1 april 1966
Allereerst wil ik u erop wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denk zelf na, vorm u zelf een mening. Mijn onderwerp van heden is een voortzetting van de lopende cyclus en is getiteld: De waarheid als aspect van bewustwording
Indien wij over de waarheid spreken en daarbij beseffen dat ons eigen concept van de waarheid altijd beperkt is, verkrijgen wij ook een inzicht in ons eigen wezen en onze eigen mogelijkheden. Het is belangrijk, dat wij onszelf leren kennen. Ook in de nieuwe leer, die binnen niet al te lange tijd zo hier en daar toch wel vaste voet zal gaan krijgen, is de zelferkenning een belangrijk punt. Maar een mogelijkheid tot zelferkenning zonder besef van de waarheid is ondenkbaar. Indien wij echter zo beginnen, is het noodzakelijk allereerst een beeld te geven van hetgeen wij onder waarheid in dit verband moeten verstaan.
Waar is al datgene, wat naar ons beste weten strookt met de door ons gekende feiten, deel uitmaakt van de door ons gekende voorstellingen en op generlei wijze door ons (zij het geheel of gedeeltelijk) wordt veranderd of onderdrukt. Dit maakt tevens duidelijk, waarom wij bewustwording in direct verband brengen met waarheid. Want een bewustwording die niet op de feiten gebaseerd, is, is geen werkelijke bewustwording, doch het opbouwen van een illusie, het leven in een waan. Wanneer wij in onszelf de waarheid zoeken en ook steeds weer trachten te erkennen, ligt de zaak echter anders. Wij gaan hier uit van hetgeen wij weten. De wetenschap, de ervaring, zijn voor ons de middelen om onszelf te toetsen aan het heelal. Naarmate deze toetsing meer bewust en objectief (zover mogelijk) geschiedt, zullen wij ook de waarheid van al wat rond ons bestaat, beter leren kennen en beseffen. Hoe meer wij de werkelijkheid kennen en leren erkennen, hoe beter wij daarmee ook zullen kunnen werken. Hiervan kan ik natuurlijk zeer vele voorbeelden citeren, ik wil echter met enkele volstaan.
Wanneer wij zien, dat dames, die in hun jeugd een zeer loszinnig en door allen afgekeurd leven voerden, zodra hun persoonlijke aantrekkelijkheid slinkt en voor beroepsuitoefening niet meer geschikt blijkt, opeens in vroomheid en preutsheid uitbarsten, zo weten wij dat de uiterlijkheden niet op waarheid berusten. Deze dames weten anders en zijn anders. Deze mensen zoeken een compensatie voor alles wat zij in eigen leven toch als minder juist aanvoelden en doen dit nu door tegen anderen de vrome uit te hangen. Het is duidelijk dat deze mensen in hun oudste, maar nog steeds niet als zodanig erkend beroep, vele ervaringen opdeden en veel van mensen hebben leren kennen. Zij zouden dus zeker zeer veel over de waarheid in mensen en zichzelf kunnen weten. Nu komt het ogenblik dat zij dit alles terzijde schuiven. Zij gaan nu alles zien in een context die niet werkelijk bestaat, maar alleen op illusie is gebaseerd. Het is logisch, dat hun voorstelling van eigen wezen en waarde niet meer met de feiten zal stroken. Evenmin zal hun beoordeling van de wereld voor hen juist zijn, daar zij niet op ervaringen is gebaseerd, maar op vooroordelen en illusies die zij koesteren. Je kunt in dit geval dus zeggen, dat een groot deel van de opgedane ervaringen waardeloos is geworden. Zij wordt door het ik afgewezen. Zo er in hun vroegere leven enige mogelijkheid tot bewustwording aanwezig was, zo kunnen wij nu zeker zijn dat daarvan niets over blijft. Van het latere leven kan echter ook geen bewustwordingswaarde uitgaan, daar het in strijd is met hun werkelijk wezen, weten, kennen.
Misschien vindt u dit een te ver gezocht voorbeeld. Laat mij u dan een ander voorbeeld geven van een zelfmisleiding, die gevaren in zich bergt en bewustwording en bereikingen kan beperken. Ik had in het nabije verleden het bedenkelijke genoegen, via dit medium, te werken in een gebouw, waarin tezelfdertijd meerdere verkiezingsbijeenkomsten gaande waren. Ik zag daar een eigenaardig en als voorbeeld zeer geschikt verschijnsel. Het bleek, dat de kiezers niet reageerden zoals iemand van een bepaalde groep had verwacht. Zijn gedachte was: “Dus ze nemen het toch niet ….” Zijn uitspraak was: “dit zijn arme, misleide mensen of geheel negatieve persoonlijkheden, waarin wij een groot gevaar voor de toekomst moeten zien. Wij hebben goed gehandeld, maar men wil dit eenvoudig niet begrijpen”. Wat zien wij hier. In zich realiseerde deze man zich, dat de fout zeker niet alleen bij de kiezers lag. Hij had kennelijk reeds het gevoel gehad, dat de handelwijze van zijn partij niet geheel juist was. Hij begon echter met dit laatste te ontkennen en de gehele schuld op de kiezers te schuiven. Nu zal zo iemand in Nederland waarschijnlijk niet de mogelijkheid vinden om een heksenjacht te beginnen. Maar de verbeten haat, waarmee deze man in zich constateerde, dat men verkeerd gegrepen had, werd op anderen gericht en maakt het voor hem zeer moeilijk (zo al mogelijk) om nu nog na te gaan, waar de werkelijke fout schuilt. De kans is groot, dat, zo anderen hem dit ook duidelijk trachten te maken en zelfs de juistheid van hun stellingen met vele onderzoekingen aan kunnen tonen, deze man hun gegevens niet meer zal willen en kunnen aanvaarden.
Dientengevolge is zijn beoordeling van mogelijkheden en omstandigheden ook in de toekomst verkeerd. Het is waarschijnlijk, dat de persoon in kwestie daardoor verdere domheden zal begaan, die hem in politiek opzicht schaden, zijn persoonlijk leven ongelukkiger en meer neurotisch zullen maken, terwijl hij uiteindelijk daardoor ook een vervalsing van de werkelijkheid zal scheppen, die ook zijn mogelijkheden tot juiste geestelijke bewustwording schaden. Door dit afwijzen van de feiten heeft de man in kwestie zichzelf de mogelijkheden ontnomen tot verder leren, hij heeft de mogelijkheden, die hij innerlijk en op aarde bezat (gezien de eerste opwelling zijn deze aanwezig) weggedrukt en zal leven met een vals beeld, waarin hij de juiste samenhangen niet meer zal kunnen vinden en zo waarschijnlijk zowel op aarde als enige tijd in de geest zonder enige noodzaak ongelukkig zijn.
Deze voorbeelden maken duidelijk waarom de nieuwe leer zo zeer de nadruk legt op het zoeken naar en aanvaarden van de waarheid, zelfs indien deze minder aangenaam is: Op het ogenblik, dat de mens naar de erkende waarheid leeft en handelt, zonder de feiten te verdoezelen voor zichzelf, zal de wereld een hanteerbare werkelijkheid worden, waarin men werkelijk een opbouwende taak kan vervullen. De eerlijkheid maakt het mogelijk, de waarheid omtrent meer waarden in het Ik te bevatten. Men kan in meditatie, contemplatie, geestelijke oefeningen en zelfs gebeden een deel van de waarheid vanuit zich projecteren.
Doet men dit, dan zal de wereld ook in waarheid en met de waarheid antwoorden.
Het is niet zo eenvoudig misschien, als het wel lijkt. U bent allen ergens stralende wezens.
U straalt uw bewustzijn en uw emoties uit. Uw aura vertegenwoordigt de in u bestaande waarden. Indien nu oprechtheid van een ander u beroert, zult u, zover het de inhoud van de impuls betreft, zonder dit te weten of te willen, een soort reflex vertonen, een antwoord geven. Een mens, die werkelijkheid, eerlijkheid, oprechtheid uitstraalt, zal van de wereld ook een eerlijk antwoord verkrijgen. Dit antwoord kan niet geheel in woorden worden uitgedrukt, het is eerder een aanvoelen, een innerlijke ervaren, waardoor een reële relatie met de wereld ontstaat en men de niet echte verschijnselen en verklaringen als het ware terzijde legt. Door de ontvangen weerkaatsing van de in het ik bestaande eerlijkheid beschikt de mens in wezen over een ervaring, die groter is dan zijn eigene. Hij bezit dan ook meer mogelijkheden tot objectief schouwen, dan men zonder dit in zich ooit zou kunnen bereiken.
