20 januari 1987
Devotie, het woord dat in zichzelf, en ik hoop dat ik niemand beledig, een zekere verdwazing bergt. U moet niet denken dat het alleen religieus is. We vinden het in zoveel verschillende vormen: bij politiek, we zien het zelfs bij eenvoudige verenigingen. Het is een absolute toegewijdheid waarbij men weigert om na te denken over wat er verder nog gaande is.
Op zichzelf is een mens geneigd om te zeggen: dit is het beste of dat is het meest juiste en dan probeert u daar een relatie mee aan te gaan. Devotie tot de H. Maagd bijvoorbeeld. Hoeveel komt het niet voor? De Paus zelf gaat voor in deze devotie. Men is daar trouw aan, zo trouw dat men niet eens beseft dat de Maria van heden in haar afbeelding en benaderingen heel dicht ligt bijvoorbeeld bij de Isis van vroeger. Men denkt gewoon in het kader van een bepaald geloof, een aantal gestelde feiten en men trekt daaruit conclusies waardoor men komt tot een innerlijke beleving die eigenlijk met het onderwerp weinig of niets te maken heeft. En dat is misschien het meest opvallende.
Wij komen regelmatig op aarde om met mensen te spreken of tot mensen te spreken en dan vraag je je af: Ja, waarom doe je het eigenlijk? En het antwoord is eigenlijk krankzinnig: We hebben de mensen lief. Maar als je kijkt wat ze allemaal uitrichten dan vraag je je weleens af waarom. Maar mensen zijn eigenaardige wezens. Het maakt geen verschil uit wat ze geloven. Het maakt geen verschil uit hoe ze streven zelfs en ook hun daden zijn maar betrekkelijk, maar in steeds meer mensen zie je steeds eerder dat ene moment van een soort uitstraling, een gouden gloed die je soms veredelt dat je zegt: Het lijkt wel of ik een stuk van het eeuwig licht zie. En dan zeggen wij: Ja, dan moeten wij aan die mensen toegewijd zijn, ook een vorm van devotie.
Hoe je dat precies moet verwerken? Ja, laat me het zo zeggen: Iedere mens heeft behoefte aan zekerheden die niet bewezen hoeven te worden. Dat is wat hij gelooft. Alles is natuurlijk anders dan hij gelooft en daar gaat het niet om. U hebt een gevoelsmatige zekerheid nodig waaraan je niet kunt ontkomen. Waardoor je a.h.w. je gesterkt voelt. Een achtergrond hoe imaginair misschien ook, die je de kracht geeft om verder te gaan, de kracht geeft om dingen te verdragen maar ook om dingen te presteren waar je anders nog niet toe zou komen. In een devotie die alleen maar gericht is op het andere niet bestaande krijg je natuurlijk het gevoel dat dit eigenlijk zinloos is. Want wat hebben we aan iemand die in uiterste devotie verdedigt dat bijvoorbeeld het koninkrijk op aarde binnenkort zal komen, wanneer hij niet in staat is zich te gedragen volgens de grondregels die daaruit voortvloeien. Maar kan hij dat wel? Is het dan zo belangrijk van zeker te zijn of dat koninkrijk er wel of niet komt? Dan heeft die mens daaruit een zeker kracht gepuurd en dit is een geestelijke kracht.
Ik mag misschien wel even afwijken van devotie. Uiteindelijk devotie alleen is het meest melige wat ik mij voor kan stellen. Pas wanneer ze voert tot resultaten wordt ze voor mij, interessant en ik neem aan dat dat voor velen van u hetzelfde is. Wij geloven in een God. Wij weten niet zeker of Hij er is. We weten in ieder geval wel zeker dat het wezen dat wij veronderstellen nooit kan beantwoorden aan allerhande menselijke voorstellingen en normen ook niet aan de onze, want u blijft een mens. Dit geloof in zichzelf is voor ons de verklaring van de wereld waarin we leven. De wereld waarin je leeft is de wereld van je gedachten en in de geest is dat nog veel meer waar dan bij u op aarde. Maar er moet iets zijn waardoor het mogelijk is dat die wereld er is. Ergens is iets. En dat iets, wanneer we proberen het te zoeken en te benaderen dat is een verblinding, dat is zoiets als een zon waar je misschien een ogenblik in kunt staren om dan voortaan als een blinde verder door het leven te gaan. Een enkele keer echter zie je delen van dat licht, van die kracht, van die zon weerspiegeld in geesten, in mensen. En dan is het wel te verdragen: Dan is het te begrijpen soms. In ieder geval kun je het beleven. En dat bepaalt dan eigenlijk de wijze waarop wij werken, waarop wij denken. Het is een raison-d’être, het is de reden van het bestaan voor ons.
