17 februari 1964
We vinden daarvan aanduidingen in de schrifturen. Men spreekt ons bv. in één van de brieven van Paulus over de hoogte, de breedte, de lengte en de diepte. Het is hier bijna, alsof de schrijver – de Apostel – er behoefte aan heeft iets te verbergen. Want kun je diepte en hoogte eigenlijk niet gelijk stellen? Klaarblijkelijk niet, want anders zou hij het zo niet hebben geformuleerd. We mogen dus aannemen, dat er in die dagen reeds een begrip bestond omtrent iets, wat men tegenwoordig dan vierde dimensie noemt.
Wanneer we het netjes willen formuleren, dan zeggen we:
Een dimensie is een in ruimte te trekken lijn met een verschil van 90 graden t.o.v. een andere lijn.
En dan komen we normalerwijze dus aan een 3-dimensionaal stelsel. Dat kent u allemaal. Wij weten dat er meer is, ook de mensen weten dat. Eén van de theorieën zegt, dat we te maken hebben met de tijd als vierde dimensie. Maar dat is natuurlijk niet helemaal zuiver, want de tijd kan niet worden gemeten in beide richtingen; ze is niet overzichtelijk. In elke andere dimensie kunnen we iets uitzetten, iets construeren, maar in de tijd niet. Toch moet dat mogelijk zijn. Daarom begin ik nu een paar eenvoudige stellingen te ontwikkelen, die hopelijk iets verhelderend kunnen zijn.
De mens is uitgerust met zintuigen voor een 3-dimensionale wereld. De overige zintuigen, die hij eventueel bezit, gebruikt hij niet of zeer zelden en dan in de meeste gevallen onbewust. Stel, dat er een andere afmeting is verbonden met uw eigen wezen en met al wat er rond u is, dan betekent dit, dat alles wat er bestaat een onbekend aantal eigenschappen verbergt achter de kenbare. U zult zeggen, dat is eenvoudig genoeg. We beginnen ons dan onmiddellijk te realiseren wat dat inhoudt. Er is dus een wereld verborgen achter de voor ons kenbare wereld. En zelfs indien dat maar een eigenschap is, die bv. alle wezens en voorwerpen zouden bezitten, dan ontstaat er hierdoor reeds een geheel dat voor ons niet hanteerbaar is, omdat we daarin eenvoudig geen inzicht hebben.
Stel dat de tijd, zoals wij die kennen, een verschijnsel is van de vierde dimensie, en dus niet deze zelf betekent. Dan kan verder worden gesteld, dat het verschijnsel tijd ongetwijfeld is: het optreden van de invloed van het 4-dimensionale binnen de waarneembare wereld. Indien dit het geval is, kan ook worden gesteld, dat een moment in de tijd op zichzelf geen betekenis heeft, maar alleen in context met de veranderingen, die er bestaan.
Wij kunnen zelfs verdergaan en zeggen, dat twee geheel verschillende situaties vanuit een 3-dimensionaal standpunt, toch identiek kunnen zijn vanuit een 4-dimensionaal standpunt, omdat de waarde van de vierde dimensie, die hierin een rol speelt, compenserend werkt t.o.v. de verschillen die men kent. Over dit laatste moet u maar eens na denken, het is nogal ingewikkeld.
Zo kunnen wij dus concluderen:
- Dat de tijd een beheersbare factor kan worden voor degene, die de vierde dimensie kent.
- Dat alle verschijnselen, die in een 3-dimensionale wereld bovennatuurlijk lijken, in een 4-dimensionale wereld het normale resultaat kunnen zijn van het toepassen van die vierde afmeting.
- En ten laatste dat het 4-dimensionale beeld van de kosmos ongetwijfeld zeer sterk zal verschillen van het 3-dimensionale beeld, dat in wezen niet veel meer is dan een doorsnede daarvan.
Ik heb hiermee geprobeerd allereerst de verhouding menselijke werkelijkheid tot 4-dimensionale werkelijkheid enigszins naar voren te brengen. Maar deze mens moet krachtens het gestelde meer capaciteiten bezitten dan waarvan hij zich bewust blijkt. Is het dan zo vreemd, als ik de volgende sprong maak?
Al datgene, wat de mens toeval noemt, occulte wetenschap, wijsheid, magie of paranormale begaafdheid, is een uitvloeisel van een onvolledig ervaren van of kennen van deze 4-dimensionale waarde. Kunnen we dit accepteren – het is natuurlijk een stelling, die misschien nog zal moeten worden bewezen, maar dat is hoogstens met een betrekkelijk ingewikkelde mathematische berekening te doen – dan blijkt voor ons allen – geest en stof – de beperking van ons wezen te liggen in het feit, dat wij de volgende afmeting niet overzien.
Nu blijken de werelden van geest en stof van elkaar te verschillen. In de materie bv. is de vorm vast. In de geestelijke werelden is zij amorf, vervormbaar. De tijd op aarde is een berekenbare constante. De tijd in de sferen, ook getoetst aan uiterlijke waarden, is geen constante en gedraagt zich volkomen erratisch, tenzij wij het individu zelf als centraal punt en als maatstaf gebruiken. Zo lijkt mij de conclusie dan ook gewettigd, dat deze vierde dimensie niet zo maar een willekeurige scheidslijn is tussen onze sferen, maar een afmeting die wij wel en die u niet kent, en dat daarentegen een andere afmeting, die bij u wel bestaat, bij ons niet optreedt. En dan ben ik eigenlijk over de vierde dimensie heen en aan vijf dimensies gekomen. Eenvoudigheidshalve zullen we niet trachten al die verschijnselen als aparte dimensies te beschouwen, maar het geheel van de verschillen, optredend tussen onze beide werelden, te zien als een definitie van deze vierde kracht, deze vierde meetbare maatstaf.
Wij kennen geen vaste vormen, u wel. Klaarblijkelijk zal onze maatstaf dus niet gelegen kunnen zijn in iets wat vorm heeft. Wij kennen geen vaste tijd. U kent wel een vergelijkbare vaste tijd. Ook in het verschijnsel tijd is zij dus niet gelegen.
Wat hebben wij nu gemeen? Zowel uw wereld als de onze is feitelijk gebaseerd op energie. De binding, waarin die energie optreedt, is in uw wereld inderdaad anders dan bij ons, maar de energie zelf is aanwezig. Wanneer we die binding verder beschouwen, dan komen we tot een ontleding; en we zien bv. dat kleinste delen in bv. een atoom of in een deel van een atoom zich verplaatsen. Zij manifesteren zich elders, zonder dat we weten hoe ze een tussenliggende ruimte overschrijden. We zien dat delen spontaan schijnen te ontstaan en spontaan schijnen te verdwijnen. We kunnen niet zeggen waar ze vandaan komen of waar ze heen gaan.
Mag ik op grond hiervan aannemen, dat wat wij de vierde dimensie noemen in feite iets is, wat samenhangt met energie? Want wanneer een partikel of desnoods een elektron van baan verandert, zonder de tussenliggende ruimte op een voor ons begrijpelijke wijze te overschrijden, dan moet er toch iets zijn, waardoor die deeltjes van plaats kunnen veranderen. En dat iets nu, dat zou wel eens de vierde dimensie kunnen zijn.
Nu gaan we even terug naar de paranormale verschijnselen, die de mens zo graag occult of mystiek noemt. Een mens zit in een kamer. Zijn aandacht is geconcentreerd buiten die kamer. Nu kan het bij sommige individuen voorkomen, dat – terwijl de aanwezigheid in de kamer blijft bestaan – elders de gestalte wordt waargenomen. Men noemt dat op aarde wel eens het uitzenden van een dubbel. Maar is dit feitelijk een dubbel? Of is het een gedeeltelijke overgang, die – gezien het bewustzijn van de mens – niet volledig wordt? Dan zou de mens door zijn interesse in een bepaald terrein – er zijn voorbeelden genoeg van deze methoden te vinden – eigenlijk zijn wezen al ten dele via de vierde dimensie hebben overgeheveld. Maar omdat hij dit niet als reactie kan aanvaarden, zal hij altijd weer terugkeren op zijn punt van uitgang. Hij kan de sprong niet maken. Interessant!
Maar wat dan te denken van de verhalen over ingewijden, die we overal vinden? Nu weet ik wel, dat de ingewijde iets is, waarin we geloven; iets dat we moeilijk kunnen bewijzen. Het is zoals met alle metafysica, het gaat alle wetenschap en vaak alle redelijkheid te boven. Toch is het opvallend dat wij niet alleen in Azië, maar ook in Europa, Australië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika verhalen vinden over mensen, die zich konden verplaatsen zonder tijdverlies. Ze waren er, ineens waren ze weg en stonden ze ergens anders. Dit lijkt toch wel heel erg veel op de baanverandering van elektronen, die inderdaad onder omstandigheden – bv. in de mistkamer – te zien is, als het over stralingen gaat, en die verder te constateren is met de moderne wetenschappelijke methoden.
Nu stel ik het volgende, wij zijn niet de vorm, die wij denken te zijn. In feite zijn wij een geheel van energie, waarvan onze vorm slechts een uiting is, er een deel van uitmaakt. Dit geldt dus voor geest en stof. Wij kennen niet de vastheid van vorm, waardoor wij bv. materie kunnen manipuleren. U daarentegen kent niet de vrijheid van het overschrijden van afstand alleen door de gedachte. Initiatief is bij ons vaak gelijk aan daad, dat bestaat dus weer bij ons. Daarentegen maakt het alleen de fijnste materie nog enigszins hanteerbaar, maar sluit het verdere uit. De overschrijding is bij ons normaal, bij u niet. Mensen in de stof schijnen dit echter ook te kunnen doen.
