Denksystemen

image_pdf

uit de cursus ‘Denken’ hoofdstuk 2 – november 1981

Inleiding.

Denken is een heel belangrijk iets voor de mens, al is het alleen maar omdat gedachten tolvrij zijn zolang ze niet worden uitgesproken en er geen telepaat in de buurt is. Denken is het proces waardoor wij ons een orde scheppen in de chaos van gegevens die ons bereiken. Het zal duidelijk zijn dat je dat denken niet alleen op bewust niveau bezit. Je hebt wel degelijk ook een onderbewustzijn. Er zijn invloeden vanuit het bovenbewustzijn. Daarnaast zijn er ook allerlei geestelijke impulsen.

Nu is het heel erg moeilijk om juist dat niet waakbewuste denken helemaal te ordenen. Dat kun je eenvoudig niet. Het enige werktuig waarover je beschikt, is het hersendenken; al het andere blijft onbeheerst. Als wij zien hoe sommige vrouwen reageren, dan blijkt dat ze in plaats van normaal te denken, met een soort hink-stap-sprong door de feiten gaan, om dan tot een conclusie te komen die toch juist blijkt te zijn. Men noemt dit vrouwelijke logica. U moet dan wel begrijpen wat er is gebeurd, vooral omdat de vrouwen zelf dat niet zo goed begrijpen. Zij denken misschien dat ze logisch redeneren maar in feite redeneren ze emotioneel.

Nu is emotioneel redeneren soms goed om snel tot een bepaald oordeel of tot een beslissing te komen. Maar als je die eenmaal hebt bereikt, moet je proberen logisch de weg terug te vinden want logica is heel erg belangrijk. Zeker, logica is geen absolute waarde. Het is een menselijke waarde. God is niet logisch. De wereld van de geest is ook niet logisch, tenminste volgens de menselijke norm. Maar wanneer wij bezig zijn op aarde, dan moeten wij weten waarmee wij bezig zijn. Om dat te kunnen weten, moeten wij het voor onszelf formuleren. Dit formuleren impliceert het denkproces.

In deze cursus zullen wij ons zeker niet alleen bezighouden met het hersendenken. Wij zullen proberen om alle aspecten die daarbij optreden vanaf de processen bij de verschillende vormen van meditatie tot inspiratie en alle andere vormen toe, mee erbij te betrekken. Maar ons eerste doel is tóch leren denken.

U zult zeggen: ik denk toch al. Ja, u denkt inderdaad. Maar denkt u in redelijke samenhang? Denkt u logisch? Bent u bewust of onbewust te sterk eenzijdig? Al die punten vervreemden u van een werkelijkheid waarmee u te leven heeft. En juist om dat te voorkomen, moeten we leren wat het denkproces is. Daarmee komt ons eerste onderwerp aan de orde.

Denksystemen.

Er bestaat een bekende journalistieke regel. Daarin vermeld je wie, wat, waar, hoe en waarom. Maar onze eigen manier van denken kan met een dergelijke simpele vaststelling natuurlijk niet volstaan. Daarom moeten we die regel een beetje veranderen. Natuurlijk blijft het wie en het wat zoals het is. Daarna komt het waar, dus eerst de situatie constateren. Dan komt het hoe, de samenhang van de gebeurtenissen. Vervolgens het waarom, de redenen, voor zover wij die kunnen zien. Ten laatste nog het aanvoelen. Als je in deze volgorde de gegevens afwerkt, kom je in ieder geval tot een beeld dat allereerst gebaseerd is op je eigen werkelijkheid. Dat is belangrijk. Pas daarna ga je je bezighouden met de speculatieve kant van de zaak. Het hoe, dat kun je nog nagaan. Het waarom wordt speculatief. En als we dan zoeken naar onze gevoelsachtergronden, dan zullen we meestal niet in staat zijn om de zaak helemaal duidelijk te stellen.

Denken is nu eenmaal iets dat bewust gebruikt moet worden. Wie bewust denkt – dat doen de meeste mensen al, zou u misschien menen – dat het anders is, die constateert. Maar zij constateren niet de situaties, het verloop ervan, maar hun eigen conclusie. Dat is een fout die we zoveel mogelijk moeten vermijden als we willen proberen wat bewuster in de wereld te staan en ook ons meer bewust te worden van een andere wereld, die bij de menselijke wereld toch heel dicht in de buurt ligt. De situatie kunt u zich als volgt voorstellen: De onbewuste denker zegt: wat een onsympathieke persoon. De bewuste denker zegt: de indruk is niet sympathiek. Waarom? Welke reden heb ik daarvoor? Dan zegt hij: ik heb geen reden behalve mijn gevoel. Dit betekent dat hij het gevoelselement nu bewust gaat rangschikken in de gegevens maar gelijktijdig niet komt tot het spontaan uiten van een antipathie waar dit niet gerechtvaardigd is. Het gaat dus om de methode van het beheerst zijn.

Als je te maken krijgt met een bepaalde situatie in je omgeving, dan zijn er vaak zaken die zich onttrekken aan je waarneming, al is het maar omdat het allemaal te snel gebeurt. U kent allen wel die verhalen: Ja meneer, ik heb de aanrijding gezien. Hij reed door. Het was een groene auto. Neen, het was een rode, het was een zwarte enz.

Als we iets hebben waargenomen en we kunnen niet tot een definitief beeld komen, als we proberen het te ontleden, dan geldt daarvoor dit: wat nam ik waar? Probeer het beeld te reconstrueren. Het zal dan blijken; vooral als dat niet te lang geleden is, dat u het gebeuren van de aanrijding heel aardig reconstrueert. De gegevens die dan opkomen, kunt u vervolgens vastleggen door de voorgaande fase daarachter te plaatsen. U keert dus het tijdsverloop om. Op deze manier krijgt u een herinnerings­beeld dat gecorrigeerd is ten aanzien van de eerste indrukken. Waarom zegt iemand: die wagen was rood of zwart of groen? Niet omdat de wagen zo was maar omdat hij dat gevoel heeft of een associatie legt tussen kleur en een soortgelijke vorm die hij ooit heeft gezien. Door te­rug te gaan naar het herinneringsbeeld en dit voor onszelf te reconstru­eren zullen wij op de duur in staat zijn om alle details te beschouwen, ook die welke wij ons eerst niet herinnerden. Ook dit kan erg belang­rijk zijn.

Als wij ergens een oordeel over willen uitspreken of onze mening over iets willen geven, dan zijn we geneigd om dat te doen aan de hand van vaak zeer summiere gegevens. Dat is op zichzelf niet zo erg, dat is een menselijk gebrek. Maar als u bewust wilt leven, dan betekent dat ook dat u precies moet weten waarmee u te maken heeft. Dan kunnen der­gelijke reconstructies van gedachten u vaak helpen om een juister beeld te krijgen.