Waarheid en waarheidsliefde zijn dus niet alleen maar belangrijk omdat men zo zichzelf beter leert kennen. Zij oefenen ook een directe invloed uit op de wijze, waarmee men met de wereld contact krijgt. Wij moeten echter nog verder zoeken.
Indien de waarheid alleen maar te maken heeft met het Hogere en wij rustig verder gaan met zelfbedrog in eigen wereld, zonder dat dit grote gevolgen kan hebben, zal men de waarheid misschien liever nog even laten rusten. Zijn wij in onze eigen wereld eerlijk, reageren wij eerlijk vanuit onszelf, leven wij zo waar mogelijk, dan krijgen wij uit de wereld ook waarheid terug, zodat wij ook stoffelijk er veel beter aan toe zullen zijn dan degenen, die zich (en misschien ook anderen) trachten te bedriegen. Ik zal hiervan een voorbeeld geven. Iemand wil effecten kopen. Hij is eerlijk in het geheel van zijn innerlijk denken en uitingen naar buiten toe. Hij zal dan, al kent hij de redenen daarvoor misschien niet bewust, een afkeer hebben van bepaalde fondsen. Hij zal een onberedeneerde sympathie voelen voor andere fondsen. Het zal blijken dat hij hierdoor de juiste fondsen zal selecteren, de waarden dus, die aan zijn doel het beste beantwoorden.
Dit zal evenzeer opgaan wanneer hij zoekt naar speculatieve fondsen, die zeer snel in waarde zullen stijgen, als wanneer hij zoekt naar papieren, die waardevast zullen zijn. Gaat een mens echter uit van voorstellingen die niets meer met de werkelijkheid te maken hebben, dan zal hij de werkelijke waarden en mogelijkheden niet meer aanvoelen, maar de voorstellingen, die door anderen daaraan (bewust of onbewust) bedrieglijk zijn verbonden.
Hij zal dus speculatieve fondsen kopen, die even goed kunnen vallen als stijgen en misschien wel veel eerder zullen dalen. Hij luistert nu immers eerder het verkooppraatje af dan de werkelijkheid en wordt hierdoor eveneens tot bepaalde voorkeur genoopt. In plaats van bijvoorbeeld een waardevast papier kiest hij onbewust een papier, waarvan zoveel mogelijk mensen (al dan niet oprecht) zeggen dat het waardevast is. In het tweede geval reageert men op de heersende illusies of uiterlijkheden: Men is zelf niet eerlijk en zal zich tot een onechte of oneerlijke voorstelling en waarde aangetrokken voelen. In het tweede geval onttrekt men zich door zijn eerlijkheid aan de invloed van de illusies en voelt men de werkelijke kern, het ware wezen, van de dingen aan. In het dagelijkse leven zullen deze waarden reeds van belang zijn. Hoe belangrijker zal het nog niet zijn, wanneer het gaat om meer persoonlijke of zelfs minder stoffelijke waarden.
Nu moet u niet denken, dat de waarde van de nieuwe leer geheel gebaseerd is op het hiernamaals. Er zijn natuurlijk vele mensen, die reeds tijdens hun aardse bestaan zoveel mogelijk in het hiernamaals proberen te leven. Het gevolg is echter, dat zij op aarde niet waarlijk leven en na de dood eenvoudig niet weten hoe te leven. Juist omdat de mens als geheel, als volledige persoonlijkheid, bestaat, zal de waarheid, de werkelijkheid, die op aarde wordt gevonden of erkend, zijn weerklank vinden op elk vlak van de persoonlijkheid.
De inwerking reikt van de stof tot de kern van de persoonlijkheid en beïnvloedt vanuit de ziel elk voertuig, waarin het ik zijn wezen en bewustzijn openbaart of zal openbaren. Het is dus niet belangrijk zich al te zeer met de andere wereld bezig te houden. Men kan evengoed zich op eigen wereld richten, mits men daarbij maar eerlijk wil zijn.
Een grote belemmering daarbij is onze neiging tot dromen. Ik ken mensen en geesten die niet slechts dromen, zoals u het doet, maar die zelfs de werkelijkheid verwerpen voor een droom. Terzake echter: De inhoud van het leven beantwoordt niet aan alles, wat wij wel zouden willen. Onze dromen zijn niet opgebouwd uit onze werkelijke mogelijkheden, maar in zeer vele gevallen zelfs een ontvluchten aan de in ons bestaande problemen en drangverschijnselen. Vaak wordt bijvoorbeeld een erotische opwelling omgetoverd in een ‘grote liefde’, omdat men de erotische kracht in het eigen ik niet wenst te erkennen. Men gaat dan uit van alles wat men in romans heeft gelezen, of wat dichters hebben gezegd en komt zo tot verwachtingen, die ver uitgaan boven de mogelijkheden van het leven. Het gevolg is, dat men zich juist door deze dromen, de verwerping van de werkelijk aanwezige waarden in eigen ik en anderen, teleurgesteld voelt en zich gaat wreken op anderen en de wereld. Het eindresultaat hiervan is ongeluk aan alle kanten.
Een dergelijk op onwaarheden en valse voorstellingen berustende verwerping van het bestaande komt overal voor. Je wilt contact hebben met God. Je wacht dus tot God je eens komt opzoeken, of een duidelijke boodschap geeft om je te vertellen, dat je toch werkelijk een brave kerel of meid bent. De verwachtingen die men in dit opzicht koestert, zijn niet reëel. De voorstellingen, die hierbij een rol spelen, zijn vaak genomen uit de ‘levens van de heiligen’ of sagen, legenden en zoet vrome verhalen, die door zoet vrome en maagdelijke heren of dames op leeftijd voor de lieve, onschuldige jeugd zijn geschreven. Wanneer u met dergelijke denkbeelden behept bent en eisen gaat stellen, lijkt het leven in het begin misschien mooi en vol mogelijkheden. Maar je hebt geen werkelijke mogelijkheden. God antwoordt je niet zoals je dit verwacht. Je voelt teleurstelling en uiteindelijk komt men tot een verwerpen van God, een haat tegen God of het scheppen van een privé godheidje, waarmee je innerlijk dan net zo lekker kunt knoeien als met een lief klein schoothondje. In beide gevallen sta je geestelijk en lichamelijk naast de werkelijkheid en kun je met de waarden, die je zoekt, de droom, niet leven en werken. Het is wel duidelijk, dat het zoeken naar de waarheid, het aanvaarden van de werkelijke waarden in jezelf en in de wereld van het allerhoogste belang is voor de mens, niet alleen waar het om bewustwording gaat, maar zelfs waar het gaat om het geluk in het stoffelijke leven.
Zelfbedrog bestaat ook op een ander terrein. U hebt misschien wel eens gehoord, dat iemand u zei: “ik kan niet leven zonder….” en vul dan maar in: Televisie, radio, wasmachine, koelkast, drie ruime maaltijden per dag enzovoort, enzovoort. Zo iemand liegt dan eigenlijk. En meestal beseft hij of zij dit ook wel. Men weet innerlijk wel dat men ook zonder al deze dingen kan leven. De mens beseft wel, dat je in geval van nood ook met enkele korsten droog brood per dag en wat water in leven kunt blijven. Maar dat is niet prettig, al gaat het wel. Vele mensen brengen het beeld van het wenselijke over op zichzelf als een voorstelling van noodzakelijkheden. Men schept voor zich dan noodzaken die niet in feite bestaan en weigert eenvoudig te leven zonder het begeerde.
