beleven leeft men niet werkelijk.
De bijbel is waardevol voor allen, die haar geest verstaan. Zij is echter de ondergang van de woordendienaren en de rechtvaardiging van alle dwazen.
Een politicus is iemand, die de problemen oplost, die zonder zijn politiek drijven nooit zouden bestaan.
Sommige mensen beschouwen de doop als een zelfwerkend wasmiddel voor zielen, in plaats van een begrip voor de belofte, die zij in wezen betekent, te verwerven.
Ware vroomheid is de moed van een mens, die leeft naar de waarden van zijn ziel, wat anderen ook zeggen.
Schijnvroomheid is een vorm van zelfaanbidding, die vooral beoefend wordt door hen, die in het leven niets anders meer hebben om zich op te beroemen.
Geboren worden is beginnen met sterven. Sterven is beginnen met leven.
Zij, die goden verwerpen, omdat zij geloven aan één god, zijn vaak als mensen die de inhoud van een pak verwerpen, omdat de verpakking hen niet bevalt.
Hoffelijkheid is een sociale make-up. Evenals bij gewone make-up kan zij verfraaien, wat reeds schoon is, maar geen schoonheid schenken, die in werkelijkheid niet bestaat.
Het rijk der fantasie toont vaak de mogelijkheden van morgen. Maar wie er te opgewonden de paden volgt, verdwaalt.
De sterren aan de hemel vormen de courant der planeten.
Vele mensen leren nooit het verschil tussen liefde en eigenliefde kennen.
Een preek is een les, die zo vervelend wordt voorgedragen, dat de toehoorders het wel geloven.
Menigeen offert voor zijn idealen graag alles, wat hij tóch niet meer nodig heeft.
Een groot mens is een idealist, die er in slaagt iets van zijn dromen waar te maken.
Als je ziet, wat mensen mensen aandoen, is de duivel zo kwaad nog niet.
Wie de waarheid wil spreken over de voornamen van zijn tijd, spreke in gelijkenissen. Vele grote geesten zijn hem op dit pad reeds voorgegaan.
Vele beloften zijn wissels op de toekomst, waarvoor geen dekking aanwezig is.
Een mens, die zichzelf kent, zal niet snel een ander veroordelen.
Nu bijna alle mensen kunnen lezen, wordt het tijd, dat men hen ook leert te begrijpen, wat er staat.
Veel goed wordt gedaan, omdat het zo goed staat, om goed te doen.
Men bereikt meer door van alle dingen iets te weten, dan door een enkel ding geheel te beheersen en al het andere te verwaarlozen.
De wens is vaak de vader van de theorie, de theorie is de moeder van het systeem, het kind van beiden heet debacle.
Esoterie: De confrontatie met je vele lieve illusies, waarvan het moeilijk valt afscheid te nemen.
De innerlijke weg: Wanneer je zoekt naar de werkelijkheid, die je kent omtrent eigen wezen, word je steeds weer geconfronteerd met vele lieve illusies, waarvan het moeilijk valt afscheid te nemen. Het is een pijnlijk proces, die bewustwording. Langzaam maar zeker lijkt het je, alsof je armer en armer wordt. Je krijgt het gevoel dat je in een grote eenzaamheid komt te staan. Dat is dan het kritieke punt. Om te kunnen komen tot een werkelijk innerlijk contact met Hogere Kracht en een werkelijk besef van eigen wezen en taak in de schepping te verwerven, moet je afscheid nemen van de wereld, zoals je meende haar te kennen.
De kosmos in haar tijdloos bestaan, is zo groot. Zij is zo enorm belangrijk, dat je eerst het gevoel krijgt niets te zijn. Dan, langzaam maar zeker, ga je begrijpen hoe als een wonderlijk uurwerk in ruimte en tijd alle functies in de kosmos voortdurend in elkaar passen, in elkaar schuiven tot er een volmaakt werk is ontstaan. Het gaat er niet om dat je groot bent. Het gaat erom, dat je datgene bent wat je in het geheel moet zijn. Maar daar neem je als mens meestal geen genoegen mee. Daarom juist die eenzaamheid, het gevoel dat je verlaten bent en los staat van alle leiding. De godsdienst verliest zijn bekoring. Openbaringen en Meesters schijnen weg te vallen, weg te blijven, tot je je afvraagt wat je nu nog rest, wat er nu nog gebeuren kan. Er is niets meer over. De gaven van het verleden schijnen teloor te zijn gegaan.