Er zijn andere gegevens waarbij men een soort blinde plek heeft. Er zijn mensen die een fout in het oogvocht hebben. Zij hebben wat men noemt deelzicht,  d.w.z. er is een zwarte vlek. Zij zien niet het geheel van het beeld, er is altijd een schaduw in. U kunt leren daarvoor te compenseren. Wanneer wij werken, met ons redelijk denken, dan werken wij in feite met een soortgelijk waarnemingsorgaan. Wij hebben zelf onbewust een aan­tal dingen verdrongen. Er zijn problemen in ons leven geweest waarmee we geen raad weten. Er zijn zaken die we gewoon niet willen beseffen, al is het alleen maar omdat we dan anders zouden moeten leven dan we doen. Op het ogenblik dat we waarnemen, zullen wij die factoren welke daarop zinspelen, uitschakelen. Dat doen we niet bewust. In vele ge­vallen gaan we zelfs verder dan dit. Die gaan er een ander gegeven voor in de plaats zetten. Dat is dan eigenlijk een beredeneerd gegeven, een uitvlucht.

Reconstrueert u het beeld, dan heeft u wel de neiging die uit­vlucht te gebruiken, maar omdat u het beeld probeert op te bouwen en u zich voortdurend blijft richten op feiten die u heeft erkend, zult u ontdekken dat er ergens een hiaat is. Het weten alleen dat deze hiaat er is, helpt u om het andere beeld beter te verwerken en te waarderen.

Dan zijn er natuurlijk allerlei geestelijke factoren in het geding. Heel veel mensen zullen zeggen: ja maar, mijn geest en mijn geestelijke geleiders en helpers zeggen mij dit of dat. Wat een ander u zegt, kan alleen als een voorwaardelijk gegeven worden aanvaard, ook als dat van een geestelijke leider komt of van de H. Geest. Want weet u wel of die H. Geest of die leider datgene heeft bedoeld wat u heeft begrepen? Dat maakt het moeilijk, als we sterk intuïtieve reacties hebben. Zolang het gaat om het stoffelijk gebeuren is het heel normaal. U weet het allemaal, er komt een vliegje op uw oog af en bom! het oog gaat dicht. U denkt er niet over na, een normale reactie. Dat u hetzelfde ook zou kunnen doen als geestelijke krachten u bereiken, lijkt u min­der waarschijnlijk en toch is het waar.

Ons gehele denken dient te worden beschouwd als een systeem, dat ben ik met u eens. Maar het is een systeem waarin een aantal hiaten is aangebracht op grond meestal van vroegere belevingen. Deze hiaten wor­den dan wel gecamoufleerd, maar ze kunnen niet ongedaan worden gemaakt. Als er zo een hiaat is ten aanzien van een stoffelijk gebeuren, zal het ook ten aanzien van geestelijk ontvangen boodschappen precies op dezelfde manier functione­ren. Dat houdt in dat we toch wel erg veel behoefte hebben aan de juiste manier van denken. En daarvoor is dat recapitulerend denken, wat ik u zo­ even heb voorgesteld, werkelijk belangrijk. Als u eenmaal weet dat u blinde plekken heeft, dan zult u daarin niet gemakkelijk zelf doordringen. Een psychiater zal u zeggen dat dit zonder hulp maar zeer zelden lukt. Maar u weet nu op welke gebieden u geneigd bent te fabuleren, uzelf verhaaltjes te vertellen. Dat wil zeggen dat u bij elke geestelijke beleving, intuïtieve waarneming of be­leving, paranormale beleving rekening kunt houden met een vervalsing op die punten welke u feitelijk als een herinneringshiaat heeft kunnen con­stateren.

Nu we dat hebben gezegd, kunnen we ook dit weer vastleggen in een eenvoudige formule. Elke intuïtieve waarneming kan alleen worden getoetst door terug­spoelen en nagaan wat de feitelijke herinnering is. Bij dit toetsen hou­den we rekening met eventueel aanwezige misleidende gegevens of hiaten. We gaan altijd uit van datgene wat in ons overeenstemt. Dan geldt: Op het ogenblik dat intuïtieve waarde, recapitulerende waarneming en reactiewaarde, zoals die werd beleefd, met elkaar overeenstemmen, zal het geheel als een zekerheid worden gehanteerd tot op het ogenblik dat nadrukkelijk een tegendeel wordt bewezen.

In het gehele denken zal echter de emotie voor een deel buiten spel moeten blijven en dat is heel erg moeilijk. De emotie buiten spel laten klinkt zo gemakkelijk maar per slot van rekening is driekwart van uw denken emotioneel. Alweer een kwestie van ‘ken u zelve’. Leer begrijpen hoe uw bewustwordingsprocessen zich afspelen. Als u dat wilt vereenvoudigen, dan begint u met heel eenvoudige oefeningen. U moet goed begrijpen, dit is geen huiswerk dat ik u opgeef. U kunt er iets mee doen, u kunt het ook laten.

Neem uit een rommellade wat kleine voorwerpen. Voor de heren bijvoorbeeld wat sieraden die uw vrouw hier of daar heeft laten liggen. Voor de da­mes iets van de inhoud van de zak van uw man. Zeg het wel van tevoren anders krijgt u ruzie. U legt die voorwerpen gewoon neer en legt er een blad papier op. Ga er tien tellen lang intens naar kijken, dek het dan af en probeer de scène op te schrijven, wat heb ik bewust daarvan ont­houden. Kijk echter naar het geheel. Probeer niet de dingen afzonder­lijk op te nemen. Daarna sluit u de ogen. U stelt zich voor dat u het papier wegneemt en u probeert weer dat vakje te zien waar die voor­werpen op liggen. U zult dan tot de ervaring komen dat, als u dat meer­malen heeft gedaan (als u werkelijk wilt trainen, moet u het enkele hon­derden keren doen, normaal is tien keer voldoende), u een voorkeur heeft zowel voor bepaalde kleuren als voor vormen, die herinnert u zich gemakkelijker.

U heeft hiermee dan geleerd in de eerste plaats welke preferentie u heeft, die dingen welke bij u het sterkst aanslaan. In de tweede plaats zal u zijn opgevallen dat u bij de proeven niet altijd gelijksoortige voor­werpen terzijde schuift maar dat er altijd iets bij is dat u zich absoluut niet herinnert. Dat is altijd iets waarvan de kleur en de vorm een zekere overeenstemming heeft. Hierdoor weet u dat u geneigd bent om in uw geheu­gen een blinde vlek te hebben. Om deze op te heffen, neemt u een aantal voorwerpen die juist qua kleur en vorm overeenstemmen met deze die u normalerwijze heeft verworpen. U begint daarmee weer een aantal gelijksoortige geheugenproeven te doen. U zult ontdekken dat het eerst een beetje verwarrend is maar als u de 5e of de 6e keer bezig bent, dan gaat het al veel beter. Let er op om altijd alles onbezien door elkaar te mengen zodat het niet gelijk blijft liggen.

