5 november 1979
Wij gaan nu spreken over de waarde van het offer, en dat is een wat dubieus en wat moeilijk onderwerp, zoals u waarschijnlijk wel zult bemerken.
Het idee van het offer is eigenlijk heel oud. Het offer was oorspronkelijk het omkoopmiddel. Wanneer je iets gedaan wilde hebben van de goden, dan ging je naar de tempel, je bracht een offer. Voor tempelswaarden bracht men offers aan bepaalde natuurverschijnselen, er waren bomen waar offers werden gebracht en al die offers waren op zichzelf wel zinvol.
Laten we een simpel voorbeeld nemen om het duidelijk te maken: Wanneer u een cursus volgt – het geeft niet waarvoor – en het is een hele dure cursus, dan zult u daar voortdurend mee bezig zijn. Met andere woorden: u wilt waar voor uw geld. Het gevolg is dat u die cursus met goed gevolg zult doorlopen, terwijl diezelfde cursus, gratis gegeven, u waarschijnlijk na drie lessen al verveeld zou hebben. Het is zonderling, maar het is waar. En op een soortgelijke wijze is het offer eigenlijk onze poging om onszelf te overtuigen van de belangrijkheid van hetgeen waarmee we bezig zijn. Er zijn later natuurlijk andere offervormen ontstaan, dat is duidelijk en dat is waarschijnlijk vooral te danken aan het feit dat er mensen zijn geweest die die offers voor u in ontvangst namen. En nu moet u niet denken dat dat alleen het geval is geweest bij de arme heidenen, want er zijn allerhande schandalige wezens, zelfs in de christelijke kerk, er zijn processen gevoerd over simonie, oftewel de verkoop van gewijde voorwerpen, en Jezus heeft de handelaars de tempel uitgedreven, en u moet niet denken dat de Joden wat dat betreft erger waren dan alle omringende anderen.
Maar men kon dan een offer brengen, bijvoorbeeld voor een augurie. Dus dan wordt eigenlijk het offer gegeven omdat je in het offer een antwoord van de goden vermoedt. Dat kon door het lezen van ingewanden, maar er waren ook andere mogelijkheden, de zgn. vogel-offers, waarbij je vogels offert en deze dan een patroon moeten pikken. En samen met de tempelduif was dit meestal – en dan kon je ook zien wat de toekomst ging brengen – was er altijd wel iemand die het vertaalde. In deze zin is het offer dus werkelijk altijd een poging om iets te kopen, te verkrijgen. Of dit verkrijgen nu in ons gelegen is, dan wel in iets wat we van buitenaf menen te ontvangen, dat maakt weinig verschil geloof ik.
De relatie offer-ik is praktisch altijd aanwezig. En juist hierdoor is de waarde van het offer over het algemeen dubieus. U vergeve mij dat ik het zo opmerk, want zonder ik en zonder een gehoor is er natuurlijk geen offer, dat is duidelijk. Maar pas op het ogenblik dat het offer wordt gebracht, niet voor het ik, maar eigenlijk voor een totaliteit waarvan dit ik zich deel voelt, krijgt het meer betekenis. Dan wordt het offer een soort magisch iets.
In de magie kennen we bepaalde methoden van het brengen van offers en ook wat betreft de witte magie – de zwarte wil ik even buiten beschouwing laten in dit onderwerp – hierbij wordt onder meer geofferd: vruchten, vruchtensap, melk en daarbij vaak ook bloemen. Men offert deze niet alleen als dank voor hetgeen men verkregen heeft, maar gelijktijdig om zichzelf in een soort harmonie en resonantie te brengen met entiteiten die met die aarde in betrekking staan.
Kijk, dan is het offer heel vaak iets wat je niet voor jezelf brengt. Je doet dat gewoon omdat je proberen wilt de relatie van het hele land en van alle mensen met alle geesten zo goed mogelijk te houden. Indirect vinden we op het ogenblik nog dergelijke offerpraktijken bij een aantal hindoeculten. En zelfs de offers die op Bali worden gebracht, zijn eigenlijk wel verwant aan vormen van offerande. Nu denkt u waarschijnlijk: waarom praat je over deze offers? Dat is heel eenvoudig. Het begrip offer is hieruit voortgekomen. Het staat hiermee in direct verband. En je kunt het woord offer niet uitspreken zonder willekeurig ook aan deze dingen te denken. Laat me maar weer een eenvoudig voorbeeld geven.
