13 januari 1975
Wij hebben vanavond een gastspreker die wil praten over wat hij “de weg” noemt en dat betekent, dat ik mijn inleiding zelf maar een beetje in elkaar moet gaan zetten. Want wat is “de weg”?
Misschien is het het eenvoudigst wanneer ik om te beginnen wat persoonlijke dingen vertel. Dan kunnen we later altijd kijken wat wij daar theoretisch en meer algemeen bij kunnen opmerken.
Wanneer je spreekt over “de weg”, dan spreek je niet alleen over de weg in bewustwording. De meeste mensen denken, dat “de weg” de bewustwording zonder meer is. Mijn ervaring is, dat mijn bewustwording met die weg eigenlijk weinig te maken heeft.
Misschien moet je het zo zeggen: De bewustwording maakt het mogelijk te definiëren waar je op de weg bent, maar de weg zelf is iets wat je aflegt door het geheel van je persoonlijkheid en het bewustzijn zelf speelt daarbij wel een rol, maar is zeker niet overheersend. De weg wordt soms boeddhistisch gedefinieerd en dan horen we zeggen: Je moet dit zijn of dat zijn. Je moet zus of zo zijn. Er zit ook alweer enige waarheid in, maar mijn persoonlijke ervaring is, dat wanneer je wat verder komt op de weg naar de bereiking, je een beetje losser komt te staan van alle dingen rond je. Je zoekt dat meer in algemene zin te leven en je bent niet meer zo specifiek verbonden aan een enkel egobegrip met zijn vaak wat enghartige omschrijvingen.
Wanneer je leeft, dan ben je misschien wel rechtvaardig. Wat is rechtvaardigheid? Rechtvaardig ben je alleen in die zin, dat je probeert waar te zijn in alles wat je doet. Ook in datgene, wat je tegenover een ander doet.
Je kent onthechting. Het is, dacht ik, niet eens onthechting. Het is gewoon het begrip dat je veel dingen niet nodig hebt. Het is het besef, dat je het zonder die dingen kunt stellen, ook al zijn ze prettig en behoef je ze niet zonder meer opzij te zetten. Je bent geen slaaf meer van de dingen die je hebt of je bent eindelijk zo ver gekomen, dat jij relaties met de wereld hebt, dat jij bezit hebt en dat niet de relaties jou bepalen en het bezit jou leeft. Want dat is toch meestal het geval.
Zoek je naar oprechtheid, dan moet ik ook weer zeggen: wat is oprechtheid? Dat is weer: waar zijn, meer niet.
Nederigheid? Die bestaat eigenlijk ook niet voor mij, zo min als trots. Ik erken de feiten zoals ze liggen, d.w.z. dat ik misschien in het geheel niet veel ben. En dat wil zeggen, dat ik misschien iets meer kan zijn dan een ander in één bepaald opzicht, maar dat de ander mij weer kan overtreffen in een ander opzicht.
Dus wanneer je dat zo omschrijft, dan kom je als vanzelf tot een omschrijving van die weg als een toestand waarin je verkeert. Die toestand verandert en dat is vooruitgang op de weg.
Als je begint met leven, dan zoek je krampachtig naar een vorm. Dat is mijn persoonlijke ervaring tenminste. Je zoekt naar: Wat ben ik? Wat ben ik in tegenstelling tot al het andere? Wanneer die weg eenmaal begint te werken, dan ga je functioneren als een functie van het geheel. Je beseft het misschien nog niet, maar je vertegenwoordigt iets dat totaliteit is. En de bewustwording maakt het dan mogelijk te begrijpen, dat al die dingen niet van jezelf zijn. Dat je gewoon iets uitbeeldt, iets waarmaakt, iets weergeeft dat tot een geheel behoort.
De weg, die ik heb afgelegd: ik weet eigenlijk niet eens of die lang of kort is. Men zegt vaak: “Ik heb een lange weg achter mij”, maar dat kan de slak ook zeggen. En als hij nu verandert in een haas, dan legt hij driemaal diezelfde weg af en dan zegt hij: “Wat een klein rukje.” Je kunt alleen zeggen: voor mij is het lang geweest. Maar of het een grote afstand is, weet ik niet. Ik weet alleen, dat ik via allerlei werelden en verschillende bestaanstoestanden geworden ben wat ik nu ben. Mijn persoonlijke ervaringen langs die weg zijn zeer veelvuldig en zelfs veelvoudig. Maar alles bij elkaar heeft het mij alleen maar geleerd, dat ik altijd probeerde om veel dingen te zijn die ik niet ben. En nu ben ik, geloof ik, zover gekomen, dat ik tracht te zijn wat ik ben. Dit is mijn persoonlijke bijdrage en zo komen wij dan aan een meer theoretisch gedeelte.
Wanneer ik spreek over “de weg”, dan spreek ik over het verschil dat ligt tussen mijn bestaan, zoals ik dit ervaar en uiten kan en de totaliteit van het bestaan waarvan ik deel ben, zoals ik dit ervaar en uiten kan. De afstand daartussen is een denkbeeldige. De afstand wordt namelijk bepaald door het vermogen tot aanvoelen van het geheel en het vermogen tot begrijpen van eigen ik binnen het geheel. Wanneer dit niet aanwezig is, dan staan wij nog ver van de totaliteit af voor ons eigen begrip, maar wij zijn er altijd deel van.