Als u het heel erg goed wilt doen en u heeft nog knikkers, dan kunt u het ook doen door een 40-tal knikkers van verschillende kleuren of verschillend gekleurde glazen knikkers met figuren erin door elkaar te mengen op een blad. U heeft ze dan maar een paar keren door elkaar te roeren en dan te zien wat u zich daarvan herinnert. Elke keer weer nieuwe nemen, dus nooit met dezelfde voorwerpen werken. Als u op die manier werkt, kunt u voor een deel de waarnemingshiaten die als ge­woonte in u bestaan, opheffen door in het bijzonder daarop te trainen. Dat betekent echter niet dat het alleen met die voorwerpen gaat. U heeft hiermee als het ware een grens in u overwonnen waardoor u geneigd bent om zekere dingen te verwaarlozen. Uw waarneming van de werkelijk­heid zal eveneens worden gecorrigeerd. En dat geeft weer heel wat voordelen.

Het opbouwen van herinneringsbeelden is in het begin moeilijk. Met de voorgaande proeven heeft u al het een en ander gedaan om dat gemakkelijker te maken. Als u nu eens bezig bent met het oude familiealbum, dan moet u er een stelletje groepsfoto’ s uitnemen, vooral uit het verleden die u zich niet precies herinnert. Kijk naar zo’n groepsfoto. Kijk daar goed naar gedurende tien tot twintig seconden. U heeft hier iets meer tijd. Niet kijken wie of wat staat erop, maar het gehele beeld gewoon be­schouwen alsof u een foto zou willen maken. Daarna afdekken en een schetsje maken waarop u aangeeft wat er ongeveer op heeft gestaan. Vergelijk dan het schetsje met de foto en berg het weg. Als u over 3 á 4 uur weer tijd heeft, dan gaat u weer zitten en u probeert diezelf­de foto u weer voor ogen te halen en van die waarneming een schetsje te maken. Vergelijk eerst de twee schetsjes met elkaar en daarna met de foto. Op deze manier leert u op een andere manier zien. Dat kan erg belangrijk zijn.

Denken is nu eenmaal niet alleen een proces van coördinatie. Het is veel eerder ook een proces waarbij indrukken belangrijk zijn. Hoe groter en vollediger de bewust opgenomen indruk of zelfs maar de te reconstrueren indruk is, des te belangrijker uw toegang tot het geheel van uw herinneringsvermogen wordt. Hoe meer u toegang heeft tot uw herinneringsvermogen, des te duidelijker u datgene wat u waar­neemt en beleeft, kunt omschrijven en hoe meer mogelijkheden u heeft om verschillen te maken en dus ook hoe dichter u bij de werkelijkheid komt.

Wie de vorige les heeft kunnen doornemen (ik geloof niet dat dat het geval is geweest), zal ontdekken dat we daarin hebben gezegd: u denkt altijd vanuit uzelf. Dat is natuurlijk waar. Maar als ik vanuit mijzelf denk, dan is het nog altijd belangrijk dat ik mijn wereld zo volledig en zo objectief mogelijk waarneem.

Als u nu deze proeven heeft gedaan en u heeft weer wat tijd over en u heeft er zin in, dan gaat u eens iets anders doen. U neemt nu eens wat kleine gedichten, maar van niet meer dan 6 á 7 regels. U gaat daar weer naar kijken. Als het een gedicht is, dan leest u het niet. U neemt het geheel op en u probeert aan te voelen wat de betekenis is. U gaat dus waarden inschakelen die normaal wel worden gebruikt maar niet beseft, want het aanvoelen maakt heel veel uit.

Ik heb daarnet al iets gezegd over sympathiek en niet sympathiek. Dat soort dingen speelt natuurlijk een heel grote rol. Dit aanvoelen le­ren ontleden en ontwikkelen, betekent dat het aanvoelen ook kan worden teruggevonden want dan wordt ook dit herhaalbaar. Wanneer ik mij de voorstelling te binnen roep en mij vraag: wat voel ik daarbij, dan krijg ik ineens een veel zuiverder omschrijving. De juiste manier van denken is ook wel degelijk gebaseerd op het wegwerken van de vaagheden die ons denken zo vaak beheerst.

Er zijn mensen die zeggen: je moet wetenschappelijk denken. Tot op zekere hoogte ben ik het daarmee eens. Het wetenschappelijk denken denkt in oorzaak en gevolg en wel op grond van herhaalbare feiten. Nu heb­ben we te maken met feiten in het leven die zich weliswaar altijd in vele variaties herhalen. Wij hebben te maken met tekenen die zich her­halen. Als je tien keer iemand met geelzucht hebt gezien, dan heb je de elfde keer moeite om uit te maken of het een Chinees is of iemand die geelzucht heeft. Het klinkt misschien spottend maar het is waar.

Als we maar gewoon kijken naar het gezicht van een mens, naar de handen van een mens, dan is dat toch niet zo moeilijk. Wij observeren en dan zien we niet meer alleen de uiterlijk vorm. Wij fotograferen met onze ogen en onze gedachten niet alleen een voorstelling, maar wij gaan ons associatief voelen en denken inschakelen. Wat heb ik aangevoeld ten aanzien van die persoon? Wat blijken de feiten te zijn ten aanzien van die persoon? Mijn aanvoelen, mijn waarneming en de feiten moeten een relatie vertonen. Als ik die relatie heb gevonden, dan ben ik in staat op de duur ook zonder het inschakelen van al die bewuste nadenkprocessen waarschijn­lijk een conclusie te trekken waardoor ik zo nodig kan verklaren waarom ik tot die conclusie ben gekomen. Dit is weer heel erg belangrijk.

Een conclusie bereiken is voor een mens niet moeilijk. Een conclu­sie bereiken en verklaren langs welke weg en om welke redenen hij daar­toe is gekomen, dat is voor de meeste mensen heel moeilijk. Juist den­ken echter vergt dat je kunt verklaren. Niet dat je dat tegenover de wereld moet doen. Je moet het tegen jezelf doen. Als je denkt, ben je aan jezelf verantwoording schuldig voor al datgene in het denken waardoor je gedrag in de wereld en ten aanzien van de kosmos wordt bepaald. Daarom is dat zo belangrijk.

Nu zijn er mensen die zeggen: maar ik heb van die hoog-geestelijke belevingen. Die kunt u best hebben. Misschien is dat waar. Maar wat kan uw stoffelijk denken daar zonder meer mee doen? U kunt wel zeggen: ik ben in Zomerland geweest. Ik heb daar orchideeën gezien zo mooi als vlinders. Ik heb tulpen gezien die ik nog nooit op de wereld heb ge­zien. Gaat u maar terug en zet u ze in een vaasje. Dat kan niet. Met andere woorden, u kunt wel waarnemen maar die waarneming in een geestelijke wereld op zich kan alleen voor uw innerlijke relatie tot die wereld van betekenis zijn. Maar het zijn geen feiten. Het is niet iets wat u naar de wereld kunt terugbrengen tenzij u zou weten op welke manier die orchideeën gekweekt moeten worden, op welke wijze die muta­tie van tulpen bereikt kan worden. Dan blijft alleen maar de gevoels­waarde over.