De klanken van de eeuwigheid waarnaar je zo graag luisterde, zijn voor jou verstomd. Dan is het gevaar groot dat je opnieuw grijpt naar de illusie, omdat daarin een leven en een betekenis schijnt te liggen, die je nu meent te ontberen.
Maar wanneer je de moed hebt de eenzaamheid nu te aanvaarden en innerlijk zelfs in deze periode van alleen zijn en je nutteloos gevoelen blijft zoeken naar inhoud, zo is het alsof de wereld opnieuw voor je ontstaat. Maar nu is die wereld anders. De hoeken van die wereld waren eens vertekend. Zij waren in uw ogen misschien hard of romantisch of zelfs futuristisch.
Nu kun je alleen de waarheid zien en ten hoogste zeggen dat de feiten voor jou een nieuwe dimensie hebben gekregen, een nieuwe kleur.
Wat meer is, je gaat beseffen hoe je zelf reageert op alles, wat tot je kleur behoort. Je beseft hoe je voortdurend in contact bent met andere dingen, of je wilt of niet. Niet dat je nu gevoelt, dat je voorbestemd bent. Want de keuze die je maakt, is er nog steeds één, die je zelf doet.
Maar je ziet hoe je keuze toch beperkt is. Je beseft: ik behoor tot een bepaald complex en in dit complex alleen kan ik functioneren. Dan ga je ook beseffen dat je in dit complex van mogelijkheden op de duur maar één enkele keuzemogelijkheid hebt, die geheel past bij wat je beseft te zijn, die beantwoordt aan de werkelijke betekenis van je bestaan, zoals je dit nu kent.
Zonder het te beseffen verander je iets in je eigen vorm van bestaan. Wegen, die eens wisselvallig schenen, het eigen wezen, dat vol scheen te zijn van eigenaardige tegenstrijdigheden, vol hiaten van begrip, zieleleven en denken, krijgt langzaamaan meer inhoud, een meer compacte en homogene vorm.
Dan pas kun je beginnen uit je besef van een nieuwe wereld op te stijgen tot de werkelijkheid.
Je bent dan nog niet volmaakt. Volmaakt is een mens eerst, wanneer hij alle dingen heeft volbracht die te volbrengen zijn, wanneer hij alles achter zich heeft gelaten en beseft als heden tegelijkertijd. Maar je begint te begrijpen dat het gaat om het antwoord op een kernkracht.
Het is of je in een orkest zit en, in plaats van alleen maar naar de noten te kijken, nu beseft dat de dirigent je de mogelijkheid geeft op eigen wijze, maar mede binnen het kader van zijn leiding, op perfecte en toch persoonlijke wijze jouw aandeel bij te dragen in de één of andere oneindige symfonie. Dan ben je niet meer eenzaam, omdat alles betekenis heeft.
Eenzaamheid is niet alleen maar een alleen staan. Eenzaamheid is vooral het product van een niet meer weten of iets nog een doel heeft of niet, of iets nog betekenis heeft of niet. Maar nu heeft alles wat je doet inhoud gekregen. Zelfs de kleinste gebaren die je maakt, de simpelste woorden die je spreekt, vormen als het ware een deel van wat je vertolkt, van wat je bent: Je maakt de Wil Gods waar.
Dat noemt men dan de innerlijke weg. Het is een besef.
Want voordat de daad er kan zijn, die voor het ik betekenis heeft, moet er de gedachte zijn.
Voor wij kunnen creëren, met de handen, moet de mens scheppen in de geest. Vooraleer wij kennis kunnen weergeven, moeten wij haar opnemen en in onszelf verwerken, zo is het ook hier. In onszelf moeten wij waarheid en rijkdom zoeken, waarheid en rijkdom komen voort uit het doorstaan van het isolement, komen voort uit het verder gaan, ondanks alles.
Denkt niet dat ik u hier, sprekend over een innerlijke weg, wil troosten voor alles wat voor u op het ogenblik betekenisloos schijnt te zijn. Dat zou geheel geen zin hebben. Ik maak u alleen duidelijk wat het betekenen kan. Het antwoord is: Verder gaan ondanks alles. Verder gaan omdat je bestaat, leeft. Het betekent verder denken en verder begrijpen. Niet slechts aanvaarden en verdragen, maar de zin der dingen zoeken en erkennen. Vandaaruit eerst is een werkelijke bewustwording mogelijk.