Wanneer wij spreken over “de weg” als een poging van onszelf om te bereiken, dan zijn wij vaak geneigd dat erg systematisch te doen. Maar ook dat systeem heeft weinig te zeggen, omdat het systeem een poging is voor mijzelf om mezelf in een zekere vorm te uiten. Ik tracht dus aan mijn eigen persoonlijkheid iets op te leggen. Maar kan ik dat wel? Kan ik mijn persoonlijkheid veranderen? Ik kan alleen maar mijzelf zijn. Als zodanig ben ik deel van die totaliteit en niet als datgene wat een stelling zegt dat ik moet zijn, wat een leermeester van mij wil maken, wat men beweert dat ik moet geloven of ooit zal worden. Ik ben mijzelf en dat zal ik altijd zijn. Alleen…. ik ben mijzelf omdat ik – zoals ik besta in de werkelijkheid – het functioneren van het geheel mede mogelijk maak. Niet dat ik onmisbaar ben. Maar om een vergelijking te maken: ik ben misschien hetzelfde als een bloedlichaampje ergens in het aderstelsel van de mens. Dat kan heus wel gemist worden. Maar door zijn geaardheid is het belangrijk, want als er geen bloedlichaampjes zijn, kunnen de levensprocessen van dat lichaam (o.m.de toevoer van oxygeen overal waar dat nodig is) niet plaatsvinden. Ik ben dus belangrijk door wat ik ben, niet door wie ik ben.
In deze totaliteit moeten bepaalde begrippen bestaan, die voor de meeste mensen een uitdrukking zijn van bereiking. En bereiking is: weten wat je bent in het geheel. Er zijn veel van dergelijke symbolen, maar wij moeten een groot onderscheid maken tussen algemene symbolen en persoonlijke. Ik kan mij voorstellen, dat iemand als levend symbool het rad kiest. Want, zo zegt hij, het leven is een voortdurende wenteling, een voortdurende verandering, waarbij de gehele structuur zichzelf gelijk blijft en het ego toch die structuur steeds op een andere wijze kan ervaren. Maar hoe moet ik mij zelf dan omschrijven? Als ik een maçon zou zijn, zou ik waarschijnlijk voor het perfecte vierkant kiezen: de perfect behouwen steen. Maar ik kan mij zo goed voorstellen, dat ik een diamant ben: een veelvlak of een combinatie van veelvlakken. Ik kan mij voorstellen, dat een bol voor mij de juiste uitdrukking is en voor de meeste mensen is de perfecte uitdrukking van hetgeen ze zijn in werkelijkheid eigenlijk gewoon: een mens, maar dan een mens zonder gezicht, zonder uiterlijke kentekenen. Alleen maar het symbooltje van een mens.
Daar bestaan ook allerlei redeneringen over en één daarvan wil ik aanhalen: (we zitten nu toch in de theorie) “Dat het mens zijn als zodanig een functie is in de totaliteit, moet worden geaccepteerd. Doen wij dit, dan beseffen wij, dat elke mens in zichzelf een onvolledige weergave is van de totale mens. De totale mens of de mensheid buiten de tijd, uitgebeeld in één gestalte, is een scheppende functie in het geheel van het Zijnde. Het is een bezielde vorm van zelferkenning, die noodzakelijk is om het geheel der krachten evenwichtig te doen functioneren.”
Dit is een citaat. Wat ik met dit citaat tracht te verduidelijken is de theorie, dat wij niet alleen maar ego zijn, maar alle ego’s van een mens samen, van de gehele mensheid door alle tijden heen. Ze vormen een besefswaarde, een denkwaarde.
Er iemand geweest die zei: “Misschien is de mens wel een hersencel van de eeuwigheid. Als je dat nu voor mensheid zegt, dan ben ik het daar mee eens. We denken, we nemen bepaalde dingen op, we erkennen, we zijn in staat om tegenstellingen te erkennen, waar te nemen, graderingen tussen deze tegenstellingen tot stand te brengen, kortom: wij zijn in staat gradaties plus evenwichten te beseffen. En het geheel van het heelal is gebaseerd op evenwichtigheid. Eén van de belangrijkste wetten die er bestaat is de wet van evenwicht, die zegt, dat het geheel van alle krachten aan zichzelf gelijk blijft en voortdurend een onderlinge evenwichtige samenstelling zal zoeken, waarbij de krachten in werking elkaar opheffen zonder hun potentie te verliezen.
Achter die wetten van evenwicht ligt de wet van de gelijkblijvende velden en daarin wordt het volgende gesteld: bij elke verandering van energie, die plaatsvindt in de kosmos, zal er een tweede verandering plaatsvinden, waardoor de eerste wordt gecompenseerd, zodat in het geheel van beweging en verandering alles betrokken kan zijn, zonder dat de uiteindelijke waarde van de kosmische velden ooit varieert.
