15 februari 1965
Het begrip “geest” valt voor ons uiteen in de menselijke geest en “de geest” of wel de niet‑stoffelijk, levende geest. Beiden hebben hun eigen wapens, ofschoon ze met elkander toch wel verwant zijn. Van groot belang is hierbij het verschil tussen de stoffelijke denkvermogens en het geestelijk denken. Hierdoor wordt de kwaliteit van de wapens en ook de middelen, die toepasselijk blijken voor eigen omstandigheden en condities, beperkt.
Ik zal allereerst de wapens van de geest‑zonder‑stof onder de loep nemen.
In de eerste plaats ben je als geest sterk, wanneer je enigszins de beheersing van het tijdsmoment kent. Zoals een mens onder omstandigheden buitengewoon snel en gedecideerd kan handelen zonder zich van deze snelheid volledig bewust te zijn, zo kan de geest, zonder dat zij eigenlijk zelve daarvan verder nadeel of voordeel ondervindt, een bepaalde periode (een vaste tijdseenheid dus) doen uitdijen tot een zeer lange ‑ bv. een dag tot een maand ‑ of omgekeerd een dag terugbrengen tot enkele minuten. Door deze beheersing van het tijdsmoment en dus ook van de tijdssequentie waarin je leeft, kun je jezelf voor veel krachten onaantastbaar maken.
Als er een entiteit is die mij bedreigt en ik bevind mij in een veel trager tempo, dan ben ik voor hem zoiets als een standbeeld. Is het verschil groot genoeg, dan kan hij mij eenvoudig niet meer beroeren of zelfs niet meer tillen. Ben ik veel vlugger dan mijn agressor, ach, dan kan hij misschien proberen mij iets te doen, maar ik zie reeds wanneer hij begint te wijzen en ik zou hem kunnen vastbinden, voordat hij zijn beweging heeft voltooid. Dit vergelijkend gesproken. Het zal u duidelijk zijn, dat tijdsbegrip en daardoor dus ook het tempo van eigen reacties als wapen voor de geest erg belangrijk kan zijn. Het wordt bepaald door eigen instelling; dus door eigen concentratie en denkvermogen.
Een tweede wapen, waarover je als geest beschikt, is wel de mogelijkheid om in lagere gebieden, terwijl je je aanpast aan de daar heersende vormen en normen, toch iets van je eigen beweeglijkheid te behouden. Naarmate je in een meer dichte sfeer (een vorm van fijne materie) komt, zal je meer gebonden zijn aan het element plaats en aan het element tijd. Als ik zuiver als geest leef, bestaat die gebondenheid aan plaats en ook aan tijd niet, omdat daar, waar mijn voorstellingsvermogen is, mijn “ik” aanwezig is.
Zoals uit het voorgaande reeds blijkt, kan ik dus wapens maken. Zolang ik mij bewust blijf van mijn eigen wereld en sfeer en handelend optreed onder de wetten daarvan, kan ik die eigenschappen kenbaar in een lagere wereld of sfeer behouden. Daarbij geldt voor mij echter wel – en daarmee moet men rekening houden ‑ dat ik dan geheel mijzelf moet blijven. Anders gezegd: Wanneer ik mij in een lagere sfeer manifesteer, dan mag ik geen deel hebben aan de daar heersende waarden. Zeg nu dat u daar bv. een broodje krijgt aangeboden en u zoudt dat broodje nuttigen, dan bent u onderworpen aan alle normen ‑ ook van tijd en plaats ‑ van die wereld, totdat het broodje in u ophoudt te bestaan. Het is dus duidelijk, dat er beperkingen zijn.
Een andere kwestie, die ook wel erg belangrijk is, is het feit dat wij de materie buiten onszelf tot op zekere hoogte kunnen hanteren. Het is bv. mogelijk om als geest iets tot stand te brengen dat doet denken aan de trillingen van het geluid. Het is geen hoorbaar geluid. Het is meestal subsonisch, dus een trage frequentie. Maar het kan worden gebruikt om bepaalde voorwerpen in beweging te brengen en om een zekere sfeer te scheppen. Je kunt hiermee dus in een lagere wereld (ook in de stoffelijke wereld) een stemming bepalen en bepaalde voorwerpen beroeren. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om wat wij noemen schichten te gebruiken, die te vergelijken zijn met supersonische trillingen, dus trillingen die boven de gehoorgrens liggen. U zult wel begrijpen, dat als je daarmee een glas kunt laten springen of dieren en ook mensen a.h.w. waanzinnig kunt maken, je daarmee dus ook een zekere macht hebt. Voor dit wapen geldt echter wel, dat het alleen kan worden gebruikt in overeenstemming met het eigen wezen. Ik kan dus nooit op deze manier iets uiten, dat in strijd is met mijn persoonlijkheid. Zodra ik dit nl. doe, schep ik een waarde, die buiten mij staat en die mij eveneens beïnvloedt.