Ons wezen mag dan worden voorgesteld als een tenminste 4-dimensionaal geheel, waarbij het bewustzijn is geconcentreerd op een wijze, die één der dimensies buiten beschouwing laat. Zodra wij overgaan schijnt onze waardering van dimensies te veranderen. Maar in de praktijk blijft voor ons – zeker zolang we aan vorm blijven gebonden en zelfs nog wat verder – drie dimensies het maximaal concept van onze wereld en ons wezen. Dan is klaarblijkelijk wat wij overgang noemen een verandering van de gerichtheid der energie, die ons werkelijk wezen uitmaakt. Het bewustzijn, niet in staat het geheel van het ‘ik’ te overzien, vervangt de waarden der materie door de waarden van de geest.
Dan stel ik dat, als er meer dimensies zouden zijn, een oneindig aantal werelden denkbaar is, elk gehoorzamend aan eigen wetten, elk enige verwantschap vertonend met alle andere werelden, maar altijd in tenminste één hoofdeigenschap daarvan verschillend. Kijk, dan heb ik hier een basis gevonden, niet alleen voor het begrip vierde dimensie, dat is gemakkelijk genoeg, maar voor onze verbondenheid daarmee. Daaruit moeten we conclusies gaan trekken. En dan zal ik mijn conclusies als volgt formuleren in de hoop ook het wezen der vierde dimensie daarmee beter te begrijpen en te omgrenzen:
Ten eerste:
De vierde dimensie is een flux van energie. Het is een actieve en niet slechts een potentiële waarde. Deze is voor ons de motiverende factor in ons bestaan. De kern van ons wezen is dus tenminste 4-dimensionaal. Alle uitingen van dit wezen zullen in overeenstemming zijn met het bestaande bewustzijn, en dat betekent voor ons op deze trap 3-dimensionaal.
Ten tweede:
Wanneer ik deze energie nader bezie, dan lijkt het mij toe dat elke, dus ook werkelijk elke gerichtheid of richting als dimensie omschrijfbaar een functie is van deze oorspronkelijke energie. De energie waar het om gaat kan dus een oneindig aantal dimensies omvatten. Maar zeker is dat zij, voor ons bewustzijn, door haar gerichtheid aan elke dimensie afzonderlijk gestalte geeft.
Ten derde:
Stellende, dat energie er iets mee te maken heeft, kan dit niet zonder meer ‘rauwe’ energie zijn. Rauwe, dus ongevormde, energie is weliswaar de basis van alles, maar zij vertoont nimmer de beperkende verschijnselen, die voor het begrip ‘dimensie’ en gerichtheid noodzakelijk zijn.
De vormen, die energie kan aannemen, zijn nogal verschillend. De meest opvallende daarvan zijn: velden van verschillende geaardheid, stralingen, en onder sommige omstandigheden gerichte stromingen, die in feite niet veel meer zijn dan een gekanaliseerde straling, die een eigen veld voortbrengt. Het is typisch, dat ik er maar 3 kan opnoemen. Zou ik een 4e vorm kunnen noemen, dan had ik waarschijnlijk het raadsel geheel ontsluierd. Maar ik kan voor de 4e geen formulering vinden. Ik zal dus een beeld moeten kiezen, dat aan één van de 3 voorgaande vormen verwant is en een nadere concretisering ervan kan inhouden.
Voor mij lijkt dan de beste uitdrukking te zijn: een golflengte, dus een fluctuatie van energie, die een zodanig eigen ritme heeft, dat zij ruimtelijk alleen dan kenbaar wordt, wanneer andere dimensies niet bestaan, dan wel dat men – staande buiten de beperkingen van die dimensies – het geheel kan overzien.
Wanneer – zoals ik geneigd ben aan te nemen – de vierde dimensie te vergelijken is met een ritmische golving van energie, die t.o.v. ons wezen positieve en negatieve waarden heeft, dan zou het belangrijk zijn om na te gaan in welke frequentie ze optreedt. We kunnen ons nl. een dergelijke golving indenken met een waarde per amplitude van een paar miljoen jaar. We kunnen ons haar ook zeer vlug voorstellen; dus met honderdduizenden of miljoenen fluctuaties per seconde.
Nu blijkt echter, dat we bij het onderzoek van de trillingen, die op aarde voorkomen of worden voortgebracht en zijn erkend, er enkele zijn die zeer bijzondere eigenschappen bezitten.
Wij kennen bv. het licht, dat 3-dimensionaal gezien, zich praktisch ogenblikkelijk verplaatst. Het is er en het is gelijktijdig elders. Het is een straling, die trillingen voortbrengt.
Het is verder typisch, dat die straling nergens kan worden afgesneden; u kunt niet een stukje licht overhouden, het is altijd direct verbonden met de bron. Heel interessant. Wij hebben hier te maken met iets, dat van uit menselijk standpunt gezien het uitschakelen van de tijd zou kunnen betekenen.
Wanneer wij boven lichtsnelheid zouden komen – bv. reizend in de ruimte, of een kogel afschietend, of een vliegtuig voortjagend met die snelheid – dan zouden we verder moeten ontdekken dat de eigenschappen van massa veranderen. Dit is een theorie, maar één die toch wel zover is uitgewerkt, dat men daaraan allerhande vreemde bespiegelingen kan vastknopen. Er bestaan theorieën, dat als men over de lichtsnelheid heen komt, de tijd gaat terugtellen. Wat voor een toekomstige ruimtevaarder natuurlijk erg onaangenaam is. Want als hij met die snelheid zou reizen, dan komt hij zegevierend terug om door het ontvangstcomité zijn luiers te laten verwisselen. Het lijkt mij niet redelijk.
We kennen verder het idee, dat bij de absolute snelheid – zoals men de lichtsnelheid pleegt te noemen – de massa oneindig wordt. Wanneer de massa oneindig is, is zij gelijktijdig alles en niets, want de oneindigheid houdt in, dat geen definitie mogelijk is. En daarmee kunnen we nu eens wat doen. Wanneer nu de vierde dimensie zou kunnen worden voorgesteld als een frequentie, die ligt boven de hoogste voor ons voorstelbare trilling van het licht, dan zijn we al een aardig eind verder.
We hebben nu in ieder geval gezegd, wat het kan zijn.
Nu blijkt, dat er heel veel golven zijn, die soortgelijke kwaliteiten vertonen; en een van de meest opvallende daarvan is de doodgewone straling, die we van een radiozender kennen. We hebben hier niet meer te maken met iets wat op elektriciteit lijkt, maar eenvoudig met een magnetisch veld dat wordt opgewekt, weer genegativeerd – dus tegengesteld gemaakt – in polariteit gewisseld, en dan weer een volgend veld. Wij spreken dan van een veldverdringingsverschijnsel, waardoor het magnetisch signaal zich met zeer grote snelheid uitbreidt en we op den duur – en dat is dan voor uw radio belangrijk – te maken hebben met een blijvend magnetisch veld, waarbij de sterkte van de verschillende golven kan afwijken en we in feite een variërend magnetisch veld krijgen, dat onder omstandigheden door inductie in uw antenne weer signaal kan worden. Kenmerkend is dus, dat dit magnetisch is.
Dat magnetische interesseert me daarom zozeer, omdat we niet alleen ontdekken dat de magnetische verschijnselen samenhangen met die verdringing, de radio, maar ook met alle planeten. Overal waar massa is, is een min of meer gericht magnetisch veld. Dit geldt van de kleinste tot de grootste lichamen toe. Dan is klaarblijkelijk het magnetisch veld een eigenschap van massa, als we rekenen van uit een 3-dimensionaal standpunt. Maar we zouden het ook kunnen omdraaien.
En, typisch genoeg, als we bij moleculen en kleinere delen komen, dan kunnen we dat nog aanvaardbaar maken ook; het magnetisch veld is nl. bepalend voor vorm en eigenschap van de materie. Het gaat er nu maar om, wat was er eerst, de kip of het ei?
Ik ben op het ogenblik heel veel stellingen aan het verkondigen. Maar nu stel ik eerst dit:
Er bestaat een magnetische trilling in een grootorde, die hoger ligt dan die van het licht met een fluctuatiesnelheid en – mogelijkheid, die eveneens groter is dan de bekende bij het licht. Dit veld, universeel zijnde, is niet direct kenbaar. Het wordt voor ons slechts kenbaar wanneer, door een inwerking op massa, een trager magnetisch veld ontstaat.
Dan zou ik dus willen concluderen dat, hetgeen wij vierde dimensie noemen een bepaalde vorm van energie is, of tenminste vergelijkbaar met een magnetisch veld met een zeer grote fluctuatie van polariteit en met een frequentie, die de hoogste lichtfrequentie te boven zal gaan.
En dan zijn we nog niet ver. We hebben een hoop gezegd, maar we moeten ons ook nog gaan afvragen wat het voor ons betekent. Aangenomen, dat de vierde dimensie bestaat, dan is zij – gezien het voorgaande – deel van alles wat er bestaat en is de eigen uitstraling van de mens alleen een energiemodificatie van de oorspronkelijke. De vorm van de materie zelf echter blijkt niet zonder meer van dit magnetisch geheel afhankelijk te zijn. Wij kunnen dus magnetisch over het algemeen niet veel doen om de geaardheid van de materie te wijzigen. We kunnen wel een sterk magnetisch veld gebruiken om andere invloeden, die normaal de materie onberoerd laten, werkzaam te maken; de labiliteit van de materiële constructie kan door een magnetisch veld worden vergroot. Dan kom ik verder tot de conclusie dat vorm, zoals wij die kennen in de astrale wereld – een fijne vorm van materie a.h.w., die door gedachtekracht tot een bepaalde vorming wordt gebracht – niet veel anders kan zijn dan gewone materie; zij is echter gevoeliger voor geringe energieën.