Wanneer je zegt: “Ik wil begrijpen”, dan is dat niet alleen een kwestie van kennis. Wanneer ik de wetten van evenwicht wil begrijpen, dan kan ik dat alleen, wanneer ik afstand kan nemen van mijzelf of van het leven. Het is bv. verschrikkelijk als je naar de wereld kijkt en ziet dat er zoveel mensen sterven door hongersnood, door natuurrampen e.a.. Maar aan de andere kant worden er ook zoveel mensen geboren. En dat vergeten we. Er is dus een poging een evenwicht te herstellen. En als die mensheid dan toch blijft toenemen, dan blijkt dat er weer soorten verdwijnen. De natuur is voortdurend in de verandering bezig een evenwicht te zoeken en dat evenwicht zo goed mogelijk te handhaven.
Wanneer dat aangevoeld wordt, dan kunnen we zeggen: In ons eigen leven zijn goed en kwaad, licht en duister verdeeld. Het is ook helemaal niet belangrijk dat wij met lijden worden geconfronteerd. Het is natuurlijk niet prettig, maar er staat altijd iets tegenover. Nu is het voor ons de kunst om datgene te vinden, wat tegenover het lijden staat.
Een mens doet mij altijd denken aan een krant. Op de voorpagina staat: moord hier, doodslag daar, alle rampen, alle ellende staat op het eerste blad. Zo ook bij de mens: zijn bewustzijn drukt eerst de negatieve waarden uit. En pas wanneer je het hele blad doorbladert kom je tot de conclusie, dat er toch ook veel positieve dingen gebeuren. De mens moet leren het positieve te zien. Hij moet door die uiterlijkheid van lijden en ellende leren heen kijken om te begrijpen dat er een balans is. Voor de dingen die je hebt, betaal je a.h.w.. Maar voor wat je betaalt, krijg je ook wat. Niet dat u iets kunt kopen, je kunt bv. geen geluk kopen. Maar je zult altijd tegenover hetgeen je hebt, iets hebben wat je niet kunt krijgen en 0mgekeerd. Als je dat evenwicht gaat begrijpen, dan zul je emotioneel evenwichtig kunnen worden. Dan zul je begrijpen, dat het leven in zijn geheel niet kan worden uitgedrukt op de een of andere manier. Maar dat het gewoon een voortdurend “zijn” is. En dat het voor een groot gedeelte van jezelf afhangt hoe je dat “zijn” interpreteert.
Wanneer ik uittreed – je gaat naar een andere wereld toe, waarbij je soms wat moet achterlaten of een extra jas aantrekken, wat voor het gaan naar de aarde nodig is – en ik kom in die andere wereld, dan zijn er veel dingen die ik niet begrijpen kan. Ik kan bepaalde dingen niet erkennen, maar ik kan ze wel aanvoelen. Ik kan een evenwicht aanvoelen, waar ik niet kan begrijpen hoe het existeert. Maar ik weet dat het er is en omdat ik uitga van mijn begrip, zal mijn weten alles registreren als een uiting van evenwicht en zo word ik dan ook meer bewust.
Ik zal het voor u verduidelijken. U komt in een wereld van, laten we zeggen, 2000 jaar verder. Alle menselijke verhoudingen zijn dan anders: de apparaten, de woningen zijn anders, de wetten en gebruiken van de mensen zijn anders, evenals de kleding. Nu staat u daar midden in. U kunt dan zeggen: “Ik snap er geen bal meer van”, maar u kunt ook proberen aan te voelen wat er is. En nu het vreemde: u voelt aan, hé, dit verschijnsel stamt voor mij uit dit of dat. Een gevoelskwestie, die je niet kunt beredeneren. Maar dan ga je er bv. naar kijken als een uiting van mensenliefde. Je voelt aan, het ziet er misschien wreed uit, maar het is kennelijk mensenliefde. En als je er naar gaat kijken met dat begrip mensenliefde op de achtergrond, krijgt het gestalte. Het onthult zich aan je. Kunt u dat volgen? Dus is het zo, dat ik ergens mijn gevoel nodig heb om te leren begrijpen, maar dat ik niet kan leren begrijpen wanneer ik dat aanvoelen niet heb. Dan kan ik wel kennis verwerven, maar dan kan ik niet begrijpen.
Erkennen en begrijpen verschillen niet zo veel elkaar. Alleen wanneer ik het wezen van iets erken, behoef ik het nog niet te begrijpen. Maar als ik het wezen van iets begrijp, ook al erken ik er maar een klein deel van, dan kan ik het geheel van dat wezen wel beleven.
