De vloek van Toetanchamon

image_pdf

20 juli 1956

Het klinkt nu misschien wel erg stuiversromanachtig, zo in de stijl van: “De Vloek van de Farao”, maar sta mij toe u opmerkzaam te maken op het feit, dat de punten, waarover wij gaan spreken, met een stuiversroman maar weinig gemeen hebben.

U kent de kern van het verhaal allemaal. Een betrekkelijk zwakke en onbelangrijke farao werd begraven in een ver verleden en werd veel later weer opgegraven. Er zijn toen een aantal geheimzinnige dingen gebeurd. Veel van hetgeen daarover werd en wordt verteld is wel toe te schrijven aan de verbeelding. Men heeft iemand vijf jaar, nadat hij in dat graf is geweest, een longontsteking zien krijgen en men heeft gezegd: “Dat is nu het gevolg van de vloek van de farao”. Zoiets is natuurlijk onzin.

Maar andere dingen zijn, helaas, geen onzin. Om te begrijpen, waarom, moet u mij toestaan uit het verleden bepaalde ceremoniën en geloofspunten op te halen.

Wanneer een farao begraven wordt, dan is dit volgens het Egyptisch geloof niet een mens, die overgaat, die sterft. Het is geen mens die heengaat naar het gezegende land der rechtvaardigheid. Het is een zoon van de grote God, een nakomeling, ja, een incarnatie van de zonnegod, die terugkeert naar zijn vader, naar zijn rijk. Vandaar dat bij dergelijke ceremoniën men zeker niet in de eerste plaats rouw toont over het heengaan van de vorst. Men treurt slechts over het feit, dat het volk door zijn Heer en God werd verlaten. Elk ceremonieel is dan ook in de eerste plaats gericht op het tonen van de eerbied, die men aan een feitelijk van God stammende persoon verschuldigd is.  Het graf van de farao wordt dan ook soms tot een soort van bedevaartsplaats. Er zijn crypten en grotten geweest, waar de geliefde farao’s nog honderden jaren, nadat zij gestorven waren, werden vereerd, waar men hen bloemenoffers bracht.  Het is bv. bekend, dat tempels bij de ingangen van grotten en rotsgraven, waar eerdere vorsten begraven lagen, werden opgericht.  Hier hield men nog erediensten voor hen sprak tot hen en bracht hen offers.

Hieruit blijkt wel, dat een dergelijk graf een heiligdom was. Hoe beschermt u een heilige plaats in een maatschappij, die grotendeels haar religie kruidt met en baseert op magie? Met magische middelen natuurlijk.  Alles, wat volgens de gebruiken aan de doden wordt meegegeven, is voor hen bestemd. De dodengaven en zonneboten, die mede worden gegeven aan de farao, zijn voor hem, voor zijn persoonlijk gebruik bestemd. Indien iets uit het graf geroofd zou worden, betekende dit, dat ook de weelde van de farao in het hiernamaals verminderde. Hij werd dan ook hier bestolen.  U begrijpt, dat iets dergelijks niet getolereerd kan worden. Wanneer een niet gewijde persoon zou binnentreden in het graf en doordringen tot plaats, waar de sarcofaag van de vorst ligt, dan zal dit kunnen betekenen, dat de farao door een vlijmende pijn terug wordt gedwongen en zal moeten vluchten in de mummie, waarin Ba en Ka geen vrijheid en mogelijkheid tot vrije vlucht in de wereld der sferen zullen vinden.

Het is begrijpelijk, dat men meent, zoiets te moeten voorkomen De geest van de farao is een deel van de geest van de zon. Wanneer u die zon vindt, dan komen er rampen.  Zo stelt men dan in dit land de vervloekingen en bezweringen op, die ondermeer ook in het graf van Toet Anch Amon waren aangebracht. De uitvoering van de vervloekingen en bezweringen is gebaseerd op een oud geloof, zoals wij dit op het ogenblik nog wel zien o.a. in Indonesië, Nieuw-Guinea, de Melanesisch en Polynesische Archipel, maar ook in China. Deze opsomming bewijst al wel reeds, dat dergelijke gebruiken ver verbreid zijn.