De westerse wereld brengt op het ogenblik grote offers om de derdewereldlanden een beetje op poten te helpen. Ik zeg niet dat het helpt, maar ze doen het dan toch. Maar wanneer je nu kijkt waarom men deze offers brengt, dan blijkt dat het helemaal niet gaat om de derde wereld. Het gaat om de eigen gemoedsrust, om eigen economische mogelijkheden, etc. Toch zijn dit in de algemene zin van het woord, wel degelijk offers. Alleen, ze hebben geen werkelijke betekenis. De waarde van het offer wordt bepaald door de wijze waarop het wordt gebracht, door de dierbaarheid van hetgeen dat geofferd wordt. En ten laatste door de resonantie of harmonie die daarmee bereikt wordt ten aanzien van andere, voornamelijk hogere waarden. Is dit tot zover duidelijk en aanvaardbaar?
Nee dat vind ik niet. Als je een offer brengt, laten we zeggen voor mensen in de derde wereld, die daar wel degelijk voordeel van hebben, dan is dat misschien niet helemaal om zuivere motieven, maar die mensen die hebben daar wat aan. Die zal het een zorg zijn of jij dat doet uit eigen gewin of niet, het doet ze leven.
We hebben het over de betekenis van het offer, de waarde ervan.
Ja maar ten opzichte van wie is die betekenis?
De werkelijke waarde van offers voor de derde wereld ligt in feite in het machtsbehoud van de westerse wereld. Dat daar goede resultaten bij zijn, daar gaat het niet om. Of het offer op zichzelf dus directe resultaten brengt, is eigenlijk ook niet belangrijk, wanneer het een werkelijk offer is. Maar u denkt onwillekeurig – neemt u mij niet kwalijk dat ik opmerk – in de termen van die oude mensen die offers brachten om iets van die goden verwerven. Nu, zegt u: ja, maar die goden hebben er iets aan, in casu de derde wereld heeft er iets aan, dat is ongetwijfeld waar. En daar zal ik me ook helemaal niet tegen verzetten dat u het doet, alleen moet u wel weten waarom u het doet. Dat is heel iets anders.
Ik zou erop kunnen wijzen dat mensen offers hebben gebracht, indertijd bv. voor Vietnam, en dat was allemaal heel mooi en edel. Maar eigenlijk werd hiermee toch wel een schuldgevoel afgekocht, dacht ik. En dat was de essentie daarvan; ofwel het behalen van een zekere politieke wens, dan wel het afkopen van een schuldgevoel. In beide gevallen toch zeer egoïstisch. En het is dat punt, dat ik heb geprobeerd duidelijk te maken. Ik heb me geen waardeoordeel aangemeten ten aanzien van al die goede acties die er zijn voor al die verhongerende mensen op deze wereld, ofschoon ik me wel afvraag of geldoffers nu wel de juiste methoden zijn om dergelijke dingen werkelijk de wereld uit te werken. Dus we zullen dit even laten rusten.
Nu komen we dan in het denkbeeld van offers die een beetje mythologisch zijn. Alweer, Christenen, verontschuldigt u mij, maar ook de kruisdood van Jezus heeft in de loop der tijd een mythologisch karakter gekregen. We denken dan aan Prometheus. Prometheus steelt het vuur, van de goden. Als straf wordt hij daarvoor aan de rots geketend. We kunnen denken ook natuurlijk, ik heb het al gezegd, aan de wijze waarop Jezus de kruisdood sterft. En dan maken wij van dat offer iets, ja hoe moet ik dat zeggen, wat in een decor is geplaatst.
De eredienst die verbonden is met deze dood van Jezus, doet mij vaak denken aan de wijze waarop men herdenkingen houdt aan het graf van de onbekende soldaat. Het gaat om het vertoon, niet om degene die eens gestorven is. Misschien, ik zeg het, ik heb me van tevoren verontschuldigd. Het is misschien een beetje hard om het zo te zeggen, maar laten we dan proberen om die zin van het offer na te gaan. En laten we beginnen bij Prometheus want daar krijgen we de minste last mee.
Prometheus ziet iets wat onbereikbaar lijkt. Dit onbereikbare acht hij het meest kostbare, wat de mensheid onthouden wordt. Hij weet dat hij daarmee de meest machtige vijanden verkrijgt die maar denkbaar zijn: de goden. Maar op het ogenblik dat hij beseft hoe belangrijk het vuur is, telt hij zelf niet meer. Het werkelijk offer is niet de marteling van Prometheus aan de rots, plus die verschillende vliegende wezens die zich zo graag met orgaanvlees voeden, maar het gaat hier werkelijk om de beslissing die hij neemt: ik ben onbelangrijk. Dus helemaal zijn eigen zaak, de anderen zijn belangrijk. Dit is voor allen meer waard dan ik ooit kan zijn. Hier krijgt het offer dus het karakter van een waardeoordeel. Het gaat niet alleen meer om de vraag of men nu toevallig iets beter kan maken voor een ander. Nee, het gaat om de herkenning van een noodzaak. En ook wanneer die niet volledig bereikt wordt, is de poging op zichzelf onvermijdelijk geworden.