Als u dus bezig bent met zo een geestelijke beleving, dan moet u niet alleen maar zeggen: Het was zo mooi en er waren zulke mooie bloe­men. Neen, welke bloemen heb ik gezien? Welke kleuren, ook al kan ik ze niet helemaal thuisbrengen. Gebruik dan maar een vergelijkende term. Welke kleuren hebben indruk op mij gemaakt? Hoe ben ik zelf? Welke kleur­preferentie heb ik? Welke vormpreferentie heb ik? Dat kunt u dank zij de vorige proeven zo een beetje uitvinden.

Dan zien we dat er een aantal dingen zijn die eigenlijk al een beetje wegvallen. Er blijven dan enkele punten in die waarneming over waarvan ik kan zeggen: ja, dat heeft grote indruk op mij gemaakt maar ik weet er geen raad mee. Dan vragen wij ons af: welk deel van onze persoonlijkheid kan daarmee harmonisch zijn? Dat is een vorm van zelfonderzoek.

Juist denken en de goede methode van denken vooral heeft natuurlijk te maken met het nemen van proeven, dat is duidelijk. Het hele leven bestaat uit een proberen en een mislukken zonder dat een ander het op­merkt. En als niemand opmerkt hoe vaak je mislukt, dan ben je geslaagd. Voor uzelf ligt de zaak toch wel een beetje anders. Want als u overgaat, dan wordt u geconfronteerd met uw werkelijkheid en niet met wat uw medemensen hebben geloofd en dan komt er heel wat anders uit dan u lief zou zijn. Zorg dus maar dat u eerst uzelf leert kennen voor wat u bent. We gaan dan niet onszelf veranderen, dat kunnen we namelijk niet. Ik kan mij suggereren dat ik anders ben maar daarmee verander ik niet mijn wezen, alleen de uiterlijkheid misschien, mijn gedrag. Dus wat ga ik doen? Ik ga constateren wat er van die geestelijke belevingen, en wat dat betreft ook van dromen als ik ze mij goed kan herinneren, overblijft als ik al mijn preferenties, mijn gevoelsassociaties die ik normaal ook in mijn wereld gebruik, weg neem. De tekens die overblijven, moet ik dan in mijn gedachten hernieuwd en zo volledig mogelijk opbouwen.

In het begin is dat moeilijk. Dan denk je: wat heb ik nu aan, bijvoorbeeld, een vaas. Maar je moet leren die vaas in focus te brengen. Je kunt haar scherper en meer definitief maken. Hierdoor wordt het mogelijk om te zien welke waarden er uit het onbewuste, uit het bovenbewuste, uit een geeste­lijke wereld aanwezig zijn, die op jou invloed uitoefenen. En dan hebben we weer iets geleerd. Wij weten namelijk dat er een soort bias (afwijking) of vooroordeel bestaat die niet uit ons bewuste leven of uit onze bewuste mogelijkheden voortkomt. Door deze nu ook in te schakelen in ons denkproces en onder wat voel ik, dus rekening te houden met die preferentie maar ook met de onbekende factor die we waarschijnlijk nooit helemaal zullen kunnen omschrij­ven op aarde, ga ik zien: in mijn relatie liggen bepaalde synoniemen. Datgene wat ik droomde, heeft een overeenkomst met iets buiten mij. Hier­door leer ik bepaalde harmonische en superharmonische factoren kennen die in mij bestaan ten aanzien van de buitenwereld en vice versa. Je leert dus be­ter welke beïnvloeding van je persoonlijkheid plaatsvindt maar ook waar je je innerlijke krachten als invloed het best kunt inzetten.

Ik ben geneigd een verhaaltje hiertussen te voegen, al wordt het be­toog misschien een beetje lang. Er was een dokter. Vermoedelijk opgegroeid ergens in Heemstede, Aer­denhout of Wassenaar, die ging werken in een boerendorpje ergens in de Peel. De mensen geloofden hem niet. Dat wil zeggen, hij werd wel behandeld als arts, maar toch was er geen vertrouwen. Dat kwam omdat de man anders sprak dan die mensen. Toen hij dat zelf ging beseffen, heeft hij met een paar stamtafelvrienden afgesproken dat zij hem zouden leren om in het plaatselijke dialect te spreken. Zodra hij zich dat eigen had gemaakt, be­greep men hem beter. Door dit betere begrip kon hij hun meer geven, meer genezen. Hij kon de mensen beter begrijpen en helpen. Dit is een heel be­langrijk punt. Dit moet u ook in uw denkproces houden. Wanneer u met een ander spreekt, dan moet u niet alleen maar spreken in uw taal. Neen, u moet de samenhang van uw betoog of van uw denk­beelden proberen onder te brengen in het begripspatroon van de ander. U moet het patroon van de ander niet interpreteren volgens uw betekenis­sen maar volgens de betekenissen van die persoon.

Als u daarvan een aardig voorbeeld wilt hebben, dan moet u eens zien hoe eenvoudige mensen reageren op de manier waarop de heer Van Agt praat. De heer Van Agt bedoelt het heel goed. Maar men kan hem niet vol­gen, men kan hem niet begrijpen. De spraakfiguren waarvan hij zich bedient, hoezeer ook op de werkelijkheid gebaseerd, slaan niet aan. Dit geldt ook voor u.

Als u de eerste denkoefeningen heeft gedaan, dan weet u dat u blinde plekken heeft. Maar bij die blinde plekken zijn ook bepaalde ingebouwde plekken, vooroordelen of verwerpingen omdat elke mens in zekere mate een vooroordeel heeft tegen het andere. Iets dat teveel anders is, wordt als het ware een beetje verdrongen, dat neem je nooit volledig waar. Deze kennis omtrent jezelf opgedaan hebbend, kun je dus weer je wereld beter gaan benaderen in haar taal. Hoe beter u namelijk komt tot een uitwisseling van gegevens met de wereld buiten u, des te zuiverder de formulering van uw denken zal zijn. Juist denken kan niet alleen berusten op uw waarneming zonder meer. Het moet gepaard gaan met begrip voor de ander. Iemand die op deze manier met zijn eigen denken bezig is, werkt gelijktijdig aan zijn geestelijke ontvankelijkheid. Ik zal u dit uitleggen. Een volgende keer komen wij daar nader op terug.

Datgene wat u in uw denken opzij schuift, schuift u ook in uw gevoelswereld opzij of u verandert het. Maar in uw gevoelswereld zit eveneens een deel van de geestelijke invloed geborgen. Uw geestelijke invloeden worden eveneens, als ze naar buiten komen, misvormd door diezelfde filters van uw denken. Als u leert om die filters weg te halen door een begrip tot stand te brengen op basis van de waarde van het andere, dan zult u dit ook in uzelf doen. U zult dan ontdekken dat er innerlijk grote verschillen zijn tussen dingen die uit uzelf voortkomen en die uit een ander naar buiten komen. U zult als het ware een scheiding kunnen maken in het gevoelsleven tussen stoffelijke en geeste­lijke factoren maar ook de geestelijke factoren onderling leren onder­scheiden. Dit houdt in dat u volgens de mogelijkheden van uw bewust­zijn de meest perfecte vorm van beseffen kunt bereiken.