Maar daaraan zit meer vast. Door deze onwaarheid die men innerlijk tegen beter weten in aanvaardt, de stelling: “Wij kunnen toch niet zonder”, dwingt men zichzelf in het leven aan eisen tegemoet te komen die in wezen te zwaar zijn. Soms doet men dit niet voor zichzelf, maar voor anderen die dergelijke eisen stellen, omdat men de moed niet heeft toe te geven dat dit alleen een zelfzuchtige waan is. Veel ellende komt hieruit voort. Ik wil nu nog niet eens in dit verband spreken van de mensen die het slachtoffer worden van het afbetalingsstelsel onder het mom van: “Je kunt dit toch eigenlijk niet missen” en zo door bestedingen, die overdreven en onnodig zijn, vele jaren van hun leven verknoeien. Laat ons het als volgt stellen: Modelkeukens zijn mode, naar men mij zegt. U wilt met alle geweld de nieuwste modelkeuken. Nodig heeft men natuurlijk, alles wat daarbij behoort, niet.
Wanneer men het eenmaal, ten koste van vele offers, heeft verworven, moet men alles ook in stijl gaan onderhouden. Dit betekent veel meer werk, ook wanneer zovele dingen daarin schijnbaar werk besparen. Op dezelfde wijze zullen te mooie meubels die prestige geven, veel meer tijd vergen om het huis in stijl te onderhouden. Zelfs wanneer de aanschaf dus geen moeite kost, zul je toch veel meer gebonden zijn en minder tijd voor jezelf overhouden, dankzij de behoeften die je jezelf hebt gesuggereerd.
Neem een ander voorbeeld, bijvoorbeeld het denkbeeld dat wij minstens 3 maaltijden per dag nodig hebben. Men zou het anders dienen te stellen: Wij hebben een bepaalde hoeveelheid voedsel nodig in de stof en wel in overeenstemming met datgene, wat wij lichamelijk verbruiken. Wat veel minder pleegt te zijn, dan de meeste mensen menen nodig te hebben.
Als op het ogenblik in de westerse wereld zoveel hartkwalen voorkomen, zwaarlijvigheid toeneemt, suikerziekte ontstaat, die alleen aan verkeerde en overdadige voeding te wijten is, wanneer steeds meer mensen van zenuwen trillende vetpuddingen dreigen te worden, zo is dit grotendeels te wijten aan een verkeerd beeld. Men weet natuurlijk wel, dat het in feite anders is gesteld met de eisen van het lichaam en dat enige regelmaat en kleine hoeveelheden voor het lichaam veel beter zijn dan de rijke maaltijden, waarop men zegt krachtens zijn drukke bezigheden recht te hebben. Vaak speelt ook bij de maaltijden een soort standen besef een rol, zo in de geest van: In onze stand kun je toch al niet minder doen dan elke dag een bordje soep vooraf eten en een puddinkje of fruit na… Een andere illusie: De kinderen moeten flink eten. Niet, wat zij zelf lusten, wat zij zelf als behoefte erkennen, maar wat de volwassenen een juiste portie vinden. Of men stelt, dat men, gezien de zenuwslopende bezigheden die men heeft, recht heeft op meerdere lekkere dingen tussen de maaltijden en dergelijke, waarvoor men dan later moet betalen met maagzweren, darm- en hartkwalen.
Men maakt het zich lichamelijk vaak minder aangenaam door eisen te stellen die niet ontleend zijn aan de werkelijke behoeften, maar aan voorstellingen, verklaringen, zelfs verkeerd begrepen vaststellingen van deskundigen. Geestelijk brengt dit ook vreemde werkingen met zich: Wanneer men zijn maaltijd niet kan krijgen op de gestelde tijd of deze niet beantwoordt aan de verlangens die men koestert, komt men in opstand. De innerlijke lust verdwijnt. Er zijn zelfs mensen waarbij dergelijke kleinigheden alle zelfbeheersing en arbeidskracht doet verdwijnen. Men zou een medemens moeten zien, die hulp nodig heeft, maar innerlijk ziet men alleen maar een van jus druipende biefstuk, zodat men onheus optreedt en hulp weigert waar men toch eigenlijk verplicht is deze te geven. Men zou een ogenblik moeten contempleren om zo geestelijke krachten op te doen. Maar tussen het ik en de rust, tussen het ik en God, wringt zich het niet te verdrijven beeld van een roomtaart of zo iets. Dit klinkt misschien vreemd, maar zo is het. Men zal vaak zelfs een wrok tegen de maatschappij gaan koesteren, eenvoudig omdat bepaalde luxes die men zich placht te gunnen, te kostelijk zijn geworden. En dat zal in deze tijd nogal eens voorkomen. Ik heb tenminste gehoord, dat roomboter bij u nu zoveel kost als rond 1930 een kostuum voor een jonge heer van 14 jaar. Het gevolg is dat men niet meer samenleeft met anderen, met de wereld, maar eigen tijd wijdt aan eigen bezittingen, anderen alleen nog ziet als hinderpalen bij het bereiken van de op zich onnodige dingen in het leven, die men aan de hand van dromen en dergelijken voor zich meent op te moeten eisen. Men staat dan buiten de werkelijkheid van het leven. De houding van het ik tegenover de wereld is niet gebaseerd op een deelgenoot zijn in de schepping, maar op een (vaak fictieve) concurrentie tussen het ik en alle andere leven. Men is niet in staat zijn innerlijk en geestelijke waarden nog te erkennen en te aanvaarden. Men kan een geestelijke of stoffelijke taak niet meer op de juiste wijze en met vreugde volbrengen. Zelfs in eigen bestaan schaadt men eigen geluk en welzijn, doordat men op een verkeerde wijze voor zich wil zorgen en vele vreugden die waarlijk belangrijk zijn en geluk brengen, af gaat wijzen. Op den duur zal een mens daardoor een zo grote ontevredenheid gaan tonen en beleven ten aanzien van het bestaan, vaak gepaard gaande met een toenemende verveling in het leven, dat het geheel van het leven zowel voor de wereld als in geestelijke zin nutteloos is geworden. Een rejectie van wereld en bestaan, die hieruit dus voort kan komen, zal door de ziel worden ervaren en zijn weerslag hebben in alle voertuigen, waarin dit ik zich uit. Geen wonder dus, dat waarheid en eerlijkheid niet alleen slaan op de erkenning van eigen wezen en de wereld, maar ook schijnbaar onbelangrijke waarden in zich moeten bergen als eerlijkheid omtrent eigen werkelijke behoeften.
De mens moet zoveel mogelijk vrij worden van de wereld. Maar hij zal deze vrijheid ook niet kunnen verwerven door de wereld als geheel te verwerpen. Hoe meer men de wereld verwerpt, hoe meer zij de mens in zijn dromen zal achtervolgen. Een goed voorbeeld hiervan is de anachoreet, die de woestijn in vluchtte, om zo de zondige wereld en haar verleidingen te ontvluchten. Maar, zo zegt het verhaal, de duivel bezocht hem regelmatig en bekoorde hem danig en trachtte hem in vele vormen te verleiden. Indien wij het verhaal van zijn ‘bezoekingen’ lezen, zo lijkt het wel of hij 20 stripteaseshows gelijktijdig in zijn cel kon bewonderen. Wat logisch is, want deze mens kon wel de uiterlijkheden van de wereld, maar niet zijn eigen dromen ontvluchten. Een innerlijke werkelijkheid, denkbeelden, de eisen die men in zich aan de wereld stelt, omdat men de werkelijke waarde van de dingen niet kan of wenst te beseffen, ontloopt men nu eenmaal niet. Ook hier is het belangrijk de werkelijkheid te erkennen, om naar waarheid zowel alles, wat men innerlijk is, en denkt te beseffen, als de feitelijke noodzaken van het eigen wezen. Het heeft geen zin, zich een ‘meer dan het uiterst noodzakelijke’ te ontzeggen zoals in dit voorbeeld, zolang dit meer dan noodzakelijke door ons niet tot een schijnbare noodzaak gepromoveerd wordt.
Het erkennen van de waarheid omtrent eigen wezen en wereld is in het geheel van de bewustwording dan ook identiek met een verwerven en behouden van zekere vrijheid.