De basis is het geloof, dat u aan klei een vorm kunt geven en haar dan maken tot drager van een levende kracht. Het kleibeeldje, dat bv. gemaakt wordt om een vijand te verdelgen, draagt volgens dit geloof – soms door enkele toevoegingen – de levenskracht van die vijand in zich. Een demonenbeeld, of een eenvoudige huisgod, gemaakt uit klei, of gesneden van levend hout, zal in zich het leven van die demon, of God dragen.

Ook de oude priesters in Egypte hebben dergelijke methoden natuurlijk wel gebruikt. Wij vinden dan ook honderd en een verschillende beeldjes, die voor beschermings- en bezweringsdoeleinden hebben gediend. Werkelijk gevaarlijk wordt deze vorm van magie echter pas, wanneer zij gebruik gaat maken van magische zegels en stempels. De op zich­zelf onopvallende rij van hiëroglyfen, samengevoegd op een tablet van klei, bevatten in werkelijkheid de beelden en ook de krachten van al­le demonen, die men maar samen kan brengen. Het geloof, het vertrou­wen en de wil van een heel volk op dit terrein zijn daarin vast ge­legd. De priesters hebben het totaal van alle macht en vermogen, dat zij maar rond zich konden verzamelen, daarin geconcentreerd.

Maar op zichzelf is dit voor hen nog niet genoeg. Zon zegel is goed om daarmede een uitgang af te sluiten. Een dergelijk zegel is goed om met een bijzondere zware banvloek en krachten geladen de laatste, de afgesloten kamer van een graf, de plaats, waar het li­chaam van de farao werkelijk rust, te verzegelen.  Maar er moet meer zijn dan dat. Men neemt grote hoeveelheden van bloemen, die bij hun verwelken en verval grote hoeveelheden bedwelmende gassen loslaten, en men werpt die in de kamers, die niet meer betreden zullen mogen werden.   Men werkt ook met bezweringen en banvloeken in de muren in en on­der menige rij van hiëroglyfen, kunstvaardig in vele kleuren getekend op de muren, zijn met bruine kleurstof andere hiëroglyfen aangebracht, die de vervloeking en het vloekzegel inhouden.

Een ieder, die hier als vijand binnen treedt, of te kort schiet in respect voor degene, die hier rust, zal zo meent men, ten onder gaan.

Het blijkt echter, dat de priesters van het oude Egypte niet al te veel vertrouwen hadden in hun eigen magie. Naast de magische methoden, die zij gebruiken om een graf te beschermen, gebruiken zij vele andere middelen. Zelfs wordt er wel een soort zalf gebruikt, waarin uraanpekblende voorkomt. Nu is deze reeds lang onschadelijk geworden. Maar de geheimzinnige straling hiervan kon ziekten veroorzaken bij degenen, die te lang dwaalden in de labyrintachtige gangen, die meestal bij het graf wer­den gebouwd. Men heeft aan alles gedacht, zelfs aan gif.

U weet misschien, hoeveel graven er beroofd worden in het verleden. Maar u kunt niet weten, hoeveel slachtoffers er gevallen zijn onder degenen, die onvoorzichtig een gouden vaas, of een uit verguld hout gemaakte stoel aanpakten en zich aan een dorentje, splintertje, of braampje verwondden. Gift. De ingang van een graf werd heel vaak verborgen en een ieder, die de plaats wist, gedood. Eens werden een aantal schriftrollen gestolen uit een graf. Men had daarin de boeken samengebracht van magische en bijzondere aard. Degenen, die deze rollen stalen, werden, ofschoon zij zelf magiërs waren, door lepra aangetast. Men had wetens en willens deze rollen met lepra besmet.  U kunt dus wel nagaan, dat men alles deed om de graven veilig te beschermen. Veel hielp het meestal niet. Degene, die een banvloek heeft gelegd, kan ook deze weer weg nemen. Bij het graf van Toetanchamon is dit niet gebeurd.

Onaangetast rustte het graf onder het zand der woestijn. De neerwaarts gegraven gangen hebben hun geheimen bewaard. Al zijn de giftstoffen vervluchtigd en zijn de demonische invloeden minder sterk geworden, toch bleef er – vooral geestelijk – voldoende over om een sterke invloed op de omgeving te doen gelden.  Geloof mij, het breken van die zegels heeft werkelijk demonische krachten op de wereld losgelaten. Wat was echter haast nog erger?