Dan gaan we nog een paar eenvoudige trucjes bespreken voordat ik deze inleiding beëindig. Zoals u de eenvoudige oefeningen heeft gedaan, zo zult u op de duur ook leren om associaties waar te nemen. Kom een kerk of een lokaal binnen, dat maakt weinig verschil uit. Neem de sfeer op. Kijk niet bewust naar wat er allemaal in is. Ga dan rustig verder. Probeer later dit beeld van die sfeer weer in u te la­ten opkomen. Hierdoor gaat u feitelijk een vorm van zelfsuggestie ple­gen. U gaat een gevoelswaarde opwekken. Probeer die gevoelswaarde dan te ontleden totdat u haar kunt uitdrukken in gedachten. Dat zijn meest­al woorden of beelden. Als ik weet wat mij heeft beïnvloed, kan ik steeds meer invloeden om mij heen erkennen. Het erkennen van de beïnvloedingen rond mij, geeft mij een grotere mogelijkheid om onafhankelijk daarvan en bewust vanuit mijzelf conclusies te trekken en eventueel beslissingen te nemen.

Als u te maken heeft met ziek en gezond (dat is ook al zoiets), dan moet u dit onthouden. Een werkelijk gezond mens bestaat niet op deze wereld. Het is dus een relatieve uitdrukking. U zult ontdekken dat afwijkingen in de levenskracht van een ander, als u die probeert aan te voelen, altijd of naar links of naar rechts uitslaan. Het is net als een magneetnaald. U kunt niet zeggen waarom dat zo is. U weet het. Wanneer u eenmaal heeft geleerd om dat ‘gezond of ziek zijn’ te zien in de uitslag van die innerlijke magneetnaald, dan bent u niet alleen in staat te zien dat een ander zich minder prettig voelt op een gegeven ogenblik, hoe goed dat ook kan zijn voor een beter begrip, maar u zult op de duur leren dat een bepaalde stand van wat ik de magneetnaald noem, een aanduiding is voor een bepaalde relatie tussen u en de ander. Het is dus niet een aanduiding van de kwaal. Het is niet een diagnose in de zin van: dat mankeer jij maar in mij is dit dat kan compenseren wat er in jou ontbreekt. Of omgekeerd: ik heb een tekort hieraan, jij hebt er teveel van. U zult merken dat dit niet alleen voor geestelijke genezing werkt maar dat het ook heel goed kan werken wan­neer u contact heeft met mensen, zelfs zakelijke.

Wanneer u deze dingen aanvoelt, dan kunt u als het ware gaan compense­ren en daardoor een gelijkwaardigheid bereiken die zonder dat niet be­staat. Het helpt u aan een groter zelfvertrouwen. Maar het helpt u ook aan een beter denken. Want op het ogenblik dat u weet dat er bij een ander moet worden gecompenseerd en u doet dit, dan zult u door dit compenseren gelijktijdig zelf beter doordringen in de waarde van de ander en daardoor vollediger en juister waarnemen wat die ander is en werke­lijk bedoelt. U zult meer en beter op die waarheid kunnen reageren. U stelt in feite een betere relatie voor. Dit is wat betreft ‘ziek en gezond’.

Probeer het ook eens wanneer iemand droefgeestig is. Droefgeestig­heid of mismoedigheid blijkt heel vaak een kwestie te zijn waarbij niet alleen zenuwuitputting een rol speelt maar ook wel een eenzijdig den­ken of een eenzijdig gevoelsleven. Probeer ook dit innerlijk te leren aanvoelen. Als u dan innerlijk een beroep doet op de tegengestelde krach­ten, dan zult u zien dat de ander daarop zelfs op afstand reageert. Als u dat kunstje eenmaal kent, kunt u ook zorgen dat de emotio­naliteiten die zo vaak een rationeel proces van samenwerken, denken, realisatie verstoren voor een groot gedeelte kunnen worden uitgescha­keld. Door deze eenzijdigheden uit het eigen denk- en reactieproces zo­veel mogelijk uit te bannen en bij de ander te compenseren, ontstaat er een nieuwe begripsmogelijkheid.

De achtergronden van dit besef zijn niet alleen stoffelijk denken. In wezen zijn er kosmische factoren aanwezig. Door deze kosmische fac­toren gaat de werkelijke samenwerking van het begrip verder dan zonder meer in uw denken is uit te drukken. Heeft u de ervaring dat zoiets is opgetreden, dan is het goed om na verloop van tijd (neem er altijd op zijn minst enkele uren afstand van) rustig te gaan zitten en voor uzelf dit alles weer op te bouwen. Niet denken, niet formuleren maar gewoon proberen aan te voelen en te zien. Als u dan dit heeft opgeroepen, kunt u voorzichtig proberen er­over te gaan denken en wel, door van het geheel van uw emoties en de voorstelling die is ontstaan als het ware nu innerlijk diezelfde foto te ne­men die u eerst van de voorwerpjes heeft genomen. Het zal blijken dat u dan heel veel associatieve waarden vindt die in uw denken niet al­leen aanwezig zijn maar die bovendien in een logische (belangrijk) samenhang kunnen worden gebracht. Dit is wel niet de meest juiste maar het is voor u als mens wel de meest hanteerbare procedure.

Denken, mijn vrienden, en vooral het juiste denken is niet alleen maar gebaseerd op de juiste denkmethoden. Het is vooral gebaseerd op een goed gebruik van waarnemings- en reactievermogen waardoor het den­ken op de juiste wijze wordt gevoed. Het juiste denken omvat alle factoren. Hoe meer factoren u kunt inbrengen in uw gedachten en gevoelsleven, hoe vollediger het denken wordt. Maar de formulering van uw denken is nog steeds afhankelijk van de wereld waarin u leeft. Dit betekent dat u alle innerlijke gevoelens en gedachten moet herleiden tot formuleerbare waarden en dat u de samenhangen daarvan zodanig moet uitdrukken dat ze in wezen logisch zijn. Dat wil zeggen dat ze elkaar aanvullen of uit elkaar voortvloeien en een geheel vormen waarin geen tegenstellingen meer aanwezig zijn.

Nu ik u dit alles heb gezegd, meen ik dat ik u hiermee voldoende stof tot overdenken heb gegeven. Het is niet mijn bedoeling om u speciaal huiswerk op te geven. Maar als iemand wil komen tot een juist denken, een juist beseffen en daardoor tot een juister benaderen van zowel zijn ware ‘ik’ als van de kosmische wereld waarvan hij deel is, dan zal hij zich ook met deze dingen moeten bezighouden. Ik heb u enkele lijnen geschetst die u op weg kunnen helpen in de richting van de werkelijkheid en de mogelijkheid om die werkelijkheid binnen de beperkingen van uw eigen wereld te beseffen en weer te geven. Ik hoop dat u deze inhoud dan ook de aandacht waard zult achten.