Dan lijkt mij ook, dat wij de geest een zekere mate van extra veerkracht, extra potentie, mogen toekennen op grond van het feit, dat zij uitstralingen kan aflezen en in sommige gevallen zelfs gedachten. Zij is dus geïnformeerd over het totaalbeeld van een eventueel lager staande, intelligentie of persoon; en deze kan geen poging doen om iets te verhullen. Men zal daarop over het algemeen niet reageren ‑ althans niet openlijk ‑, omdat men daarmee dan weer een zekere scheuring teweeg kan brengen in de sfeer of de wereld, waarmee men werkt. Maar door dit geïnformeerd zijn is het toch wel mogelijk van tevoren te reageren; en de snelheid van reactie, die zo wordt bereikt, is uit de aard der zaak weer een machtig wapen.
Ik heb deze wapens van de geest allereerst genoemd, (er zijn er nog enkele andere, misschien kom ik daar nog aan toe) omdat zij in zekere mate in de mens zelf berusten. De mens zelf heeft natuurlijk wat hij noemt: zijn geestelijke capaciteiten. Daaronder hoort in de eerste plaats de snelheid van denken; dus snelle, gedecideerde reactie. Neem een besluit. Beter snel een verkeerd besluit dan helemaal geen besluit.
In de tweede plaats behoort daaronder: inzicht. Het doorzien van de uiterlijkheden en het zien van de samenhang. Dit zijn allemaal wapens, die de mens reeds kan gebruiken. Indien u enig begrip hebt van problemen en vraagstukken, die er in een bepaalde materie schuilen, dan kunt u vaak, ofschoon u niet op bv. wetenschappelijke wijze bent gevormd, door het zien van het probleem niet slechts de wetenschapsman begrijpen als hij er over spreekt, maar u kunt zelfs nog verdergaan: u kunt de wetenschapsman a.h.w. een antwoord geven op vragen, waarvan hij zelf het bestaan nog maar half vermoedde en die hij misschien verkeerd of in het geheel niet kon formuleren. Dit is dus ook wel een belangrijk iets en ik meen dat 9 van de 10 mensen over deze wapens zouden kunnen beschikken, indien ze zich maar een klein beetje trainden.
Een volgend wapen, dat de mens heeft ‑ en dit eigenlijk in tegenstelling tot de geest ‑ is het vermogen tot isolement. Voor de geest in niet‑stoffelijke vorm betekent het: een zich isoleren, een zich afsluiten van alle wereld. In de stof kan de geest zich isoleren van de gehele wereld en toch die wereld blijven waarnemen, daarmee contact hebben en in die wereld iets bereiken.
Dat isolement heeft heel veel voordelen. Ik denk hier bv. aan de beheersing van de pijnprikkel. Wanneer u pijn hebt en u kunt uzelf (dus uw bewustzijn en uw gevoeligheden) losmaken van de lichamelijke toestand, dan blijken pijnen, die anders onverdraaglijk zijn, gemakkelijker te dragen. In vele gevallen kunt u pijn ook eenvoudig van u afzetten. U leert het lichaam beter manipuleren en aanpassen.
De kwestie van zich isoleren heeft ook nog een ander voordeel: door dit isolement in de stof kunt u een mate van objectiviteit bereiken, die anders zeldzaam is. Als ik een mens zie lijden en ik heb medelijden, dan zal ik misschien wel snel tot actie te bewegen zijn, maar ik zal niet weten, of ik kan helpen en zo ja, hoe. Heb ik mij geïsoleerd en zie ik het lijden niet als zodanig maar slechts als een verschijnsel buiten mij, waaraan ik geen deel heb, dan valt de ontleding mij veel gemakkelijker. Ik zal u een voorbeeld geven;
Als een patiënt pijn heeft en een arts of een verpleegster is met die patiënt gevoelsmatig in rapport, dan zal de angst om de pijn te vergroten hun vaak beletten de juiste maatregelen te nemen. Is daarentegen de patiënt voor hen geen mens maar een ziektebeeld (iets wat dus voor de patiënt minder prettig is), dan zal het ziektebeeld ook objectief worden bezien en zal er worden ingegrepen, zoals dat noodzakelijk lijkt en niet zoals dit voor de patiënt waarschijnlijk het aangenaamst is. Het heeft dus voordelen.