Vorsten, vooral onbetekenende vorsten, houden ervan hun eigen grootheid te bevestigen, zoals alle onbetekenende heersers dit nu eenmaal doen. Juist de geestelijk minst betekenende willen ingaan in de geschiedenis. Zij willen als staatslieden en vorsten groot zijn en blijven.    Bij de opening van en dergelijk graf nu kwamen er krachten vrij, die, doordringende tot in de laagste sferen, een dergelijke farao op een toetsing van zijn grootheid zouden wijzen.  Is zo’n geest dan nog in een toestand, waarin enig besef bestaat omtrent de tussenwereld; is zo’n geest nog in staat zich een etherisch lichaam te verwerven, op te bouwen en te gebruiken, dan kan hij terugkeren en als een wraakgierige duivel over het land gaan om onheil te stichten over een mensheid, die – geweigerd heeft zijn heiligheid en grootheid te eren en te erkennen.  Hij is immers volgens eigen begrippen een soort God? Nu beschouwt men hem als een gewone mens, of – wat nog erger is in deze tijd – als een stukje tentoonstellingsmateriaal. Dergelijke dingen zijn natuurlijk ook in de oudheid gebeurd.

De magische krachten, die daar werden opgewekt, zijn voor een deel ook weer door de modernere mensheid op de wereld losgelaten. De demonen uit het oude Egypte waren niet zo sterk meer.  Toen men met de opgravingen werkelijk goed begon – en dat is nog niet zo lang geleden, zeggen wij in de 2de helft van de 19de eeuw – hadden zij weinig betekenis en kracht. Zij konden echter kracht putten uit het land, uit de angstige Fellahin, uit de bij­gelovige Arabieren, uit de Moren, uit de negers. Krachten konden worden geput uit een eenvoudige, primitieve en toch ook weer edele volk, dat woonde op het land. Deze vrezen de duivels. Het breken van een kleizegel betekent voor hen werkelijk een demonische vloek.  Indien u dit van mij niet gelooft, kunt u het vragen aan de Egyptologen. Vraag hen, hoe vaak zij dubbel en nog eens dubbel heb­ben moeten betalen, om tenminste een paar mensen aan het werk te houden, als er een vloekzegel was verbrijzeld door een onvoorzichtige beitel.­ Begrijpt u, dat deze angst een welkom voedsel kan zijn voor een demon?

Alle geesten in de tussensfeer, deze eigenaardige wereldspiegeling vol van schrikgestalten en vreemde gebeurtenissen, voeden zich met de emoties der mensen.  Het is de emotie van de mens, die een dergelijke geest sterk en groot kan maken. Het is de emotie van een mens, die de demon krachten geeft, waardoor hij uiteindelijk diezelfde mens kan beheersen en ten onder brengen.

De vloek van het graf van Toetanchamon was eigenlijk de grote begeerte, die deze vondst wekte in de wetenschappelijke wereld. Het openen van dit praktisch ongerepte graf betekende een hausse in alle Egyptische waren.  Naast menige nieuwe, of schijnmummie – kunstig nagemaakt of geprepareerd – werd ook menige werkelijke mummie verhandeld. Naast de scarabeeën, door ijverige Arabieren overigens vaak heel kunstzinnig nagemaakt, vervalst, werden ook de echte scarabeeën, de echte amuletten en dodenbeeldjes verhandeld.

De mensen, die deze dingen in handen kregen, vooral ook beïnvloed door gebeurtenissen bij het openen van verschillende graven, vreesden deze dingen vaak. Zij zagen deze voorwerpen niet slechts als een object d’art, als een antiquiteit, maar meenden er een soort van geheimzinnig leven in te vinden.  Een leven, wat ook u, menige maal vindt, wanneer u een oud-chinees, of Indisch, beeldje in handen krijgt, of een ming vaas, waaraan nog iets schijnt te kleven uit de tijd van deze vergane dynastie. Het geheimzinnige leven, dat soms ook nog schuilt in een antieke secretaire, of een oude stoel, die allang verrot en vergaan had moeten zijn, maar door kwaliteit en behandeling door heeft geleefd tot in deze dagen. Er zit aan deze dingen werkelijk een invloed vast.