In een vergelijking zou men kunnen zeggen: het ene is water in de aggregaatstoestand ijs, het andere is water in de aggregaatstoestand waterdamp. De waterdamp is gemakkelijk te vormen. Het ijs moet door een veel grotere kracht worden gevormd.
Stel nu eens, dat dat waar zou zijn, dan kan dus een grote, gerichte impuls de materie veranderen en een kleine gerichte impuls in het astrale gebied hetzelfde doen.
De gedachte blijkt ook te bestaan uit trillingen van verschillende grootorde en wordt eveneens als een soort magnetische straling – in dit geval dus te vergelijken met magnetische straling – voortgeplant buiten het ‘ik’. Hierop is o.m. gebaseerd: telepathie en – voor zover het tussen de verschillende werelden gaat – mediumschap, inspiratie e.d. Ontvankelijkheid voor dergelijke invloeden is aansprakelijk voor helderziendheid, helderhorendheid, alle werkzaamheden in ruimte en tijd a.h.w.
Nu kom ik aan een paar stellingen, die volgens mij toch wel erg belangrijk zijn.
Ik stel, dat de materie alleen kan worden geschapen, gericht en gevormd door een denkend vermogen, dat aanmerkelijk groter is dan het onze. Wij vinden dit in de filosofie vaak terug, waar men zegt dat de schepping de uitgedrukte gedachte Gods is.
Dit aannemende kan ik ook stellen: Indien ik ook de vierde dimensie beheers, kan ik creëren. Ik kan dus herscheppen, want de materie heeft een afmeting, waardoor zij vele andere eigenschappen in zich bergt. Nu ga ik iets heel geks zeggen. Als ik een steen heb, dan is die steen niet alleen steen, zij is ook gas, water, brood, goud, zilver, zij is omgevormde energie, en zij is gerichte en gevormde energie. Maar wij zien als doorsnede één verschijningsvorm. Wanneer iemand met zijn gedachte-energie het geheel in deze wereld a.h.w. kan doortrekken, dan kan hij stenen in brood veranderen.
Wij horen dergelijke dingen van ingewijden en profeten; en we hebben er meestal zo’n beetje onze eigen gedachten over. Maar onmogelijk zou het toch niet zijn. We ontdekken verder, dat die ingewijden – want zij zijn voor ons als voorbeeld zeer belangrijk, omdat ze over de hele wereld schijnen voor te komen – ook in staat zijn om de gedachten van anderen te lezen en te beheersen; in beide gevallen is er dus sprake van een inductief proces. Dan mag ik ook aannemen, dat de gedachte op zichzelf niet slechts uit te drukken is in een dimensie, maar dat ze een bewustzijnswaarde is die de bekende dimensies omvat plus tenminste één, waarschijnlijk meer, andere.
Wanneer wij nu het voorgaande, dat allemaal zo gewichtig klinkt en technisch is, gaan herleiden tot eenvoudige woorden, dan gaan we die vierde dimensie eigenlijk zo zien:
De wereld is als een kool. Wat wij zien is de buitenkant en het is niet gezegd, dat alle andere koolbladeren precies dezelfde vorm en samenstelling hebben als het eerste blad. Wanneer we alles weghalen, dan blijft er ten slotte maar één ding over: de stronk met de wortel; en die wijkt af van elk koolblad. Dan stel ik dit. Wij zijn gewend om alleen de buitenkant te zien. Wij kunnen niet gelijktijdig alle koolbladeren met hun eigen vorm en structuur zien. Wel kunnen wij onder omstandigheden een blad afbreken.
Wanneer een mens overgaat, zoals dat heet, dan wordt zijn bewustzijn losgemaakt van de vorm, die hij tot op dat ogenblik als bepalend zag en er ontstaat een nieuw wereldbesef; het volgende koolblad, dat wat anders van structuur en eigenschappen, of van kleur kan zijn, maar dat achter zich weer andere bladeren verbergt. Hoe verder we naar binnen gaan, hoe meer de bladeren verfrommeld zijn – u hebt dat waarschijnlijk zelf wel eens gezien – en dus ook hoe meer zij a.h.w. de uitersten van één wereld bij elkaar brengen; maar het is nog steeds één wereld.
Door ons 3-dimensionaal besef kunnen wij weliswaar komen tot een benadering van het 4-dimensionale en onder omstandigheden tot het gebruik van het 4-dimensionale, maar niet tot een perfecte realisatie van onszelf daarin. Voordat wij zover komen, zullen wij een totaal nieuw concept van persoonlijk bestaan moeten vinden en dat is wel heel moeilijk.
Nu stel ik verder nog iets: Indien ik weet, dat de koolbladeren onderling een zeer grote gelijkenis vertonen, dan kan ik aan de hand van het buitenste koolblad zeer veel herkennen omtrent de mogelijkheden en eigenschappen van elk ander koolblad. Voordat ik echter die andere wereld, dus dat andere koolblad, kan afdrukken op het mijne, moeten ze ook nog precies gelijk gesitueerd zijn. We weten, dat dat zelden voorkomt.
Ik zou dus willen zeggen dat de mens, die vanuit zijn 3-dimensionale kennis, datgene wat daarachter ligt – de vierde dimensie – benadert, slechts zelden een geheel andere wereld kan beheersen, maar dat hij delen ervan krijgt. Om die delen dan toch nog te kunnen gebruiken moet het bewustzijn in staat zijn te verschuiven buiten de eigen werkelijkheid, totdat ook het geheel van die tweede wereld is beseft. Dan kunnen wij alles, wat dáár en wat hier bestaat met elkaar vergelijken en overbrengen. En aangezien het niet alleen koolbladeren zijn, maar toestanden waarin energie bestaat, kunnen wij dan de waarden der verschillende energieën en hun evenwichten op alle werelden berekenen.
Het is heel aardig. Als je twee foto’s in negatief hebt, die heel veel op elkaar lijken en ze liggen iets van elkaar af, dan kun je de verschillen niet zien. Ben je nu in staat ze op elkaar te leggen, dan zie je de verschillen wel. Er bestaat ook een andere methode: Je neemt beide beelden afzonderlijk en zet er een sterk licht achter; en dan blijf je net zo lang manoeuvreren met de plaatsing van de lichtbron, totdat die beelden over elkaar worden geprojecteerd; en dan zie je de verschillen ook.
Wanneer wij komen tot het kennen of het gebruiken van de vierde dimensie, dan zullen wij dit ook moeten doen. Wij beginnen met onze eigen werkelijkheid; daarin hebben wij een beeld. Aan de hand van de voorstelling van dat beeld moeten wij ons een tweede werkelijkheid realiseren, die dus ergens met onze werkelijkheid verwant is. Er moeten voldoende punten van overeenkomst zijn. Wanneer ik nu mijn bewustzijn vanuit beide voorstellingen kan richten op één en dezelfde plaats, dan zal ik ook ontdekken waar er verschillen zijn. Wanneer ik weet waar die verschillen zijn, dan weet ik dus ook op welke punten de energie van die andere wereld – dat andere deel van het leven, van het zijn – invloed kan hebben op mijn wereld. Zoals ik reeds in het begin heb opgemerkt, zijn die verschillen soms in tijd gelegen, soms in de vastheid of niet-vastheid van vormen, in weer andere gevallen in de uitdrukking van alles wat wij dan maar kleur noemen, omdat dat de beste vergelijkingsmogelijkheid is.
Dan kan ik nog een stap verder gaan. Is het dan niet aanvaardbaar dat elke sfeer, die wij betreden, een andere combinatie is uit de bestaande 4-dimensionale of meer-dimensionale werkelijkheid? Dan volgt hieruit dat alles, wat er in die totale werkelijkheid bestaat, kan worden vergeleken met hetgeen er in onze eigen wereld bestaat; en dat het kennen van de optredende verschillen voor ons de aanleiding kan zijn om energieën te halen uit die andere wereld, maar onder omstandigheden, opdat ons denken sterk genoeg wordt, om ons tijdelijk ook in die andere wereld te verplaatsen.
Nu kom ik weer terug op het beeld dat ik in het begin heb gebruikt, dat van het springende elektron dat van de ene baan naar de andere overspringt. Dat elektron zelf – dat als we het heel goed ontleden ook nog een samengesteld geheel is – kunnen wij dus zien als een uiting van iets, de voorkant. Op het ogenblik dat die voorkant wordt weggenomen, is ze onzichtbaar geworden. Op het ogenblik, dat ze weer naar voren komt, is ze weer zichtbaar. Wij zien niet, hoe deze wisseling geschiedt, omdat zij plaatsvindt doordat een totaal andere tijdswaarde en een totaal andere, bestaansdefinitie optreden in de wereld, die er achter ligt. Wanneer een mens datzelfde doet – we horen dat bv. Jezus ineens zomaar verscheen te midden van zijn leerlingen, om een voorbeeld te geven – dan moeten we dus aannemen, dat het hem mogelijk moet zijn om zich terug te trekken in die andere dimensie en van daaruit – op grond van de gelijkheid, die toch ergens ook weer bestaat – weer terug te keren als een 3dimensionale uiting.