Deze meer algemene wapens van de geest kunnen we dan nog uitbreiden met wat men noemt; slagvaardigheid. Nu is slagvaardigheid niets anders dan een versnelde reactie. Iemand, die slagvaardig is, is dus iemand die in staat is om een woord, een zin of een daad zo snel te overzien, dat hij schijnbaar zonder onderbreking een daarop passende reactie bij de hand heeft.
Toch geloof ik, dat al deze natuurlijk voorkomende begaafdheden en ook door de mens zelfs mentaal te cultiveren gaven in het niet vallen bij de werkelijke kwaliteiten, die hij kan ontwikkelen. En dan moeten we hier even definiëren hoe de mens er eigenlijk voor staat.
Elke mens leeft ‑ of hij wil of niet ‑ in een wereld, die deels zijn vijand is. Verder leeft de mens in feite het leven van een predator; d.w.z. zijn wezen en zijn instinct brengen hem tot jacht. Nu zal die jacht niet altijd op een prooi zijn voor voedsel (ofschoon er nog heel veel mensen zijn, die van jagen en vissen houden juist omdat dat aan die emotionele inhoud van het stoffelijk wezen beantwoordt), maar men zal jagen op geld, op aanzien e.d.. De prooi kan zelfs meer abstract worden, maar het jachtelement blijft en daarbij dus ook de haast onbewuste wreedheid van de predator. Ik geloof, dat we dit even moesten vaststellen, want anders kunnen we niet begrijpen, waarom we die wapens nodig hebben.
Wanneer ik in de stof leef, ben ik gebonden aan een uiterlijke tijdmaat: uw dag van 24 uren enz. enz. Maar mijn bewustzijn is daaraan niet gebonden. Op het ogenblik, dat men zich aanleert het tempo van eigen denken te wijzigen naar de omstandigheden waarin men verkeert ‑ en dat is heus te doen ‑ heeft men een wapen, dat sterk lijkt op wat waarover de geest beschikt; men is nl. in staat zijn eigen reactietijden bewust te versnellen of te vertragen naar gelang dat noodzakelijk is. Men heeft verder de mogelijkheid om de intensiteit van beleving, van waarneming e.d. voor zichzelf te reguleren. Ik zou dan ook zeggen, dat het vermogen om de tijd en het tijdselement ten aanzien van eigen wezen althans te beheersen één van de grootste wapens is, die men heeft tegen de wereld. Indien u altijd met een gelijk tempo reageert, dan kan men precies berekenen wat u zult doen en hoe. Indien u echter uw reactietempo kunt wijzigen, zult u altijd het onverwachte kunnen presteren; en door dat onverwachte heeft u altijd een voordeel op elke tegenstander. Agressief is dit wapen niet zo goed te gebruiken. Als verdediging echter is het daarentegen buitengewoon belangrijk.
Dan hebben we de beperkte telepathische begaafdheid van de mens. Bijna elke mens is tot op zekere hoogte telepaat. Hij ontvangt indrukken, die hij zich weliswaar niet pleegt te realiseren, maar die voortkomen uit het denken van een ander. Deze indrukken bewuster ontvangen en u realiseren waar u afgaat op niet direct kenbare waarden, betekent dat u die niet‑kenbare waarden steeds bewuster gaat gebruiken. Hierdoor is tot op zekere hoogte het eveneens mogelijk om de achtergronden van bv. gesproken woorden en beloften of van de houding van mensen na te gaan. Er ontstaat iets, wat niet meer de intuïtieve afkeer of aanvaarding is, maar een erkennen van de redenen waarop dit plaatsvindt. En dat is belangrijk, want als u weet wat de wapens van een vijand zijn, kunt u daartegen gemakkelijk een afweer tot stand brengen.
Dan een volgend punt. U merkt wel, ik doe het nogal summier. Voor de mens is zijn vermogen tot rapport wel heel belangrijk. Rapport is iets anders dan telepathie. Men kan emotioneel een zodanig gelijkheid met een ander bereiken, dat men de waarden van de ander overneemt. In slechtere zin kennen we dit verschijnsel wel eens bij mensen die magnetiseren en de pijnen van hun patiënten overnemen. Dat is een kwestie van onbeheerstheid, zeker. Maar het is een bewijs, dat die overname bestaat. Typisch is hierbij, dat vaak niet alleen de genoemde symptomen maar ook andere, niet genoemde symptomen worden overgenomen, waardoor de suggestiefactor toch wel iets minder naar voren komt.