Naarmate men leert de waarheid die men ziet, terug te brengen tot het werkelijk essentiële, zal men de barokke versierselen die in het menselijke denken zo belangrijk schijnen, weg kunnen doen vallen. Men dringt dan steeds juister en intenser door tot de werkelijke waarde van alles wat men doet en alles wat men beleeft. Men zal als gevolg hiervan niet alleen helderder denken, efficiënter zijn werkzaamheden op aarde verrichten, maar men zal ook veel gelukkiger leven. Men zal niet alleen zo nu en dan enig succes kennen, maar ook weten waarom dit mogelijk was. Men kan zelfs zover komen, dat men in eigen leven grotendeels het toeval, het zogenaamde noodlot, kan uitschakelen. De waarheid is immers dat hetgeen wij toeval plegen te noemen, over het algemeen voortkomt uit onze eigen reactie op oorzaken waaraan wij zelf ook enigszins debet plegen te zijn. Ontleed deze uitspraak, die niet van mij stamt, nu eens wat verder.
Wij reageren. Onze reactie is echter vaak niet in overeenstemming met de werkelijke feiten, omdat wij de waarheid niet willen of kunnen beseffen. Men jaagt achter zijn dromen aan als de jonge man die een vrouw volgde, die hem in het donker zeer schoon leek. Hij wist echter niet hoe snel hij de vlucht moest nemen toen het licht aanging. Door de verkeerde waardering van de wereld veroorzaakt men al vele dingen, die men liever toeval noemt, omdat een erkennen van eigen aansprakelijkheid daardoor een te grote smet zou betekenen op het zelfbewustzijn. De man in kwestie gaf van zijn teleurstelling echter niet zijn eigen gebrekkige observatie en zijn voortijdig handelen de schuld, maar de vrouw. Zo zijn de mensen nu eenmaal. En zij vinden het dan vreemd, een wreed noodlot, dat daaruit dan nog meer moeilijkheden ontstaan.
De mensen zijn nu eenmaal zo. Zij dromen over, worden verliefd op, dingen, die zij maar half kennen. Zij reageren niet op innerlijke erkenningen op aangevoelde waarden, op toch kenbare feiten, maar op uiterlijkheden en droombeelden. Velen zijn daarmee voor enige tijd nog gelukkig ook. Maar dan komt uiteindelijk de aap uit de mouw en voelt men zich ongelukkig. Het toeval krijgt dan de schuld, de ander is schuldig. Zelf heeft men niets verkeerd gedaan. Het denkbeeld, dat men zich zo zou kunnen vergissen is niet aanvaardbaar. Het gevolg is, dat men zijn teleurstelling op anderen tracht te wreken en steeds minder de werkelijke waarden van het leven, maar steeds meer de gevolgen van eigen dromen en ontkenningen van de werkelijkheid zal ondergaan. De mens is zich meestal van eigen beweegredenen niet bewust en wenst dit zelfs niet. Maar toch zou de mens het zogenaamde toeval voor een zeer groot deel kunnen beheersen.
Wanneer wij de waarheid kennen omtrent onszelf en daardoor ook de waarheid in de wereld aanvoelen, kunnen wij immers reageren volgens de werkelijke feiten en waarden, zonder ons daarbij alleen op uiterlijkheden, dromen en wensen te baseren. Wie volgens de feiten reageert, zal ontdekken dat bij enige zelfkennis de uitkomst van een bepaalde actie predicabel is. Het voorspellen van de toekomst is alleen onmogelijk, omdat de mens nu eenmaal onberekenbaar is, niet omdat Gods wetten onberekenbaar zouden zijn, of de tijd en de wereld niet aan vaste normen van actie en reactie gebonden zouden zijn. Wanneer een voorspelling vaag moet blijven of onmogelijk is, zo vloeit dit voort uit het feit, dat de mens onberekenbaar is, daar wij zijn werkelijke wezen en beweegredenen niet kunnen kennen.
De onberekenbaarheid van de mens blijkt niet voort te komen uit zijn steeds wisselende instellingen, maar gebaseerd te zijn op zijn illusies en dromen, die hij boven de werkelijkheid pleegt te stellen. Een mens, die in staat is zover in de waarheid door te dringen, dat hij het leven en de wereld leert aanvaarden voor wat het is en ook zichzelf weet te aanvaarden voor wat het is en bovendien leert alleen volgens deze juiste erkenningen te reageren, zal volgens degenen die dit nog niet begrijpen, kennelijk in staat zijn noodlot en toeval te dirigeren naar eigen believen. Hij is wel niet vrij, om alle omstandigheden te scheppen naar eigen believen, maar hij weet tevoren wat de mogelijkheden zijn en is zich ervan bewust, dat een bepaalde wijze van reageren ook bepaalde gevolgen zal hebben. Hij doorziet samenhangen, die voor een ander nog niet kenbaar zijn. Een dergelijke mens is meer meester van eigen lot. En hierdoor zal hij eigen werkelijke (kosmische) persoonlijkheid ook op aarde beter tot uiting kunnen doen komen. Wie zijn werkelijke persoonlijkheid, zover deze uitbaar is op aarde, ook werkelijk tot uiting brengt, maakt zijn gehele persoonlijkheid met alle daarin schuilende krachten en mogelijkheden tot deel van zijn aardse vorm en daden.
U begint misschien in te zien dat de nieuwe leer, ook waar het een zoeken naar de waarheid betreft, niet vaag is. Zij begint ook niet om, zoals vele andere leerstellingen plegen te doen, tevoren de mens te verplichten, bepaalde dingen zonder meer als waar te aanvaarden. Er staat nergens: Je moet geloven. Niet dat Maria ten hemel is opgenomen met lichaam en geest, dat Mohammed de enige ware profeet van God is, dat de Gautama Boeddha op deze wijze heeft geleerd en geleefd en op gene wijze gestorven is enzovoort, enzovoort. De nieuwe leer is geen geloof, maar een benadering van het leven. De nieuwe leer is geen poging u met nieuwe leringen, feiten of geloofswaarden te confronteren, maar u te doen beseffen hoezeer u in een totale eeuwigheid leeft, reeds nu. Zij tracht u de waarheid te doen beseffen en het geluk te doen vinden, zowel op deze wereld als op andere vlakken van bestaan.
Dit is juist het interessante van het geheel: Zij is geheel praktisch. Dit is ook de reden dat zij tot uiting komt in een tijd, waarin de mensen van allerhande geloofsstellingen steeds meer los gaan geraken door een toenemende kennis van de feiten omtrent leven, wereld en Al.
De mens, die in geen enkel geloof meer een houvast kan vinden, zal in de nieuwe leer nog steeds waarden aantreffen, die voor hem belangrijk zijn, dingen die hij niet hoeft te geloven, maar die hij zelf kan beproeven en voor zich waar kan maken.
U ziet het dus, waarheid is een ontzaglijk belangrijk iets. Het is dan ook jammer, dat de mensen een waarheid meestal maar al te graag prijsgeven voor iets anders. Toch moet men het begrip waarheid met enige voorzichtigheid hanteren. Er zijn mensen, die menen dat zij de waarheid dienen, wanneer zij op een “wat zie jij er goed uit” dat niet gemeend is, antwoorden met een: “Mij behoef je niet te belazeren..” Maar dat heeft met de waarheid van welke wij spreken weinig of niets te maken. Men noemt dit misschien wel ‘de waarheid zeggen’, maar in wezen komt het meestal neer op een zich wreken op een ander of het redetwisten over op zich onbelangrijke afwijkingen van de gekende feiten.
Waarheid is eerder gelegen in het voor zich erkennen wat de achtergrond van een ander en zijn woorden wel is. Stel, dat iemand mij zegt: “wat bent u charmant”. Dan zal ik de achtergrond erkennen (misschien afgunst) en mijn reacties bepalen op grond van de werkelijke inhoud van de verklaring. Maar daarom hoef ik nog niet hardop te zeggen dat de verklaring niet gemeend was. Het heeft eenvoudig geen zin dit te doen, daar het aan de feiten niets zal veranderen en ten hoogste nieuwe spanningen op zal roepen.
