De vreemde verschijnselen van de menselijke geest

image_pdf

27 juni 1969

Een mens denkt. Zoals Descartes reeds zei: “Ik denk, dus ik ben”. Maar wat ben ik werkelijk? Het is heel moeilijk om aan de hand van je gedachten uit te maken wat er is, wat werkelijk bestaat en wat in feite niet bestaat. Een groot deel van ons geloof en denken is een illusie, die op de een of andere wijze uit onze gedachten voortkomt. Zelfs de werelden, die wij kennen of menen te kennen, zijn vaak het product van onze gedachten. Het denken is wel erg belangrijk voor ons. Ja, zonder denken zouden wij zijn overgeleverd aan het niet-gekende. Maar ons denken is zo beperkt. Wij ervaren veel meer dan onze gedachten kunnen waarmaken, kunnen constateren. Wij weten veel meer dan wij kunnen formuleren en wij bezitten krachten, die veel verder gaan dan datgene, wat wij menselijk logisch aanvaardbaar achten.

Dit geldt voor de mens in de wereld, dit geldt evenzeer voor de geest, die leeft in een bepaalde sfeer. Wij zijn begrensd door onze eigen gedachten. Wij worden bepaald in ons leven en in ons reageren, in onze mogelijkheden, door de wijze, waarop wij de werkelijkheid aan onszelf weten weer te geven.

De mens die in zichzelf de waarheid zoekt, zoekt God, maar wat God is, weet hij niet. Om te citeren wat hier reeds zo vaak werd gezegd: God is de naam, die wij geven aan het vage onbekende, dat in ons doorwerkt en waaraan wij een gestalte en een naam geven, omdat wij bevreesd zijn de oneindigheid van dit onbekende voor onszelf te realiseren. Ik zoek God. God heeft vele namen. Soms zoek je Hem in de mens, soms ook in de hemelen. Soms zoek je hem in een idee of in een geloofsvorm en leerstelligheden. Vaak ook zoek je God in belevingen, die geen nadere omschrijving gedogen. Zoeken naar God op zichzelf is essentieel voor het menselijke leven. Wat een mens ook heeft en de uit de mens voortgekomen geest ook moge beseffen wat zijn wereld ook moge zijn, hij heeft in zich een onmetelijke heimwee naar het onbekende, een gevoel van onvolledigheid. Hij jaagt voortdurend naar hogere bereikingen, die hij ook voortdurend weer als onvoldoende beschouwt, zodra zij werkelijkheid worden voor hem.

Het lijkt wel of wij innerlijk een onmetelijke Jakobsladder opklimmen, waarboven ergens in de verte wel een sterachtige hemelpoort schittert, maar waarvan het aantal treden schijnt te groeien naarmate wij verder gaan. Dat komt omdat wij moeten concipiëren, moeten denken.

Zouden wij de concepten terzijde laten, dan zou er zeer veel spontaan gebeuren. Stel dat een mens voor een ogenblik zover zou kunnen komen, dat hij niet meer zou zoeken naar God op een kenbare wijze, maar eenvoudig God zou ondergaan. Dan zou de rijkdom van zijn eigen wezen zich anders gaan openbaren, niet meer beperkt zijn. Stel u nu eens voor dat een mens eens niet meer verschil zou gaan maken tussen het occulte, het duistere en verborgene aan de ene kant en aan de andere kant het menselijk bewezene en logische. Hoeveel meer zou hij niet kunnen bewijzen aan zichzelf? Ons denken is altijd weer de muur, die staat tussen de werkelijkheid en ons eigen ik.