Wanneer ik een rapport kan vinden met een ander, dan voel ik diens stemming aan, maar ook diens mentaliteit. U kunt u dan aan die ander aanpassen. Maar niets is zo erg, dat weet u wel, als een spiegelbeeld bestrijden. En met niets kan men een ander zo goed helpen, als met een begrip voor zijn wezen en inzicht in zijn werkelijke problemen, die hij immers maar zelden op een andere wijze uitdrukt of op deze manier kan men ook hiermee veel bereiken.
Daarmee heb ik dus de meest voorkomende gaven wel behandeld.
Ik zou hier nog kunnen spreken over de gave tot het domineren van anderen; wat dus een suggestiefactor inhoudt en soms een factor, die we hypnose noemen. Maar ach, deze dingen zijn eigenlijk als wapen niet zo goed bruikbaar. Als iemand u aanvalt, dan heeft u weinig kans hem te hypnotiseren. En de suggestie, die u gebruikt, kan een soort bluf zijn, maar ze wordt veel te snel ontmaskerd. Dus als wapen zou ik deze niet hoog aanslaan.
De menselijke geest beschikt echter over krachten. Die krachten worden ten dele geput uit de omgeving, ten dele worden zij echter opgenomen uit de geest; d.w.z. uit die sferen, waartoe men volgens eigen geestelijk bewustzijn bij voorkeur behoort. Het is mogelijk elk tekort aan energie in korte tijd aan te vullen, mits men een voldoende innerlijke harmonie bezit. Ik acht dit een belangrijk wapen, omdat veerkracht, vitaliteit en geestelijke kracht voor de mens soms van zo buitengewoon groot belang zijn, als hij tegenover tegenstanders of problemen staat. Ik wil u een voorbeeld geven.
De normale slaapperiode van iemand is 8 uur per dag. Dan kan hij, mits hij een juiste ontspannenheid bereikt, binnen 11/2 á 2 uur rust precies hetzelfde effect bereiken niet alleen van ontspannenheid en rust, maar eveneens van lichamelijke ontgifting. U weet dat tijdens de slaap veel afvalproducten in het lichaam worden afgezet. Kortom, hij kan gedurende het slaapproces dit alles versnellen.
Diezelfde mens kan bovendien zichzelf kennen en beheersen. Dat is ook een wapen. Hoe beter ik mezelf ken, hoe beter ik mijn zwakke punten ken. Een zelfkennis, die wat verder gaat dan alleen maar wat zuiver stoffelijke opvattingen, impliceert dat men elke zwakte op geestelijk en ander terrein kent en elke aanval daartegen met inzet van de gehele persoonlijkheid zal afweren, terwijl andere punten, die niet zo kwetsbaar zijn, buiten beschouwing kunnen blijven. Daar kan men de aanval pareren. Zoals boksers dat ook wel hebben. Ze hebben soms een enkel zwak punt en hun verdediging moet erop gericht zijn dat zwakke punt te verdedigen. Zouden ze daar hun dekking een ogenblik verwaarlozen, dan worden ze meestal uitgeteld. Voor de mens geldt hetzelfde. Zelfkennis is dus een machtig wapen.
Dan kennen verder heel veel mensen nog wapens, die eigenlijk gebaseerd zijn op het contact met de geest. U moet wel begrijpen, dat hetgeen ik hier ga zeggen alleen onder een zeker voorbehoud geldt. Indien de mens in staat is innerlijk (dus geestelijk en ten dele mentaal) een juiste instelling te bereiken, geldt hetgeen ik nu ga zeggen. Bereikt hij dit niet, dan behoort het tot de onmogelijkheden.
Al datgene, wat met een geest harmonisch is, kan ‑ vanuit een bepaald standpunt althans ‑ worden beschouwd als deel ervan. Datgene, waarmee ik harmonisch ben, is deel van mijn wezen. Hoe sterker ik mijn harmonie opvoer, des te groter, des te machtiger, des te sterker ik ben. Als ik dus ontdek dat ik alleen te zwak ben, dan doe ik een beroep op die elementen in mijn wezen, die overal aanwezig zullen zijn en die ik mij innerlijk met uitsluiting van de rest een ogenblik kan voorstellen. Ik verkrijg dan de totale kracht van die gemeenschap. Dit is de verklaring van het gezegde, dat geloof wonderen kan doen. In het geloof bereikt men op een bepaald punt een eenheid met een groot aantal mensen en geesten. Men put uit de totale kracht daarvan. En als men die kracht doelbewust ergens voor gebruikt, moet men dus ook resultaat boeken.