Wanneer u een devotie hebt, dan kan dat op twee verschillende manieren. U kunt gewoon vereren en dat is volgens ons de meest juiste vorm, of u kunt verwachten. Bijvoorbeeld: Ik neem de H. Maagd maar weer, ik heb Haar al genoemd. Wanneer ik regelmatig mijn rozenhoedje bid en de H. Maagd voortdurend aanroep, dan zal, wanneer ik in nood kom, die H. Maagd plotseling bij mij staan en die zal mij helpen. Een soort ruilhandel. Veel devotie komt voort uit de behoefte een dergelijke ruilhandel te plegen, want toewijding is heel vaak het gevolg van een verwachting die men voor zichzelf koestert. Wij weten dat dat weinig zin heeft. Er zijn geen krachten die even op bestelling werkzaam zijn. Er is een God, zeker, ik geloof erin. Er zijn wetmatigheden, ik ken een aantal daarvan. En binnen die wetten kunnen er dingen gebeuren die onbegrijpelijk of onverwacht zijn. Maar het betekent nog niet dat ze een direct ingrijpen zijn van God of wat dat betreft, van een geest. Het betekent alleen dat zij op dat ogenblik plaats vinden. En dan zegt de mens: Dat is toeval. Maar juist wanneer je die devotie kent, dan heb je dat innerlijk gevoel van betrokkenheid ook en dan blijkt dat het een beantwoorden is aan datgene wat in jezelf leeft.
Een mens genezen is niet zo gemakkelijk. Maar een mens die genezen wil worden, genezen, is veel gemakkelijker. Wanneer de devotie stoelt op een wil om iets te bereiken dan kun je wel zeggen dat die devotie daar de oorzaak van is, niet omdat zij buitenaardse krachten zonder meer aan het werk heeft gezet, maar omdat ze u een gevoel van zekerheid, van mogelijkheid geeft.
Wanneer we hier bij elkaar zijn kunnen we zeggen dat we ook een zekere devotie hebben, waarom niet? Maar die devotie op zichzelf doet niets. Je zit hier bij elkaar. Er gebeurt niets. Op het ogenblik echter dat we gaan werken met onze voorstellingsvermogens, met ons gevoel, met ons denken, wat iemand doet die devoot is, dan kunnen er de gekste dingen gebeuren. Dan kun je zeggen: Ik wil hier in deze zaal, een geestelijk licht doen ontstaan, wil dat sterker en sterker laten worden. Ik wil het laten groeien tot het u allen beroert. Geef u over aan dat geestelijk licht. Laat het tot u doordringen. Dan zijn er mensen die dat ervaren. Was dat licht menselijke werkelijkheid? Ik weet het niet. Het was een voorstelling die ik voor een ogenblik intens had en die ik voor een ogenblik probeerde over te dragen aan u. En wanneer ik het veel suggestiever aanbreng, dan kan ik u misschien in een ban brengen, waarbij u die kracht totaal als werkelijkheid gaat beleven, gaat zien. En wanneer ik dan zeg, als ik die kracht ergens op richt, dan doet die kracht wel wat, er gebeurt iets. Toch is het allen maar een procédé. Het is niet een zelfstandige kracht zonder meer.
Waar moeten we het dan in zoeken? In elke mens bestaat iets wat je een soort levenskracht zou kunnen noemen en een geestelijk iets dat wij dan in zijn kern en oersubstantie dan de ziel plegen te noemen. De kern van het wezen. En de kern van het wezen is kracht, Die kracht wordt normalerwijze nogal beperkt en begrenst omdat mensen nu eenmaal het gevoel hebben dat bepaalde dingen niet kunnen. Ze willen wel dat ze gebeuren, maar ze aanvaarden niet dat ze gebeuren.
Die dingen kunnen gewoon niet. Het is er niet. Het lijkt wel of je leeft in een wereld waarin je eigen voorstellingsvermogen eigenlijk de feiten ombuigt in de richting die jij hebt gesteld en dat die feiten er zijn omdat jij ze aanvaard hebt. Als je de feiten niet ziet, niet ervaart, er niet in gelooft, kun je ze niet beïnvloeden.