Nu kan een ieder natuurlijk zeggen: “Dit is mijn weg.” Is er eigenlijk een weg, die voor jou bestaat? Of is het zo, dat een ieder naar andere details kijkt langs de weg en meent dat hij langs een andere weg gaat? Dat is lange tijd een strijdpunt geweest. Het verschil tussen bepaalde godsdiensten heeft daar een rol in gespeeld. De conclusie, die men daar theoretisch over bereikt heeft, is naar ik meen, ook weer het citeren waard:
“Uitgaande van het geheel van de mensheid als deel van de totaliteit, zal er slechts één weg bestaan, langs welke de mens – als deel van de mensheid – zijn werkelijkheid en zijn behoren bij die mensheid zal kunnen begrijpen. Dientengevolge zullen alle verschillen van “weg”, die men veronderstelt, niet voortkomen uit een feitelijk anders gaan van mensen, maar uit een anders gerichte waardering en belangstelling voor hetgeen zij op hun weg ontmoeten.” M.a.w.: de een houdt van vlinders en ziet alleen maar vlinders. De ander houdt van wat anders en hij kijkt daarnaar. De een kijkt naar brandnetels, een ander naar de ellende van het verkeer. Een ieder heeft zijn eigen liefhebberij. En als ze met elkaar praten zeggen ze: “Op mijn weg zie ik voortdurend vlinders.” “Wat gek”, zegt de ander, “en het stikt daar van de auto’s. Je zult een andere weg bedoelen.” Neen, het is geen andere weg. Het is dezelfde weg, maar we zien haar op een verschillende wijze, omdat onze eigen belangstelling anders is gericht.
De situatie zou ik vanuit mijzelf als volgt willen omschrijven: Wij leven temidden van één werkelijkheid. Die werkelijkheid heeft voor ons – omdat we in ons besef tijdgebonden zijn – het beeld van een weg geschapen. Onze erkenningen langs die weg mogen zeer verschillend zijn, maar desalniettemin behoren wij tot dezelfde kracht en kan dus worden gezegd, dat onze weg in feite identiek is aan die van alle anderen die behoren tot de mensheid.
En dan vraag ik mij af: wat zal zo’n gastspreker nu gaan zeggen over die weg? Wat wil hij gaan vertellen? Ik kan natuurlijk gaan zeggen: “Dit is de weg.” Maar is dat juist? Dat is van één kant uit gezien juist, maar van de andere kant gezien is het misschien niet juist; omdat je moet uitgaan van je eigen persoonlijkheid. Wat kun je zeggen over “de weg”? Dan is ergens volgens mij de persoonlijkheid die erover spreekt, bepalend voor het beeld, dat die ander van die weg zal krijgen. Ik moet dus om te besluiten ook nog zeggen welke indruk ik persoonlijk van deze gastspreker heb gekregen, en wat ik bij hem meen te veronderstellen. U moet heel goed begrijpen, dat dat mijn visie is. U moet het zelf op uw eigen manier bekijken:
- Hoog lichtend. Een persoonlijkheid, waarbij ik mij een heel kleine jongen voel.
- Een enorme neiging tot een zich delen met anderen. Hij heeft er kennelijk geen behoefte aan om te zeggen: hier ben ik. Hij probeert zijn gedachten zo uit te drukken, dat veel mensen kunnen zeggen: “Hier zijn wij.”
- Wanneer ik met hem spreek, ontdek ik emotie – meest in mijzelf – en in die emotie ontstaat een begrip. Of dit begrip identiek is met hetgeen de spreker wil uitdrukken, blijft voor mij altijd weer een raadsel. Ik weet niet 0f wat hij wekt de totale werkelijkheid is in mij of een persoonlijke. Maar ik weet wel, dat hij een sfeer schept. En ik weet verder, dat de sfeer die hij schept voor mij uitermate aangenaam is of liever “positief” is. Het is iets, waarin ik mijzelf kan erkennen en aanvaarden en ik mezelf gelijktijdig deel voel het geheel.
- Wanneer je tracht met hem te spreken wordt het erg vaag. Het is moeilijk. Ik heb soms het idee, dat er waarheden worden gezegd, maar dat ik ze alleen niet begrijp. Op een ander ogenblik denk ik: hij drukt wel wel uit, maar het is als het ruisen van de zee. Het is een soort lied van een kosmische natuur en ik kan het horen, het bewonderen, maar woorden zijn zinloos. Er zijn geen woorden.
- Pogingen om hem te interviewen – dat is iets wat wij altijd proberen bij een gastspreker, om er zodoende achter te komen wat zo iemand zal gaan brengen, wat zijn denkbeelden zijn – faalden. Ik zie zijn denkbeelden ongeveer zo:
Er is geen scheiding, behalve de scheiding die wij zelf tot stand brengen. Wat wij sfeer noemen, is alleen maar de erkenning van iets wat altijd aanwezig is, maar waarop wij zelf afgestemd moeten zijn voor het voor ons waar wordt. Kosmische bereiking idem dito. Het is een afstemming op de totaliteit, waarbij die totaliteit beleefd wordt. Waarheid bestaat niet, omdat alles evenzeer waar is, ook datgene wat voor ons op dit moment een leugen is. Dat lijkt strijdig, maar die indruk krijg je. Alsof hij zeggen wil: “Ja, lieve mensen, jullie denken nu wel dat er een groot verschil is tussen waar en onwaar, maar dat is er eigenlijk niet.”