Een volgend punt is het scheppen van wisselende waarden in het ,”ik”. De geest leeft niet alleen uit de rede, maar zij leeft ook uit de emotie. Deze beide waarden zijn voor de geest precies gelijk en als je in de sferen leeft, bestaat er tussen gevoel en erkennen eigenlijk geen verschil meer. Voor de mens op aarde geldt dit wel. Daarom mogen we stellen:
De mens, die in staat is zijn emoties en zijn geestelijke bestrevingen voortdurend tot uitdrukking te brengen en wel afwisselen maar met gelijke intensiteit, bereikt een zo groot mogelijke innerlijke kracht en zal die kracht kunnen gebruiken om zijn eigen lot verder te bepalen, anderen te beïnvloeden en vooral om nadelige werkingen of invloeden van zich af te weren. Dit zijn dus zuiver menselijke dingen.
Er is nog één wapen, dat voor de mens misschien sterker is dan voor de geest. In de geest kan ik door mijn voorstelling te wijzigen de waarde van de wereld, waarin ik leef, wijzigen. Maar ik heb dan geen contact meer met de wereld, waarin mijn probleem ontstond.
Voor de mens geldt, dat hij naast zijn stoffelijke werkelijkheid een tweede geestelijke werkelijkheid kan scheppen. Zodra deze geschapen werkelijkheid ook door het “ik” als volkomen reëel wordt aanvaard, zonder voorbehoud, zal elke wet die in deze tweede werkelijkheid geldt voor het “ik” in zijn geheel van kracht zijn. Het zal dus voor dat “ik” ook in zijn eigen wereld tot uiting komen.
Dit is misschien een vorm van magie, dat ben ik met u eens, maar het bestaat nu eenmaal. Het houdt dus in, dat men de spelregels tijdens het spel zou kunnen wijzigen, indien men in staat zou zijn een tweede werkelijkheid in te schakelen. Omdat uw tegenstander dit niet kan doen, bent u dus sterker. Maar alweer, het is een middel dat defensief veel grotere waarde geeft dan agressief. Agressief ben ik nog steeds gebonden aan datgene, wat mijn tegenstander is. Defensief is mijn tegenstander gebonden aan datgene, wat ik ben.
Hiermee heb ik dan de twee delen afzonderlijk zoveel mogelijk behandeld en kom ik nu aan de krachten, waaruit die wapens zijn gemaakt. Ik meen hier aan bepaalde feiten voorbij te kunnen gaan, omdat u kort geleden van een van mijn collega’s hebt gehoord welke wapens de geest op het ogenblik bv. kan gebruiken en uit welke krachten zij kan putten. Het zij voldoende op te merken dat de kosmische kracht, zo zij voor ons bestaat, voor iedereen gelijk is. De ontvangstmogelijkheid voor kosmische krachten is voor een ieder verschillend naar gelang zijn geaardheid en gerichtheid. Geaardheid kan hier worden gezien als karakter, de grondeigenschappen van het “ik”. De gerichtheid kan worden gezien als de eerste punten in de kosmos, die door eigen streven moeten worden bereikt, voordat men een uitbreiding van bewustzijn kan ondergaan. Deze worden over het algemeen uitgedrukt in kleuren. Men noemt ze licht, maar ze zijn in feite vibraties, die op een zeer hoog vlak liggen. Zo hoog, dat ze niet meetbaar zijn en die kunnen in het “ik” en ook in de materie een aantal werkingen tot stand brengen. We moeten wel begrijpen, dat de krachten, welke in die delen van het kosmisch licht aanwezig zijn, betrekkelijk gering zijn, uitgedrukt in menselijke energieverhouding. Je zou kunnen zeggen dat waar een mens b.v. 100 PK heeft een geestelijke kracht misschien 1/10 PK kan genereren. In vergelijking ziet u dus dat de kosmische krachten (de geestelijke kracht) gering zijn. Maar de geestelijke kracht is niet gebonden aan de wetten, die de aardse kracht kent; en daarom kan ik met die 1/10 PK iets doen wat ik met 100 PK nooit zou kunnen doen. Ik kan nl. die 1/10 PK gebruiken om de zwaartekracht uit te schakelen, wat ik met de 100 PK nooit tot stand kan brengen. Het resultaat is, dat ik met mijn 1/10 PK een berg kan verplaatsen, terwijl dat met 100 PK niet mogelijk is. Het is dus de wijze, waarop ik die kracht a.h.w. kan omzetten in elke gewenste vorm van energie, negatieve zowel als positieve, dat het wapen vormt, waarover ik beschik. De geestelijke krachten zullen beperkt zijn door de geaardheid en de gerichtheid van de mens. Dit houdt in, dat elke mens kosmische krachten alleen kan gebruiken in overeenstemming niet zijn eigen wezen. Tracht hij andere krachten te gebruiken, dan zal de energie, waarover hij maximaal kan beschikken, afnemen naarmate de energie, die hij wil gebruiken, meer verschilt van zijn eigen persoonlijkheid. Tamelijk ingewikkeld misschien, maar naar ik aanneem toch wel duidelijk. Hieruit volgt dan weer:
Alle krachten uit de kosmos zijn als wapen bruikbaar, voor zover zij door het “ik” ontvangen en gericht kunnen worden.