Het is gemakkelijk te spreken over maya, de eeuwige begoocheling, die de mens steeds omgeeft. Het is moeilijk te spreken over de waarheid, die de kern van alles uitmaakt, ook van alles wat begoocheling is. De wereld spreekt tot ons een taal. De sferen spreken ons in hun eigen woorden en klanken. Ook God spreekt tot ons, maar wij verstaan niet.
Wij moeten leren verstaan wat de wereld ons zegt, leren verstaan wat de sferen ons zeggen, wat God zegt. En dit zullen wij pas kunnen, wanneer wij ophouden in alle dingen onze eigen interpretatie daarvan weer te geven. Een groot deel van het innerlijke leven van de mens, die in een wereld van illusies bestaat, is een eeuwige dialoog met zichzelf: Hij spreekt tot God en troostend en zalvend antwoordt hij zichzelf. Hij spreekt met de geest en het antwoord is slechts de weerkaatsing van eigen verlangens. De mens spreekt met zichzelf, met de droom omtrent zichzelf, maar komt niet tot een dialoog met de werkelijkheid.
Het zal u duidelijk zijn, dat het achterlaten van al die illusies inhoudt dat er geen antwoord meer komt. Want je bent gewend om naar jezelf te luisteren, met jezelf te discussiëren, terwijl je voorgeeft dat het antwoord uit een hogere wereld komt. Je bent niet gewend de werkelijkheid te zien en te horen, die aan alle kanten rond je is. Daarom ben je eenzaam.
Daarom voel je je geïsoleerd. Maar een mens, die geïsoleerd is, gaat zoveel beter luisteren, wanneer hij tenminste niet in de verblinding van zijn afzondering een eeuwig verzet begint te ontwerpen tegen alle onrecht, dat hem steeds weer wordt aangedaan. Toch zult u wel gehoord hebben hoe een blinde, die werkelijk wil, zich inspant en door verscherping van andere zintuigen vaak een zeer groot deel van zijn verloren gezicht kan compenseren.
In het isolement van de illusies, die men zichzelf schept, wordt de mens die blijft streven, steeds meer gevoelig voor de werkelijkheid. Wanneer God hem zegt dat iets niet juist is, zo zullen wij normaal die God trachten te overschreeuwen met onze betogen en redeneringen en menen dan ten antwoord te horen dat wat wij doen wel gedaan is. Maar dit laatste antwoord geven wij onszelf. Gescheiden van de stem der illusie moet men echter het woord Gods zonder meer aanvaarden, leert men luisteren en aanvaarden.
Wij weten nu, dat er, zo ons een betekenis of opdracht voor het leven wordt gegeven, wij deze niet mogen veranderen en aanpassen aan onze visie, opvatting, gemak. Nu moet men zonder meer aanvaarden wat er in het ik kenbaar wordt of geheel afstand doen van alle contact met God. Zo leert men ook niet meer van de wereld te eisen, maar voor de wereld te bestaan.
Het is een moeilijke weg, een herboren worden uit duisternis, ingaan met pijn in de vaagheid van een nieuwe wereld, waarin klanken te sterk zijn om verwerkt te kunnen worden en het Licht zo helder is, dat alle vormen voor ons vervagen tot nauw besefte schimmen. Langzaam groei je in die wereld op, leer je horen en zien, duiden, beseffen. Bewustwording is het opgroeien in de wereld der waarheid.
Het is het verstaan allereerst van wat er waar is in jezelf, daarna een begrijpen van de waarheid, die schuilt in de werelden van de geest en daarin afleesbaar wordt. Daarna eerst is er het langzaam zoeken en haast onbegrijpend ontdekken der hogere taal, die achter dit alles schuilgaat: de Taal van God, die wetten geeft, die de mensen niet kennen en dingen, die de mensen wel kennen en waar zijn, krijgen dan een nieuwe dimensie. Zo wordt de mens vrij.
Men is kosmisch bewust geworden, ook ten aanzien van de regels, waaraan de eigen wereld gehoorzaamt. Daardoor kan men het bestaan begrijpen, de inhoud daarvan beseffen en de betekenis van eigen leven beseffen.