Anderzijds kunnen wij ons ik waarmaken voor onszelf, wanneer wij daarover kunnen denken. Het schijnt een eeuwigdurend dilemma, een paradox, een onoplosbaar raadsel, dat pas inhoud krijgt, wanneer wij ons gaan realiseren dat denken niet stil staat. De mens denkt en reageert steeds verder. Soms wordt hij ertoe gedreven delen van zijn werkelijk besef te ontkennen. Wij spreken dan van een gespletenheid en zeker wanneer er een ziekteproces bijkomt van schizofrenie en paranoia – een verval. Maar de feiten zijn steeds dezelfde. Onze wereld groeit, of wij dit nu willen of niet. Of wij mee willen groeien of niet, onze wereld wordt steeds groter, ons denken ontmoet steeds meer kenbaars. Maar helaas, zijn wij ook geneigd dan steeds meer te verwerpen. Deze beperkingen ongedaan maken, lijkt mij een zeer belangrijke opdracht in het menselijke leven. Niet alleen maar ter kerke gaan, een seance bezoeken of ons bezig houden met de hogere dingen, maar eenvoudig de werkelijkheid leren aanvaarden. Leren aanvaarden dat de werkelijkheid van de wereld en daarmede de noodzaak van het ik voortdurend grotere gebieden gaat omvatten.

Soms worden mensen oud en het schijnt of zij verstenen. Hun gedachten blijken schijnbaar stil te staan, de herinneringen van het verleden leven sterk voor hen, maar de nieuwe ervaring wordt bijna niet meer opgenomen. Zo een mens schijnt niet meer in zijn wereld te passen. Hij gaat (niet meer aan de tijd van het heden gebonden) steeds achteruit in vergelijking tot zijn omgeving. Men meent vaak dat dit een soort dood is. In feite is het eerder een fixatie van gedachten. Je gedachten zijn vergroeid met het beeld, dat je eens van jezelf hebt gemaakt. Dit beeld is nog waar in je herinneringen, maar het is niet meer waar op basis van de feiten van vandaag. Vroeger kon je veel doen, was je sterk, jeugdig, spontaan. Toen lag de wereld voor je open. Nu schijnt zij zich te sluiten en je kunt dit niet aanvaarden. Ook daarom zegt de menselijke gedachte dan: wat in het heden gebeurt, is onbelangrijk, alleen in de herinnering vind ik mijn werkelijke wezen. Maar als je mee zou kunnen groeien, zou vandaag niet alleen onthouden worden, maar ook belangrijk zijn. Het verleden zal dan immers tot de achtergrond worden, die een beter begrip voor het heden mogelijk maakt. Dan is het denken niet meer een voortdurend verweer tegen het heden.

Wanneer je met werelden en sferen te maken krijgt, en die tijd komt voor u allen, of u eraan gelooft of niet, te enigerlei tijd heus wel opduiken. De tijd dat u bij ons op bezoek kunt komen, ligt volgens onze maatstaven niet eens zo ver af. Dus de werelden en de sferen zijn anders dan u ze nu kunt zien, zelfs wanneer u vandaag uit kunt treden. U kunt binnengaan in de geestelijke werelden, maar de waarheid daarvan kunt u niet mee terugbrengen. Want die waarheid zou betekenen dat u zichzelf anders zou moeten leren zien en beleven. Het zou betekenen dat uw wereldje, waarin u zo heerlijk verder leeft, een geheel andere betekenis zou krijgen. Dan is de mens bang voor die grotere wereld, evenzeer als hij ergens bang is voor

God, de grote onbekende Kracht uit het niet. Daar schuift hij dan zijn wereldvoorstelling voor en ziet alleen de huisjes, de bergen en tuinen van een Zomerland, onderbroken misschien een enkele keer door de lichtende zuil van een entiteit, die daarin werkt, en meer niet.

Het blijft bij de menselijke wereld, zelfs wanneer in feite het ik veel verder is doorgedrongen en achter, wat hij in herinnering een tempel noemt, misschien de ijzige winden van de kloof der herinneringen heeft gevoeld, waarin het geheel van het verleden zich ontvouwt aan eenieder, die er binnen komt. Zelfs deze woorden zijn niet geheel waar, wanneer ik ze zo spreek, want er is geen kloof. Er is eerder een hiaat in het beleven, het verstaan, dat pas kan worden opgevuld, wanneer onze herinnering vollediger is geworden en onze erkenning van eigen wezen verder voltooid is. En dan pas kunnen wij bewust verder gaan en weten.