Als twee geestelijke krachten of mensen gelijke kosmische kracht als wapen gebruiken, zal degene die daarmee het meest harmonisch is altijd de sterkste zijn.
Daar kosmische kracht kan worden omgezet in kracht van elke geaardheid, zal het mogelijk zijn deze krachten ook stoffelijk te gebruiken en ze evengoed tot uiting te doen komen als elektrisch vermogen, levenskracht, zwaartekracht of antizwaartekracht, verhoging van moleculaire rotatie, bevriezing, temperatuur enz. naar verkiezing. Het feit, dat men zelf de vorm van de energie bepaalt, maakt haar tot een zeer machtig wapen. Door het gebruik van die kracht is het nl. mogelijk ‑ zeker theoretisch ‑ om elke voor het “ik” schadelijke kracht, die optreedt, tot stilstand te brengen of tot daadloosheid door er een negatieve werking tegenover te stellen. Misschien is het goed hier nog iets meer op te merken over de omzetting van de kracht. Het richten van de kracht gebeurt voor de geest meestal door een wijziging van zijn wezen. Hij past buiten de stof de methode toe zijn wereld gelijk te maken aan die kracht en de wetten, die hij binnen die wereld er kent, toe te passen op de kracht, waarmee hij werkt. Voor de mens is dit niet mogelijk. De mens zal hiervoor wederom iets gebruiken wat op de tweede werkelijkheid lijkt, nl. de fantasie, de voorstellingswereld. De voorstellingswereld van de mens, mits concreet genoeg binnen het “ik” bestaande en met uitsluiting van twijfels of daar in niet behorende waarden, kan worden gebruikt om elke kosmische kracht de gerichtheid en geaardheid te geven, die men verkiest. Een volgend punt. Er bestaan op aarde vele methoden, yoga, magie, esoterie, alchemistische praktijken enz., die op het gebruik van kosmische krachten zijn gebaseerd. Het is niet mogelijk kosmische krachten te gebruiken op grond van voorschriften. Het is alleen mogelijk ze te gebruiken krachtens eigen wezen. Dit is misschien de reden, dat zo weinig mensen dit doen. Een kosmische kracht kan als agressief wapen alleen dan worden gebruikt, indien er een tegengerichte kracht of intentie bestaat. Wanneer ik mijzelf bescherm met een kosmische kracht en een ander wil mij doden, dan kan ik hem door die kracht doden. Heeft hij slechts de wens mij te bedwelmen, dan kan hij door die kracht slechts worden bedwelmd. De werking van de kosmische kracht als wapen wordt dus niet alleen door de mens bepaald, maar wel degelijk ook door het object, waarop het wordt gericht.
Dan kennen we voor de mens de geest of de geesten. U heeft allen wel eens gehoord van genezers, die met geleidegeesten werken (Indian scouts e.d.). Zij werken samen met entiteiten in de geest. Bij deze samenwerking moet er altijd een taakverdeling zijn. Dat is in de genoemde praktijk heel vaak kennisname van het genereren van kracht door de mens op aarde en het dirigeren van de bestaande en beschikbare kracht door de geest. Alle samenwerking met de geest berust op een gezagsverhouding. Zonder dit is er geen samenwerking mogelijk. Wanneer de mens domineert, zal de geest gehouden zijn al diens wensen uit te voeren, voor zover dit binnen het vermogen van die geest ligt. Zodra echter het bewustzijn van de mens kleiner is en ook zijn wilskracht geringer, is dan die van de geest, zal hij altijd de ondergeschikte zijn.