Nee ik weet wel, de mensen denken er anders over, maar Prometheus was in feite een revolutionair: hij kwam in opstand tegen de heersende machten. Wat dat betreft was ook Jezus eigenlijk een revolutionair, want ook hij kwam in opstand tegen de heersende machten, in casu het staatsgezag en de kerken.
Hier gaat het om het besef dat groeit en wanneer we de Prometheaanse legende doorwerken, dan blijkt ook dat Prometheus niet onmiddellijk tot deze beslissing komt. Het werkelijke offer maakt een wordingsproces door en het is dit wordingsproces waaraan het zijn betekenis en zijn werkelijke waarde ontleent. Het slagen is schijnbaar belangrijk in de verhalen, maar ik dacht dat het meer ging – waar we spreken over de waarde van het offer – om de innerlijke groei die je doormaakt. Het is een vrij worden van alle dingen, zelfs van jezelf als het eropaan komt, omdat iets anders belangrijk is. En daarbij betaal je zelf de prijs ervoor. Ik dacht dat dat de essentie is van het offer.
Ook van Jezus. Oh, ik weet wat ze allemaal verteld hebben. En ik denk waarschijnlijk ook dat Schillebeeckx geschild wordt, he? Hij zal menig geschil moeten verliezen, denk ik, voordat ie als aanvaardbare theoloog aanvaard wordt door de theologen die zichzelf te veel als theos zien om theologie nog werkelijk onbevooroordeeld te bedrijven.
Maar wat doet Jezus? Is Jezus God? Oh, men zegt dat men het weet, de apostelen zouden dat gezegd hebben. Paulus heeft het neergeschreven. Jezus spreekt over zichzelf als de Zoon des Mensen, hij spreekt over God als zijn Vader, en we weten niet in welke zin hij dit doet. Want God is ons aller Vader. We zien Jezus groeien. Eerst is hij een gewone werkman die studeert, hij is iemand die een paar reizen gemaakt heeft en dan gaat hij spreken. Leerreden uitspreken dus in feite binnen de gemeenschappen, de Joodse gemeenschappen. Maar hij gaat verder. Hij zoekt de essentie en niet alleen de letter van de wet. En daardoor wordt hij daar zo’n beetje uitgebannen. Men wil hem niet eren. Hij zegt dingen die onmogelijk zijn – en zoals u weet een verheven revolutionair is altijd een half-krankzinnige dwaas – tot het ogenblik dat hij slaagt en dan is hij een verlosser of een redder des vaderlands. Nu gaat die Jezus op zoek. Eerst kennelijk ook naar zichzelf, want hij trekt zich terug. Dan komt hij terecht bij Johannes de Doper. Johannes de Doper is een soort morele herbewapening. Johannes wil nl. weer terug naar de theoretische opvattingen, waarbij Rome geen plaats heeft en waarbij vorsten uiteindelijk alleen bij de gratie van het volk kunnen bestaan. Hij is niet alleen maar de wegbereider, hij is wel degelijk een erkend revolutionair en bovendien naar men zegt een tikje geschift, ofschoon het waarschijnlijker is dat hij een asceet is die uit het isolement probeert uit te breken. Daarvoor pleiten o.a. wat gezegd wordt over zijn voeding, wat honing en sprinkhanen (smaken lekker, sprinkhanen, een beetje hazelnootachtig, licht geroosterd, uitstekend).
Maar Jezus komt daar terecht. Dan horen we dat de Heilige Geest iets zou hebben geroepen in een gedaante van een duif. Het zou dan wel het eerste geval zijn van luchtpropaganda. Maar de waarschijnlijkheid dat dit gebeurd is; die duif hebben ze waarschijnlijk niet horen spreken, maar wel Johannes. Johannes die beseft dat hier een mens is die op het punt staat los te komen van zijn eigen wereld en die dan een ogenblik visionair – zoals menig revolutionair dat is – zegt: Hier, dat is hem, dit is nu de Man Gods. Maar Jezus is er nog niet. Jezus moet zichzelf vinden. Dan weet u dat hij eerst discipelen gaat maken. Een typerend verschijnsel. Wanneer wij beginnen met offeren, dan beginnen we ook niet alleen meestal, we zoeken altijd gezelschap. Niet omdat die anderen het offer moeten brengen, maar omdat we een soort platform moeten hebben, een soort achtergrond.
Hij doet wonderen in die tijd, hij beproeft als het ware zijn vleugels, hij kijkt wat hij werkelijk kan, hij doet allerhande uitspraken, en degene die daarvan overgeleverd zijn, zijn helaas nogal geselecteerd. Maar alles bij elkaar kunnen we toch zien dat het een man is die helemaal niet uitgaat van het gekende maatschappelijke beeld, het gekende religieuze beeld.