Mag ik dan misschien ook nog zo brutaal zijn om hier te stellen, dat elke mens, die voldoende begrip heeft van een 4-dimensionale werkelijkheid – ook als hij deze niet redelijk of wetenschappelijk kan bewijzen of uitdrukken – daardoor in staat kan worden gesteld zich te onttrekken aan zijn eigen 3-dimensionale bestaan en dientengevolge ook aan alle oorzaak en gevolg werking, die daarin normaal zijn. Dat hij verder in staat zal zijn om – gezien de verschillen in tijdswaarde – desnoods terug of vooruit te gaan in de tijd voor een volgende manifestatie, dat hij ook in ruimte onafhankelijk is, omdat de ruimtelijke definitie in een 4-dimensionale wereld anders ligt.
En dan stel ik:
Wanneer zijn denken sterk genoeg is, zal hij dus niet alleen een astrale vorm kunnen opbouwen, maar hij zal ook in zijn eigen wereld de bestaande facetten, 4-dimensionaal gezien, van de 3-dimensionaal kenbare uitingen afwisselend naar voren kunnen brengen, en daarmee het uiterlijke wezen, voor zover het de mens betreft, veranderen, zonder echter de wezenlijke eigenschappen daarvan ooit aan te tasten. Nou, en nu kraakt het weer! Toch is het, wanneer u erover nadenkt, heus niet zo heel erg moeilijk of vreemd. U staat er alleen vreemd tegenover.
Nu ga ik een klein stukje wijden aan onze liefhebberij van de laatste tijd.
We hebben geprobeerd u iets te vertellen over een tweede werkelijkheid. We hebben u iets verteld over magie en nu komen we aandragen met de vierde dimensie. Ik stel nu, dat de beide voorgaande lezingen gingen over de verschijningsvorm van het 4-dimensionaal bestaan, die door de gedachte gevarieerd kan worden. Klaarblijkelijk is het niet de redelijke gedachte, want er zijn altijd factoren in het spel, die niet redelijk zijn.
Wij ontdekken, dat in vele scholen, die er op aarde bestaan, en sommige zelfs in de geest, emoties daarbij een grote rol spelen. Wij kennen bv. systemen – om er enkele te noemen – waarbij de normale seksuele functie wordt omgevormd tot een andere vorm van energie. Wij kennen vormen, waarbij juist de seksuele vorm zelf tot een belevingskracht wordt gemaakt, die ook weer een bijzondere uiting van energie oplevert. Wij zien dat men lichaamsstromen weet te richten en te versterken; wat ook weer abnormale, althans paranormale of subnormale mogelijkheden geeft, die niet passen in het normaal menselijke bestaan.
Dan geloof ik te mogen stellen, dat voor de doorsnee mens, het door hem maar aarzelend benaderde, en niet goed erkende, innerlijke gevoelsleven met al zijn vooroordelen, zijn sentimenten en eigenlijk zijn onredelijkheid de aanvulling is van de rede, omdat van hieruit het 4-dimensionaal besef doordringt tot de mens. Zodra de mens in staat is een in het geheel van de 3-dimensionale wereld onredelijke maar in eigen ‘ik’ redelijke situatie te scheppen en te verwezenlijken, zal hij daaruit de noodzakelijke kracht kunnen putten om bepaalde facetten te veranderen, om zichzelf tijdelijk te onttrekken aan ruimtelijke of tijdsbeperkingen en zal hij zelfs zijn eigen plaats en toestand in de wereld kunnen veranderen.
Magie is niet veel anders. Zeker, men maakt daarin gebruik van dienende geesten, van demonen, van goden, maar in feite doet de magie niet veel anders dan een naam geven aan dingen, die ergens onbewezen, niet redelijk zijn en die eigenlijk emotioneel worden benaderd. Het zou dus een systeem kunnen zijn om de gevoelswereld te richten.
Wanneer wij spreken over paranormale gaven en we ontdekken dat deze vaak door een schok worden ontwikkeld, dan moeten we ons daarbij toch ook wel realiseren dat die schok niet alleen het lichaam betreft, maar heel vaak de denkmethode, het denksysteem. Alweer, de paranormale begaafdheid is klaarblijkelijk het resultaat van het uitgrijpen naar een ander soort werkelijkheid.
Dan kom ik nu tot de eindconclusie van mijn inleiding.
Alle belevingen die de mens kent, zowel de mystieke, de paranormale, de occulte als de z.g. normale, zijn deel van een 4-dimensionaal geheel. Zodra zij als zodanig kunnen worden beseft, zal het mogelijk zijn door middel van de gedachtekracht deze althans enigszins maar soms zeer veel te wijzigen.
Wij moeten verder aannemen, dat – gezien de eigenschappen van de vierde dimensie – elke nu niet geuite en verborgen eigenschap in de materie, of in een sfeer – dus in elke wereld, die 3 dimensies als kernvermogen heeft – een directe of een langzame verandering tot stand brengt, waarvan de oorzaken onbekend zijn, en waarvan het verschijnsel zelf dikwijls schijnbaar in strijd is met de bestaande regels en wetten, die men daar kent.
De vierde dimensie te hanteren alleen als een verklaring voor verschijnselen, is niet voldoende. Een begrip is noodzakelijk voor eigen deel-zijn ervan. Hoe meer men zich realiseert, dat achter het uiterlijk van eigen wezen en de nu heersende ik-voorstelling een zeer groot aantal andere ik-voorstellingen zijn verborgen, hoe eerder men ook in staat zal zijn om van het totale ‘ik'” gebruik te maken, en hoe duidelijker het ons ook kan worden, dat gedachten als bv. reïncarnatie en karma wel eens de uitdrukking kunnen zijn, niet van een in tijd groeien, maar van een afwisselend naar voren treden van verschillende facetten van ons wezen in een tijdsbeleven, dat – ofschoon van uit menselijk standpunt zich slechts in één richting bewegend – in feite een overzienbare en blijvende toestand is.
Men zou haast kunnen zeggen: Elke tijd kan ook weer een ander blad van de kool zijn.
Dan hoop ik maar, dat u aan het einde van deze inleiding niet zegt, dat het sop de kool niet waard was en dat u de punten die voor u interessant zijn, zo dadelijk, door het stellen van vragen kenbaar zult maken. Hoe meer u de voor u belangrijke punten aansnijdt, des te gemakkelijker wij uit dit voor u toch wel wat zware betoog de praktische kanten en mogelijkheden naar voren kunnen brengen. Begrip is een eerste noodzaak.
Maar waar het begrip bestaat, begint de noodzaak tot beheersing; en waar beheersing groeit, ontstaat eerst de werkelijke realisatie, het werkelijke gebruik, en daarmede naar ik meen ook de absolute verrijking van eigen wezen en zelfs van eigen wereld.
Vragen.
U sprak over ‘diepte’ als dimensie. Zou men dan het ‘zelf’, diep verborgen in ons, tot deze dimensie mogen rekenen? Wij ervaren soms diep in onszelf een weten, dat buiten tijd en los van ruimte is. Zou u hierover iets willen zeggen?
Ik wil het althans proberen. Ik wil dan meteen aanhaken bij een voorstelling, die ik heb getracht te geven van een 4-dimensionaal geheel. Ik heb nl. gesteld, dat wat je ziet alleen maar een soort doorsnede is, een buitenkant waarachter onnoemelijk veel andere dingen verborgen liggen. Ik heb dit zelfs in verband gebracht met ideeën als reïncarnatie en karma. Wanneer we nu zeggen ‘de diepte in onszelf’, dan zouden we dus kunnen zeggen: het binnen onszelf doordringen tot die delen van ons wezen, die niet meer tot deze wereld behoren. Of je dat nu wilt uitdrukken in sferen, of in verleden, of in het tijdloze, het komt allemaal op hetzelfde neer. Je dringt door in een andere relatie met het Al, een andere verhouding.
U zegt: Je hebt dan in jezelf een soort weten, dat tijdloos is en eigenlijk ook ruimteloos.
Ik geloof dat men dat niet zo kan uitdrukken, maar dat men moet zeggen: Je hebt in jezelf vaak het besef, dat zodanig andere afmetingen en andere definities vergt, dat je niet meer in staat bent dit redelijk weer te geven, zodat je gedachtebeeld niet in staat is het te vormen.
Er blijft over een soort emotie, die maar heel beperkt kan worden weergegeven.
En nu zijn we meteen aan de kern van deze vraag gekomen, die eigenlijk wijst op mystiek. De mystiek is het aanvaarden van een onwerkelijkheid, als u het precies wilt definiëren. Deze onwerkelijkheid stelt dus vast hoe wij zijn verbonden met het leven en met het Al; niet in deze vorm, maar in alle vormen die er in ons bestaan.
Niet slechts de enkele uiting, maar het totaal van hetgeen nu misschien meer als een potentieel moet worden gezien dan als een werkelijkheid. Dit innerlijk kennen of weten, en ook de beleving ervan, zijn volgens mij dus inderdaad een teruggrijpen naar een grotere werkelijkheid, die – zoals ik reeds zei – tenminste vier en mogelijk nog veel meer dimensies bezit.
De grote werkelijkheid of de goddelijke werkelijkheid kun je aanvoelen; je kunt haar in je gevoel begrijpen. Je kunt haar nooit juist en volledig formuleren, vandaar dat een innerlijke waarheid zeer moeilijk met anderen kan worden gedeeld, maar onder omstandigheden kun je daarin zover opgaan, dat ook een deel van de wetten van je eigen wereld wordt uitgeschakeld, opdat je in jezelf krachten vindt – onvermoede krachten meestal – die ook niet tot je normale werkelijkheid schijnen te behoren.
Kun je dit in alle omstandigheden ondergaan, of is dat alleen in heel speciale toestanden?