Indien samenwerking met de geest als wapen wordt gehanteerd, dient men ook uit te gaan van het volgende: De geest met wie men samenwerkt moet zo sterk en zo lichtend mogelijk zijn, indien deze als dominerende factor optreedt. In dit geval mogen hem geen opdrachten worden gegeven, doch slechts de energieën die hij nodig heeft, en wel o.m. door middel van concentratie. De geest bepaalt dan de geaardheid van de verdediging en de mogelijke gevolgen. Zou men zich willen verdedigen en daarbij zelf een leidende rol spelen, dan zal men zich moeten beroepen op minder bewuste entiteiten van niet‑stoffelijke aard. Men zal er rekening mee moeten houden, dat deze voortdurend in bedwang moeten worden gehouden. Het is dus niet mogelijk hun een taak te stellen en alleen te laten.
Verder moet men zich realiseren, dat in dit geval elke fase van de taak in de mens bewust overdacht en geheel aanwezig moet zijn. Is dit niet het geval, dan zal een geest niet tot uitvoering overgaan. Het contact met de geest kan worden verkregen: In de 1e plaats door een z.g. openstelling, waarbij men dus zijn eigen wezen projecteert naar een sfeer; en contact krijgende met een geest in hem onmiddellijk de stoffelijk gewenste werkingen vastlegt. In de tweede plaats door wat men noemt: oproeping of bezwering. Een zeer gevaarlijke methode, waardoor de geest wordt gedwongen zich te manifesteren in een voor de stof meestal ook zichtbare vorm en in deze vorm een opdracht krijgt. Deze opdracht kan alleen worden uitgevoerd, indien er een zekerheid van voortdurende overmacht bestaat. Verder zal de opdracht ten koste van alles worden uitgevoerd; zo niet op het object waarop het is gericht, als dit bv. te sterk is, dan toch op een ander object, waarmee men als geest het meest verbonden zou zijn op dat ogenblik. Meestal is dat de magiër.
Als afweerwapen kan men het echter gebruiken door lichtende geesten aan te roepen aan wie men dan het verzoek of de bede geeft om alle kwaad uit te drijven, om de omgeving e.d. te beschermen. Hierbij kan worden gebruik gemaakt van bepaalde symbolen; en deze symboliek heeft soms een zeer grote werking. Verder moet men er rekening mee houden dat de mens nog als wapen beschikt ‑ en dat is dan het laatste wapen voor de mens, dat ik vandaag wil bespreken ‑ over het vermogen kosmische relaties te stellen.
Als ik een schema gebruik ‑ hetzij van actie, hetzij van lijnen, van reukwerken of van bepaalde vloeistoffen ‑ en ik stel ze tegenover elkaar, dan stel ik daarmee een evenwicht voor dat kosmisch aanwezig is. Zolang ik mij hiervan bewust ben (ik behoef mij dus niet van de geaardheid van het evenwicht zelf maar wel van het bestaan van de evenwichtigheid, die wordt uitgedrukt, bewust te zijn), kan ik deze evenwichtigheid gebruiken als een waardoor bescherming, waardoor elke niet‑harmonische factor automatisch wordt afgeweerd. Dit is b.v. de basis van de macht, die er in bepaalde talismans ligt, die we bij duiveluitdrijvingen, afweer, afscherming e.d. tegenkomen. U ziet, de mens heeft nogal wat wapens van meer geestelijke geaardheid. De geest zelf beschikt over een aantal eigenaardige wapens, die moeilijk door de mens of de geest in de stof kunnen worden gedupliceerd, Hun werkingen zijn ook niet in de eerste plaats stoffelijk, dat moeten we goed begrijpen. Zij blijven zich, bewegen op het terrein der verschillende energieën. Een levenskracht, die voor mij als geest gevaarlijk is, onverschillig of deze zich in de stof bevindt of elders, kan door mij worden geabsorbeerd. Ik kan dus elk wezen en elk leven in mij opnemen. Om het gewenste deel te bereiken zal ik echter die kracht moeten kunnen isoleren, zodat ze zich niet met mij vermengt, of erger nog mij overheerst. U kunt zich dit het best voorstellen als het opnemen van de bewuste entiteit in een soort vacuüm binnen het eigen wezen. Door dit isolement is voor de opgenomen entiteit wel een contact met u mogelijk (u kunt reageren) maar niets anders. Het is een all‑weather‑methode die wordt gebruikt om bv. bepaalde demonische entiteiten in zeer korte tijd onschadelijk te maken. De periode van rust, die zo ontstaat, kan worden gebruikt om in de wereld voorzieningen te treffen, waardoor die entiteit ook verder kan worden geketend.