In het door ons besproken geval was die invloed gericht op Egypte, op het oosten. Deze invloed werd ongetwijfeld door het aarzelend geloof van de velen versterkt. Het werd een invloed, die een brandpunt Maar vond, waar de bevolking nog in magie geloofde, waar de wichelaar een zeer geziene figuur is en geheimzinnige scholen bestaan. Waar in de nacht ook nu nog vaak zwarte magie wordt bedreven, terwijl op de dag de zieners in het zand uw lot lezen. Zelfs in de moderne, opmaak van een staat, die zich met het westen wil gaan meten, is Egypte nog steeds een land, waarin mystiek en mysterie grotere invloed hebben dan een westerling zich ooit kan realiseren.  De oude magie, de oude wijsheid, ja, de adem van de oude Goden, is bij die mensen, die zielen, als een stempel ingebrand. Deze dingen kunt u maar niet zo wegwissen. Dit is voor deze mensen hun geloof, hun hoop en hun angst. En zo versterkt een stortvloed van emoties de geest der demonen, de geesten van lang gestorven koningen.

O, u vindt dit misschien onzin, Ik kan mij best voorstellen, dat u in een westerse wereld dergelijke dingen vreemd vindt. Misschien denkt u, dat een redevoering als deze grotendeels is gebaseerd op bij­geloof. Maar wanneer u voor een ogenblik uw vooroordeel op zij wilt zetten, kunnen wij misschien even nagaan, wat er juist in die jaren der opgravingen is begonnen, wat er sindsdien gebeurd is.  In de jaren der opgravingen werd de kern gevormd van het latere verzet tegen het westen. In die jaren zijn oude vijanden elkaars vrienden geworden. In die jaren begon – langzaam maar onophoudelijk – een beweging zich op te bouwen, die niet alleen maar nationalistisch was, of is. Een beweging, die door een veel verder en dieper gaande mystiek wordt gedragen.  Zeker, ik weet het, het heet Pan-islam. Het is een staatkundig blok, dat gebaseerd is op de leringen van Mohammed. Maar in werkelijkheid schuilt hier meer, schuilt hier iets anders achter . Iets, wat voor de westerling niet zo sterk naar voren komt als de vreemde en gruwelijke praktijken van de mau-mau tovenaar.

Maar wie iets heeft gehoord van de eden, die worden af gelegd en de formules, die worden uitgesproken op de vergaderingen van de geheime bonden daar, zal zich realiseren, dat hierin een kern ligt, die uit een ver verleden stamt. Evenals de geest van haat en verzet tegen het westen ook door het oude wordt gewekt. Merkt u, hoe dicht wij alweer bij de moderne tijd en toestanden zijn gekomen?  Zo staan wij nadenkend bij het graf van een Egyptisch vorst en een ogenblik later staan wij aan het ziekbed van de westerse maatschappij. In tijd gezien lijkt deze sprong misschien groot. Maar in werkelijkheid is zij niet zo groot.

Geestelijke machten en krachten zijn gewekt en verstoord op de wereld. Er is meer dan alleen maar politiek, meer dan alleen maar nationalistisch denken en een machtsstrijd. Er liggen geheimzinnige, demonische drijfveren op de achtergrond, een vreemde kracht, die steeds weer een volk beroert tot het diepst van de ziel, het gedachten geeft en daden doet stellen. Daden, waar zij later zelf voor terugschrikken. Wanneer dat gebeurt, beheersen de demonische krachten hen. Krachten, die ook wel bij u leven. Krachten, die wel overal leven. Vanuit de slagvelden bij Verdun zijn krachten opgegaan, die in haat zich wreed, masochistisch wreed, sadistisch, uitten in de concentratie- kampen van Duitsland. Als een wolk van kwade dampen is de haat van de Yser opgestegen en over Frankrijk getrokken en heeft het volk te­gen zichzelf verdeeld.