Ik heb vaak het gevoel dat ook de stoffelijke wereld door denkbeelden en gedachten wordt geregeerd en niet door feiten. Ik heb vaak het gevoel dat die denkbeelden meestal negatief en destructief zijn, terwijl ze juist ook zouden kunnen oproepen tot een uitbreiding van mogelijkheden van kracht, van openbaring, zo u wilt. Als je je hele leven zou wijden aan het tot stand brengen, al was het maar van één aspect van die kracht, dat zou je zien dat het steeds beter gaat. Dan zul je ontdekken dat je schijnbaar onmogelijke dingen tot stand brengt en ja, dan ben je mens, op aarde ben je mens. Dan moet je dat voor jezelf weer gaan wegpraten en zeggen: Ja maar… dat was zus … en dat was het middel dat ik gebruikt heb en het was die techniek die ik heb toegepast, maar het feit van het gebeuren blijft bestaan, ongeacht de verklaring. Pas op het ogenblik dat ik meer in de verklaring ga geloven dan in het feit, blijkt dat ik die feiten niet meer tot stand kan brengen. Dat heb je met genezingen, met telepathie, telekinese, noem maar op al die paranormale verschijnselen. Ze wijken op het ogenblik dat de betrokkene op een of ander manier, ze aanvaarden, erin opgaan.
Dan vraag ik me af: Zouden er geen heiligen, geen goden of Devi’s zijn die eveneens, geschapen, misschien door onze gedachten, toch een kracht vertegenwoordigen? En dan zou devotie wel degelijk een weg kunnen zijn naar die kracht, mits wij begrijpen dat wij dan ook de werkende factor zijn, het agens waardoor datgene waartoe we ons wenden, zich manifesteert. De mens onderschat zichzelf in vele opzichten, overschat zichzelf in andere. De onderschatting is vreemd genoeg altijd weer van zijn eigen innerlijke vermogens. Wetenschapsmensen werken volgens een vast systeem en dit is begrijpelijk want dat is de zekerheid. Zo kunnen ze toegewijd werken aan één klein aspect ervan en toch niet verder komen. En dan komt er een dag dat ze zeggen: Ach het verveelt mij. Laat mij eens wat proberen. En de onbewuste kennis, maar ook de onbewust in hem aanwezige energie vloeit samen en er ontstaat een experiment dat dan later meestal met een letter en een nummer wordt aangeduid of met een letter en een nummer dat opvallende resultaten geeft. En wanneer een ander het probeert te herhalen dan gaat het eerst niet. En dan moet je eerst heel lang zoeken en eindelijk vind je dan de beslissende factor. Maar die mens heeft het in één keer gedaan. Dat zijn dingen waar de mensen meestal een beetje raar tegenover staan.
Wat te zeggen van, noem maar op, een advocaat, die als je bij hem binnenkomt zegt: Ja, ik zie het al, u komt daar en daarvoor en overwegende wat u zou willen en wat u bent kunt u best die en die weg volgen. Dan zou je zeggen: Ja maar, is dat nu een advocaat? Ik zoek geen helderziende, ik wil een advocaat. Dus ga je naar een ander. En die kijkt in de wetboeken, maar niet naar uw persoonlijkheid en wanneer u doet wat hij zegt, gaat het meestal verkeerd. En als het toevallig niet verkeerd gaat, duurt het eindeloos lang. Zou je de impuls van de eerste hebben opgevolgd, dan zou je in een wereld terecht zijn gekomen waarin het mogelijk is op korte termijn een beslissing te krijgen. En dan gebeurt het ook. Het klinkt krankzinnig als je het zo zegt, maar waarom zou een medicus niet weten wat zijn patiënt mankeert? Op het ogenblik dat hij uitschakelt dat hij daar zit als iemand met een bepaalde wetenschap die toegepast moet worden en eerst afleest en dan pas reageert, dan stelt hij veel betere diagnoses en veel snellere.
Zijn dat dan altijd andere persoonlijkheden die daarbij zo nodig zijn? Het kan weleens helpen natuurlijk, maar negen van de tien gevallen ben je het zelf. Maar u moet toegewijd zijn aan hetgeen je doet. Het moet alle andere dingen a.h.w. overtreffen, om niet te zeggen uitsluiten. Op het ogenblik dat je zover komt dan is er de mogelijkheid om te presteren, dan is er de mogelijkheid om openbaringen te krijgen.
Je kunt hunkeren naar inwijding, tijden lang en niet eens beseffen dat je al een inwijding hebt gehad, dat je innerlijk veranderd bent, dat het toch iets nieuws is geworden. En dan zeg je: Ja, waar blijft het nu? Er moet iemand komen die me inwijdt. Terwijl je, als je je innerlijke ogen openzet, als vanzelf groeit naar een steeds hogere, grotere, meer omvattende wereld.
Devotie kun je niet gebruiken als een soort handeltje, zoiets als; Antonius beste vriend, maak dat ik mijn portefeuille vind, met alles erin a.u.b. en ik beloof u, als ik hem vind, zal ik vijf kaarsen voor u branden. Dat is net of Antonius zelf niet voldoende licht heeft. Een beetje krankzinnig. Toch kan het werken wanneer je eraan gelooft. Maar jij bent het die dat doet en de enige Antonius waarmee je te maken hebt, is uit gips. We kunnen altijd meer dan we denken. Mensen, geesten, wij bezitten in onszelf veel meer aan licht, aan kracht, aan mogelijkheden, ja zelfs aan herinneringsvermogen, geheugenwerking en wat je maar wilt, dan we ooit vermoeden. En we kunnen veel harder lopen dan we voor onszelf ooit voor mogelijk hebben geacht. Soms komt er een hond die het ons aantoont, maar in de meeste gevallen blijven we voortgaan met: Meer dan dit kan ik niet.