Het verschil is alleen maar: ben ik t.a.v. mijn eigen vermogen en besef waar of onwaar. Maar voor de rest bestaat er alleen waarheid. Een blijde mededeling voor een aantal mensen die het publiek leiden in deze tijd, waar er zelfs wasmiddelen zijn, die witter dan wit wassen.
Zijn visie t.a.v. Jezus bv. is een heel vreemde. Het antwoord kwam bij mij zo over: “Hoe kun je vechten over de aard van het licht? Het is er. Toen zei ik: “De Boeddha.” Toen kreeg ik hetzelfde antwoord, dezelfde impuls terug. Ik heb het geprobeerd met M0hammed en daar was hij kennelijk niet zo erg op gesteld of minder op gesteld, maar ik kreeg het antwoord: “Waar licht is, is ook schaduw.” Zo ziet u hoe wonderlijk zijn benadering is.
Tenslotte vroeg ik: “Wat gaat u zeggen?” Toen was zijn antwoord: “Ik heb nooit iets te zeggen. Ik besta. Maar in hoe meer van het geheel ik besta, hoe meer ik besta en het is mijn doel zo te bestaan, dat ik besta in alles.” Ik dacht: dat kan wat beloven. Ik vermoed dus, dat wij te maken krijgen met sfeermakerij enz. Misschien dat veel dat ik met moeite uitdruk, er bij hem uit zal k0men in zeer eenvoudige woorden en zinnen. Dat heb ik wel meer ervaren. Nu zijn er onder de aanwezigen altijd critici die zeggen: “Die inleider heeft het wel geprobeerd, de gastspreker wist het te zeggen.” En dan ga ik wel eens na, wat die kritische mensen ervan begrepen hebben en dan blijkt dat ze van de gastspreker nog minder begrepen hebben dan ik en daarom dachten ze dat het zo eenvoudig was.
Ik zou zeggen, als de gastspreker komt, probeer dan aan te voelen wat hij is. Probeer de sfeer op te pakken en neem de uitspraken maar op de koop toe. Ik denk, dat u dan een juister beeld zult krijgen van de persoonlijkheid dan op een andere manier mogelijk is en ik hoop, dat mijn pogingen om iets te zeggen over “de weg” toch verhelderend zijn geweest. Dat het u duidelijk heeft gemaakt hoe je de dingen kunt zien.
Dan moet ik eindigen met een zinsnede, die voor sommigen van u misschien weer verwarrend is:
“Het is niet mogelijk een absolute waarheid te uiten. Het is slechts mogelijk een deel van de waarheid te omschrijven, in de hoop dat de omschrijving zelf niet bestreden wordt door het geheel waartoe ze behoort.” Dat is wat ik heb gedaan vandaag. Het is een beetje moeilijk voor mij; je moet het dan maar gewoon proberen.
Ik heb u een paar gedachten voorgelegd. Denk er eens over na. En neem mij niet kwalijk, dat ik niet met zekerheden ben gek0men, want ik geloof dat de mens, die verstandelijke zekerheden heeft, juist daardoor niet in staat is een werkelijk begrip van zekerheid in zichzelf te verwerven. Maar mogelijk vergis ik mij ook daarin, want met deze gastspreker van zo dadelijk gesproken hebbend, ben ik tot de conclusie gekomen, dat ik veel minder weet dan ik dacht te weten en dat ik toch het gevoel heb meer te zijn dan ik dacht te zijn. Ik hoop dat u dezelfde ervaring zult hebben, want niets is beter dan te voelen hoeveel je bent. Of u het dan begrijpt of niet dat anderen het grijpen of niet, doet niets ter zake.
Gastspreker: Het licht is de weg.
Het leven lijkt één lange, eindeloze weg. En toch: wie stijgt boven de schijn, wie even ontvlucht aan de voortdurende gebondenheid van tijd en ervaren, hij ziet dat er slechts één werkelijkheid is en dat de weg een illusie is. Wie ziet, zou willen blijven in dat gebied waar alleen nog maar de werkelijkheid is, een witheid, die uitblust wat onbelangrijk is en waar het ik zichzelf hervindt door zichzelf te verliezen. Maar wie kan deze eenheid verdragen? Al snel vluchten wij terug en langs de purper wuivende veren, die als wolken onze weg omgrenzen, keren wij terug. We kijken naar het gouden licht, dat op de weg weerkaatst en zien boven ons weer de blauwe hemel van het weten. Want zo zijn wij wezens van tijd, zolang wij de oneindigheid nog niet ervaren hebben.
Spreken over deze tijdloosheid is zinloos. Je kunt niet vertellen in woorden wat de werkelijkheid is. En toch moet je steeds weer getuigen van een werkelijkheid, die je hele wezen doorboort, die alles doet wegsmelten wat onbelangrijk is, die je laat blijven in een waarheid, waarvan je kunt zeggen: Zie, ook dit ben ik.