Moet ik u meer zeggen. Moet ik u spreken over Nederland met zijn fusilladeplaatsen, zijn gedenktekens en zijn helden, die wel helden waren soms, maar de haat zozeer kenden, dat zij nu nog een versterking van alle haat betekenen. Moet ik u spreken over de plantages in het zuiden der Verenigde Staten, waar de graven van de gestorven slaven thans nog een bron zijn van haat en onrust? Een haat en onrust, die ofschoon zij thans de mogelijkheid van een samenwerking tussen, zwart, bruin en blank aanwezig zou zijn, de grenzen scherper doen stellen dan ooit te voren. Meent u dat dit alles alleen maar een logische ontwikkeling is?  De mens handelt steeds weer irreëel, onlogische. Hij verblindt zichzelf, gelooft een ogenblik in zijn waan en staat later vol ontsteltenis te kijken, naar wat hij heeft aangericht. Ja, soms wordt hij waanzinnig onder het besef van zijn daden.

Dacht u, dat dat alles zo maar kwam, dat het een eigenschap van de mensheid was?

Toen de eerste koningsgraven werden geschonden door zwervende stammen, is menige Badawi stam daaraan ten onder gegaan.  Wat er van overbleef was een hoopje zwervers, die door een andere stam op de  duur werden geadopteerd. Toen het westen begon wetenschappelijk graven te schenden, werd een heel volk tegen het westen gericht. Toen het westen begon afgoden neer te slaan, begon daarmede de strijd van de primitieve mens tegen de beschaving, maar ook de strijd van de demonische geest tegen het westen.

Ja, dan hebben wij nu toch wel de verbinding gevonden tussen die vloek van Toetanchamon en de moderne tijd. Stond in dat graf niet geschreven: “Onrust en onvrede zullen een ieder achtervolgen, die deze rustplaats stoort? Ik vertaal dit heel vrij. Stond op de blinde muur, die de eigenlijke begrafenis kamer scheidde van de rest van het graf niet een inscriptie, die gruwelijke ondergang voorspelde aan een ieder, die verder zou gaan?

Het westen is verder gegaan. De vloek vervult zich nu. Dood en verderf, verdrijving, wij zien ze overal. Haat tegen het westen. Een haat, die met geen 100 telefooncentrales en met geen 1000 landbouwmachines, met geen 500 OSS verdragen te remmen, of te verdrijven zijn.

Haat. Haat is op de mensheid losgelaten. Haat en angst zijn het voedsel geweest, dat de oude demonen op deze wereld weer zo sterk heeft gemaakt. Haat en angst zijn het, die op het ogenblik als een manend schrift aan de wand een ieder, die nadenkt, weer dezelfde waar­schuwing geven.  Wee hen, die als vijand binnentreedt op deze wereld. Wee hen, die de haat predikt. Wee hem, die door eigen angst, of be­geerte, of onrecht in deze wereld brengt. Want deze hebben een legi­oen van demonen achter zich, doch zij zullen hen verscheuren en ver­nietigen, terwijl zij hen gebruiken om de ondergang van anderen te veroorzaken. De oude vloekformule leeft vandaag nog.

In een mausoleum rust het lichaam van een man, die zich Stalin noemde. Misschien zal men ook zijn graf schenden. Dan zal er weer meer haat zijn. Dan zal er weer meer ontketend worden dan er nu reeds op de wereld is.  Het gaat er niet om, of het waar is, wat men over hem vertelt. Het gaat er niet om, wat er in het verleden is gebeurd. Het gaat er om, wat gij in het heden wakker roept uit het verleden. Dat is de band tussen elke vloek uit de oudheid en elke vloek, die herleeft in uw tijd. Zo blijkt dan, dat wij ondanks de veelbelovende titel weer terecht komen in de politiek, op de moderne levenshouding, op de noodzaken van het heden.

Ik zou dit graag willen onderstrepen, door even de oudheid zelf aan het woord te laten, door uit de wijsheden, die de oudheid eens kende, toen zij de magische zegels maakte en de magische banvloek uit­sprak, iets naar voren te brengen over de waarden, waaraan men in het menselijk bestaan en leven moet beantwoorden.

Ik citeer letterlijk:

“Wie meent, dat het spoor der leugen snel is, bedenke, dat sneller nog zich het spoor tekent van Anubis, die gaat in de woestijn. Wie meent, dat het leven duister is, bedenke, dat de gang der onderwereld duisterder is, wanneer Osiris slaapt, gewond, op de voorplecht van zijn boot. Wie meent, dat zijn recht betekent: Groter recht dan dat van anderen, bedenke, dat hem de veer van Maat wordt onthouden, wanneer het eeuwige recht hem opeist. En de 42 rechteren zullen hem veroordelen. Wie meent, dat de liefde verloochend kan worden, bedenke wel, dat zelfs de scarabee geen antwoord kan geven, wanneer aan het hart wordt gevraagd, of het liefheeft. Dit kan het hart alleen”.