We kunnen meer wanneer we er een reden voor hebben en dit is natuurlijk een punt waarbij toch weer die onredelijke elementen een grote rol spelen. Wanneer ik werkelijk geloof dat ik iets doe voor God, werkelijk geloof, dan kan ik bij wijze van spreken menselijk gezien, de duivel dienen, maar het is zeker dat ik daardoor krachten in mij zal verkrijgen, uithoudingsvermogen, reactievermogen dat veel verder gaat dan alles wat je je voor kunt stellen. Devotie is een toegewijdheid. Het is eigenlijk meer. Het is of je naast jezelf een gestalte opbouwt die alle dingen kent en kan doen die je zelf zou willen maar denkt niet te kunnen. Een projectie. Iets wat er eigenlijk niet eens is, maar wat het is mogelijk maakt je eigen grenzen te doorbreken. Spreken met God? Natuurlijk, waarom niet? Maar dan moeten we niet verwachten dat God zoete praatjes houdt. Maar God kan in ons werken. Een stilte die a.h.w. alle gedachten uitbant totdat er een enkele naar voren komt. God heeft gesproken. Op het ogenblik dat we zeggen: Het moet zo zijn, gebeurt het niet. Ik denk dat dat de grote moeilijkheid is in een wereld waarin iemand die devoot is, maar al te vaak een beetje ridicuul is.
Degene die devoot zijn verwachten dat een andere het zal doen, maar proberen niet met hen vanuit dat andere zelf iets te doen, want anders zou je er niet zo om lachen. Alle dingen zijn mogelijk tenzij wij zelf de mogelijkheid ontkennen en ik geloof dat daar het criterium ligt. Een devoot mens kan heus eelt op zijn knieën krijgen, soms zelfs op zijn hart, maar hij kan niet zich losmaken van een afhankelijkheid. Er is een bediening en die moet aan het werk gezet worden. Nee, ik moet zelf werken. Ik ben deel van een geheel. Ik heb u gezegd: We komen naar de mensen, wij hebben de mensen lief juist omdat wij in die mensen elke keer toch weer een gouden licht, of zelfs iets van wat wij goddelijk noemen, het onbegrijpelijke licht weerkaatst zien, uitgestraald zien.
Maar wat doen ze ermee? Een enkeling penseelt het neer. Een ander schrijft het misschien in gewrongen woorden tot een gedicht. Een derde gaat prediken of probeert op een nieuwe wijze wat uit te drukken. Iets in hen werkt. Onze devotie kan een middel zijn om die kracht in en rond ons steeds meer te beseffen. Ze kan ons helpen om steeds verder te gaan. Maar het heeft niets te maken met een brandend kaarsje of met een bloemetje en met een langdurig gebed, een rituele dans of wat u maar wilt. De wereld wordt bepaald door wat mensen denken, wat God wil. Maar God heeft alle dingen geschapen niets uitgezonderd. Hij laat alle dingen toe, zegt men dan. Maar maakt Hij dan niet de vrede en de oorlog? Is Hij het dan niet die de deugd, maar ook de zonde instelt, bij wijze van spreken? Dat kunnen wij niet oordelen. We kunnen alleen ageren, reageren wanneer iets gebeurt, wanneer iets ontstaat. Dat kunnen we nooit doen vanuit: God wil het. Nee, we kunnen het alleen maar vanuit: Dit zegt de Kracht in mij dat juist is. Dat is mijn wereldbeeld, daaruit moet ik leven, daaruit moet ik werken. Ik dacht dat ik daarmee de belangrijkste punten onder woorden heb gebracht. Hebt u vragen? Neen? Dan zal ik van hieruit overgaan tot een ander onderwerp tenzij u nog een ander onderwerp wilt stellen.