Hij blijkt ook diplomaat te zijn. Maar steeds verder gaat hij begrijpen wat er moet gebeuren. Een levende Jezus kan hoogstens een revolutionair zijn. Maar een dode Jezus kan misschien de nadruk geven aan al die leringen die hij daar gebracht heeft aan eenvoudige mensen, de landbouwers, de vissers vooral. Ze werkten meestal buiten de steden. En daardoor zou misschien zijn denken de mensen vrij kunnen maken. Of daarbij dit dragen van de zondelast der wereld een rol speelt, wie zal het zeggen?
Men kan het beweren. Jezus zelf heeft het niet gezegd. Wel heeft hij de opmerking gemaakt dat hij dus, zoals in de tempel gebruikelijk was, dat er schapen werden geofferd en één werd er de woestijn in gejaagd, de zondebok. En hij heeft gezegd: nu ja, ik ben dus ook eigenlijk zoiets als dat paasoffer. Maar verder gaat het niet. Dan gaan we naar die Jezus wanneer het zich verder ontwikkeld. Jezus weet wat er gaande is. Dat kun je paranormaal verklaren. Je kunt ook aannemen dat Jezus op de hoogte is. Judas Iscariot is bekend. Zijn afspraken zijn bekend bij Jezus. Het blijkt onder meer, wat dan als een soort schande voor Judas wordt beschouwd, wanneer de hand in de schotel wordt gedoopt, en Jezus zegt: Degene die na mij de hand in de schotel doopt, die is het. Judas, die ook net een hapje wou nemen, zegt dan: Ben ik het, Heer? En Jezus zegt: Wat je doen wilt, doe dat nu maar gauw.
Ook alweer iets typerends. Jezus in de Hof van de Olijven. Dat wil zeggen, hij was buiten de stad. Hij had weg kunnen gaan als hij gewild had. Wat we horen over zijn bede: “Heer, laat die beker aan mij voorbijgaan.” Dan vraag ik me af: hoe komen ze daaraan? Er staat namelijk nadrukkelijk dat de discipelen sliepen. Ook de drie die met hem zouden willen waken. Dus dat is een beetje dubieus allemaal. Maar dat die Jezus ergens gevochten heeft met zichzelf om die situatie te aanvaarden, dat is weer duidelijk.
En wanneer Jezus zich dan stelt aan de tempelwacht, terwijl hij weet dat men hem hoe dan ook uit de weg wil ruimen, is dat het ogenblik van het werkelijke offer. Al het andere is onontkoombaar geworden, daar doe je niets meer aan. Het hele spel met Pilatus, Herodes, met de kruisgang en de voorafgaande en de gebruikelijke geseling. Ach, dat is allemaal onontkomelijk. Het offer is het ogenblik waarop wij vrijwillig iets aanvaarden dat ons kostbaar en smartelijk is. En dan is de waarde van zo’n offer vaak onmetelijk.
Je kunt zeggen: Nu, als Jezus nu eens geen God was geweest, maar hij zou een mens zijn geweest, wat heeft hij dan bereikt? Dit zeggen de mensen graag.
Hij heeft niet bereikt dat er een waar Christendom is ontstaan. Laten we ons niet vergissen, maar hij heeft wel bereikt, dat zijn gedachten en leringen de hele wereld hebben beïnvloed. Ook de latere wereld van de Moslims, van de Mohammedanen. Ook de wereld van de denkers in het Boeddhisme. Overal vinden we ergens de weerklank terug van deze gedachte. Dat is iets groots, Dan heeft het offer kennelijk zin gehad. De waarde van het offer bestond in het feit dat Jezus alles wat hij was, alles wat hij kon en alles wat hij wist eenvoudig opofferde om daardoor mensen in staat te stellen bepaalde gedachten verder te volgen.
Ja, dan zeg je, ja goed. Dat is in het verleden, Tweeduizend jaar geleden. Wat heb je daaraan? Gelijk hebt u. Maar wanneer u een offer brengt, wat is het dan?
Natuurlijk, u kunt wel eens een offertje brengen, zo van: laten we nu de vrede in huis bewaren, ik ga deze avond niet kegelen. Of nu ja, ik zal vragen of die vriendin komt als pa gaat voetballen, want anders heeft hij zo pee in. Dat zijn ook offertjes. Dat zijn doelmatige offers. Het zijn kleine dingen en de betekenis daarvan is dermate zelfzuchtig als je ze goed ontleedt dat ze weinig zin hebben.