Waarheid is een werktuig, niet een wijze van spreken. Ook wij zouden natuurlijk de waarheid kunnen gaan zeggen over allerhande dingen. Ik weet bijvoorbeeld dat er nu vele mensen zijn die graag de waarheid over een heer Koekoek zouden weten. Anderen zouden het prettig vinden om de waarheid over Beatrix, Luns, Cals of anderen te weten. Maar al zouden wij u alle feiten noemen, dan zijn dit nog geen waarheden. Feiten zijn geen waarheden, wanneer daarin de achtergrond, de verborgen waarde, niet eveneens tot uiting komt. Men kan bijvoorbeeld de waarheid omtrent het gedrag van Beatrix aan de hand van de feiten alleen formuleren als volgt: Zij is zo verliefd en wil zo gaarne bescheiden en buiten de wereld leven, dat zij juist hierdoor voorzorgen heeft genomen (te groot misschien zelfs) om aan alle openbaarheid voorlopig te ontkomen. Maar dat is een formulering. Op grond van dezelfde feiten kan ik evengoed gaan zeggen: Deze eigenzinnige en koppige jongedame heeft zich nu eenmaal voorgenomen zich van de verplichtingen tot het publiek, die uit haar staat voortkomen, zo weinig mogelijk aan te trekken. Daarom laat zij iedereen …. zeg maar, exploderen.
In beide gevallen heeft men te maken met verklaringen, die wel alle feiten in aanmerking nemen, maar daardoor zelf nog geen feiten, geen werkelijkheid, zijn geworden. In dit geval zijn de feiten: Het gekozen isolement, de vrijheid van opvoeding, waardoor het denkbeeld van recht op een persoonlijk leven sterker is ontstaan dan voor een koningsdochter in feite bestaat. Ten derde kunnen wij constateren, dat steeds weer in overeenstemming met deze opvattingen wordt gehandeld. Dat zijn de feiten. Normaal beoordeelt men dit vanuit zijn eigen reacties, zonder zich met de feiten al te veel bezig te houden. Indien wij de waarheid zoeken, zullen wij de achtergronden van dit alles aan moeten voelen. Dan oordelen of veroordelen wij niet, maar constateren.
Nu zijn deze dingen natuurlijk niet werkelijk belangrijk in het leven van een mens op aarde. Het enig belangrijke kan voor een mens op aarde in dit en dergelijke gevallen de persoon zijn, die achter de feiten schuilgaat. Ook de erkenning van toekomstige mogelijkheden heeft met deze achtergronden te maken. De persoon, die achter de genoemde feiten schuilgaat, is degene, die op alle andere omstandigheden zal moeten reageren. De handeling is steeds een symptoom van een bestaande waarde. Zodra wij de bestaande waarde kennen of aanvoelen, zullen wij geen illusies koesteren en toch de feiten kunnen aanvaarden. Dan kunnen wij, juist omdat wij geen illusies koesteren, het op de wereld toch nog heel prettig hebben.
Op het ogenblik echter, dat wij voor ons geluk illusies nodig hebben, zijn wij reeds verloren voor wij beginnen ons geluk te zoeken. De waarheid (dat moeten wij begrijpen) is iets, wat in woorden maar ten dele te vangen is. De waarheid is gelijktijdig van een overweldigende eenvoud en juist door deze voor een mens te grote eenvoud, voor de mens ook van een enorme complexiteit. De mens kan zich de eenvoudige oplossing, die waarheid in zich bergt, voor zijn problemen eenvoudigweg niet voorstellen. Hij kan haar daarom ook niet aanvaarden. Waarheid is de basis van een bewustwording, zij is ook de basis van een beheerst en gelukkig leven. Zij is één van de kernpunten, die uit de nieuwe leer steeds weer naar voren treden. Een mens, die op deze wereld niet werkelijk leeft, niet waarlijk bewust is en niet tracht in eigen leven eigen waarden op de juiste wijze tot gelding te brengen, heeft aan een leven op aarde in meer kosmische zin zo weinig.
Het verdere, wat ik ga zeggen, is voor mijn onderwerp niet essentieel. Maar wanneer wij over de waarheid praten, is het als mens steeds weer zo gemakkelijk om de zaak eenzijdig te zien en jezelf en anderen eenzijdig voor te lichten. Wij kunnen bijvoorbeeld wel zeggen (en naar waarheid) dat een Jodenvervolging als in Duitsland en Rusland, verwerpelijke dingen zijn. Ons verwerpen van het fascisme heeft daarmee niets te maken, zo zal men zeggen. Zo lang het om de stellingen alleen gaat misschien niet, maar zodra het een verwerpen en misschien zelfs vervolgen van mensen gaat worden, wel degelijk. U kunt beweren, dat u een absoluut vrije democratie nastreeft en daaraan toevoegen: Tenminste wanneer anderen geen dwaasheden uit halen. De waarheid is, dat zo men anderen niet toestaat op hun eigen wijze dwaas te zijn, geen sprake meer kan zijn van werkelijke democratie. Te spreken van een regering door en voor het volk houdt in, dat alle groepen in het volk, ook de meest dwazen, recht van spreken hebben. Te menen dat de democratie kan voortbestaan, wanneer men de dwaasheid belet zich te doen gelden, ofschoon zij bestaat, is eenvoudig zelfbedrog.
Men kan zeggen en geloven dat de mens, wanneer hij maar goed leeft, door God beloond zal worden. Maar indien men niet kan zeggen, waaruit dit loon hier en nu bestaat en zelfs gebruik moeten maken van spreuken om de strijdigheden, die steeds weer kenbaar worden, weg te verklaren, als bijvoorbeeld: “God straft degenen die hij liefheeft het meeste”, dan deugt er iets niet. Dan berust het geheel niet op de feitelijke waarheid. Waarheid is een onnoemelijk moeilijk iets voor de mens. U hebt dit in het nabije verleden reeds kunnen ervaren en zult daarvan in de toekomst nog meer bemerken. Wij gaan uit van het standpunt, dat wij waar en waardig zijn, maar geven daarvoor meestal geen redenen.
Zo meent men, dat het communisme ’boos’ is. Maar de vraag is niet alleen, of dit zo schijnt, maar ook, waarom men zo oordeelt. Verwerpt men, haat men het communisme misschien, omdat men vreest zijn bezittingen dan te verliezen? Veroordeelt men het, omdat men de stellingen, waarop het gebaseerd is, onjuist acht? Keuren wij het af, omdat wij met zekerheid weten, dat alles, wat ons over het communisme verteld wordt, ook waar is?
Wanneer wij eerlijk zijn, blijkt achter het verwerpen van andere volkeren en vooral systemen en geloven meestal een zekere zelfzucht te schuilen, gepaard gaande misschien met een angst voor wat een overheersing van een dergelijk systeem wel zou kunnen brengen. Wil men eerlijk zijn, dan zal men moeten toegeven dat de angst en de veroordeling weinig of niets te maken hebben met de stellingen van het communisme, maar met de angst voor de communisten, een angst voor, en een verwerpen van mensen.
Daarbij vergeet men maar al te graag, dat je mensen eerst moet leren kennen, voor je een oordeel kunt geven omtrent hun al of niet aanvaardbaar zijn.
Zo is er ook een andere waarheid te vinden over het kleurlingenprobleem. Wij kunnen in Holland nu wel gemakkelijk zeggen dat men het bijvoorbeeld in Zuid-Afrika anders moet doen. Theoretisch en desnoods feitelijk kan men hierin wel gelijk hebben. De vraag die men, om tot een werkelijke veroordeling te kunnen komen, echter eerst eerlijk en naar waarheid zal moeten proberen te beantwoorden, is de vraag, hoe de Hollanders zouden reageren onder soortgelijke omstandigheden. En wanneer men dan bang is eerlijk toe te geven, dat men als Hollander ook wel degelijk eerst eens zou trachten voor eigen voordeel en behoud van eigen rechten te zorgen (wat niet meer dan menselijk is), is alle veroordelen van anderen gelijktijdig zelfbedrog en voert het tot verkeerde reacties. Dan zullen alle goed bedoelde acties tegen het onrecht dat anderen doen, geen resultaat kunnen boeken, omdat men van verkeerde premissen uitgaat.