Hebt u u weleens afgevraagd waarom er zoveel sagen en legenden en zelfs sprookjes zijn? Ja, het zijn wel verhalen, natuurlijk. Maar denkt u niet dat aan het begin van de legende, aan het begin van de sagen en bij het eerste ontstaan van de sprookjes, er iets is geweest dat echt was? In de vele verhalen die ons overal worden verteld, al die mooie overleveringen, is natuurlijk alles verdraaid en verwrongen. En Roodkapje wordt inderdaad lastiggevallen door een echte wolf en de jager bevrijdt uit de buik van de wolf, oma en Roodkapje tegelijk, wat er voor pleit dat het dier toch wel als bijnaam Max-laadvermogen moet hebben geheten. Maar er is een tijd geweest dat de wolven gevaarlijk waren, dat de mensen bang waren voor de wolven en dat vreemd genoeg die wolven, wanneer ze niet hongerig waren, juist kinderen voor een deel ongemoeid lieten, tenzij er volwassenen in de buurt waren. Het is een verwonderlijk iets, maar het is waar. Hetzelfde geldt trouwens voor bepaalde types beren die in andere legenden ook wel voorkomen. Ik denk dat het sprookje daaruit is ontstaan. En omdat het dier geen heldenrol mag hebben, want de mens is de koning van de schepping, is er iemand anders nodig die ingrijpt, een jager, een betoverde prins, eventueel een deus-ex-machina, een fee of iets dergelijks. Maar ergens is er een basis. Atlantis is een legende, maar wanneer we alle gegevens nagaan, dan is het toch aannemelijk dat er werkelijk vroeger een hoge beschaving heeft bestaan die op een af andere wondere manier ten gronde is gegaan. Mogelijk zegt men dan, door een as kanteling van de aarde of een enorme explosie die misschien wel de maan uit de aarde heeft gehaald. Al wat ik erbij vertel is weer een poging om te verklaren. Het vreemde is dat er overblijfselen zijn die wijzen in een richting van een zeer hoge cultuur en beschaving, die zeker tienduizend, maar waarschijnlijk zelfs meer dan veertigduizend jaar geleden op aarde heeft bestaan. In Zuid-Amerika heeft men aan de voet van de hoge Andes een muur gevonden, de zogenaamde Cyclopenmuur die ten dele overspoeld was door lava. Men heeft zowel de muur als de omliggende lagen en de lava natuurlijk geprobeerd om via koolstofproeven in tijd te definiëren. Conclusie: de muur is waarschijnlijk tussen vijfendertigduizend en veertigduizend jaar geleden overspoeld door deze lava. Dan moet er een bouwer geweest zijn. Op de bodem van de zee liggen ruïnes en mensen vinden ze. Maar het wonderlijke is dat een deel van die ruïnes dan toch een vage herinnering wekt aan de overleveringen van bijvoorbeeld het Atlantisverhaal dat men een lange tijd heeft gezien als een soort politiek betoog voor de ideale staat. Men heeft gezegd: Ach, die dingen bestaan niet. Maar toevallig heeft men boringen gedaan op een plaats waar die aardkorst wat minder dik was op het Zuidpoolgebied. Het wonderlijke is dat men op die plaats fossielen heeft gevonden, voornamelijk mollusken, die aanduiden dat er eens een zee is geweest, dat is punt één en punt twee dat, gezien de levensvormen, dit een tropische of semi-tropische zee geweest moet zijn. Dan kunnen we wel zeggen: Ja, al die legenden over die verloren landen en die oude beschavingen dat is allemaal kolder. We weten toch dat de mens begonnen is met een houten stok, de punt hardend in het vuur, kwam hij tot de eerste speer totdat hij uiteindelijk stenen werktuigen maakte. Maar voordien is er kennelijk iets geweest. Wat? De legenden vertellen erover.
In een sage komen mensen voor die het ongelooflijke presteren. Hercules, bijvoorbeeld. Nu is Hercules een halfgod geworden en het is een mooi verhaal dat waarschijnlijk bedacht is door Griekse dramaturgen en schrijvers, zoals veel van de godenverhalen eigenlijk van poëten afstammen en niet van de priesters. Kun je ook merken; ze zijn veel aantrekkelijker dan vele andere verhalen. Maar goed. Hoe komt men aan het idee van Hercules? Er blijken ook nu nog, in Turkije zijn er nog enkele mannen te zijn van een enorme kracht. Ze kunnen gewichten verslepen die onvoorstelbaar zijn. Ze kunnen dieren drijven op een manier die voor een ander haast onmogelijk is. Ze lopen met snelheden waarbij een hazewind haast amechtig zou worden. Voor korte periodes, dat is waar, maar ze doen het. Er zijn zelfs nu nog in Griekenland sponsenduikers, die zonder apparatuur tot diepten van zeg maar veertig meter kunnen duiken en zelfs in staat zijn daar dan enige minuten te vertoeven. Is het verhaal, een legende, een overleveringentje van een jonge man die steeds maar in het water leefde en die een half uur onder water kon blijven werkelijk zo ongeloofwaardig? Misschien was het geen half uur, ze hadden toen nog geen klokken, en zeker geen betrouwbare, laat staan kwartsuurwerken. Maar stel dat er iemand is die die prestaties wel levert, die zeearmen tussen eilanden over zwemt. Die lange tijd onder water kan blijven. Die inderdaad zo thuis is in het water dat hij met grote vissen kan vechten. Dan is onze legende figuur plotseling een realiteit geworden.