Spreken tot u is spreken in beperkingen. En toch kan hij, die de onbegrensdheid verlangt, weigeren de beperking te erkennen. Ik zeg u, dat in de beperking de oneindigheid bestaat. Wij zien de verschijnselen en wij tellen de verschijnselen. Wij verdelen en tellen de delen die wijzelf gemaakt hebben. We vergeten
dat er een eenheid is.
U leeft. Of …. leeft u wel? U denkt. Maar denkt u wel werkelijk? U jaagt belangen en bewustwording na. Maar zijn er wel belangen, bestaat er wel een wezenlijke bewustwording? Je zou je de vraag moeten durven stellen of er wel iets is dat van belang is buiten het zijn zelf.
Ik heb – en dat is al een lange tijd – gezocht naar een weg. Ik heb de paden omschreven. Ik heb de pijlers genoemd en ik heb ondanks alles alleen maar verschillen genoteerd in dat, wat eigenlijk één en hetzelfde is. Ik heb gezocht vanuit een niets ik-beperkt zijn, te spreken tot de beperkingen van het leven en het ego, maar ik heb niet kunnen uitdrukken wat ik wilde. Want sprekend over het oneindige, moet je de oneindigheid verlaten. En wie de oneindigheid verlaat, kan de waarheid niet meer spreken over dat waar alle dingen één, hetzelfde en gelijk zijn. Waarom ik toch steeds weer langs deze en andere wegen tot de mensen kom, is een vraag, die ik slechts kan beantwoorden vanuit een besef dat mij drijft.
Wanneer ik één ben met alle dingen, ken ik geen behoeften en geen beperking. Maar wanneer ik dan zie, dat hetgeen waarvan ik deel ben, beperkt is, dan kan ik niet zeggen, dat die beperking ook in mij bestaat. Waar er een beperking is, moet je ze aanvaarden Waar een beperking werkzaam is, moet je trachten haar werking te verminderen. En zo spreek je tot de mens, tot de geest om te zeggen: beperking is een illusie. Maar wie ben ik, dat ik tot een mens kan zeggen: “Beperkingen zijn illusies.“
Een mens leeft en soms proeft hij even de gouden schijn – hij noemt ze vreugde of besef – en dan keert hij terug in de duistere, chaotische warreling van zijn eigen denken en begeren en hij zegt: “Het licht is geen waarheid.” Je kunt tot de mens zeggen: “Er zijn geen grenzen.” Maar hij kijkt naar zichzelf en zijn wereld en zegt: “Zie, hoezeer ik geketend ben.” Maar kan het water dat neerdaalt met de regen, dat door de aarde sijpelt en wordt opgetrokken langs de wortels van een boom zeggen: “In de boom ben ik geketend.” Slechts indien het alleen deze fase beschouwt, niet wanneer het beseft deel te zijn van een kringloop en zo dadelijk als een lichte trilling in de hitte de bladeren verlaat en weer naar de hemel stijgt, zijn weg zoekend naar zeeën of land, om weer neer te dalen en weer op te stijgen, weer te keren in een beslotenheid van een boom of een plant.
Wij leven, ons leven is als het water. Het water gaat, valt, stijgt, maar het is leven. Waar het water niet is, is er geen leven. Aldus is het op uw wereld. En in vergelijking kan ik zeggen: Zo is het in het Al. Onbeperkt zijt ge door het wezen dat ge zijt. Onbegrensd zijt ge door het wezen dat ge zijt. En beperkt zijt ge alleen doordat ge gestalte geeft aan één van de vele vormen, waarin het leven zich openbaart. De weg van de werkelijkheid is het leven. Het is die zindering, witter dan wit, die neerdaalt door alle kleuren, gestalte neemt, zelfs in de duisternis en weer herleeft tot zichzelf, zonder ooit te veranderen of verloren te gaan. Dat zijt gij en dat is de weg.
U denkt: Ik heb veel geleden. U denkt: Ik moet nog veel doen. U denkt: Ik heb veel geleerd of: Ik moet nog zoveel leren. Maar dat zijn uiterlijkheden. Onbelangrijk zijn ze in vergelijking met de kracht zelf. Wanneer je zoekt een ogenblik de weg te verlaten, dan word je omhuld door de mystieke sluier, die als purperen veren je een ogenblik schijnen te strelen, totdat je iets van de wijdheid en de werkelijkheid beseft om alweer terug te keren in de zachte en strelende duisternis, waarin de gevoelens nog naklinken voor de vorm weer beleefd wordt als enige werkelijkheid. Maar ge zijt licht en niets anders.
Ik sprak met degenen die behoren tot uw groep en ze hebben mij gevraagd: “Is er een wet?” Ik heb gezegd: “De wet die bestaat, is het zijn zelf. Zoals gij het zijn beleeft, is uw wet. Maar uw wet is slechts een flauwe weerkaatsing van de werkelijkheid.” Men heeft gevraagd: “Wat is waarheid?” Ik heb gezegd: “Waarheid is in alle dingen. Er is geen leugen, die geen waarheid bevat. En er is geen waarheid, die niet tot leugen wordt door zijn beperking. Zoek dan de essentie van de dingen en verheug u daarin. Maak u niet tot gevangene van de eenzijdigheid waarin ge denkt, leeft of streeft.”