Begrijpt u nu waarom dat menselijke denken een zo wonderlijke zaak is? De mens denkt. Met zijn denken creëert hij zich een beeld van de wereld, een God en een hiernamaals. Hij schept deze voor zichzelf, want de dingen die er zijn, passen niet voldoende bij hem. Hij durft die nog niet aan. Hij durft nog niet mee te groeien met zijn erkenningsmogelijkheid in het ik naar groter bestaan, naar oneindigheid. Hij durft misschien menselijke wetten overtreden en noemt zich daarom alleen reeds progressief en dapper. Maar hij is niet in staat zijn denken zozeer te verruimen, dat hij de werkelijkheid omtrent het eigen ik kan en durft zien in deze wereld of een andere. Ons leven als geest, als mens, is niets anders dan een zoeken naar werkelijkheid, die wij heel voorzichtig en langzaam leren aanvaarden, zoals je soms dingen, die tegen je denken en geloof ingaan, geheel verwerpt en er toch steeds weer aan herinnerd wordt, tot zij meer en meer inhoud en zin verkrijgen. Zoals het denken zich ontwikkelt, zo ontwikkelt zich het wezen. Zoals het wezen zich ontwikkelt, omvat het delen van de werkelijkheid.

Men zou kunnen spreken over de vreemde en haast onvoorstelbare verschillen, bijvoorbeeld in tijdswaarden. Soms kan een geest, in wat voor u een minuut is, jaren beleven. Soms leeft u jaren, terwijl voor de geest nog geen seconde voorbij is getikt. Je weet niet hoe dit te stellen.

Soms ben je als geest gebonden aan plaats. Soms is je voorstellingsvermogen gebonden aan één enkele wereld plaats hier op uw aarde. Je kunt je daarvan niet losrukken. Niet omdat je er werkelijk aan gebonden bent, maar omdat je niet anders kunt denken, omdat je voorstellingswereld weigert dit moment en deze plaats voorbij te laten gaan. Zodra je loskomt in gedachten en je denkt je als geest ergens, dan ben je er ook. De gedachte bepaalt de plaats waar je bent. De gedachte bepaalt dan ook wat de tijd betekent. Hoe wonderlijk is het dan, dat wij zo beperkt blijven. In jezelf naar waarheid zoeken, esoterie, of hoe je het ook maar noemen wilt, is eigenlijk niets anders dan een zoeken naar de werkelijkheid van het Ik. Maar wij kunnen die werkelijkheid alleen dan maar bereiken, wanneer wij de begrenzingen, die wij voor ons eigen besef geschapen hebben, terzijde kunnen stellen. Wanneer wij god niet in een bepaalde gedaante willen zien en een geest niet alleen in een witte jurk, bij wijze van spreken.

U lacht, maar is het niet zo? Hoeveel mensen kunnen zich een lichtende geest niet anders voorstellen dan lichtend wit, gevleugeld en gehuld in een gewaad met zilveren randen?

Hoevelen kunnen zich een duistere geest niet anders voorstellen dan een verwrongen gebochelde figuur, misschien de horens dragend, die het kenmerk heten te zijn van de demon, kwispelend met zijn staart en loerende met vurige ogen. En toch zijn die dingen niet werkelijk zo. Hoeveel mensen worden niet geconfronteerd met eigen angsten, hun eigen ellende? Dat, wat men de Wachter aan de Drempel noemt (een naam ontleend aan de roman “Zanoni”, geschreven door een der laatste magiërs van Engeland) is niets anders dan de samenvatting van onze angsten, de samenvatting van de onvolledigheden, die wij onszelf toekennen.

Kortom: de Wachter op de Drempel is voor de mens daar en altijd weer het verschil tussen de innerlijke werkelijkheid, die je erkent en de werkelijkheid, die je nog durft te aanvaarden.