Maar nu krijg je iets anders. En dit is letterlijk gebeurd. Een man verliest door een ongeluk het gezicht aan beide ogen. De vrouw bood één van haar beide ogen aan als vervanging. Hier was geen zelfzucht bij en ook geen eigenbelang. Hier gaf ze zichzelf, legde zichzelf voorts de beperking, de pijn en ellende op en ook waarschijnlijk blijvend nadeel voor die ander. Hier is de waarde onmetelijk groot. Die kan dan niet beperkt blijven tot alleen maar die ene mens die je hebt geholpen. Dat heeft ergens invloed gehad op mensen daar omheen die dat hebben gezien.
Misschien dat mensen die niet in de liefde geloven toch weer iets van de liefde hebben gezien en daardoor zelf zijn gaan zoeken naar iets wat meer is dan het uiterlijke. Misschien dat mensen hebben gedacht, ach er bestaat geen medemenselijkheid meer en nu weer een beetje in hun medemens vertrouwen. Je weet niet wat er precies gebeurt. Je kunt niet zeggen wat de betekenis is van het offer, wel wat de waarde is. De waarde van het offer ligt niet bij de ontvanger en niet bij de gever. Maar het offer is het ogenblik van zodanig loskomen van het egocentrisch bestaan en denken van de mens, dat hierdoor vele mensen daarmee geconfronteerd worden en plotseling beseffen dat je alleen je eigen cirkel behoeft te doorbreken om meer werkelijk deel van de mensheid te worden en misschien ook deel van God. Ik dacht dat u van dit standpunt uit het geheel zou moeten bezien. U hoeft het niet met mij eens te zijn, natuurlijk niet. Maar aan de andere kant, een offer is zinloos op het ogenblik dat je niet weet waarvoor je het brengt. Er zijn mensen die sterven voor lege leuzen, voor volk en vaderland, voor koning(in) en vaderland, of voor de kerk of voor de ware leer. En eigenlijk is dat allemaal zinloos. Deze mensen offeren iets voor een illusie die ze zelf proberen te behouden. Maar dan komt er iemand die zich offert met een heel andere reden. Dan kun je zeggen: het is een dwaas. Laten we een voorbeeld nemen. Oefening van soldaten: er wordt met scherpe handgranaten gegooid. Een van de klunzen – want die zitten er altijd tussen – laat zo’n handgranaat vallen pal achter de beschermende wal van waaruit gegooid moet worden. De granaat is echter wel scherp. Er is geen tijd meer. Er staan twintig van die jongetjes. Er staat ook iemand bij die toezicht houdt, een officier. Ik bedoel het is eigenlijk de taak van de sergeant die erbij staat, maar de officier ziet het en hij weet er is geen andere mogelijkheid meer, en hij laat zich met zijn lichaam daarbovenop vallen. Niet beredenerend, maar alleen in het gevoel dat het leven van die jongens bewaard moet worden. Is dat een offer? Ja, dat is een offer. Het is een offer dat voortkomt uit het begrip dat verdergaat dan je eigen ik. Iets dat niets te maken heeft met wilde leuzen. Het heeft te maken met mensen en menselijkheid. Iets wat helemaal niet betrokken hoeft te worden op wat de Heer van ons wil. Trouwens wie weet dat? Degenen die zeggen dat ze het weten, hebben de eigenaardigheid dat volgens hen God altijd wil wat voor hen ook goed uitkomt. Het is genoeg ineens iets zien en erin springen. Dan zeg je: ja waarom eigenlijk? Die man was officier en had waarschijnlijk vrouw en kinderen, je weet hoe dat gaat, waarschijnlijk ook nog een aardige carrière voor zich. Nietwaar, als je als officier maar oud genoeg wordt, dan gaat je rang vanzelf omhoog. Dus wat had hij voor reden om het te doen? Vanuit zichzelf, geen enkele, het was dwaasheid. Misschien had hij er iets anders op kunnen gooien. Hij zag maar één oplossing en bij die oplossing telde hij zelf niet meer mee. Krankzinnig nietwaar? Had zo’n man nu niet na kunnen denken? Alles wat hij zijn ouders, zijn vrouw en zijn kinderen heeft aangedaan? Maar die tellen niet op zo’n moment. De waarde van het offer is gelegen in de zelfvergetelheid. Wanneer je niet meer handelt voor of vanuit of volgens de meningen van jezelf, maar eenvoudig handelt uit een erkende noodzaak, waarbij je jezelf minder belangrijk acht dan hetgeen je kunt voorkomen of hetgeen je kunt bereiken. Dat kan in kleine dingen zijn. Een offer hoeft niet altijd het leven te kosten. Het kan net zo goed zijn dat je op een gegeven ogenblik denkt: ach, we zouden eigenlijk uitgaan, maar nu heeft die ineens een dringende reden, ach neem mijn auto maar, dan gaan wij wel in de tuin zitten. Ja, trouwens dat moet natuurlijk in de zomer, nu gaat dat niet. Nu blijft u voor de tv zitten, dat is ook niet zo prettig, maar het is in ieder geval warm. Dus het is ook vaak het kleine. Maar op het ogenblik dat je gaat denken aan jezelf en gaat afwegen – dat is het wonderlijke – is de waarde van het offer teruggebracht tot bijna nul in geestelijke zin.