Ja, voor de doorsnee mens zullen we maar zeggen, dat het onder zeer speciale omstandigheden en in bepaalde toestanden geschiedt, want hij is zo sterk gebonden aan zijn 3-dimensionaal denken en zijn besef, dat het voor hem haast onmogelijk is om dit niet redelijke, dit aanvoelen, dat niet eens met een vorm kan worden gedefinieerd, dus eenvoudig te aanvaarden. En voor ons is het toch wel zeer belangrijk, dat we tot een absolute zelfaanvaarding komen, willen we ook die belevingsmogelijkheid reeds bezitten. Dit is mijn mening hierover.
Wanneer ik het echter moet formuleren, zou ik het als volgt willen doen: Wanneer wij leren onszelf, zonder voorbehoud of redelijke definitie, te aanvaarden, plus alle waarden die, als emotie, als losse gedachte of als impuls, in ons liggen – wat niet betekent, dat deze noodzakelijkerwijze 3-dimensionaal geuit behoeven te worden – dan zullen wij komen tot een beleving van ons totale ‘ik’ dat op elk gewenst ogenblik in de plaats kan worden gesteld van de beleving van het 3-dimensionale ‘ik’, het verschijnsel dat we nú zijn. De oefening, die daarvoor nodig is echter, de losheid van bestaan, het los zijn van je eigen wereld ook, wordt door weinigen op zodanige wijze bereikt, dat ze onbeperkt in dit ‘ik’ de grotere werkelijkheid kunnen aanvoelen en daarmee kunnen werken.
Materie wordt gevormd door een denkend vermogen, groter dan het onze. Nu zegt de fysica dat men, door een lichtstraal af te remmen ook materie kan vormen. Welk verband bestaat er tussen deze twee methoden van vorming?
Dat is niet helemaal juist uitgedrukt. Want om een lichtstraal in werkelijkheid volledig af te kunnen remmen, zou je dit moeten doen in een absoluut luchtledig; en d.w.z. een luchtledig, dat zelfs groter is dan dat van de ruimte binnen het zonnestelsel.
Wanneer u het nl. hier doet, dan ontstaat er iets anders. U remt niet alleen de lichtstraal af maar ook de trilling, die daardoor wordt veroorzaakt. Met andere woorden, u geeft aan ongevormde of fijnere materiedelen een andere frequentie, waardoor ze zich als andere materie en meestal een meer kenbare materie – zal manifesteren. Theoretisch zou het inderdaad mogelijk zijn, dat men door een lichtstraal af te remmen, aan de impuls die daarin is gelegen, een zeker massa geeft, die dichter binnen het bereik komt van de mens en voor die mens waarneembaar wordt. Toch zal die materie dan altijd bestaan uit zeer kleine partikels en zullen wij nimmer uit licht zonder meer materie kunnen scheppen.
Wij kunnen dat weer wel, indien deze kleine partikels worden opgevangen in een gedachte concentratie, die ze een onderlinge samenhang en vastheid verschaft. Maar dan verlaten we het terrein van de wetenschap en komen we op het terrein van de z.g. licht- of zonnemagie, die op deze wereld op het ogenblik o.m. nog wordt beoefend in Benares en bij Tenerife.
Is een eventuele vierde dimensie voor iedereen gelijk?
Een eventuele vierde dimensie is voor iedereen gelijk in haar bestaan. Het is dus niet denkbaar, dat een vierde dimensie wel zou bestaan voor de ene mens en niet voor de andere, of voor het ene voorwerp wel en voor het andere niet. Een vierde dimensie impliceert een eigenschap van alle uitingen.
Zij kan echter voor de één meer omvatten dan voor de ander. Zij kan voor de één een grotere hoeveelheid mogelijkheden of krachten bevatten dan voor de ander, omdat immers het eigen wezen, 4-dimensionaal omschreven, niet noodzakelijkerwijs in alle punten en waarden gelijk behoeft te zijn aan elk ander wezen. Er is dus een verschil van potentie vanuit het menselijk standpunt mogelijk, maar het feit dat de vierde dimensie er is voor een ieder, is volgens mij niet te ontgaan.
Het is dus individueel, hoe de persoon erop reageert?
Dit geldt alleen t.o.v. de uiting. De reactie op zichzelf is ook nog niet bepalend voor het totaal van bv. krachten of mogelijkheden, welke in de vierde dimensie kunnen worden gevonden. Mag ik u een heel eenvoudig voorbeeld geven? Stel, dat de één 4-dimensionaal een kort klein dikkerdje is en de ander een heel lange magere kerel. Dan zal de magere geen trap nodig hebben om een lamp in te draaien, de korte dikke wel. Hun mogelijkheden zijn dus verschillend, omdat hun wezen niet gelijk is. Dat is dus het belangrijke punt. Beiden bestaan zij 4-dimensionaal.
Wanneer u nu van bewustzijn spreekt, dan komen we op een ander terrein. Het gaat hier dan niet meer om het al of niet bestaan van de vierde dimensie, maar om het al of niet bruikbaar zijn daarvan. En dan ben ik het met u eens, dat in vele gevallen de mens, die zijn redelijk denken door een bovenredelijk denken en zijn fysisch denken door een metafysisch denken weet te vervangen, en daarbij zijn innerlijke impulsen en erkenningen sterker kan laten spreken, veel grotere mogelijkheden zal vinden in de vierde dimensie dan een ander en ongetwijfeld ook juistere erkenningsmogelijkheden daarin bezit.
Ik kon uw redenering, waarbij u tot een vijfde dimensie kwam, niet goed volgen. Kunt u die nog wat nader toelichten?
Ja, ik heb dit punt laten rusten, omdat het inderdaad nog moeilijker is dan de materie, die we vanavond hebben besproken. Maar mijn conclusie omtrent een mogelijke vijfde dimensie kwam voort uit het feit, dat er in de geest niet alleen andere waarden bestaan dan in de stof, maar dat daar bovendien waarden voorkomen, die in de stof niet denkbaar zijn. Er is dus niet slechts sprake van een verschuiving van dimensies onderling met slechts één ruilwaarde, maar we zouden onder omstandigheden kunnen komen tot meer ruilwaarden, tot meer vervangende dimensies. En op het ogenblik, dat wij zouden willen spreken over die werelden, waarin de trillingen dus in een evenwichtigheid worden uitgedrukt – de z.g. mono kleuren, de mono trillingen, die wij als kleur kunnen omschrijven en vooral wel het witte licht – komen wij te staan voor een wereld, waarin alle waarden en waarderingen totaal different zijn. Het geheel kan dan nog worden omschreven als 3-dimensionaal, maar geen van die dimensies is qua eigenschappen of gerichtheid meer te vergelijken met die, welke op aarde bestaan. En zo zou men dus niet slechts tot 5, maar zelfs tot tenminste 6, misschien 7 dimensies kunnen komen.
Ik geloof, dat het zeer moeilijk is om te werken met deze grote aantallen dimensies, want elke dimensie, die we aannemen als zijnde een onbekende waarde, wordt dus een onbekende in de vergelijking die wij moeten maken. Daarom heb ik voorgesteld om het geheel – ik heb dit in mijn inleiding ook gezegd – aan te duiden als de vierde dimensie.
Daaronder is dus te begrijpen: elke dimensionale mogelijkheid of toestand, welke niet behoort tot onze 3 dimensies als mens of misschien als geest. Dat die dimensie – die wij dus aannemen – zou kunnen worden gesplitst in een oneindig aantal delen, wordt pas belangrijk op het ogenblik, dat wij met die delen afzonderlijk moeten werken. Zolang wij eerst een begrip moeten krijgen van de continuïteit van ons wezen – die dus vele andere mogelijkheden inhoudt, dan de direct gekende – is het echter voldoende te zeggen, er is dus een andere afmeting – de diepte, waarover we het zo even ook al hadden in de eerste vraag – en daarin is dus het totaal van al het mogelijke gelegen.
Ik geef toe, dat dit een vereenvoudiging is. Aan de andere kant, zou men op een gegeven ogenblik zo ver kunnen komen, dat men werkt met 3 bekende waarden tegen misschien 20 of 30 onbekende; en dat betekent, dat de vergelijking niet meer opgaat. Met 3 bekende en 1 onbekende waarde, plus verschijnselen kunnen we, zoals ik dat in de inleiding heb geprobeerd uit te leggen, althans enigszins een beeld krijgen van dat onbekende. En we kunnen zelfs, indien we ons daarvoor de moeite geven zover gaan dat we daarvan een definitie geven. Het wordt aanvaardbaar, ten dele voorstelbaar en op den duur dus ook voor ons praktisch bruikbaar.
De vijfde dimensie en alle andere dimensies kunnen we misschien kort zo omschrijven: Ik kom uit een mogelijkheid van drie wegen op een kruispunt. Ik weet dat ik in één richting verder moet gaan. Deze richting kan 9 banen, 7 banen, 2 banen of 1 baan omvatten, maar het is een weg. Wanneer ik dus komend van mijn 3-baansweg – dat is misschien de beste voorstelling – verder ga in die andere dimensie, dan spreek ik bij voorkeur niet meer van de afzonderlijke banen, die daarin mogelijk zijn, maar ik spreek van het geheel, de gehele weg als een voortzetting van de 3-baans weg, die ik nu ken. Ik hoop, dat ik het daarmee duidelijker heb gemaakt.
Welke dimensie, die bij ons wel bestaat, bestaat niet bij u?