De reacties op de uitslag van de verkiezingen waren in vele gevallen al evenmin reëel. Het is dwaas, wanneer iemand meent dat hij als politicus zijn houding zal moeten wijzigen, omdat een aantal kiezers zich voor een ander of iets anders hebben uitgesproken. Hij kreeg immers zijn mandaat van degenen, die wel op hem stemden en is aan deze verplicht zijn programma ook verder door te zetten. Het zou een bedriegen zijn van degenen die in zo iemand vertrouwen hebben gesteld. Ook het omgekeerde, een doorzetten van alles wat men zelf juist acht, ongeacht de inzichten, die in het volk tot uiting komen, is echter niet juist. Menigeen reageerde met een: nu men mij verwerpt, zal ik juist doorvoeren wat ik goed acht. Men zou zich toch eerst eens af moeten vragen of hetgeen men zich heeft voorgenomen, nu wel strookt met hetgeen men beloofde aan degenen, die men representeert, of eigen inzichten wel stroken met hetgeen degenen die men vertegenwoordigt, willen. Alleen dan kan men van een democratisch denken van handelen spreken, alleen dan zal men ook parlementair waardig en naar waarheid kunnen handelen.
Dat hiervan in vele gevallen geen sprake is, heeft u zelf wel kunnen constateren.
Naar mijn inzicht zou de gehele wereld er beter aan toe zijn, wanneer alle politici de waarheid zouden spreken omtrent hetgeen zij kunnen, willen en hopen te doen. Belangrijk lijkt mij verder in een democratie, dat men alleen van een gedane belofte of gesteld programmapunt afwijkt, wanneer men daartoe eerst de toestemming heeft van degenen, die de politicus gekozen hebben. Dus: Wanneer er eerlijkheid en waarheid bestaat tussen kiezer en gekozene. Het lijkt mij van het grootste belang voor de vrijheid van de mens en de vrede op de wereld, wanneer een ieder die gezag uitoefent, ook gehouden is zijn beloften, waardoor hij dit gezag verkrijgt, te houden. Men zal dit waarschijnlijk in de kringen, waarvan ik spreek, een zeer onrealistische verklaring noemen. Ik vraag mij af of men wel beseft, hoezeer juist deze overal getolereerde en als noodzakelijk beschouwde onwaarheden aan de ellende en gevaren op de wereld bijdragen.
Wat politici zeggen in deze dagen, is echter meestal niet de waarheid of iets wat zij als de waarheid menen te kennen, maar eenvoudig iets, waarvan zij dan hopen dat anderen het zullen aanvaarden en geloven. Het wantrouwen in de wereld is een van de grootste oorzaken van de bestaande internationale spanningen. Onnodige sociale onrust, gewetensvragen en dergelijken vloeien hieruit weer voort. Vele economische en andere moeilijkheden vloeien hieruit voort. Het is volgens mij de onbetrouwbaarheid, de geheimhouding van feiten, die een ieder aangaan en het bewust verkeerd voorstellen van zaken, dat hieraan het meeste bijdraagt. Men meent misschien, dat het nu eenmaal niet mogelijk is altijd te zeggen waarop het precies staat enzovoort. Maar ik zeg dat er grotere rampen voor de wereld zijn voortgekomen uit geheimhouding en leugens, dan er ooit uit de waarheid zijn voortgekomen. Want voor de gevolgen van de waarheid spreken zal men ten hoogste zelf betalen, maar voor leugens en verdraaide waarheden betalen gehele volkeren en misschien zelfs de gehele wereld. Mede hierom stelt de nieuwe leer zo nadrukkelijk, dat waarheid een noodzaak en een doel is bij alle bewustwording. De nieuwe leer stelt, dat de waarheid een integrerend deel is van het menselijk leven en de menselijke waardigheid. Dit wordt heus niet alleen gesteld omdat men met de waarheid hogere waarden in het ik zal kunnen bereiken. De nieuwe leer stelt, dat God het hogere in de mens ook geopenbaard wil zien in het totaal van de wereld. Daarvan is tot nu toe zeker geen sprake.
Laat ons eerlijk zijn: Leugens, goedpraat, ompraat hebben de wereld nog nooit geluk gebracht en nog geen tot een beter leven of een beter besef van eigen wezen en mogelijkheden gebracht. De pogingen om mensen door geweld, bijvoorbeeld door een heilig officie tot een bepaalde levenshouding te brengen, of een geloof te doen aanvaarden, hebben nog geen mens geluk of waarheid gebracht, laat staan zegen. Al deze pogingen tot dictatuur hebben nog nooit tot werkelijke vrede, welvaart of bewustwording geleid. Zij brachten alleen maar grotere strijd en meer ellende in de wereld. Soms zijn kleine voordelen bereikt, dat is waar. Maar de kosten daarvan waren zowel geestelijk als materieel beschouwd, onmetelijk groot.
Dat zijn u bekende feiten. De nieuwe leer is niet een geloof zonder meer. Het is een leefregel, die van bepaalde punten uitgaat, dat is waar. Maar de interpretatie van die punten wordt aan u overgelaten. Zelfs de aanvaarding daarvan is een zaak, die u alleen met uzelf kunt uitvechten, iets waarmee niemand anders iets te maken heeft. Het is natuurlijk vervelend, een algemene noodzaak tot waarheid aan te nemen voor allen, niemand uitgezonderd. Zoals wij een vorige keer reeds hebben gezien, dat het voor velen zeer moeilijk is een voor allen gelijkelijk geldende vrijheid te aanvaarden. Maar deze dingen zijn noodzakelijk. Indien deze mensheid menswaardig wil leven, wanneer de geesten die in de stof bestaan voor zich iets van bewustwording willen bereiken, grotere vrede en beter deel zijn in de schepping willen bereiken, zal men met een aanvaarden van de waarheid als noodzaak en de persoonlijke vrijheid als basis moeten beginnen.
Onthoudt daarbij bovendien nog, dat, zo de waarheid in deze dagen geen overwinningen meer kan behalen, de leugen morgen de wereld reeds kan vernietigen. Daarom is het de moeite waard na te gaan wat de waarheid is, van uzelf in de eerste plaats, daarnaast ook van de wereld. Voorkom dat uw verlangens u tot het aanvaarden van dingen brengen, die niet waar zijn. Ik zal u een paar voorbeelden van dergelijke waarheden geven.
Het is niet waar, dat er in Nederland sprake is van een groeiende welvaart. Wel is er sprake van een verschuiving van de armoede, waarbij de nadruk valt op een verschuiven van openlijke armoede naar stille armoede, omdat de armen van vandaag veelal mensen zijn die zich nog houden aan fatsoensnormen zoals deze rond ongeveer 30 jaren geleden bestonden.
Het is niet waar, dat er in Nederland een nuttige en algemene werkgelegenheid bestaat. Indien men alle overbodige ambtenaren en onnodig bij instanties tewerkgestelden zou loslaten en af zou zien van vele overbodige en kostbare projecten, zou er op de Nederlandse arbeidsmarkt op het ogenblik sprake zijn van een arbeidsreserve van bijna 20%. Het feit dat buitenlandse arbeiders worden aangetrokken, pleit niet voor een meer dan volledige werkgelegenheid, maar voor het hanteren van een soort werkverschaffing als machtsapparaat. Indien kerken zeggen elkander zonder vooroordeel te willen ontmoeten, zo is dit prijzenswaard. Maar indien men stelt tot een vruchtbare dialoog gekomen te zijn, terwijl men nog niet eens bereid is elkanders waarden geheel te erkennen, is dit een vertoning, geen feit. Ik kan doorgaan. Het is bijvoorbeeld een leugen, dat dollar en pond stabiel zijn, indien zij hun huidige koers alleen kunnen handhaven door vreemde manipulaties en steeds weer een beroep moet worden gedaan op buitenlandse mogendheden om een val te voorkomen.