En nu zult u zeggen, ja er zijn toch een heleboel dingen, die kunnen wij niet goed achten. Er zijn terroristen. Terroristen, oh dat is iets verschrikkelijk in deze tijd, terroristen. Ach die lui hebben helemaal geen begrip van hetgeen ze doen. Misschien. Misschien wel. Maar één ding is zeker. Wanneer iemand een soort kamikaze zending, waarbij je weet mijn ziel wordt weggewaaid door de hoge wind, accepteert, om daarmee iets duidelijk te maken, iets te bereiken voor een ander, en het gaat niet alleen om leuzen, maar om feitelijke dingen, dan brengt hij volgens mij een offer. Begrijpt u wat ik bedoel?
De waarde van het offer is niet gelegen in hoe het beoordeeld wordt. Anders is Jezus’ offer het enig offer dat aanvaardbaar is en al het andere dat is dan nog maar komedie. Het offer gaat juist om de vraag: kan er een ogenblik zijn waarbij je niet aan jezelf denkt? Waarbij er geen afweging is, maar eenvoudig het spontane besef: dit is mijn enige mogelijkheid, wat het me kost geeft niet. Want op dat ogenblik, vergeet dat niet, is het ik uitgeschakeld. Zeker, u doet het nog, u beleeft het nog, u ondergaat het en u leidt het misschien. U lijdt eronder. Maar de grens die normaal om de mens heen ligt, is weg. Het gemeenschappelijk bewustzijn wordt in beroering gebracht. Oh misschien niet volgens uw denkwijze, dat is haast onmogelijk. Maar er gebeurt iets, je brengt iets in beweging. Op het ogenblik dat die schil van ‘ik-heid’ langzaam maar zeker wegvalt, en daarvoor het ‘ons’, het ‘wij’ in de plaats komt, dan gaan er een hele hoop krachten uit en dan ontstaan er allerhande gedachten en wisselwerkingen en komt een vastgelopen geheel weer in beweging. En dat is belangrijk. Het offer is geestelijk iets wat medemensen meer bereikt dan je zult zeggen, meer beroert en daardoor meer verandert. Maar het is ook – en dat moet u van mij dan maar aannemen – iets wat de geest beroert. Het blijft niet beperkt tot één sfeertje of één wereldje. Alles wat ook maar enigszins betrokken kan zijn bij dit gebeuren wordt ineens door die impuls geraakt. En de hele kosmos geeft als het ware een antwoord. Nu weet ik wel dat het antwoord nooit is wat je wilt krijgen. Maar het antwoord is, het loskomen, het ontwarren van een knoop en desnoods het doorhakken ervan, zoals Alexander deed. Het verwende jongetje dat dankzij de generaals die zijn vader Philippus getraind had in staat was oorlogen te winnen. Jaja, maar goed. Ik probeer u duidelijk te maken en ik wil het nu nog een keer heel duidelijk zeggen dat de waarde van het offer niet gelegen is in datgene wat geofferd wordt of de reden waarom geofferd wordt of het resultaat dat door dat offer direct herkenbaar bereikt wordt. De waarde van het offer is gelegen in de resonanties die je rond je teweegbrengt. De waarde van het offer is gelegen in een méér dan menselijk uitstralen van een waarde die anderen dwingt om te reageren. En het is deze reactie die dan de werkelijke vrucht van het offer genoemd kan worden.