Daarom vergt het ook zoveel moed die Wachter voorbij te gaan. Natuurlijk kun je zeggen dat een dergelijke wachter maar een chimaera is, een nachtmerriefiguur of een astrale schil zonder betekenis. Maar als jij hem waarden en macht geeft, heeft hij waarden en macht. Mensen kunnen sterven door het geweld van een spookbeeld, dat zij in eigen gedachten hebben opgeroepen. Er kunnen wonden ontstaan in de weefsels van een lichaam alleen als gevolg van gedachten, die sterk op alles inwerken en zeggen: zo is het. Zeker, dat is dan een suggestie, die soms zelfs dodelijk kan zijn. Zouden wij dan de werkelijkheid moeten ontkennen van een Wachter op de Drempel of welke andere gestalte dan ook, die ons in de weg schijnt te treden, wanneer wij een hogere wereld trachten te betreden? Ik meen van niet. Ik meen dat wij een dergelijke figuur als werkelijkheid moeten beschouwen, maar gelijktijdig moeten beseffen: dit ben ik, zo denk ik, dat ligt in mijn wezen verborgen. Wij moeten beseffen: dit concipieer ikzelf, maar waarom? Het kan mij niet deren, want het is deel van mijzelf. Eerst wanneer ik mijzelf zozeer haat, dat ik mijzelf zou willen vernietigen en zozeer vrees voor mijzelf, dat ik daaraan ten onder zou kunnen gaan, is er gevaar.

Dan kun je misschien uit dit beeld, deze demon, deze nachtmerrie leren, wat je werkelijkheid is. Dan kun je niet alleen over een grens treden naar een andere en mooiere wereld, maar zul je tevens beseffen dat er tussen die wereld en wat je je eigen wereld noemt, in feite geen grenzen zijn. Je kunt in jezelf gaan worstelen met alle problemen van je leven, je wezen en je bestaan. Je kunt worstelen met alle raadselen van het bestaan en alle onvolmaaktheden, die je beseft of meent te vinden in alles, wat er rond je bestaat. Je kunt je afvragen waarom.

Wanneer je eerlijk bent, zul je beseffen, dat ook een groot deel hiervan uit jezelf voortkomt. Zodra je dit durft aanvaarden en het niet meer afschuift naar anderen, ook niet meer naar anderen roept om je te helpen te verlossen, te steunen, maar erkent: ik ben één met alle dingen, dan vind je de weg….. Dan vallen de grenzen weg. Dan valt misschien daarmede ook het popachtige beeld dat je je hebt gemaakt van je god, of van een edel doel, en komt daarvoor in de plaats de lichtende werkelijkheid, die niet door tijd is beperkt. In de plaats voor de engheid van een in tijden te vangen beeld, ligt dan de oneindigheid, de tijdloosheid, ligt er het rijk van de onbeperkte mogelijkheden.

Dit is misschien geen normale esoterie, dat voel ik wel. Maar waarom zouden wij altijd weer dezelfde paden blijven betreden, die reeds dood getreden zijn? Wij beginnen veelal op hetzelfde punt, wij gaan dezelfde weg. Tot het ogenblik dat wij moeten kiezen: durven wij bewust zelf te kiezen, durven wij bewust zelf onze weg te gaan of zullen wij slaafs blijven volgen, waar anderen gaan? Het pad moet niet bepaald worden door de vraag of anderen dit wel gaan of niet. Het moet bepaald worden door de vraag of dit voor ons een aanvaardbaar pad is. Het besef dat wij hanteren, moet niet voortkomen uit de overleveringen, maar uit het begrip dat wij hebben voor onszelf en onze werkelijkheid (hoe beperkt deze ook moge lijken), waarin wij nu leven. Wij kunnen oneindigheid vinden, zowel als mens als geest. En toch deinzen wij vaak terug voor het oneindige. Wij vrezen onszelf te verliezen, ten onder te gaan aan ons onbetekenend zijn en beseffen niet hoezeer wij ook deel zijn van alles.