Ik staak echter deze reeks van voorbeelden, waarin ik duidelijk trachtte te maken, wat waar is als tegenstelling tot de punten, die algemeen als waarheid worden aangenomen, omdat men het zo aangenaam vindt dat deze dingen waar zouden kunnen zijn. Dat is niet verstandig, maar alleen maar dom en verschrikkelijk oneerlijk. Wanneer u zelf aan deze oneerlijkheid meewerkt, zelf op gelijke en andere wijze oneerlijk bent door wensen te stellen voor feiten, is het toch wel duidelijk dat u nooit iets van de werkelijke waarden van uw leven zult beseffen en maar zeer weinig werkelijk geluk in uw leven zult kennen, dat blijvend is. Geestelijk zult u dan ook geen enkel contact hebben met een goddelijke werkelijkheid. Het is dus wel noodzakelijk, dat men steeds de waarheid zoekt en erkent. Het is daarom wel zeker, dat de nieuwe leer ongeveer als volgt zal formuleren: “Hij, die tegenover zichzelf de waarheid verzaakt of anderen bewust een onwaarheid voorstelt, zondigt tegenover zichzelf en anderen. Hij richt zichzelf ten gronde, zal zichzelf het bereiken van geestelijk inzicht en aards geluk beletten en voor anderen aansprakelijkheden op zich laden, die hem te zwaar zullen zijn op het ogenblik, dat hij moet beseffen wat zij zijn.”
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Rekenen in de esoterie.
Ik wil heden onder meer eens wat met u rekenen. Om te beginnen dan het eenvoudigste sommetje in de esoterie: 1+1=1 ! Een licht en een duister vormen tezamen een goddelijke werkelijkheid.
1+2=3. Dat is normaal. De wetende god plus de goddelijke werkelijkheid is de drievoudige openbaring, waarin de mens leeft. 1+3=4. God plus de volledige openbaring in de mens schept de waarde van alle leven: dierlijke, plantaardige en het menselijke bestaan, maar bepaalt ook het bestaan van al het elementale.
Dit zijn eenvoudige sommetjes. Maar je hoeft natuurlijk niet altijd zo te rekenen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: 3=1. Want de voortbrengende kracht, de voortbrengende wil en het voortbrengend bewustzijn tezamen zijn God, maar ook de gehele schepping. Of je kunt de zaak wat omdraaien en zeggen: 1=3. Een kosmische werkelijkheid is gelijk aan de goddelijke werkelijkheid, de wereld van de oervormen en omvat tevens de voor ons kenbare wereld van de openbaringen. Als je zo rekent, zul je afwijken van het in de rekenkunde gangbare, maar je zult tevens tot vele eigenaardige conclusies komen. Al is het maar, dat 1=3 en 3=1 verschillende waarden zijn.
Volgens mij is het wel aardig, het nu ook eens met een deling te proberen. Deel het menselijke bewustzijn door de menselijke daad en je hebt de menselijke bereiking. Of, anders gezegd: Deel de goddelijke wil door het menselijke besef daarvan en je hebt de menselijke bereiking als toestand in de eeuwigheid. Je kunt natuurlijk ook proberen te vermenigvuldigen. Wij kunnen dan zeggen: Mijn weten plus mijn kunnen vormen mijn willen, maar mijn weten maal mijn willen is mijn uiteindelijke bereiking. Zo kunnen wij ook zeggen: het eigen besef, verveelvoudigd met zijn harmonische waarden, is de mogelijke erkenning van het goddelijke.
Merkt u iets? Wij kunnen ook in de esoterie rekenen zoveel wij willen. Het jammere voor de cijferaars daarbij is echter, dat de uitkomst steeds weer verschillend kan zijn. Daarom is het mijns inziens eigenlijk eerder een soort algebra.
U zult nu misschien denken dat de gegeven voorbeelden wel aardig zijn, maar dat er toch wel uitzonderingen moeten zijn, waarbij de vergelijking met een sommetje of een algebraïsche formule niet opgaat.
Maar die zijn er niet, want wanneer wij de goddelijke wet van evenwicht plus de goddelijke wet van het zijn nemen, dan vloeien daaruit alle andere wetten voort. Elke goddelijke wet in zich is eeuwig en onveranderlijk, terwijl zij gelijktijdig oneindig is in de voor ons kenbare facetten daarvan. Er is dus sprake van algemeen geldende regels. U hebt aan deze rekenarij dus heus wel enig houvast en, zo u de som goed weet te formuleren, kunt u alle waarden in een soort vergelijking of berekening onderbrengen. Maar dit is alles nogal abstract. Je kunt het natuurlijk ook van een heel menselijke kant gaan bezien. De mensen rekenen ook wel eens eigenaardig, kennen ook menselijk wel de som 1+1=3. Maar dat noemt men dan wel de optelsom met het ongeluk in een klein hoekje.
Als je de zaak echter zuiver menselijk wilt bezien, kun je toch nog zeggen: de verantwoordelijkheid die ik moet dragen, verhoogd met de verantwoordelijkheid die ik wil dragen, zal mijn geestelijk en materieel rendement in de gehele kosmos bepalen. Want wat ik moet plus wat ik wil, samen betekent, wat ik doe.
Misschien denkt u dat er alleen maar sprake is van eenvoudige sommen op dit terrein? Dat zou u tegenvallen. Als eenvoudigste voorbeeld hier een proefje: 1+2+3+1 is mens – of ‘1’. Vreemd. Ik zal het u uitleggen. Want cijfers kunnen zeer wel dienen als symbool voor denkbeelden, die veel verder gaan dan in een overzichtelijke formule onmiddellijk blijkt: 1 = goddelijke kracht + 2 = goddelijke openbaring in tegendelen + 3 = totaal van de goddelijke scheppende macht + 1 = de zelfstandige openbaring binnen de beperking van de werelden = gezamenlijk de mens.
Het klinkt allemaal wel aardig. Maar de mensen zijn nu eenmaal geneigd om alles, wat te maken heeft met esoterie en het goddelijke, vooral mooi te zeggen. Het volgende zou men bijvoorbeeld in een predicatie mooi kunnen gebruiken. En er zijn heel wat mensen die preken, zelfs de Gaulle doet dat wel. Wanneer wij de goddelijke wil vervullen, zoals zij in ons gekend en geopenbaard wordt, zullen wij de naasten liefhebben gelijk ons zelf en in deze naastenliefde zullen wij ook de bron van alles, God, liefhebben.
Leuk. Maar nu zeg ik het eens eenvoudiger: mijn wezen is oneindig, ik noem dit ‘ik’. Daarbij voeg ik de naastenliefde, de erkenning van al hetgeen rond mij is. Ook dit is oneindig. Tel ik die waarden samen, dan blijft het geheel oneindig. Want oneindigheid plus oneindigheid blijft nu eenmaal oneindigheid. Ik formuleer nu: Ik = ∞ plus het andere ∞ = Gods ∞.
De naastenliefde kan natuurlijk ook nog anders worden uitgedrukt. Wanneer ik zeg dat de naaste de bekende factor is in een vergelijking met 1 onbekende, waaruit ik deze onbekende, mijzelf moet berekenen, dan kan ik concluderen, dat hij, die zijn naaste lief heeft, hem erkent voor wat hij is, daardoor de nog niet gekende facetten van zijn eigen wezen ontdekt. Wat in een formule uitgedrukt kan worden.
Je kunt dus korte rekensommen en formules gebruiken voor denkbeelden, die gehele boekdelen zouden vergen. Nu is dit niet direct mijn hobby. Ik ben geen grote rekenaar. Je zou eerder kunnen zeggen, dat ik vroeger, wanneer het op rekenen aankwam, eerder een grootste gemene deler was. Wat mij in dit alles echter frappeert is wel, dat je, waar je ook begint met deze formules, altijd weer terecht komt bij oneindigheid en eeuwigheid, of je nu wilt of niet.