Zouden wij hetzelfde in deze tijd niet evenzeer kunnen zeggen?  Een vloek in de wereld is mooi, of lelijk. Een doel in de wereld is prettig, of onplezierig. Wat u beleeft, kunt u aanvaarden en redelijk verwerken, of u kunt het verwerpen en er ongelukkig  onder zijn. Maar wanneer u niet zelf werkt en streeft, bent u het dan nog wel zelf, die alle dingen doet? Bent u het nog wel zelf, wanneer u in plotselinge drift ontstoken dingen doet, waarvan u later meent: “Ach, had ik dat maar nooit gedaan.”  Bent u dan uzelf wel?  Bent uzelf dan nog, die uiteindelijk zelf handelen en heersen zal?

“Only a nigger”, zeggen zij in de southern states. “Het is maar een neger!  Dan gebeurt er iets en de woede laait op. Dan wordt er on­recht gedaan. Dan wordt er een kind vermoord. Dan wordt er een man gelyncht. Dan wordt er een vrouw verkracht. “Only a nigger.” “Daar is een blanke. Dood die blanke”, zo droomt de neger. “Want mij is onrecht gedaan”. “Vervloekte mof”, zegt de Jood en wendt zich met haat, of vol verachting af van de man, die net zo menselijk is als hij. “De vervloekte exploiterende Nederlanders, de uitzuigers”, zegt de Indonesiër. “De ondankbaren, de rovers”, zegt de Nederlander.  Wie heeft er gelijk? Geen van allen hebt u gelijk. Mensen zijn mensen. Geval tot geval moet worden gezien. Men mag niet rubriceren en classificeren. Zeggen: “0, dat ras, die huidskleur, dat is zo of zo. Zoiets is onmogelijk”. Maar wie het menselijk in de mens niet acht, gaat een graf binnen dat zekerder verzegeld is dan dat van Toetanchamon. Want in elke mens sluimert een dier.  Het klinkt misschien wat vreemd. Maar uw geest maakt gebruik van een dier. Uw rede en al wat gij bezit is dierlijk, tenzij de geest regeert.

Bedenk dit wel. De verblijfplaats van het dier is in u met vele zegelen verzegeld. Het rechtvaardigheid, met godsvertrouwen en godsdienst, met oergevoel en menselijk bewustzijn. Maar als men één zon zegel breekt, bv. dat van de naastenliefde, dan gaat het zegel van de rechtvaardigheid er ook aan.

Wanneer gij die ene kleine gang gaat “Nu ja, het is toch maar een kleine leugen.” Dan volgt er een grote leugen. En zo’n klein onrecht…. Wanneer u alleen maar voorbij gaat en in uzelf zegt, “Nu moet u die mof, of die Jood weer eens zien”, dan is dat misschien niet veel. Maar u opent de deur voor demonen, die u kunnen gaan beheersen, tot u weer in een tijd komt te leven van pogroms.

Men zegt, dat Duitsland de Joden vervolgd heeft. Dat is waar. Men zegt het niet van de Nederlanders, waar er toch ook een hoop bij zijn, die voor een Jood de neus optrekken. Men zegt, dat er alleen maar rassendiscriminatie in de Verenigde Statten is en in Zuid-Afrika. Maar hier lopen ze ook wel eens wat vies opzij voor kleurlingen. “Nu ja, het is maar een baboe”. Hier meent men ook wel eens, dat iemand met een andere huidskleur wat beleefder tegen u moet zijn en dat u daar tegenover wel wat onbeschofter kunt zijn. 0, het zijn maar kleine dingen, nietwaar? Het is elders toch veel erger.

Wat u doet, is zegels verbreken die het u tot nu toe mogelijk maakten om als mens te leven. In u leeft het dier nog. Dat is uw vloek van Toetanchamon. De vloek van een mens, die stoffelijk gemummificeerd moet voortbestaan, opdat de gestorvene zijn toevlucht heeft. Opdat het etherisch lichaam neer kan dalen op de aarde en zich kan onttrekken aan een geestelijke vervolging.