Ik wil maar zeggen vrienden dat er in een verleden veel meer is geweest dan men op het ogenblik graag aanneemt. En er zijn heel veel raadselen die we dan wel een klein beetje kunnen verklaren vanuit het huidige standpunt, maar waarbij altijd toch nog de vraag blijft: Waarom? Hoe is men gekomen tot de bouw van de piramidegraven? Waarom waren de ziggoerats van Babylon bijna gelijkvormig? Zij het dan dat ze vaak uit tichelsteen werden opgetrokken. Waarom vinden we aan de andere kant van de wereld weer diezelfde piramideachtige structuren? Misschien is die wereld één keer een geheel geweest, zegt men dan. Of misschien is er een beschaving geweest die juist dergelijke dingen voor zichzelf en met bepaalde doeleinden ook gebruikt. En misschien is dat alles later, een zwakke nabootsing geweest, de hemel weet het, van krachtstations die vroegere wezens gebruikten om het potentiaalverschil tussen stratosfeer, ik noem maar wat en de aardoppervlakte om te zetten in iets wat bruikbaar was, een soort elektriciteit. In oude ruïnes vinden ze op een bepaald ogenblik iets wat kennelijk batterijen zijn, een soort primitief accu, maar ook, machines waarvan men het doel niet kan verklaren. Ze zijn voor een groot gedeelte vervallen, verwoest, vergaan. En dan vindt men ineens iets en dan zegt men: Hé, dat is een soort astrolabium, d.i. kennelijk om zonnestanden en sterrenstanden te bepalen. En als je dan verhalen hoort over tovenaars en automaten dan denk je, och, het zijn kinderverhaaltjes of wat? Is er misschien een tijd geweest waarin men wel degelijk machines, automaten gebruikte? Vergeet niet dat de duizend en één nacht verhalen rond 1870 eigenlijk voor het eerst goed vertaald en samengebracht berusten op overleveringsverhalen van het Verre Oosten. En dat in die verhalen al in de tijd van de kruisvaarders tussen zeg maar 950-1100 na Christus gesproken werd over vliegende paarden, over robots, zoals we ze tegenwoordig noemen, kunstmatige mensen en al die dingen meer. Hoe komen ze eraan? Waar halen ze het vandaan als het niet uit de werkelijkheid is?
Deze wereld bevat veel meer, beste vrienden, dan datgene wat het huidige geslacht kent. Vele dingen zijn in het verleden verbleekt. Andere dingen die nu bestaan worden nog niet begrepen voor wat ze zijn en zullen misschien later de aanleiding zijn voor de sagen en legenden van de mensheid in een zeer verre toekomst. De mensheid is een veel grotere continuïteit dan wordt beseft. Niet in vorm. Die vorm verandert wanneer plotseling een verandering van omstandigheden optreedt. Dan zien we kort daarna in de mensheid een sprongmutatie optreden. Maar het intellect, de manier van denken, van leven, het levensbesef, ja de levenskracht zelf, blijkt over vele duizenden jaren terug te gaan en wanneer we gaan naar het begin van de bekende schepping en ontwikkeling, dan vinden we daarvoor ook nog tekenen dat er iets is.
Laten we niet vergeten dat wanneer Kaïn Abel heeft neergeslagen, hij wegvlucht naar een vreemd land en bij een ander volk zich een vrouw neemt. Zoals is de Adam en Eva legende. Er waren nog andere dingen. Of de legende: lang voordat Eva er was had Adam al een geliefde: Lilith. Hoe komt men aan het verhaal? Hoe komt men aan het denkbeeld? Dat kan alleen als er ergens een overlevering is van rassen die hebben bestaan lang voor de huidige mens zich tot kroon van de schepping heeft verheven. En er zijn ook heel veel dingen bij waar je eigenlijk wat meer aandacht aan zou moeten geven. Bijvoorbeeld: Er bestaat een Indische overlevering waarbij de held op een bepaald ogenblik geconfronteerd wordt met een woestijn. Maar zegt een oude man tegen hem: Hier was eens het schoonste woud tot de mensen kwamen en de schoonheid ervan verlaten. Kijk wat er op het ogenblik gebeurt. Hebt u gehoord van woestijnvorming? Iran nieuwe woestijnen die ontstaan omdat al het groen wordt opgevreten door kudden die te talrijk zijn? Zou het daarop terug kunnen slaan misschien?