Ik zou dit willen uitdrukken, zo vreemd als het klinkt, als lengte, of als u het liever wilt in dit geval, diepte. Wanneer je bij ons iets ziet, dan zie je een façade. Daarachter is niets. Wanneer ik mij realiseer wat erachter ligt, verdwijnt de façade en komt weer het volgende beeld als een plaatje naar voren. Ik kan mij dus daarin bewegen, maar ik heb steeds een voorkant. Ik kan een gebergte zien, maar achter dat gebergte is niets. Totdat ik mij voorstel, dat er achter dat gebergte een dal ligt en dan is dat dal er.
Daarom zou ik in dit geval zeggen, lengte. Maar om het precies te definiëren als een dimensie is heel erg moeilijk. Vandaar dat ik de voorkeur gaf aan een andere omschrijving door te zeggen, dat bij u de vormen vast zijn; d.w.z. hun afmetingen zijn gedefinieerd, en bij ons zijn ze amorf, zodat de afmetingen geen vaste verhoudingen hebben, maar voortdurend worden aangepast aan degene die toekijkt a.h.w. De gedachte is dus bepalend voor de inhoud. Maar indien u er een afmeting aan wilt geven, dan geef ik dus wel de voorkeur aan lengte, omdat men over het algemeen de brede kant beschouwt en wat daarachter ligt, de diepte of de lengte niet ziet, maar het zich wel kan realiseren.
De bedoeling is, dat wij leren gebruik maken van deze lessen. Maar hoe?
Stel dat wij met ons denken en onze emotie zekere krachten in beweging willen brengen, die in de tweede werkelijkheid bestaan, om zo een vorm te geven aan een wens of verlangen in onze gewone wereld.
Wilt u nog eens duidelijk formuleren, hoe wij dit moeten bewerkstelligen?
Dit is een praktische vraag, die eigenlijk twee onderwerpen terug had kunnen en moeten worden gesteld, maar die in dit verband misschien toch ook wel mag worden beantwoord.
Wanneer u vraagt naar de praktische betekenis, dan geloof ik dat de praktische waarde van dit onderwerp in de eerste plaats ligt in het begrip. We hebben nl. niet alleen een mystieke kant, een niet redelijke kant aan de zaak, maar er is altijd ook een redelijke benadering, een redelijke opbouw mogelijk.
Voor vele mensen is het onmogelijk een niet redelijk concept te aanvaarden, indien zij niet een redelijke opbouw hebben, die tot dat concept kan leiden. Dat is in de eerste plaats de praktische waarde van dit onderwerp.
De praktische betekenis ervan is deze: Men komt anders te staan tegenover zijn innerlijke waarde en gaat deze niet meer zien, zoals heel veel mensen helaas doen, als een ingrijpen van het hogere of van de geest, of als een teruggrijpen misschien naar een verleden, maar als een ook nu bestaand deel van eigen werkelijkheid, van eigen ‘ik’ zonder meer.
Dat wil dus ook zeggen, dat men dan kan leren zijn kracht ook daarin te vinden en te erkennen.
Nu vraagt u mij: Hoe kunnen wij dit het eenvoudigst en het meest praktisch doen?
Laat mij dan allereerst verwijzen naar hetgeen ik heb gesteld omtrent de twee foto’s, die iets verschilden. Ik heb gezegd, wij kunnen twee foto’s op elkaar leggen. Maar gaat dat nu niet, dan kunnen we ze beide door middel van een lichtstraal a.h.w. op een wand projecteren. Je zou kunnen zeggen, dat de werkelijkheid altijd een beeld is, dat in ons wordt geprojecteerd; en wel aan de hand van de zintuiglijke waarneming, plus het stoffelijk bewustzijn. Op het ogenblik, dat wij dus een wereld scheppen die afwijkt, zullen wij ons niet bewust zijn waar de kern van het verschil ligt. Wij stellen over het algemeen wel andere gevolgen, maar begrijpen niet in hoeverre dat een modificatie moet betekenen. Door nu dit beeld van de werkelijkheid en het beeld van de tweede werkelijkheid tezamen te projecteren op een vlak, komen we dus terecht in een soort fantasie; er ontstaat iets, dat kennelijk afwijkt van het heden. Er is iets wat in het ene geval er wel is en in het andere geval niet. Dat punt is de oorzaak, die wij kunnen scheppen om vanuit onze tweede werkelijkheid tot onze menselijke werkelijkheid te komen en daarin dus oorzaak en gevolg te wijzigen in een door ons begeerde richting. Dat is dan punt 1.
Punt 2: wij kunnen ons door het begrip, dat er in ons zo vele werelden zijn, veel sterker voelen, want de gebreken die men nu uiterlijk heeft zullen elders ontbreken. Het resultaat is dus dat men – vanuit zijn innerlijk – gemakkelijker eigen fouten of onvolmaaktheden aanvaardt, maar ze ook kan compenseren. Men doet een beroep op de eigen verborgen bronnen van kracht. En dat betekent alweer, dat we dus op grond van onze innerlijke erkenning en waarde niet alleen meer gebonden zijn aan het uiterlijk verschijnsel, maar dat we onze persoonlijkheid daarin a.h.w. kunnen projecteren en zo ook de omstandigheden van anderen.
Ik zal u een eenvoudig voorbeeld geven om dit duidelijk te maken.
Men gelooft dat paranormale genezing mogelijk is, maar men gelooft niet dat men dit zelf kan doen. Nu heeft men in zich het gevoel, dat het mogelijk moet zijn. Op het ogenblik, dat men zich daarin volledig inleeft, zal men ook een conclusie trekken omtrent eigen gedrag.
Voor de een zal dat dan misschien zijn, het maken van een tekentje, of een scherpe concentratie; voor een ander het maken van een passe; en voor een derde misschien een uitstraling of iets dergelijks.
Maar er wordt dus een brug gebouwd tussen het heden en dat begrip van ‘ik kan het wel’. Doordat de mens nu dit ‘ik kan het ergens wel’ overbrengt in zijn eigen wereld, zal hij paranormaal kunnen genezen of beter kunnen genezen dan voordien en daarmee heeft hij dus iets van zijn innerlijke werkelijkheid naar buiten overgebracht.
Omdat in onze vierde dimensie – als ik het zo eens mag noemen – alle mogelijkheden die er in ons wezen bestaan concreet ergens geuit zijn, en daarin dus vele verschillende persoonlijkheden, maar ook capaciteiten, vormen van kennis, begripsvermogen en benaderingsvermogen gelegen zijn, zullen we op den duur kunnen leren om in dit geheimzinnige, niet redelijke begrip van het ‘ik’ die dingen te vinden, welke voor ons nodig zijn.
Door een beroep hierop te doen, en de voorstelling ervan, kunnen wij een brug bouwen naar onze eigen werkelijkheid als geest of als mens, en dan komen we weer op het eerste beeld terug. Door daarin misschien een op zichzelf onbelangrijke wijziging tot stand te brengen, kunnen we een nieuwe werking, een nieuwe uiting van onze persoonlijkheid verkrijgen. Doen we dat echter regelmatig op één terrein, dan ontstaat er identificatie tussen een verborgen deel van onze persoonlijkheid en het geuite deel; wij trekken twee verschillende delen van het ‘ik’ samen tot één geheel.
Het resultaat is een nieuwe en veelzijdiger persoonlijkheid met een veelheid van de oorspronkelijke vermogens en krachten, met over het algemeen een grotere beheersing over het ‘ik’ dan anders het geval is en daarmee – dat kunt u dus zelf nagaan, zelfs zuiver materiëel gezien, maar daarnaast ook geestelijk en occult – veel grotere mogelijkheden.
Een juiste omschrijving, een juist recept is natuurlijk niet te geven. Want wat is in uw innerlijk het beeld, dat de hoofdrol speelt? Welke associaties zijn voor u de belangrijkste bij de overdracht? Hoe kunt u zich de overdracht van uw innerlijke wereld naar uw buitenwereld voorstellen en tot stand brengen? Wat zijn de symbolen, die uw wezen beheersen? Dit zijn vragen, die zouden moeten worden beantwoord en dan is het aantal mogelijkheden en variaties in de praktijk oneindig of bijna oneindig.
Ik meen met het nu gezegde toch duidelijk te hebben gemaakt, dat dit onderwerp wel degelijk een praktische achtergrond heeft, en dat het dus niet een direct recept is, waarmee u nu zonder meer maar eens heerlijk occult kunt gaan doen, of zo heerlijk kunt gaan ‘mystiekeren’, tot u uit ‘mystiek-kerigheid’ uzelf mystificeert misschien, maar dat u hier een handleiding hebt om bepaalde verschijnselen in uw denken, in uw leven en gedrag vanuit een nieuwe gezichtshoek te zien en misschien ook te integreren in uw direct bestaan. Is dit voldoende geweest of heeft u nog een vraag erover?
U zegt, dat er in die andere dimensie verschillende mogelijkheden van ons concreet geuit zijn. Maar dan is die vierde dimensie toch niet meer te zien als een amorfe energie?
Dat heeft u mij niet horen beweren. U heeft mij slechts horen zeggen, dat vorm in de sferen amorf is, in tegenstelling tot uw wereld waar zij vast is. Daarmee heb ik aangeduid, dat bij ons de gedachte de vorm beheerst, terwijl bij u het denken meestal beheerst wordt door de vorm. De energie zelf ervan heb ik niet kunnen omschrijven en mijn dichtste benadering daarvan was een zeer hoogfrequent, fluctuerend magnetisch veld, dat het geheel van het bestaan doordringt en daardoor overal een gelijksoortige toevoeging betekent, wat gelijktijdig inhoudt dat het zeer moeilijk te constateren is, zo het dat al is.