Eén van hen heeft mij gezegd: “Maar er is toch reïncarnatie? Wat wil je daar dan van zeggen?” Wat moet ik zeggen over de kringloop der uiterlijkheden als de essentie niet verandert? Men heeft mij gevraagd: “Kunt u dan een verschil geven tussen leven en dood?” Ik heb gezegd: “Er is geen verschil. Want daar waar ik spreek van dood, spreek ik van iets wat bestaan heeft en wat bestaan heeft, kan niet teniet gaan. Slechts dat, wat nooit bestaan heeft, is niet. En daarom kan het niet sterven. Een vriend, die bij deze ondervraging enigszins de leiding had, heeft mij gezegd: “Waarover wilt u dan spreken?” Toen heb ik gezegd: “Ik zal spreken over de wet.” “De wet?” vroeg hij. “Ja, de wet die de weg is.” Toen zei hij: “Laat ons dan spreken over de weg”, niet begrijpende dat de wet en de weg gelijk zijn. En zo spreek ik tot u over de weg, maar ook over de wet.
De wet is die regel, waaraan je niet ontkomen kunt. De wet is die regel die zegt: Nooit werkelijk zul je je kunnen afzonderen van het Zijnde. Nooit zal de werkelijke eenheid van het Zijnde doorbroken worden. Nooit zal de kracht, die het Zijnde vormt, gedeeld zijn in wezen en feiten. En dit is de weg.
De weg is de eenheid en de beleving van de eenheid. De erkenning, dat grenzen niet bestaan in de werkelijkheid van ons wezen. Slechts in de schijn, de schijn van verandering, waarin het geheel zich openbaart en waarin ons wezen een rol schijnt te spelen. “Kunt u” zo vroeg onze vriend, “ons dan iets geven dat belangrijk is?” Ik heb gezegd: “lk kan u niets geven, want al wat belangrijk is, is deel van u. Maar ik kan datgene trachten te wekken, wat in u bestaat, wat in mij bestaat, wat de kern is van alle dingen.”
En zo ben ik hier, zo deel ik mijn wezen met u, heb ik deel aan uw wezen en verandert er toch niets. Daarom speel ik mee in deze charade van vormen, die het raadsel van de onverbrekelijke eenheid weergeeft. Kan ik mijzelf aan u geven? Ik kan het niet, want wij zijn deel van één en hetzelfde. Ik spreek woorden, maar kan ik woorden spreken die gij niet kent? Wanneer ge ze niet kent, zult ge ze niet begrijpen. En spreek ik woorden, die ge kent, hoe leven ze in u? Laat 0ns dan proberen met woorden een vage schets te geven van de werkelijkheid die wij leven.
Pogen. Pogen is de beperking waarin wij ons uiten en waarmaken in de werkelijkheid die wij zijn. En waarmakende, slechts constaterende wat altijd is. U droomt van licht. Maar het is er al tijd. Waarom droom je dan? U droomt van kracht. Maar als je droomt, zeg je dat het is. En het is. Waarom beleef je het dan niet? Fel vonkend wit, het bewustzijn verdovend, de ogen verblindend, doet je verzinken in een vonk, die groter wordt totdat ze je als een oceaan 0mgeeft. Wit is de werkelijkheid. Het wit breekt in talloze kleuren. Je wordt omgeven door vele stippen van kleur, gaande van het diepste purperblauw tot het felste geel, doortrokken met lijnen van rood en groen en er ontstaat een beeld van een wereld. Maar het zijn maar delen van het wit, van het licht.
Je zoekt jezelf te bevrijden, en al het andere rond je van de beperking die je ervaart. Maar hoe kun je door de kleuren heen breken? Hoe kun je de kleuren duiden zoals ze zijn? Hoe kun je waarmaken wat ze betekenen? Hoe kun je de gestalten, die erin verscholen zijn, omschrijven en vorm geven en komen tot een werkelijkheid? Je kunt het niet. Je bent machteloos. Tot je de kleuren absorbeert zoals ze rond je zijn.
Laat ze tot je k0men. Dat mystieke, het vreugdige, het lichtende het duister. Laat het allemaal tot je komen tot ze samensmelten en weer vormen dat ene wit, dat werkelijk is en waaruit al het andere als een schijn tevoorschijn k0mt. Absorbeer. Weer niet af. Kies niet. Dompel jezelf onder en onderga alles samen als eenheid zonder beperking. Laat in je herontstaan het wit van die vonkende oceaan, die je even 0mgaf. Laat in jezelf de verblinding herontstaan, die als een fel vuur je illusies verbrandt en je werkelijkheid laat leven. Wordt één in het licht en pulseer in dezelfde slag waarin de werkelijkheid pulseert. Voel de hartenklop van het leven in jezelf en zeg: dit is de enige werkelijkheid. Dat is de weg. Dat is de wet.