Het juiste denken.

Men heeft mij verzocht om een mening te geven over ‘het juiste denken’.

Het denken van de mens is op zichzelf een bedenkelijke zaak. De Schepper heeft de mens een behoorlijke hoeveelheid hersens toegediend maar helaas weten de meeste mensen daar weinig raad mee. Toch kun je leren om de hersens zo te gebruiken als dienstig is voor een juist beseffen en juist beleven. Van uw cursusleiders krijgt u ongetwijfeld allerlei praktische aanwijzingen in die richting. Van mij moet u die dan ook niet verwachten.

Je kunt niet denken zonder te voelen. Je kunt ook niet voelen zonder te denken. De mens is wat dat betreft een samengesteld wezen. Wanneer je denkt, zijn er achtergronden die meespelen. Zonder het te beseffen, vind je een gebaard gezicht onaangenaam omdat het je herinnert aan de buurman die je billen een blos heeft bezorgd omdat je zijn nog niet rijpe appels probeerde te ontvreemden. Je vindt iets mooi omdat het vroeger een prettige betekenis had voor jou maar misschien niet voor anderen.

Al onze voorkeuren, afkeuren en angsten vallen eigenlijk samen in deze vroegere ervaringen en in sommige gevallen ook geestelijke impulsen die uit vroegere levens stammen. Maar als we er niets mee doen, dan worden die dingen winkeldochters. U weet wat een winkeldochter is? Het oude goed dat je in de etalage legt in de hoop dat een gek er nog wat in ziet. Dat moeten we toch wel voorkomen. Want ontwikkeling is toch de basis van het hele bestaan. Maar dan kun je ook niet met je denken blijven stilstaan. Je kunt niet zeggen: Dit is de waarheid, dus verder behoef ik niet meer te denken. Een waar denker is iemand die voortdurend bezig is om zichzelf af te vragen of wat hij denkt, wel juist is. Elk proces van ontwikkeling is eigenlijk een samenstel van mislukkingen, veranderingen en resultaten. En als dat ergens voor geldt, dan is dat zeker voor het denken van de mens.

Als ze mij zeggen dat ik juist moet denken, dan zeg ik: welk juist denken bedoelt u? Juist religieus, juist politiek, juist economisch, juist menselijk, wat heeft u in gedachten? Er bestaat geen juist denken. Er bestaat ‘waar denken’. Maar ‘waar denken’ is in feite vragen stellen, niet alleen aan de wereld maar ook aan jezelf. Wijsheid ontstaat doordat we nooit iets als zekerheid aanvaarden want dan blijven wij onderzoeken. Hoe meer we onderzoeken, hoe wijzer we worden want we krijgen meer feiten, meer inzicht en ook meer problemen.

Een mens die niet van problemen houdt, doet er beter aan om niet na te denken. Dat dit een populaire houding is bij velen, kunnen we nog steeds op uw wereld constateren. Iemand die echter de moed heeft om elke keer als hij denkt een probleem te hebben opgelost, nieuwe vraag­stukken te zien, die gaat eigenlijk van grens tot grens verder.

Het is erg mooi, heeft men mij eens verteld, dat de een of andere snordrager met tulband uit oosterse gebieden zei: je moet voelen wat het is om als een boom met de takken te ruisen in de wind. Nu ja, ik had een gestalte die beter bij een omvangrijke struik paste. Dus daar begon al de moeilijkheid. Ik kan mijzelf niet zien als voortdu­rend wuivend en wapperend. Dan zegt de oosterling: denk als het gras. Maar ik kan niet denken als het gras. Misschien kan ik het voelen, maar dan voel ik niet mijzelf. Dan voel ik wat het gras is en denkt of wat de boom is en denkt; die denken niet veel. Vanuit mijzelf kan ik die dingen niet aanne­men. Ik kan mij wel afvragen waarom de boom zo reageert en niet anders. Waarom het gras hier zo welig tiert en waar niet. Dan heb ik met de feiten te maken.

Als je kijkt naar de zee, dan zie je alleen maar golven en wat brekers als er hier of daar een zandbank is of misschien de kust dichtbij is. Als je dan alleen naar de oppervlakte kijkt, dan weet je weinig. Maar als je beseft dat in dat water als het ware hele rivieren stromen, rivieren van water in water, dan ga je begrijpen dat het een heel com­plexe wereld is. En dan volsta je natuurlijk niet met alleen maar te zeggen: Nu ja, dat is zo. Waarom is het juist zo en niet anders?

Als je spreekt over vrijheid zoals veel mensen doen in uw dagen, dan ben je er nog niet als je zegt: wij willen vrij zijn. Want vrij zijn zonder meer is niet te verwerkelijken. Waar je vrij bent, daar besef je niet dat je vrij bent. Pas waar je je onvrij voelt, kun je zeggen: ik wil vrij zijn van deze spanning of van deze gebeurtenis. En dat is betekenisvol. Als je denkt, dan gaat het er niet alleen om: ik wil vrij zijn daarvan, maar ook: waarom wil ik daarvan vrij zijn? Waarom is dat dan zo en niet anders? U zult wel zeggen, hier komt iemand ons een aardig tijdverdrijf brengen. Maar wie werkelijk denkt, wordt meester van de tijd. Dat is voor de meesten natuurlijk onzin. Als u werkelijk leert om bewust vragen te zien, dan blijft u daar geen dagen mee bezig. Als de vraag is geformuleerd, zal ze zichzelf herhalen, maar verrijkt met gegevens.

Iemand die een bankrekening heeft, is een dwaas om zich failliet te laten verklaren tenzij hij er beter van wordt. Iemand, die een vraag stelt en daar de antwoorden bij krijgt, is een dwaas als hij ze niet ge­bruikt, tenzij hij geen raad weet met de antwoorden.

Het juiste denken is voor mij allereerst bepalen wat je eigenlijk bent en wat je wilt zijn. Helaas willen wij meestal degene zijn wie we niet kunnen zijn. Ik heb een tijd gehad dat ik een profeet had willen worden. Nu weet ik dat ik nooit een profeet had kunnen zijn. Want een profeet is iemand die de nuchterheid van anderen overwint op grond van gevoe­lens die hij zelf niet begrijpt. Ik was juist iemand die moeite had om te geloven wat hij zei te geloven, omdat ik zakelijker was dan ik wilde toegeven te zijn. Dat kan een profeet nooit. Dus je moet gewoon een beetje rekening houden met jezelf. Als je iets wilt zijn, dan moet daar een reden voor zijn. Voor mij was het eenvoudig. Ik was, zullen we zeggen, wat propperig gebouwd en in de ogen van anderen misschien een beetje vet. Ik was zo echt een zakenmannetje. Veel cultuur zat er ook niet bij. Zo iemand waar je over heen kijkt. Waarom wilde ik een profeet zijn? Om op te staan en al degenen die over mij heen keken, naar mij te laten opzien. Maar als ik dat weet, dan moet ik zorgen dat ik het op een andere manier doe. Neem nu Louis Meyer. Hij was absoluut ook iemand waar je over heen keek. Toen ging hij zaken doen en ze keken nog over hem heen. Toen ging hij een grote mond opzetten. Hij had de centen en hij had de relaties. Maar toen keken ze wel naar hem op. Een beetje dwaas. Waarom?