Ik heb verder getracht duidelijk te maken, dat in deze vierde dimensie – en wat er mogelijk achter is gelegen – dus al die vormen en verschijnselen kunnen liggen, die wij normaal noemen: onze vorige incarnaties, onze geestelijke sferen, elke fase van bestaan die er voor ons denkbaar is. De vierde dimensie is dus het geheel van ons bestaan met alle daarin liggende uitingen en mogelijkheden. Dit zou u toch niet amorf willen noemen. Het is hoogstens zeer variabel en met een praktisch niet te overzien aantal mogelijkheden vanuit het stoffelijk standpunt.
Dus de mogelijkheden omvatten ook de verlangens van de mens?
Verlangens en verwachtingen spelen daarin een rol. Maar daarbij moet men dus wel begrijpen, dat de verlangens en verwachtingen, die in een mens leven over het algemeen een uitdrukking zijn van iets dat in zijn innerlijk leeft, meer niet. Men moet dus de brug zoeken om te kunnen constateren waar de werkelijkheid van de verlangens en droom nu in feite verschilt. Dus, wat kan ik nu veranderen om die verlangens, die voorstelling, enz. werkelijk te maken. Het komt dus hierop neer: Er kan in u geen verlangen of denkbeeld bestaan, dat niet ergens deel is van uw wezen. Het behoort tot uw ‘ik’. Maar wanneer dat in u wordt gerealiseerd, dan is het nog niet altijd driedimensionaal uitdrukbaar geworden. Zo kunt u dus zeggen, dat het steeds de eigen actie of daad of instelling is, die de innerlijke wereld, waartoe uw genoemde verlangens enz. zeker behoren, omgezet in een kracht die driedimensionaal kenbaar is, en waarmee dus ook in uw eigen wereld kan worden gewerkt. Ik hoop, dat dit duidelijk is.
Geeft de wijding, die priesters hebben gekregen, hun de beschikking over paranormale krachten; in het bijzonder bij het toedienen van sacramenten?
Ik zie niet in waar de samenhang met het onderwerp op berust, moet ik eerlijk zeggen. Maar goed, ik zal er antwoord op geven. Wanneer de wijding van een priester betekent een versterking van zijn begrip en inzicht plus een mogelijkheid tot een persoonlijke uiting daarvan in de materie, kan het ongetwijfeld voeren tot een vergroting van krachten en zou men ook t.o.v. sacramenten kunnen aannemen, dat een priester over meer vermogens en mogelijkheden beschikt dan een gewoon mens. Ik vraag mij echter af, of dit in feite het karakter is van een priesterwijding. Zover mij bekend is zeker bij de Christenheid het karakter van de priesterwijding nl. al na ongeveer 300 à 400 gedetourneerd en dus niet geworden een overname van inzicht, maar een overname van gezag. Vanaf dat ogenblik is de wijding dus niet concreet meer. Zij is een symbool geworden en niet een beleving. Ik vraag mij af, of er veel priesters zullen zijn, die door hun wijding inderdaad deze macht hebben en dus bij het toedienen van sacramenten – op zichzelf eigenlijk weer een magisch rituele kwestie – meer zijn dan een normaal mens. Wanneer echter een priester door zijn priesterwijding tot een zodanige zelfverdieping komt, dat hij zijn gehele wezen of zelfs maar een groter deel van zijn wezen beseft in de juiste verhouding dan de doorsnee mens doet, zal hij niet aan de wijding op zichzelf maar aan het daardoor ontstane inzicht vermogens en krachten ontlenen, die verder gaan dan die van de gewone mens. Ik sluit dus niet de mogelijkheid uit, maar ik betwijfel haar in de meeste gevallen wel. Want als u mij zou vragen hoe ik de priester, de leraar, de godsdienstleraar van deze tijd zie, dan zou ik eerlijk gezegd meer voelen voor de definitie ‘een geschoold vakman’ dan voor een paranormaal begaafde door bijzondere zegening.
Kan de mens met het doorvorsen van de vierde dimensionale wereld de driedimensionale wereld beter aanvaarden, d.w.z. gelukkiger worden?
Ik geloof, dat de formulering onjuist is. Wanneer ik kom te leven met een totaal andere kennis en in een andere samenhang, dan verandert de driedimensionale wereld. Een eenvoudig voorbeeld: Een kind begrijpt niet, waarom een kleine ingreep – bv. het bekende pellen van de amandelen – moet geschieden. Voor het kind is dat een onredelijk lijden, iets dat ongeluk geeft. Voor de arts daarentegen is het iets dat kracht, dat gezondheid, geeft. En wanneer hij het zelf ondergaat, zal de onaangenaamheid sterk terugtreden achter het begrip van de noodzakelijkheid en het nut. Hij kan dus in feite onder dezelfde omstandigheden gelukkiger zijn dan degene, die het niet begrijpt. Maar dat is niet zozeer gelegen in het veranderen van de omstandigheden zelf, als wel in het veranderen van de waardering voor die omstandigheden.
Ik geloof dus dat, wanneer u begint door te dringen in de vierde dimensie, en u uw eigen wezen daarin vooral beter leert kennen, allereerst de betekenis van veel dingen op aarde voor u een andere wordt en daardoor wordt u waarschijnlijk al harmonischer en dus ook gelukkiger. Maar wanneer u nog verder gaat, dan ontstaat er een beheersing van althans een deel van die vierdimensionale wereld en misschien zelfs, zoals bij grote ingewijden, van praktisch het geheel, laten we zeggen van 9/10. Vanaf dat ogenblik ben je dus wel volledig gelukkig, omdat je je werkelijke wezen tot uitdrukking brengt. Je hebt geen innerlijke strijd meer. Je bent niet verdeeld tegen jezelf. Je wordt niet gedreven door een noodlot of door de omstandigheden. Je weet wat er komt en je kunt dit aanvaarden. Ik zou zeggen, dan ontstaat er niet alleen een volledig geluk, maar wat voor mij veel belangrijker is, de innerlijke vrede, waardoor de zinrijkheid van het leven niet wordt beperkt tot één ogenblik in de tijd, maar tot een concept van eeuwigheid, van onbegrensdheid.
Dan wordt elke vreugde onbegrensd, terwijl alle lijden over het algemeen door zijn zinrijkheid in tijd beperkt blijft en dus onbelangrijk wordt in vergelijking met de gewonnen vrede. En dat lijkt me ook weer geluk te zijn. Ik geloof dus werkelijk wel, dat je daardoor gelukkig kunt worden. Heeft iemand nog een vraag?
Ik meen gehoord te hebben, dat we vanuit de vierde dimensie ook een versterking teweeg kunnen brengen van onze lichaamsstromen. Is er een bepaalde lokalisatie waar die krachten intreden of werkt dat op de gehele aura? Hoe moet ik me dat voorstellen?
In de eerste plaats heeft u wel goed geluisterd, want anders zou u zich dit niet herinneren, maar niet volledig begrepen wat ik bedoelde. Ik heb nl. verschillende methoden opgesomd, waardoor men tot die beleving van die andere krachten komt, waarbij o.m. een systeem van het op de juiste wijze sluiten van de lichaamsstromen voor de mens kan voeren tot een grotere eenheid met die werkelijkheid, welke wij onder vierde dimensie kunnen verstaan. Omgekeerd heb ik nog gesteld, kan, wanneer men die eenheid bereikt, van daaruit kracht ontstaan, die we naar de eigen driedimensionale wereld overbrengen, en daarmee een wijziging van onze persoonlijkheid of wezen daarin tot stand kunnen brengen. Die twee punten heb ik dus naar voren gebracht. Hieruit volgt, dat er geen sprake kan zijn van een versterking via bv. een chakra. Driedimensionaal bestaat dat inderdaad. Het stuitchakra is daarbij één der belangrijkste. En dan ligt het er nog aan welke definitie we gebruiken; de boeddhistische met 4, de Hindoeleer met 7 of de mantrische geheimleer die tot 9 knooppunten – chakra’s – komt. Voor ons is dat niet belangrijk. Het gaat vanuit ons innerlijk. Het komt dus meer neer op een bepaald deel van de aura of van het lichaam, op het veranderen van een innerlijke toestand, waardoor wij ons wezen eenvoudig veranderen, meestal in een klein detail. Dat kan een verandering zijn in de hersenen, het kan er één zijn in de bloedsomloop, het kan er een zijn in het zenuwstelsel, maar het kan ook eenvoudig alleen een verandering zijn van concentratie of van één van de geestelijke voertuigen. Dat is niet te definiëren.
Waarom die verandering niet via een bepaald iets geschiedt, kan ik u alleen maar duidelijk maken indien ik weer refereer aan het beeld van de kool, of indien u het anders wilt zeggen, de vele verschillende doorsneden van het ‘ik’. We halen er eenvoudig een blaadje af, dat onvolledig was en stellen er volgens ons begrip een vollediger blad voor in de plaats. Het is dus een vervanging van het uiterlijk verschijnsel, niet een opladen ervan. Het is zelfs niet een verandering. Neen, het is gewoon een vervanging. Ik hoop, dat ik het daarmee wat duidelijker heb gemaakt.
U moet het zich maar zo indenken: Als je een heel stel plaatjes achter elkaar hebt, bv. een filmstrook en u neemt ze dus niet in een rij, maar zet ze achter elkaar, dan kunt u door alleen één plaatje van de voorkant weg te nemen, aan de buitenkant een ander plaatje krijgen en dat zet u er desnoods weer achter. Het geheel blijft dan hetzelfde, maar er is een geringe wijziging in het verschijnsel, de gekende 3-dimensionale uiting, opgetreden.
We zijn dan nu gekomen aan het gebruikelijke slot en dat is ook deze keer weer voor mij een poging om nog te wijzen op enkele belangrijke punten, die indirect of direct misschien met dit onderwerp samenhangen.