Hebt u commentaar? Kennelijk niet. Nu dan mag ik misschien overgaan tot de huidige maatschappij en daarmee gelijktijdig de inleiding dus beëindigen. Kijk, in deze maatschappij zijn een hele hoop mensen die grote woorden gebruiken. U hebt dat waarschijnlijk heel vaak gehoord: onze menselijke verplichtingen, onze solidariteit, etc. etc. Termen over het algemeen waarbij het persoonlijk egoïsme zoveel mogelijk wordt omgezet in een groepsegoïsme. Wanneer we ons nu echter realiseren dat al de offers die gevraagd worden en die misschien ook gebracht worden, waardeloos zijn, omdat zij eenvoudig het ‘ik’ van iemand mee als doel hebben. Wanneer iemand zegt dat hij voor de duivel niet bang is en dat wij allen offers zullen moeten brengen, dan bedoelt de man: je moet offers brengen opdat ik mijn gelijk kan halen. Dan zegt hij misschien: en ik heb d’r ook een offertje voor over. Dat kan heel goed zijn. Maar wat hij ten doel heeft is in wezen een zelfrechtvaardiging en eventueel een beheersing van omstandigheden, waarbij hij hoe dan ook, misschien machtspolitiek of anderszins, gebonden is. Die offers zijn zinloos. Er zijn mensen die uitroepen: ja maar, wij mogen van de werknemers…, goed en neemt u mij niet kwalijk hè, die taal wordt iets anders gebruikt: “Manne, we motte van de werkgevers meer geld loskrijgen want ze verdienen te veel. En per slot van rekening als zij niet onze matiging om willen zetten in werkgelegenheid, dan zalle we d’r een end an make en zalle we meer vrage….” Dat heeft toch niets met solidariteit te maken? Het heeft alleen met macht te maken. En de offers die worden gebracht, zijn offers die misschien door arbeiders gebracht worden inderdaad, maar dan toch wel met een egoïstisch iets op de achtergrond, een bevestiging van hun eigen macht en betekenis misschien, of dat extraatje, wat dan toch wel weer los zal komen. Het heeft niets te maken met echte offers. En wij moeten offers brengen opdat Nederland zijn plaats in de EEG kan in…uh…nemen. Maar offers brengen om een plaats in te nemen in de NATO en in de EEG, met andere woorden: koehandel. Is koehandel een offer? Kijk, dergelijke dingen zijn meer oplichting – neemt u mij niet kwalijk dat ik de term in de mond neem – wat natuurlijk niet eerlijk is ten opzichte van op zichzelf toch zeer erenswaardige en oprechte politici, maar wanneer je in die termen een offer durft te vragen en de mensen probeert te overtuigen dat dit een offer is wat ze brengen, dan belazer je jezelf en je belazert hen nog eens een keer dubbel. Dat mag niet gezegd worden waarschijnlijk. Tenminste ik heb van collega’s gehoord: er zijn dingen die kun je op aarde niet zeggen. Nu zijn er ook vaak dingen die onuitsprekelijk zijn, dat geef ik toe. Nu zeg ik: dat is allemaal kletspraat, doodgewoon kletspraat. Wanneer iemand zegt: nu ga ik eens goed zijn voor de oude mensen en dus trek ik een middag uit om ze te bezoeken, dan hoeft het al niet meer. Oh, zeker, voor die oude mensen is het erg prettig. Maar met een offer heeft het niets meer te maken. Het is alleen een poging je eigen aanzien en misschien ook je eigen geweten op de juiste manier te richten. Maar wanneer je gewoon iemand tegenkomt die zegt: “maar verrek, dat gaat niet”. Je hebt haast. Er loopt iemand met een last die die eigenlijk haast niet tillen kan. Je zegt: “kom, waar moet je naar toe?” ‘t Is me eigenlijk te ver, maar ik breng het even. Je kan die mens zo niet laten gaan. Dan beantwoord je aan iets wat meer is dan je eigen ik. De offers van deze tijd zijn over het algemeen niet de grote offers waarover overal getetterd wordt. Hè, dat is trouwens heel eigenaardig ook. Dergelijke offers worden meestal als volgt geboren: De aanstichters daarvan gaan samen dineren, daarna tetteren ze, dan tuiteren ze en eindelijk komen ze met veel getetter met een offer dat u moet brengen, maar waar zij dan tegen geringe vergoeding de juiste bestemming aan zullen geven. Ja het is zo. Neemt u mij niet kwalijk hoor, ik heb alle respect voor al die mensen die iets willen doen voor de gehandicapten, voor de hongerlijdende, voor degenen die jeuk achter de oren hebben en voor degenen die platvoeten hebben. Al die mensen moeten geholpen worden. Ik ben het daar direct mee eens. Maar als je kijkt hoe ze geholpen worden, nu ja, u heeft het misschien gezien aan de melaatsenzorg. Hoe sommige mensen daar nu over denken, die het zien als een machtsinstrumentje waarmee je kunt spelen. Niet als iets wat je werkelijk voor die mensen doet. Er zijn ook een heleboel specialisten, uitstekende specialisten op medisch terrein, die ongetwijfeld bereid zijn veel te offeren voor de medemens van hun vrije tijd, van hun mogelijkheden, maar daar moet dan wel een aangemeten salaris tegenover staan. Dat