Welaan, in u leeft het dier. Dat dier hebt u nodig, opdat uw geest zichzelf zal kunnen scholen, opdat die geest zal kunnen werken en zich zal kunnen openbaren op deze wereld. Zonder dat dierlijke kunt u niet. Maar o wee, wanneer u de zegels verbreekt, die tijd en ontwikkeling voor dit dierlijke in u hebben gelegd. Wee over u, wanneer u meent, dat men de ingang tot het dierlijke en egoïstische in het “IK” wel kan opmaken, want: “Iedereen doet het”.

Gij meent misschien een schatkamer binnen te gaan. In werkelijkheid laat gij krachten vrij, die u nooit meer zullen verlaten en voor u een voortdurende worsteling betekenen.

U had zeker heel iets anders verwacht? Misschien wel? Maar vrienden, zijn deze dingen dan niet waar? Zijn zij niet veel belangrijker dan al het andere? Laat u het zelf maar al te vaak door uw gebrek aan naastenliefde, aan verdraagzaamheid, uw gebrek aan inzicht niet heel vaak demonen vrij?

Vernietigt u soms niet een deel van uw eigen leven? Is het soms uw eigen bitterheid, die heel de wereld fade maakt en bitter als gal? Is dat lichaam van u soms ziek, omdat er in uw geest een worm knaagt en vreet? Ook al wilt u dat misschien voor u zelf niet weten.

Denk na. Zijn de grenzen zo dicht, de tariefmuren misschien zo hoog op deze wereld, omdat te vele mensen de demonen van het egoïsme hebben losgelaten op de wereld? Demonen, die de ene mens tegen de andere doen opstaan en uiteindelijk chaos baren, indien niet nog tijdig een bewustzijn voor de noodzaak tot zelfbeheersing, naastenliefde en verdraagzaamheid de overhand krijgen?

Denk er eens over na, Misschien, dat u het met mij eens zult zijn, dat de vloek op het graf van Toetanchamon niet zo ernstig was. Dat er veel aan werd toegeschreven, wat eenvoudig reeds door oorzaak en gevolg was bepaald zonder meer. Misschien vindt u met mij,  dat stoffelijk dit graf niet direct een grote rol heeft gespeeld. Maar misschien bent u het ook met mij eens, dat het in die wereld van binnen anders is. Daar speelt elke daad, elke gedachte een voortdurende rol. Daar kunt u niet zeggen: De gebeurtenissen komen van buiten af.

In u schuilt de kracht, waarmede u op deze wereld zult moeten werken. In u leeft ook het demonische, dat ontketend zowel uw wereld als uzelf vernietigen kan.

Indien u echter de zegels op het graf van het dier in u onaangetast laat, indien u rusten laat, wat het erfdeel is van de stofmens, dat vreemde, dat gegroeid is in miljoenen jaren tot hetgeen u thans gebruiken moogt voor een korte wijle, wanneer u uw geestelijk bewustzijn gebruikt om dit perfecte voertuig te sturen in de richting van de ware, door de geest verlangde, bewustwording, dan zult u met mij eens kunnen zijn, dat zij, die de doden laten rusten, de doden van de materie in het IK de dode gedachten uit het verleden en in plaats daarvan de toekomst tegemoet streven, terwijl zij zich baseren op het bewustzijn, dat zij bezitten en de gaven, die zij hebben gekregen in deze wereld, in staat kunnen blijken de demonen van de oudheid te verdrijven, de demonen van de mensheid te bannen en een bevrijding zullen betekenen voor zichzelf en voor ieder ander.

Als u nu weer eens de titel leest, of hoort van zon goedkoop boekje, zoiets als: “Het Graf van de Farao”, denk dan nog eens terug aan dit betoog. Denk dan eens even na, en vergeet niet, dat de meest bloedige romans, de meest satanische romans, niet op papier worden geschreven, maar verborgen liggen in de harten van de mensen. Mensen, die de zegels van de menselijkheid verbraken, omdat zij meenden beter en rijker te kunnen leven, wanneer zij dichter tot het egoïstische en dierlijke toestreefden.

image_pdf