Wij zijn hier niet geneigd om veel te preken. Toch is er een term, die u ons betrekkelijk vaak hebt horen hanteren: het Koninkrijk der Hemelen. Dit is een heerlijke slogan, waarmede men elkaar pleegt dood te slaan in een eerlijk gemeende strijd tot op het leven, voortkomende uit een verkeerd besef van vroomheid. Het Koninkrijk der Hemelen is in ons. Niet omdat wij vroom zijn of leven op een bepaalde manier of zelfs maar bestaan in een bepaalde wereld. De werkelijkheid van het Koninkrijk der Hemelen, dit is de verbondenheid met God, bestaat in ons, omdat wij onverbrekelijk verbonden zijn met de Kracht die ons heeft voortgebracht, omdat wij onveranderlijk en blijvend deel uitmaken van deze tijdloosheid, die in zijn geheel voor ons toch weer de nietszeggende naam ‘God’ krijgt. Het is niet belangrijk wie u bent. Het is niet belangrijk wat u doet. Het is niet belangrijk vanwaar u komt. Het is niet belangrijk waarheen u gaat. Het is de onverbrekelijke eeuwige band, die in u bestaat, ook hier, ook nu, zoals altijd. Het Koninkrijk Gods is niet iets, wat u later zult bereiken. Het is iets, wat u moet beseffen als deel van uzelf, nu. Dan is het er.

Er is verdeeldheid en verschil. Er zijn vele werelden en sferen, stoffelijke bewuste rassen leven zelfs in duizendtallen binnen dit Al, dat u kent. Sferen en projecties, die wij sferen noemen, bestaan in een oneindig aantal, dat zelfs in biljoenen niet te benaderen valt. Het Huis des Vaders heeft vele woningen, maar de kracht des Vaders is EEN. Of wij dit nu religieus willen zien of nuchter en menselijk logisch willen blijven denken: wij zijn allen deel van een en hetzelfde proces. Zelfs de mens, die niet gelooft aan een voortbestaan in persoonlijke vorm, in een hiernamaals, zou logisch zelfs moeten geloven in een eeuwig leven, want ternauwernood is het lichaam vervallen of daaruit leeft alweer het gras en de bloemen. Insecten puren de honing van de bloemen en leven ervan. Dieren eten het gras en leven daarvan. Zij brengen weer leven verder en komen zelf tot andere vormen. Stoffelijk ben je met alle leven verbonden. Zolang er materie is en leven, zul je er deel van zijn. Zelfs materieel kun je dit begrijpen. Daarom kun je niet zonder meer stellen: dit is mijn leven en meer is er niet.

Wanneer je met je denken die beperking kunt vermijden: dit is mijn leven, dit is mijn tijd, en daarvoor in de plaats kunt gevoelen dat je deel bent van een totaliteit, kom je reeds tot de grotere vrijheid van denken en leven, die noodzakelijk is om bewust in een voor jou steeds meer omvattende wereld te leven.

De verschillen maken niets uit. Vormen wisselen naar andere vormen, krachten gaan over naar andere krachten, zelfs sferen kunnen veranderen, kunnen zich vermengen, maar de Kracht, die er in leeft, blijft gelijk.

Besef: daarvan ben ik deel…. Dan heb je de eerste stap gedaan naar werkelijkheid. Dan zul je niet meer vrezen voor de dood of voor een bittere Wachter op de Drempel.

Dan zul je niet meer bang zijn om te leven en zul je, bovenal, niet meer de behoefte hebben de grenzen van je eigen wezen zo te bepalen, dat de werkelijkheid grotendeels wordt buitengesloten.

Leef in werkelijkheid, erken de werkelijkheid, zo goed je maar kunt, met je denken, met je gevoelens en aanvaard, dat alles zich verder moet ontwikkelen, dat niets ooit geheel gelijk voor je kan blijven bestaan.

Aanvaard, dat je steeds weer moet gewennen aan een groter begrip en een groter besef omtrent die ene werkelijkheid, die God en heelal is.

Dan heb je, wat men noemt, inwijding, esoterische bewustwording, bereiking, het Koninkrijk der Hemelen, of hoe het ook verder ooit genoemd werd, bereikt.

De Kracht, die heeft voortgebracht, is dezelfde door alle dagen.

De Kracht, die instand houdt, is deel van alle dingen in alle tijd en in alle ruimte en wij zijn deel van die Kracht.