Wanneer wij in deze tijd spreken over kosmische invloeden, dan kunnen we ook zeggen, dat deze invloeden voor ons ten dele 4-dimensionaal zijn.
Ergens in ons zijn ze altijd reeds werkelijk. Wanneer er in ons een kracht bestaat, die buiten ons eveneens aanwezig is, dan ontstaat er een soort resonantie, een soort harmonie.
Het resultaat is dat, naarmate in de vorm die wij nu uitzenden – onze uiting van dit ogenblik – een bepaalde kracht scherper gedefinieerd aanwezig is, ook de uiting vollediger en duidelijker tot stand komt. Op die manier kun je je aanpassing aan de kosmische waarden en invloeden voor jezelf nagaan. Door je eenvoudig af te vragen wat je ervan aanvoelt, wat je diep in jezelf eigenlijk ervan gelooft en ervaart, kun je bepalen wat die kracht voor je is. Wens je dat te beperken, dan moet je trachten je innerlijke gesteldheid te veranderen, want dan verandert de werking van die kracht.
Indien we te maken krijgen – en dat is voor u toch ook wel zeer belangrijk, geloof ik – met de noodzaak om boven het stoffelijk mogelijke uit iets te realiseren – of dat nu in gedachten is of in de praktijk, doet verder niets ter zake – dan zullen we alweer moeten nagaan wat het dichtst bij onszelf ligt.
Ik weet, dat de meeste mensen vreemd ervan opkijken, als ik zeg: Alle onderdrukte verlangens en gevoelens, die in u leven – ook al komen ze niet direct zoals u zich zou voorstellen voor uiting in aanmerking – zijn toch een beeld van iets wat u beheerst, iets wat nu in u leeft. En alles waardoor iets dergelijks tot uiting komt, alles wat een dergelijke invloed schept – onverschillig vanuit welke sfeer of wereld – heeft inwerking op uw wezen.
Een mens die zijn denkwereld, en vooral de gevoelswereld, een klein beetje leert gebruiken, zal zich allereerst moeten oriënteren op wat werkelijk het belangrijkst is. En wanneer je dat ontleedt, zul je heel vaak ook weer een soort kool moeten gaan pellen. Je begint bv. te zeggen: 0, als ik nu maar eens …… Vroeger was dat: Als ik maar eens een keer kon uitgaan met Rudolf Valentino, bv. voor de dames.
In feite zat er natuurlijk heel iets anders bij. Het was voor hen een behoefte om aan het alledaagse te ontsnappen, om vanuit het andere of de andere meer te worden. Het gevoel dus om zichzelf te vergroten in betekenis, en een erkenning van grotere betekenis te verkrijgen. Ga je dat weer ontleden, dan kom je tot de conclusie dat zo iemand eigenlijk ontevreden is met zichzelf. Dan kan een Rudolf Valentino er soms wat aan doen, maar vaak ook niet. Want er komt een ogenblik, dat Rudolf Valentino alleen maar het symbool is; en het symbool op zichzelf helpt niet.
Zien we dat we ons ergens onvolledig of onzeker voelen, en kunnen we ons realiseren wat de kern is van onze onzekerheid, soms is dat eenzaamheid of angst voor een tekort schieten zonder meer, dan kunnen we ons ook afvragen: Hoe zegt die innerlijke wereld, dit aanvoelen, dit geloof in ons, dat het zou moeten zijn? En dan hebben we daarmee al twee beelden, die hanteerbaar zijn. Want we kunnen nu die twee beelden verwerken tot een voorstelling, waarin dat innerlijke gevoel volledig harmonisch is met de oplossing, die wij vinden. We gaan die vergelijken met onze stoffelijke werkelijkheid en komen dan in feiten tot wat men magie of occultisme noemt. Wij brengen nl. via een op zich symbolische handeling, daad of teken eigenlijk de verbinding tot stand tussen wat in ons 4-dimensionaal bestaat en wat buiten ons 3-dimensionaal aanwezig is.
Wij doen daardoor de krachten, die in ons toch ook bestaan, uitvloeien naar de buitenwereld.
In die buitenwereld zijn ze actie.
Ze betekenen dus ontwikkeling, verandering van het 3-dimensionale beeld.
Hoe intenser wij innerlijk deze mogelijkheden exploiteren, hoe scherper ons beeld wordt, hoe groter de intensiteit van overdracht wordt, hoe zekerder wij kunnen zijn dat we resultaten krijgen en hoe sneller die tot stand komen. Men zou kunnen zeggen: Je draait in jezelf een kraan open, wanneer je dit innerlijk begrip naar buiten laat stromen. Maar hoe ver je die kraan opendraait is afhankelijk van de harmonie, die je innerlijk bereikt tussen het gewraakte – dus hetgeen niet aanvaardbaar was – en het geloof van aanvaardbaarheid plus de daaruit voortvloeiende emotie, de gevoelsinhoud en vergezeld gaande van de daarbij behorende beelden. Zijn die aanwezig, dan blijkt dus dat de eenvoudige daad, de eenvoudige uiting, hoe die verder dan ook ligt, een totale overbrenging is van de in ons berustende mogelijkheden en krachten in onze hedendaagse werkelijkheid.
Wanneer u in uw wereld op het ogenblik wordt geconfronteerd met dingen, die net niet kunnen, net niet gaan of net niet willen, dan zult u over het algemeen ergens gefrustreerd zijn; d.w.z. het ligt niet zoals u het zich zou wensen. Uw voorstellingen van het wenselijke zijn meestal niet gebaseerd op wat u innerlijk erkent en voelt, maar zij zijn meer uitgedrukt in beelden, die zijn ontleend aan een vertekening van de werkelijkheid.
Bent u in staat om achter die voorstelling, die dagdroom, dat verlangen enz. te zoeken naar de zin, de werkelijke achtergrond, dan kunt u dus uzelf verbeteren en niet alleen dit.
U kunt de frustratie, één van de meest gevaarlijke facetten van de moderne samenleving, wegnemen. U kunt een harmonie scheppen, die niet alleen uzelf maar ook de wereld kan aanvaarden. Wanneer die harmonie de wereld eenmaal in zich opneemt, zal de wereld op die harmonie moeten antwoorden. Het is een invloed van buitenaf geworden.
Hoe sterker wij vanuit onszelf een gunstig facet scheppen en een gunstige overdracht naar de werkelijkheid, des te groter wordt onze invloed in de wereld en des te sterker benaderen wij vanuit dit innerlijk de werkelijkheid.
En laat ons daarbij één ding nog even heel duidelijk stellen:
Wanneer men een innerlijke waarde naar buiten brengt, kan dit nimmer door in te grijpen in het leven van een ander. Het is steeds een ingrijpen, dat in de eerste plaats eigen leven betreft en misschien secundair een beantwoording door anderen kan verlangen, maar dit mag nimmer de hoofdzaak zijn. Het is ons innerlijk wezen dat in ons 3-dimensionaal bestaan tot uitdrukking komt en waardoor deze uitdrukking pas de invloed naar buiten toe schept, die we wensen.
Ik zeg niet, dat niets u onmogelijk is. Natuurlijk, er zijn dingen, die u niet zult kunnen bereiken. Maar door gebruik te maken, juist in deze tijd met zijn eigen problemen, van die kennis van de innerlijke wereld, meen ik toch wel dat u heel veel kunt bereiken.
Oefening baart ook hier kunst. Dat geldt altijd weer. En ik zou u ook hier de raad willen geven om niet onmiddellijk te beginnen.
Als je geen muur kunt metselen, moet je niet beginnen een toren te bouwen. Probeer beetje bij beetje uw begrip voor uzelf plus dit innerlijk gevoel samen te voegen. Probeer stuk voor stuk aan die dingen uiting te geven. En naarmate u meer gewend raakt aan de procedure, probeer steeds grotere delen van uw besef, van uw innerlijk aanvoelen om te zetten in 3-dimensionale werkelijkheid, opdat steeds meer van uw werkelijk wezen wordt betrokken in deze uiting en u op den duur in staat bent om uw uiting binnen de 3-dimensionale wereld niet te doen bepalen door die wereld, zoals ze voor u bestaat, maar door uit uw eigen wezen de daarbij volgens u passende facetten naar voren te schuiven met alle persoonlijke en niet persoonlijke waarden van dien.
Nu denkt u misschien, dat ik nog met mooie woorden zou moeten eindigen. Ik voel er echter niets voor. Want dit is de praktijk. Alle praktijk begint bij uzelf. Luisteren naar tienduizend van deze lezingen brengt u niet zover, als eenmaal een mislukte poging het om te zetten in de praktijk, voor zover u het hebt begrepen. Houdt u daarmee rekening. Want ofschoon de vierde dimensie wezenlijk deel is van alle bestaan, zowel om u heen als bij uzelf, zult u alleen door uw eigen streven en werken, door uw zoeken naar een voor u praktische methode, een voor u praktisch systeem misschien zelfs, kunnen komen tot resultaten.
Laten we deze avond dan besluiten met de hoop, dat steeds meer mensen zullen leren hun werkelijke en totale wezen te gebruiken, daarbij niet terugschrikkend voor de noodzaak soms niet redelijke waarden te stellen boven de redelijke; niet terugschrikkend voor het feit dat zij daarbij weleens oude zekerheden tijdelijk of voorgoed moeten prijsgeven, opdat de mensheid zichzelf veredelt, en in deze veredeling de beperkingen van 3 dimensies doet wegvallen voor zich en ook voor de geest, die met de mensheid nog zo sterk verwant is.