Trouwens, dat is in de esoterie onvermijdelijk, je kunt het doen met rekensommetjes en formules, zoals ik nu probeerde aan te tonen. Je kunt het ook doen met een soort alfabet (wat wij ook al eens gedaan hebben) je kunt het doen met een versje, een kinderrijmpje enzovoort, enzovoort. Wanneer je maar bereid bent de innerlijke waarden en de godserkenning in jezelf mee te laten spreken, kun je van alles een soort symbool, een punt van beschouwing van de waarheid ook, maken. Dacht u dat het met versjes moeilijk zou gaan? Wij zullen eens zien. Ik neem er een, dat algemeen bekend is en in dit verband u nogal moeilijk lijkt: “Iene miene mutte, tien pond grutten, tien pond kaas, iene miene mutte is de baas.” Nu maak ik daarvan voor mij een symbool van een kosmische waarheid die in mij leeft, verbind aan de woorden hiervan voorstellingen die in mij bestaan en verkrijg in het versje een hulpmiddel tot een esoterische beschouwing, een herinneringssteuntje ook, waardoor meditatie en contemplatie veel gemakkelijker worden. “Iene miene mutte” is een onbekende grootheid. “10 pond grutten” , een hoeveelheid van het gekende en voedzame. “10 pond kaas” is een bekende hoeveelheid van een andere voedingsstof, iets meer dierlijks. Maar al voeg ik het samen, het onbekende, “iene miene mutte” blijft heersen. Dat is de baas.
Vervang de begrippen nog iets verder, dan kun je voor het ‘onbekende’ zeggen: God. Voor de “grutten”; de wereld en “de kaas”; het leven. Dan wordt de sleutel voor jou: Wereld en leven vloeien voort uit het goddelijke en worden door God bij voortdurendheid geregeerd, ook al schijnt de samenhang tussen God en wereld en leven niet altijd duidelijk en redelijk aanvaardbaar te bestaan.
Een dergelijke methode om bepaalde grote waarheden en erkenningen te binden aan eenvoudige versjes, sommen en dergelijken, mag voor iemand die zich op menselijke wijze ernstig met esoterie bezig pleegt te houden wel wat lichtzinnig schijnen. Maar waarom moet je van die esoterie eigenlijk een bijzondere wetenschap maken? Het gaat om het erkennen van eigen innerlijk en de werkelijke waarden, die in het leven bestaan. Dan kun je de esoterie ook in alle dingen vinden en zal een eenvoudig ezelsbruggetje als mijn interpretatie van het kinderversje vaak nuttiger, begrijpelijker en handiger zijn dan allerhande vreemde woorden.
Ik zou wel eens willen weten, waarom het noodzakelijk is juist de kernwaarden van het leven altijd weer met aparte en voor buitenstaanders geheel niet begrijpelijke termen weer te geven, zodat men eerst een vreemde taal moet leren, voor je aan de esoterie zelf kunt beginnen. Ik weet misschien wel veel, maar dit is dan toch een wetenschap, die ik nog niet bezit. Indien, zoals iedereen steeds weer stelt, esoterie in wezen het innerlijk pad, de persoonlijke bewustwording van Ik en leven moet zijn, dan meen ik niet dat er iets op de wereld of in de kosmos bestaat, dat met dit innerlijk pad voor ons geen verband kan hebben. Het is niet de kwestie, hoe je dat innerlijke pad moet vinden, want je draagt het bij je. De vraag is eerder: Ben ik bereid door te dringen in de waarheid van mijn wezen, ben ik bereid om alles wat buiten mij bestaat te vergelijken met mijn innerlijk wezen, om zo tot een duidelijker en bruikbaar beeld daarvan te komen. Doe ik dit, dan lijkt mij de conclusie juist, dat, zolang ik innerlijk streef, alles in de wereld buiten mij een beïnvloeding van, maar gelijktijdig ook een weergave van mijn innerlijke processen zal zijn.
Symbolen en hulpmiddelen tot meditatie vind je overal. Aan deze kant van mij staan 3 kaarsen en aan de andere kant ook 3. Dus denk ik: de mens is als een kaars, hij verbrandt de was van zijn leven, doordat de pit (de levensnoodzaak) hem daartoe dwingt en zet zo zijn leven om in Licht. Het Licht is een goddelijke waarde, een trilling, een kracht, die nimmer geheel verloren gaat. Zij blijft altijd en kan vanuit zich weer in elke andere vorm optreden, ofschoon zowel kaarsen als mensen qua plaats en hoogte kunnen verschillen, zal hun leven toch altijd weer resulteren in Licht.
Drie kaarsen staan er. Drievoudig is mijn wezen, dat tot Licht wordt. Want waar ik ook bewust en kenbaar leef, ik ben altijd in de schepping deel van de materie, deel van de fijne materie (het astrale) en het materieloze of zuiver energetische bestaan. In elk van deze werelden zal ik, krachtens de mij ingelegde levensnoodzaak, datgene wat ik kenbaar ben, omzetten in Licht. Heb ik eenmaal alles omgezet in Licht, dan ben ik weer een eenheid, want tussen Licht en Licht is geen verschil meer. Uit de verdeeldheid van mijn wezen moet ik tot eenheid komen door het vervullen van mijn levensnoodzaak, waarin ik de eenheid met het ware Licht zal bereiken.
Zo heeft u misschien nog nooit gedacht. Maar wanneer u de innerlijke waarheid zoekt, is alles bruikbaar als beginpunt voor een beschouwing. Hier staat bijvoorbeeld een tafel: vier poten met een blad. De tafel heeft veel gemeen met een mens: De tafel kan zeer veel dragen in verhouding tot zijn eigen gewicht, wanneer hij maar met zijn poten goed op de grond staat. Een mens die zetelt in de realisatie van grote lasten dragen, die zelfs meer schijnen te zijn dan de kracht van zijn eigen wezen. De mens kent vier punten, waardoor hij in het bestaan gebaseerd moet zijn: 1 het stoffelijke lichaam, 2 het erkennen van de stoffelijke wereld, 3 het stoffelijke bewustzijn en 4 de stoffelijke daadkracht. Wanneer deze 4 waarden in de materie op de juiste wijze gebaseerd en geuit zijn, wordt het vlak van bewustzijn gedragen door de poten. Dit bewustzijn is dan zo hecht gefundeerd, dat het zelfs de last van een onmiddellijke goddelijke openbaring kan dragen.
Vreemde vergelijkingen en vreemde sommen? Mogelijk. Maar als uitgangspunt voor esoterische beschouwingen toch zeer bruikbaar. De meeste mensen gaan voor mijn gevoel wat te ver uit hun eigen werkelijkheid weg wanneer zij het innerlijke pad volgen. Ik vind het wel mooi wanneer men wil schermen met vreemde termen en de mond vol neemt met parashvati, nirwana en dergelijke, voor leken onbegrijpelijke woorden. Maar de werkelijkheid van het leven is hier, in en rond u. Daaraan verandert men met vreemde woorden niets.
Een esoterische waarheid zal altijd ook in de eigen wereld bruikbaar zijn. Wanneer er geschreven wordt: “Wie staat, zie toe dat hij niet valle”, zo vertaal ik dit ook met een: Kijk uit, anders slip je nog op een bananenschil en breek je je nek. Of, om het deftig te zeggen: Erken de hinderpalen van een geestelijke en een materiële weg, zorg dat je geen ongelukken maakt door onoplettendheid en je zult steeds staande blijven, voort kunnen gaan en alles kunnen overzien zonder enige schade. Eenvoudig, nietwaar?
Daarom besluit ik mijn betoog als volgt: De werkelijke esoterie is gelegen in de besefte wereld en de besefte daad, waarin de gehele persoonlijkheid bewust zijn rol speelt. Slechts hij, die in zich erkenning en innerlijke harmonie draagt, zal met de harmonische waarden van de stof en in harmonie met de hogere geestelijke wezens en krachten ook zichzelf kunnen erkennen, voor wat hij werkelijk is en zo het goddelijke bewust kunnen bereiken, door kunnen dringen tot een Licht, dat voor de mensheid als geheel nog niet kenbaar is, maar dat in het geheel van de mensheid geuit en geopenbaard kan worden.
Dat is nu esoterie op mijn manier. En een ieder, die er met vreemde woorden en ingewikkelde voorschriften meer van wil maken, verzuipt het kind door er te veel badwater op te gooien. Want men dompelt maar al te vaak een waarheid in een bad van zoveel woorden en begrippen, dat men losraakt van de wereld en uiteindelijk slechts een dode, onveranderlijke waarheid overhoudt, die niet leeft en dan ook niet in de kosmos, maar slechts in de misleide mens kan bestaan.