16 januari 1979
Om te beginnen, moet ik getuigen dat we niet alwetend en onfeilbaar zijn, iets dat u waarschijnlijk zelf ook al weet. Denk zelf na, vorm uzelf een oordeel en probeer er voor uzelf iets uit te halen.
Nu was ik eigenlijk van plan vanavond er een nogal diepgaand onderwerp van te maken. Er is namelijk een soort diepste innerlijke werkelijkheid. Kijk, wanneer je alles bekijkt, dan valt dat uiteen: het is een beetje de idee van een ui. Haal een schilletje er af en er zit weer een ander en uiteindelijk kom je aan een punt waar je je afvraagt of er nog iets is.
Nu wil ik proberen om daar het een en het ander over te zeggen. Dat is niet zo gemakkelijk, want de diepste werkelijkheid is en blijft, dat zul je begrijpen, onzegbaar. Die kun je alleen beleven, die kun je niet omschrijven in emoties en die kun je ook niet omschrijven in woorden, in begrippen.
Je leeft. De buitenkant van je leven wordt bepaald door gebruiken en door pretenties. Heel vaak zijn die zo belangrijk dat je daar bijna niet meer af kunt komen.
Daaronder ligt de droom, het denkbeeld van wat zou moeten zijn, van wat je zou willen zijn, van wat je zou willen doen. Het is niet alleen het wensleven, maar het is een poging om tegen jezelf te zeggen wat je eigenlijk bent.
En daarachter dan ligt een gebied van geestelijke energie en kracht, maar dan toch nog wel met stoffelijke vormen. Het is zo’n beetje die energie die gebruikt wordt door een paranormaal genezer en andere paragnosten. Het is de energie eigenlijk waarmee we leven zonder het te beseffen.
In deze wereld ligt hoofdzakelijk een beeld van onze angsten, het beeld van ons onvermogen. En pas wanneer we achter deze lagen doordringen, dan komen we een klein beetje in de richting van de innerlijke werkelijkheid, van de tijdloosheid misschien ook wel, waarin we bestaan.
Nu kun je dat natuurlijk op veel manieren bereiken. Je kunt je er mee bezighouden via yoga, via andere systemen. Je kunt je er mee bezighouden binnen het Christendom of in de Hindoeleer, het is maar hoe je zelf georiënteerd bent, in welke richting je zoeken wilt.
Wanneer we bezig zijn met onszelf, dan krijgen we altijd die eerste schil, de pretenties: dit ben ik; en pas wanneer we door het leven of door innerlijke ervaringen daar los van komen, dan worden we geconfronteerd met die droom, zo zou het moeten zijn, zo zouden de mensen moeten zijn, zo zou ik zelf moeten zijn.
Maar ook die droom kun je nooit waar maken. Aan de droom kleeft altijd weer de fout dat je wakker wordt. En dan komt die wereld van kracht, maar ook van vrees, want plotseling ontdek je wat er niet is.
Ben je in de eerste twee gevallen bezig om een antwoord te krijgen, in het derde krijg je geen antwoord en vrees je bijna dat je toch een antwoord krijgt.
Dan pas begint de werkelijke reis. Een reis die gaat langs geestelijke sferen, een sprookjesland misschien. Die je brengt naar eenzaamheid, naar overweging van de tijd. Het zien van een verleden en het beseffen van een toekomst. Maar dat gaat voorbij en je komt uiteindelijk terecht in een wereldje waarin je eigenlijk functioneert als een soort klankbord, zoiets als de kast van een viool, een gitaar. Het is of je eigen wezen alleen nog maar kan resoneren op krachten die van elders komen en daar leer je langzaam maar zeker de grenzen van je eigen ik een beetje vergeten.
Het klinkt allemaal erg gemakkelijk en erg mooi, maar laat me je verzekeren dat het moeilijk is.
Ben je eenmaal zo ver dat je je één kunt voelen met de klanken die je beroeren, dan lost het onderscheid langzaam op en dan ga je steeds intenser deelnemen aan een totaliteit, aan een geheel. Tot je zo ver komt, ben je en blijf je altijd nog wel iemand die zou kunnen incarneren of die, zoals wij in de geest, zich bezighoudt met allerhande dingen die op aarde en in de sferen gebeuren en die daar hard hun best doen en vaak, zoals mensen op aarde trouwens ook, fouten maken.
Dus daar beginnen we dan eigenlijk met een kleine omschrijving, maar je eigen leven heeft er toch wel een andere betekenis, dacht ik. En het is die betekenis waar we ons vandaag mee bezig willen houden.