Mensen dromen. Mensen voelen zich nutteloos. Mensen denken en beredeneren en vluchten in onberedeneerd geloven. En waarom niet? Ze zijn mensen. En mensen zijn niets anders dan de tijdelijke vorm, waarin de werkelijkheid van licht zich openbaart. Waarin de werkelijkheid van zijn een ogenblik schijnt te stollen in een illusie van tijd. Maar hoe kun je nutteloos zijn? Hoe kun je dom zijn? Hoe kun je wijs zijn, h0e kun je anders zijn dan deel van het geheel? Hoe kun je in al je vormen en al je streven zeggen: “lk ben meer of ik ben minder?” Je kunt slechts zeggen: “Ik ben in mijzelf, absorberende de kleuren en de werkelijkheden van mijn leven, toch het pulserende witte licht, dat de kern van de oneindigheid uitdrukt. “Dat is de weg. Dat is de wet. Dat is de werkelijkheid. Dat is de enige onbegrensde waarheid, die eenheid van het Zijnde betekent.”
Laat ons verder denken. Laat ons dat witte licht en die werveling van kleur nu eens niet ontleden, niet omschrijven. Laat ons kijken naar de vormen, de gestalten, die wij zien. Daar zijn engelen en heilige symbolen; er zijn gezichten van mensen, er zijn droomsteden en verre landschappen, maar ze vervagen, veranderen en vergaan voortdurend. Want al die vormen zijn er omdat wij ze zien. We lezen in het licht en de omschrijvingen die wij vinden voor het licht, de beelden zoals wij ze zien als kind. Je kijkt naar wolken die voorbijdrijven en je zegt: “Daar gaat een alligator. Hij achtervolgt een beer. En daar drijft een grootse vallei aan, omringt door bergtoppen.” En dan komt de wind, de alligator vervaagt en krijgt andere gestalten en lost zich misschien op in de heldere hemel. En het landschap wordt dooreen gewerveld. Misschien komt er ergens de flits van een bliksem doorheen. Misschien openbaren zich opeens donkere grotten, misschien ook vervormt het zich tot een gelaat dat je aankijkt en weer verdwijnt.
Je droomt. Je droomt de vormen, omdat je de beelden van je gedachten leest in de verschijnselen rond je. Zijn er engelen? O ja. Engelen zijn er, gestalten zoals wij ze lezen in de wolken. Maar er is alleen maar de werkelijkheid van het licht. Zijn er vreemde landen en vreemde sferen en werelden? O ja, ze zijn er. Ongeteld in aantal en mogelijkheid. Maar kijk wat ze zijn en het blijkt dat het alleen maar het licht is, het licht dat ons een tijdelijke vorm doet zien en alweer vervaagt wanneer wij kijken buiten tijd en het wanhopig zoeken naar het vasthouden van een enkel ogenblik.
We zien hele werelden, omdat ze in ons leven. Omdat ze in ons leven bestaan. Wie geeft er vorm en gestalte aan? Zijn wij het misschien, die met onze gedachten tijdelijk het licht doen manifesteren in een vorm? We weten het niet, maar zeker is dit: Altijd weer vervaagt de vorm. Altijd weer drijven de kleuren dooreen en is de gestalte verdwenen. Maar het licht blijft. Het licht pulseert en als wij in ons het pulseren van het licht beantwoorden totdat er een ritme ontstaat, dan zijn er geen vormen, dan zijn er geen gestalten. Dan is er licht. Want het licht de weg. Het licht is de wet. Het licht is het enig onveranderlijke in onze dromen van werkelijkheid.
U leeft. Uw leven is een witte vonk. Onblusbaar. Niet te onderscheiden van de werkelijkheid waaruit ze voortkomt. Dat ene licht dat zich voor een ogenblik binnen de vorm manifesteert. Als de vorm vergaat, zal het licht bestaan en vrij zijn. De dromen die ge droomt en de werkelijkheid die ge betreedt, ze vervagen in het werk van de tijd. Wat vandaag bestaat is morgen uitgewist. Het zijn dan legenden, mythen, herinneringen. Maar het licht blijft. Daarom zeg ik u, dat het licht de weg is. Want overal, waar wij het licht vinden, daar kennen wij de eeuwigheid, de tijdloosheid. De totale macht en vibratie van het enig werkelijke in elke verschijning van tijd en leven, in elk lijden en in elke vreugde en worden wij vrij van het verschijnsel, omdat wij de belangrijkheid van het Zijn zelf hebben erkend en leven uit het licht.
Meer kan ik u daarvan niet zeggen. Dit ogenblik van samen dromen en in de droom iets van de werkelijkheid zien, dat is al wat wij samen zijn, zolang er bindingen van tijd en vorm, belichaming, werking voor ons bestaat. Maar misschien dat wij zelfs in die droom de werkelijkheid kunnen aanvoelen en samen de eenheid beleven die het werkelijke bestaan is. Het Zijn zonder tijd, zonder grens, zonder toekomst of verleden. Maar in volledigheid van leven, Zijn en besef.
Dat was mijn boodschap aan u. Misschien vindt u iets terug in uzelf van hetgeen ik u gezegd heb. Aanvaard dan het licht. Absorbeer de kleuren en werveling en wees u bewust van uw werkelijkheid.