Dus je kunt uit sprookjes, sagen en legenden een hele hoop leren. Maar het wonderlijke is dat in al die verhalen steeds weer iets voorkomt dat je ook doet denken aan een geestelijke ontwikkeling. Wat denkt u bijvoorbeeld van Djuhai en de vissen uit 1001 nacht? Hij vangt twee vissen, krijgt een uitnodiging en uiteindelijk daalt hij dan af in de rivier waar hij dan een fantastisch mooi paleis binnengaat met de opdracht om daar één juweel uit te halen. Op zijn weg ontmoet hij allerhande dingen: monsters, draken, zijn geliefde, zijn familieleden, zijn moeder die hem smeekt a.u.b. kom naar me toe en neem me meen. Het kost hem veel moeite, maar hij gaat verder en dan komt hij ineens in schatkamers vol met rijkdommen. Hij heef maar één greep te doen en hij is voor zijn leven lang binnen met zijn hele familie. Hij gaat verder en vindt het juweel en verandert zelf in een prins. Een legende? Maar is het niet eigenlijk zo wanneer we een bepaald doel nastreven of het nu een geestelijk doel is of een ander, dat we al het andere terzijde moeten schuiven?
Wij kunnen alles, zeker, maar we moeten verder durven gaan. De legenden bewijzen dat dit vroeger ook werd beseft en zeer belangrijk werd geacht. De sprookjes vertellen het ons. Maar er zit ook het geheim in. Het geheim dat bijvoorbeeld u terug kunt vinden in een overigens door minstrelen ontstaan verhaal: dat van de Zwanenridders. Bij de Zwaanridders bestaat de mogelijkheid om onder de mensen te leven, deel te zijn van de mensen. Maar ze mogen hun geheim niet prijsgeven want dan moeten ze heengaan of sterven. Ze hebben er zelfs een opera van gemaakt en dat doet misschien de overlevering niet ten volle recht, dan staat de zanger daar en als de zaan dan weg is voordat hij opgestapt is zegt hij: Ja, ik zal de volgende zwaan wel nemen. Maar het verhaal zelf. Wanneer wij innerlijk iets bereiken dat werkelijk waarde heeft, dan kunnen we het met niemand meer delen. We kunnen er ons niet op beroepen. Op het ogenblik dat we het doen is de zinvolheid van ons bestaan ten einde. Een doodgewoon verhaaltje, maar het zit er toch wel in.
Maar ja, de mens blijft over ‘t algemeen toch liefst bij de wolf en de zeven geitjes. De geitjes zijn zeer attractief, lief, dartel, speels. De moeder is natuurlijk ook een echte geit en al mekkerend loopt ze de deur uit om boodschappen te doen en dan komt de boze wolf en vermomt zich in 1001 gestalten. Het lijkt misschien een beetje een leuk verhaaltje voor de kinderen, maar het is zowel, geestelijk als zelfs maatschappijkritisch, want hoe vaak krijg je niet iets aangereikt, verpakt in mooie woorden en beloften en dan ontstaat er een atoomcentrale en die kan in mekaar klappen. De wolf met zijn in meel gestoken poot, met zijn stem die door krijt zacht is geworden. Misschien het type van een regeerder die het volk met zoete woorden toespreekt omdat hij weet dat hij op die manier de stommelingen zover krijgt. Maar aan de andere kant ook: Een paar van de geitjes weten wat ze doen, ze laten de wolf niet binnen. Ze zoeken voortdurend het juiste moment, datgene wat bij hen hoort.
Geestelijke bewustwording ontstaat door het erkennen van het beleven van datgene wat bij je hoort met uitsluiting van het andere. Daar hebt u waarschijnlijk nooit over nagedacht. U denkt: Nou ja, Andersen en de gebroeders Grimm zijn erg leuk voor de kinderen. Maar er zit zo ontzettend veel in. Zelfs als ik denk aan het arme lucifersverkoopstertje dat op kerstavond zijn lucifertjes afsteekt omdat het bijna vervriest. Zeer toepasselijk in deze dagen. Uiteindelijk sluimert ze weg en droomt van feesten en van kamers. En dan wordt het zo mooi dat het lijkt of alles wordt opgelost in verrukking en dan komt het einde. En toen de mensen kwamen en haar zagen en haar wilden wekken, was ze dood. Ook iets waar je eens over na moet denken. 0, ik wil niet zeggen dat u uw lucifertjes hier zit op te steken om warm te blijven. Het zal wel niet zo erg zijn met u, maar denk nu even na. U droomt dromen, idealen, maar wanneer u ze volledig beleeft: afgelopen, of je moet steeds verder gaan.