Door die Kracht zijn wij eeuwig en onvergankelijk, onbegrensd, zoals deze Kracht zelf is. Althans zo begrensd, dat wij geen grenzen daarin kennen.

Leef in het grenzeloze. Leef in de vreugde van de voortdurende verandering en vernieuwing.

Aanvaard dat de dingen van vandaag niet gelijk kunnen en mogen zijn aan de dingen van morgen en dat morgen slechts een korte flits vormt in de ontwikkeling, waarvan je deel bent.

Wanneer je dit alles aanvaardt, dan vind je de werkelijkheid. Wie werkelijkheid vindt, zal zien dat de gedachten misschien niet meer zo scherp menselijke lijnen van onderscheid gaan trekken.

Zij zullen waarheid weergeven, waardoor je de krachten der waarheid in jezelf kunt ervaren, aanvaarden en uiten.

Daarmede, vrienden, heb ik gesproken naar mijn eigen keuze. U had een onderwerp kunnen stellen, u hebt dit niet gedaan. Ik heb naar voren gebracht wat vanuit mij en voor mij het belangrijkst is, wat ik besef. Ik weet dat mijn gedachten tekortschieten. Zelfs dan moet ik vertalen in menselijk denken met de beperkte middelen van menselijk denken. Met deze beperkingen ingerekend, is het een waarheid, die ik beleef en ken, een waarheid, waaruit ik ook hoop eens tot een absolute werkelijkheid te geraken. Ik hoop dat ik althans iets van deze door mij beleefde waarheid aan u heb kunnen overdragen. En hiermede wordt het voor mij de hoogste tijd om afscheid van u te gaan nemen. Daarom, beste vrienden, zult u mij vergeven, wanneer ik zeg: nu zullen wij overgaan tot het slotwoord: een improvisatie, die zoals u weet, als deze de afsluiting pleegt te vormen. Natuurlijk kunt u ook nu zwijgen, maar ik zou het prettiger vinden, wanneer u mij een woord of drie als beginpunt zou willen geven.

  • Voorstel: Kringloop; zuil; belevenis.

Wanneer wij de zuil des levens aanschouwen en onze kringloop van leven leren beseffen, worden onze belevenissen eerst tot bewust leven. Eeuwig gaat de tijd, het rad wentelt voort en het pad der sterren herhaalt de klank, die in het begin reeds werd gehoord.

De naam, die voort klinkt, altijd weer zich vormende, en normende zo de waarden van het bestaan.

En wie de Kracht symboliseert, als met een zuil des levens het middelpunt ziet staan.

Een lichtend wezen, waarom dit alles gaat, steeds weer in wentelgang.

Hij vreest zichzelve, vreest de tijd en bang voor de eeuwigheid, zet hij zijn kringloop voort.

Totdat hij eens beseft, dat alles, wat wentelend gaat, een waarheid en een wezen is, dat altijd voortbestaat.

En zo, als belevenis van het geheel, wordt deel: van dat, wat in zich hij beseft, totdat het ik zichzelf verheft, tot in de zuil des levens, en met het Licht zichzelf verknoopt.

En uit oneindige werkelijkheid mee creëert het gehele Al, tot scheppende men beseffen zal, dat goed is om slechts kracht te zijn.

In ongeuite potentialiteit omvat hij dan een eeuwigheid, waarin de lichtzuil verder voortbestaat, de kringloop verder gaan zal, totdat de laatste ster verbleekt.

Maar in hem leeft oneindigheid van mogelijkheden, hij verlaat de laatste tijd en wordt juweel, waarin de pracht der oneindigheid weerspiegelt alle macht.

Dit, vrienden, is mijn impressie, gebaseerd op de woorden, die u mij hebt willen voorleggen, waarvoor nog mijn hartelijke dank. Het is tegenwoordig de gewoonte, dat je er als spreker een kort dingetje van enkele regels achteraan gooit.

De stilte werd mij tot een stem en uit het luisteren werd spreken en uit beslotenheid werd de werkelijkheid, waarin ik Hem, Die is, erken.

image_pdf