Dan beschikt men over de mogelijkheid om zichzelf bloot te stellen aan wat men noemt: het absolute licht. Het absolute licht omvat meer dan alleen het verblindende licht. Het is een reinigingsproceduren en meer dan dat. Men verliest al datgene van zichzelf, wat niet volkomen waar of belangrijk is. Het zal dus meestal een offer zijn. Door dit echter te doen is men onaantastbaar geworden voor elke bewustzijnsvorm, zelfs in eigen of hogere sferen, die deze loutering niet heeft ondergaan.
Verder beschikt men over de kosmische energie in haar geheel en zal men dus niet meer aan delen van die energie gebonden zijn, zodat de eigen potentie stijgt. Als ik stel, dat die normaal 1/10 PK is, dan zal ze ongeveer stijgen tot 1200 á 1400 PK. Dit kan tijdelijk worden gedaan, maar vergt dan een even pijnlijk terugkeren naar de normale toestand als eerst de aanvaarding van de bijzondere toestand in dit alomvattende licht betekende. Wat hierin niets teloor gaat, is zuiver bewustzijn, dus zuiver kennen. Deze macht wordt over het algemeen alleen tegen demonen gebruikt. Zij kan onder omstandigheden ook worden gebruikt om bepaalde zeer belangrijke beslissingen af te dwingen in zeer korte tijd, zolang deze niet in strijd zijn met de goddelijke wetten. Dan een laatste wapen van de geest, dat m.i. ook wel zeer interessant is. Dat is het vormen van een z.g. harmonische eenheid of een harmonisch net. Voor de mens bestaat die mogelijkheid ergens misschien ook wel, maar ik geloof dat zowel de huidige mentaliteit van de mens als ook zijn geestelijke ontwikkeling dat toch meestal zal voorkomen. Het berust hierop:
Wanneer een twintigtal entiteiten van verschillend bewustzijn zich met elkaar in verbinding stellen, daarbij openstaande voor elkaar zonder enig voorbehoud, dan beschikt elk van de twintig over het bewustzijn van alle twintig. Zij beschikt verder over de daadkracht van deze twintig in zoverre zij haar op dat moment willen en kunnen steunen.
Het is dus vooral een vergroting van bewustzijn en houdt verder in een veelheid van waarneming. Eén entiteit kan over het algemeen op één punt volledig waarnemen. Een dergelijk net, bestaande uit twintig personen, kan maximaal op twintig verschillende plaatsen waarnemen; of op één plaats twintig verschillende factoren gelijktijdig volledig in zich opnemen. Het gevolg is, dat de bewustwordingsmogelijkheid dus veel groter wordt; dat de mogelijkheid om bepaalde gevaren te overzien en te voorzien toeneemt en dat een actie op alle details binnen de mogelijkheden valt, terwijl dit anders meestal niet het geval is.
Wanneer wij ons nu een net voorstellen van 200.000 entiteiten, dan hebben we daarmee reeds iets bereikt, dat de gehele wereld kan omspannen en over de gehele wereld praktisch gelijktijdig waarnemingen kan doen, terwijl de kracht, die ter beschikking staat, toch altijd die is van 30 á 40 normale mensen per punt op elk ogenblik. Een geconcentreerd samen werkzaam zijn zou natuurlijk de totale kracht van elk punt kunnen opvoeren tot ongeveer 100 á 140.000
Op aarde bestaat een dergelijk net. Voor de mens is dat in zoverre belangrijk, dat hem ‑ indien hij harmonisch is met de bestrevingen van dit net ‑ hierdoor een zekere immuniteit kan worden verleend voor natuurverschijnselen en krachten zowel als voor de kwaadwilligheid van geest en mens en daardoor voor hem grotere mogelijkheden kunnen worden geschapen.
De mens op aarde zal echter nooit een volledig en bewust deel van het geheel zijn. Hij zal a.h.w. een anode zijn in het net, die zelf haar functie niet volledig beseft en slechts de kracht en de immuniteit aan anderen ontleent.
Ik meen, dat ik hiermede wel een redelijk overzicht heb gegeven.