heeft niets meer met een offer te maken. Nu, en dan heb je ook mensen die zeggen: nu ja, ik ga er maar naar toe en ik kijk wat ik kan doen. Die komen dan misschien ergens in de sloppen terecht in India, of in de kampen van verhongerende mensen in Cambodia. Die mensen hebben helemaal niet beredeneerd wat ze zouden kunnen doen. Ze hebben alleen gezegd, als dat er is, kan ik hier zo iets zijn. Daar zit ook wel iets van ‘ik’ bij, maar het ‘ik’ breidt zich uit naar de ander. Het gekke is dat je het overal vindt: de jeugd van tegenwoordig deugt niet, dat hebt u wel gehoord hè? Van die jeugd van tegenwoordig deugt niks. Het is allemaal disco en demonstreren en verder doen ze niks. Ja dat dacht u. Moet u eens kijken. Er zijn onder de jongeren een stelletje idealisten die soms erg veel opofferen voor iets, wat later niets anders blijkt dan een opgeblazen ballonnetje, zeker. Maar die offers worden dan gebracht niet voor zichzelf. Dan heeft dat offer toch betekenis, dat heeft waarde. Misschien niet de waarde die zij eraan toekennen, het bereiken van iets, maar een verandering van alles om hen heen. Er zijn een hele hoop jongelui die heus niet uit goedertierenheid of uit verveling, maar gewoon omdat ze het niet kunnen aanzien hun medemens gaan helpen. Dan kun je zeggen dat die jongelui gek zijn. Dat is misschien waar. Maar juist omdat ze niet meer nadenken, maar alleen zeggen: ik kan die situatie niet hebben. Dus niet meer denken “ik” maar denken “wij”. Daardoor heeft datgene wat ze doen waarde. Wanneer de mensen in deze tijd leren denken: daar waar er iets niet lukt, niet gaat, niet meer kan, in termen van wij, als het moet ben ik het slachtoffer, maar wij moeten dit veranderen. Dan zeg ik: dit offer heeft waarde. En dan nog een laatste punt. Er is een jurist met een hondennaam: Fidel. Daar hebben ze eerst van gezegd dat hij een schoft was. Toen hebben ze gezegd dat hij een revolutionair was. Ze hebben gezegd dat hij breedsprakerig was, dat is hij ook, veel meer nog dan wij, en dat wil wat zeggen. En ze hebben gezegd dat die man een hele hoop dingen verkeerd heeft gedaan. Maar het gekke is nu, als je naar die man kijkt, dat hij ontzettend veel gedacht heeft in termen van “wij”, en niet alleen binnen een ideaal, het ideaal is de begeleidingsvorm geweest voor hem, maar niet de werkelijkheid. Nu zou je kunnen zeggen wat Fidel Castro aan offers heeft gebracht – laten we zijn naam nu maar noemen – vindt toch zijn weerslag in een totaal nieuwe mentaliteit bij heel veel mensen, in zijn gebied. Nu kun je het betreuren dat hij dit systeem aanhangt, en niet alleen dat, en dat de machtspolitiek een rol heeft gespeeld, dat er wreedheden zijn geweest. Maar die gebeuren overal hoor. Nederland specialiseert meer in de geestelijke wreedheid, andere landen meer in de marteling van gevangenen, het verschil is niet zo groot. Maar, ja dat mag ik ook niet zeggen, vergeeft u mij. U bent Nederlanders, u bent ontzettend altruïstisch zolang het niet uw eigen belangen betreft. Maar realiseer u even, ook zo iemand dus. We kunnen zeggen een Lenin bv., ja Lenin was een man die uiteindelijk dacht aan zijn macht, en aan niets anders. Hij heeft offers gebracht, inderdaad, maar die waren gewijd aan hemzelf. En denk dan aan een Trotski. Een man die veel minder in de gunst is en die heel wat gekke dingen heeft uitgehaald ook in zijn leven. Maar die vreemd genoeg een man was die niet dacht in termen van zijn macht, maar in termen van onze ontwikkeling en mogelijkheden.
We zullen eens kijken wat Lenin voor offers heeft gebracht, want die heeft veel offers gebracht. Maar daar was geen waar offer, dat had geen ware betekenis, geen waarde. Maar wat Trotski aan offers heeft gebracht, dat had wel waarde. Nu lijkt het misschien op het ogenblik anders. Toch zeg ik u dat Trotski meer veranderd heeft in meer landen dan Lenin heeft kunnen veranderen uiteindelijk in Rusland. Daar heb je alleen een andere tsaar, en een andere adel.
Goed, ik wil daar niet te lang over doorgaan. Geeft u rustig aan alle collectes die er zijn, het kan tegenwoordig met de giro en dat is nog veel gemakkelijker, en speelt u matig mee met banco en bingo en wat er allemaal voor dingetjes zijn. Het zal u heus geen kwaad doen, maar denk niet dat u op die manier offers brengt. Pas op het ogenblik dat dingen, die voor u belangrijk zijn, door u vergeten worden vanwege de noden of de ellende van anderen, dan en niet eerder hebt u een offer gebracht dat duidelijk waarde heeft. En zoals ik al gezegd heb, de waarde van een dergelijk offer is dat het niet alleen beperkt blijft tot degenen die daar het nut van genieten, maar anderen losmaakt uit een verstarring en hen zo beweegt op hun eigen wijze ruimer te zien en te denken.