Het is eigenlijk heel begrijpelijk. Hij heeft het waar gemaakt, ik heb het niet waargemaakt. Ik wilde een profeet zijn. Hij wilde eigen­lijk de Mecenas spelen. Ja, zijn eigen mecenaat verdienen. Hij heeft het klaargespeeld. Maar dan moet je reëel zijn. Als u zich realiseert dat u ervan droomt om iets te zijn, niet om­dat dat voor u zo belangrijk is maar omdat u het ziet als iets waar­door u kunt vermijden wat u nu onaanvaardbaar vindt, dan zijn er vele vragen: Hoe komt dat zo? Hoe ben ik zo stom geweest? Waarom kan ik niet anders? Vraag op vraag. Maar als u zoekt, dan vindt u de antwoorden. Als u voldoende antwoorden heeft gevonden, dan kunt u zeggen: zo ben ik en daar kan ik toch wat mee doen.

Ik denk altijd weer (ook geesten denken nog, soms meer dan mensen): ik zou mijn God wel willen ontmoeten. Maar het is zo moeilijk om iets te ontmoeten dat je omgeving is. God is onze atmosfeer. Hoe kun je de at­mosfeer ontmoeten? Je ademt die in. Als ze te nat is, dan loop je er tegen te kankeren. Als het te hard waait, zeg je: wat een rotwind. Je zegt niet: dat is de atmosfeer. Met God is het net zo. Toch geloof ik in een God. Is dat redelijk? Het is niet onredelijk. Ik kan niet bewijzen dat Hij bestaat. Maar er zijn in mijn wezen zoveel dingen die ik niet kan verklaren dat voor mij die God voorlopig kenne­lijk juister is dan het antwoord is; voor een ander misschien niet. Wie zal het zeggen. Als ik goed nadenk, dan weet ik dat mijn God voor mij een persoonlijke God is. Dan moet een ander ook iets dergelijks kun­nen hebben. Als een ander anders gelooft, moet ik niet vragen waarom die God anders is. Ik moet vragen waarom die mens anders is.

Als mensen dingen doen die ik onrecht vind, dan moet ik mij niet alleen afvragen waarom ik het onrecht vind, maar ik moet mij ook af­vragen wat de ander beweegt om het geen onrecht te vinden. De grote moeilijkheid in het hele leven is altijd om te weten wat bij de ander kan bestaan. De hele wereld is een laboratorium. Voortdurend kun je proeven nemen. Elke ademtocht is op zichzelf al een proefneming want je weet nooit of je van tevoren zult constateren: wat ruikt het lekker of wat stinkt het. Elke blik die je op een ander werpt, is een proefneming: heb ik het goed of heb ik het niet goed en waarom?

Als je durft leven als een experiment, dan zul je ook durven den­ken. Er zijn mensen geweest die zich bezighielden met het maken van goud: alchemisten. Een alchemist werkt op twee manieren: in zijn laboratorium en in zijn studeerkamer. Onze studeerkamer zit hier in onze hersens en alles wat erbij hoort. Ons laboratorium is de wereld waarin wij bestaan. Wat er in onze hersens gebeurt, heeft geen betekenis als we het niet kunnen gebruiken in ons laboratorium. Maar wat we in ons laboratorium doen, is zinloos indien we de samenhangen niet kennen in de studeerkamer.

Denken is een werktuig, zeker. Maar het is veel meer. Denken is de mogelijkheid om de betekenis van een experiment en de mogelijkheden van een experiment te leren kennen. En dat is nu juist waar de mensen aan voorbij lopen. Als ze mij vragen: wat is het juiste denken? Dan zeg ik: het juiste denken is alleen dat denken waardoor ik beter kan begrijpen wat er in mijn wereld gebeurt en waardoor ik in mij verder kan bouwen aan experimenten en begrippen waardoor mijn wereld begrijpelijker en rui­mer wordt.

Het ware denken. Voor mij bestaat er geen waar denken. Er bestaat een waarheid. Maar zolang je nog bezig bent met denken, heb je de waar­heid nog niet. Als je de waarheid hebt, dan is het denken alleen nog maar een uitdrukking van kleine delen van de waarheid zonder het geheel te kunnen omvatten. Dit is misschien persoonlijk maar toch is denken het werktuig, het hulpmiddel. Ik heb altijd geleerd dat als een werkman slecht gereedschap gebruikt, je nooit kunt rekenen op de producten die hij aanbiedt. Als je dat alleen maar in de gaten houdt, dan weet je al heel veel over de wereld om je heen. Iemand die werkt met onrecht, kan nooit iets goeds tot stand brengen, ook al lijkt het misschien of hij allerlei mooie dingen doet, ze hebben niet de juiste samenhang.

Iemand, die argumenteert en niet bereid is om toe te geven dat hij onvolkomen is en doet of hij het allemaal weet, gebruikt in wezen een onjuist argument. Maar als hij dat doet, dan zullen de conclusies die hij trekt ook aanvechtbaar moeten zijn, dan moeten ze ergens rammelen. Als je denkt, moet je uitgaan van je eigen onvolkomenheid. Je moet proberen je onvolkomenheid te begrijpen. Beperken kun je haar voorlopig niet. Dan kunnen de mensen allemaal zeggen: zo moet het zijn. Maar wie zal mij zeggen of ze gelijk hebben? De mensen roepen uit: er moet voor iedereen vrede en welvaart zijn. Niemand wordt zo ontevreden als iemand die vrede heeft. Niemand voelt zich zo beroerd als iemand die omgeven wordt door welvaart. Hij heeft geen reden meer om iets te doen. Wij hebben strijd nodig. Laten we dat toegeven. Maar laten we die strijd dan persoonlijk voeren en niet probe­ren om anderen voor ons te laten vechten, of het nu een oorlog is of een voetbalwedstrijd.

Wij hebben natuurlijk graag goede dingen in het leven. Maar laten we er dan voor vechten om ze zelf te hebben, ze zelf te maken, ze zelf te verdienen en niet tegen een ander zeggen: geef ze mij. Zonder dat kunnen we toch niet echt leven.