Neen, ik geloof dat je uit al die dingen wat kunt leren. Achter alle dingen die we kennen, eenvoudige dingen zoals sprookjes, achter heiligenverhalen, achter de meest krankzinnige overleveringen, fantasieën, systemen zelfs, schuilt iets van de werkelijkheid. Het is onze taak niet om al die dingen waar te maken, dat kunnen we niets eens, maar het is onze taak om dat werkelijk te herkennen. Om te vinden wat te midden van de droom voor ons blijvend geldig is, blijvend waar is. Ook wanneer, je naar dingen komt zoals deze bijeenkomst. Er zijn dingen genoeg bij waar u werkelijk iets zou aan kunnen hebben, maar u moet het uitmaken: Het is wat voor mij of het is niets voor mij.
Niet omdat wij het zeggen. Och, het is niet van belang. Wees erg blij als u zegt: o ja. Maar dan moet u er ook wat mee doen. Dan moet u komen tot dat puntje waarheid dat u om kunt zetten in kracht, in leven, in werkelijkheid. Anders is het toch zinloos. Wat hebben we aan een wereld die gelooft in de Christus, in de naastenliefde, want we zijn toch allen broederen en zusters, en die ondertussen anderen het leven onmogelijk maakt en die voortdurend bezig is, te denken aan winst, aan oorlog, aan bankrekening aan zijn testament. Elke mens vindt op zijn tijd dat hij ook een testament moet schrijven, een laatste wil die dan uiteindelijk tot uitvoering komt en blijkt alles te zijn behalve wat je had gewild.
Er is toch iets wat meer waard is dan al die dingen. In het Christendom gaat het er niet om wat je precies gelooft en welke spreuken je citeert. Het gaat erom dat je je medemens ziet als je gelijke, als iemand voor wie je wat kunt doen, als iemand die ook jij moet begrijpen. Je moet openstaan voor de noden van een ander en niet alleen maar willen dat de ander openstaat voor jouw noden. Een vriend van mij heeft eens gezegd: Christelijke naastenliefde is de liefde die de Christen om Christus wille van zijn naaste meent te mogen eisen. En het is er niet ver naast. Maar in het Christendom liggen juwelen van wijsheid die in het eigen leven en werken toepasselijk zijn. Datzelfde kunnen we vinden in de Veda’s, datzelfde vinden we bij Mohammed, bij Boeddha, bij al die anderen. Overal schitteren de juwelen van de waarheid en we kunnen ze vinden wanneer we niet verblind zijn. Maar ze kunnen pas glanzen, werkelijk kostbaar zijn, wanneer we er mee werken, wanneer we er iets mee doen.
Ik dacht dat dat op zichzelf een aardige aanvulling was, zij het op vrije basis van hetgeen over devotie is gezegd. Weet u, ik geloof niet zo in uiterlijkheden. Mens, als je voor God op de knieën ligt dan is dat voor jezelf misschien heel leuk en mooi, maar God heeft je geschapen als een rechtopstaand wezen. Blijf dan maar rustig staan. Zeg: Heer, hier ben ik. Ik probeer u te begrijpen. Wat kan ik zijn in en met U? Zeg niet: Heer, maak a.u.b. mijn leven wat lichter. Heer, wilt U a.u.b. mijn kind genezen? Niet beter ervoor zorgen.: Neem me niet kwalijk, dat is geen God. Dat is geen juweel van waarheid. Het is zelfbedrog. Afschuiven van verantwoordelijkheden. Die schijnbare nederigheid, die schijnbare onderwerping is gewoon een je ontdoen van de mogelijkheden en de verplichtingen die bij een christenmens horen.
En wanneer we dat zo zeggen, mogen we dan misschien nog concluderen. Zou de werkelijkheid niet zijn dat wij nooit kunnen zijn wat anderen in ons willen zien, maar dat we alleen waar en getrouw kunnen zijn aan datgene wat we zijn? Dat wij onze God, goden, krachten, machten, alles wat u maar hebben wilt, pas reëel maken voor onszelf en misschien ook voor anderen, wanneer we beginnen met die ene stap terug te doen, waardoor we zeggen: Niet de wereld, maar ik. Niet de anderen, ik. Wat ben ik? Wat kan ik? Wat is de werkelijke behoefte niet alleen van mezelf maar van alles wat ik om me heen zie? Hoe kan ik zo leven dat de wereld rond mij zonniger en beter wordt en dat ik alle anderen zie lachen of zelf zal leren lachen.
Ik denk dat de werkelijkheid betekent dat de mens zich moet ontdoen van zijn ijdele fantasieën, van zijn verbitterdheden, en moet komen tot de aanvaarding van hetgeen hij zelf is, om daaruit verder te gaan.
Verder een goeden avond en gezegende nachtrust waarin u doorstroomd wordt door de innerlijke warmte waaruit zelfs in de droom bewustwording kan voortkomen.