Kijk, als je doordenkt, dan ga je dat begrijpen. Er kan geen vrede op aarde zijn. Als alle mensen van goede wil zijn, dan willen ze nog altijd wat anders en krijg je weer bonje. Er kan welvaart zijn. Maar wel­vaart is ook maar een begrip. Je kunt misschien zeggen: Nederland heeft welvaart. Een vergiftig­de bodem, water dat bijna niet te reinigen is, dat je niet kunt drinken, een gemiddeld hoog inkomen en ongeveer op twee na de hoogste belastin­gen van heel West-Europa. Nou, daar zal je mee gelukkig zijn.

Dan zeggen ze: die andere mensen hebben het veel slechter. Natuur­lijk, ze vertellen elkaar verhalen en luisteren niet naar het betoog van een ander. Kijk, ze hebben misschien minder te eten maar wat smaakt het goed als ze eten. Ze sterven misschien een beetje vroeger, maar ze leven toch wel voort. Als je het goed bekijkt, wie is er nu beter aan toe? Denk daar maar eens over na. Misschien is degene die overgaat uit armoede daardoor rijker. Niet als verdienste maar gewoon omdat hij gaat begrijpen wat er allemaal mogelijk is.

Iemand, die de gedachte heeft dat hij de gehele wereld eigenlijk een beetje als zijn eigendom kan hanteren, gaat over en hij ziet dat dit niet doorgaat (dat er geen wereld meer is waar je dat kunt doen). Zal hij dan niet arm zijn? Denk daar eens over na. Maar probeer dat dan ook om te zetten in een conclusie die je in de wereld kunt gebruiken. Dat betekent dat je moet begrijpen dat strijd ook belangrijk is maar dat de strijd nooit door anderen mag worden uitgevochten, alleen door jezelf.

Begrijp, dat welvaart niet is wat je hebt, maar datgene wat je voor jezelf mogelijk maakt. Probeer dan in je wereld te komen tot die vrede voor zover je die kunt vinden in de strijd en tot die gevoelens van welvarendheid, niet op grond van hetgeen anderen doen, maar wat je zelf waar maakt. Want de vrede van ons wezen, de bereiking van ons wezen, de juistheid van ons denken hangen niet af van wat anderen doen, maar van wat we zelf doen en wat we zelf zijn.

Ik wil proberen ook nog een eind te maken aan dit korte contact. Ik heb overigens nooit begrepen waarom ze het contact noemen. Het geeft je zo een idee dat het uitgeschakeld kan worden. Als ik hier spreek, dan spreek ik omdat ik hier begrepen word. Waarom spreek ik dan? Omdat ik het gevoel heb dat ik iets van u kan begrijpen. Met andere woorden, als ik wegga, dan blijft u met vragen zitten, maar ik ga ook met een hoop vragen over u naar huis.

Er is een heel oud liedje dat ik graag zou willen parafraseren:

Waar leeft de wijde werkelijkheid, waar zijn de wijdse dromen,

wanneer de mensen slechts benauwd in zalen samenkomen

en spreken van een wet en niet van werkelijkheid?

Waar herleeft oneindigheid wanneer in het minuten tellen

de mensen zelf verdolen in zichzelf en eeuwigheid veronderstellen,

die voor hen niet werkelijk kan zijn.

Waar leeft een grootser kracht dan Hij die alles schiep?

Maar waar is dan de mens die eens begrijpen

zal waarom hij werd geschapen?

Voorwaar, wie dat beseft, hij heeft het sterkste wapen

tegen al wat vernietigen kan.

Hij vindt de enige kracht waaruit het Al kan voortbestaan.

Want hij heeft een juweel van waarheid gevonden

in een oceaan van waan.

Een beetje dwaas. Slecht vertaald en nog slechter geparafraseerd, maar wel eerlijk gemeend. Wat wij doen, is naar parels duiken in een oceaan van illusies, op­dat wij een glanzend kleinood van waarheid leren bezitten waardoor wij gesterkt zijn tegen een leven waarvan wij de werkelijkheid nog niet begrij­pen. Het hele leven is duiken naar parels, zoeken naar dat ene fragment van waarheid over onszelf of over de wereld waardoor wij sterker zullen zijn in die onbegrepen werelden waar we doorheen trekken voordat wij mis­schien eindelijk de rust en glorie gaan genieten.

Wat moet ik u nog meer vertellen? Als u denkt dat ik gelijk heb, misschien leert u ook een beetje duiken. Misschien leert u ook om de werkkamer en de studeerkamer wat dichter bij elkaar te brengen. Ik kan u alleen maar dit zeggen: gelukkig zijn is altijd weer met denken en doen samen iets te vinden waardoor u uw wereld beter begrijpt en eerlijker uzelf durft zijn. Of u dat kunt bereiken, weet ik niet, maar ik gun het u van harte.

Een grapje.

Wat is eigenlijk een grapje? Is een grapje alleen het ridicule? Is het een spelen met woorden? Is het een confrontatie met het onver­wachte? Als dat allemaal waar is, dan heeft God een reuze grap gemaakt want Hij schiep de schepping.

Ik geloof dat een grapje voor ons geen andere betekenis heeft dan dit: Het is datgene waardoor we de zaak even anders gaan zien. Alles is betrekkelijk. Zelfs de waarheid is betrekkelijk voor zover wij haar kunnen zien. Daarom kan een grapje ons juist helpen om even los te komen van al die te diep ingewoekerde dodelijke ernst waardoor we de feiten eigenlijk over het hoofd gaan zien.

Lachen is een gave die de mens heeft ontwikkeld. Als er één ding is dat de mens de meerdere maakt van zijn medeschepselen, dan is het zijn vermogen om te lachen. Huilen kunnen krokodillen ook. Soortgelijke tranen worden door de mensen op aarde eveneens vaak gestort. Maar la­chen kan de mens alleen. De mens kan zien hoe bespottelijk, hoe betrekkelijk de dingen zijn. Hij kan zich een ogenblik verheugen, niet in het lijden van anderen maar in het absurde dat erin kan schuilen. Een mens kan lachen over zichzelf. Dan maakt hij een grapje met het leven, niet omdat hij het leven niet ernstig neemt maar omdat hij begrijpt dat datgene wat hij van het leven op dit moment ziet, in feite maar een heel klein stukje is van wat waar is en dat hij, door te la­chen over de details, dichter komt bij de onveranderlijke werkelijkheid. Dit was nu geen grapje mijnerzijds.

Als u nog een grapje wilt hebben, dan heb ik er nog eentje. Den Uyl en Van Agt komen samen voor de hemelpoort. De een zegt dat hij heeft gestreden voor democratie en het christelijk besef. De ander zegt dat te hebben gedaan voor de mensheid en de ontwikkeling van het sociale geweten. Waarop Petrus hen beiden aankijkt en zegt: “Heren, u links, u rechts zoals u gewend bent. Laat u beiden in het vagevuur een geweten aanmeten.”

Dit grapje is nog niet actueel. Sommigen zouden willen dat het zo was, maar daar moet u nog even op wachten. Bedankt voor uw aandacht.

image_pdf