Zolang je nog bezig bent met wat de wereld van je denkt, ben je hulpeloos. Een mens die voortdurend beantwoordt of wil beantwoorden aan hetgeen men van hem of van haar verwacht, die zal altijd in conflict zijn met zichzelf en juist daardoor zelf geen beslissingen meer nemen. Het onvermogen om te beslissen, om uit te maken wat je bent, wat je wilt, dat ligt in die uiterlijkheid, in die pretenties.
Kom je naar de droomwereld toe, dan ga je wel beslissingen nemen, maar je begrijpt niet welke beslissingen je neemt. Je ziet dan je eigen droomwereld voor een werkelijkheid aan. En vanuit die droomwereld probeer je dan misschien de edelste dingen waar te maken. Maar kun je goud smelten als er geen vuur is en geen goud? Je bent afhankelijk van hetgeen er om je heen is en die afhankelijkheid juist kun je niet helemaal beseffen, je wilt erboven staan. Jouw heldendroom, zo is het eigenlijk, moet waar worden. Het impliceert dacht ik, dat menigeen juist hierdoor in grote moeilijkheden kan komen, want teruggaan naar wat was, naar de saamhorigheid van uiterlijke vorm, is onbereikbaar geworden, dat gaat niet meer.
Vooruitgaan durf je ook niet, dan zou je je dromen achter moeten laten en dan pas eigenlijk ga je zoeken naar de kracht die in jezelf leeft. Tot op die tijd speel je er misschien eens wat mee, je doet er weleens wat mee, maar eigenlijk betekent het niet veel.
Maar nu gaat het er om: welke kracht vind ik in mezelf wat is de energie waarmee ik, ondanks alles, iets kan doen? Maar op dat ogenblik stel je jezelf in gevaar, want je zet je hele wezen in. Je hebt geen wereld om op terug te vallen. De gewoonte redt je niet meer. De beslissingen die genomen moeten worden, moet je zelf nemen, niemand zal ze voor jou nemen. De verantwoordelijkheden moet je zelf dragen, er is niemand die dat voor jou kan doen: En daarom zeggen we altijd dat in deze fase de angst een grote rol speelt.
Zeker, nu kun je angst bemantelen, soms in woede, soms in tranen, maar eigenlijk bereik je er niets mee, want of je nu vloekt of dat je huilt, of dat je de wereld, God en desnoods jezelf verwijten maakt of voortdurend bidt om bijstand, er is geen antwoord dan het antwoord dat je zelf geeft.
Het antwoord ligt in je eigen kracht. Nu zul je zeggen: ik heb niet veel kracht. Dat is voor sommigen waar, voor anderen niet, maar wanneer je gewoon naar een mens kijkt, kun je een mens toch iets gelukkiger maken.
Wanneer je gewoon maar iets beseft, dan kan dat uit zichzelf een uitwerking buiten je hebben. Wanneer je dit een paar keer doet en je merkt dat het gaat, dan moet je erg oppassen dat je niet gaat zeggen: Nu heb ik het gevonden. Dan moet je proberen om die kracht steeds in meer vormen te gebruiken, steeds meer een deel te maken van je dagelijkse leven.
Zolang je nog een mens gaat genezen, met het speciale opzet om te genezen, is het als het ware niet goed. Het moet zozeer deel van je worden dat wanneer je kracht een disharmonie ontdekt, je probeert die te compenseren zo goed als je kunt zonder erbij na te denken, zonder er misschien bij te beseffen dat je iets doet. Hoogstens zeg je: God, ik voel me ineens een beetje moe.
Pas als je dat stadium hebt, kun je verder gaan. Dan kom je in een wereld terecht waarin je voor het eerst je eigen beslissingen zelf neemt. Het is geen droomwereld meer in de gewone zin van het woord, het is een soort sprookjesland, want je neemt besluiten en die besluiten worden ondanks alles waar. Je wacht niet op een ander, je zegt niet meer: het zal wel door de goede God, de heilige Aliarchus of een ander worden gedaan, je doet het zelf en wat meer is: je doet het zelf, niet om daarmee iets te bereiken of jezelf waar te maken, maar je doet het als deel van een besef van onvermijdelijkheid.
Een zomerlandwereld is een wereld die uit gedachten is opgebouwd. Het leven in dit deel van het ik, is eveneens een soort sprookjesland. De wonderen gebeuren voortdurend, maar juist omdat je er niet mee bezig bent.
Wanneer je naar je wereld kijkt dan zeg je niet: Daar moet een kerk staan-, je zegt gewoon: Er is een kerk en die kerk is er en je kunt er binnengaan. Of je zegt: Er is een park en daar kun je je verlustigen. Zo simpel lijkt het en zo moeilijk is het. Want elke keer wanneer je die droombeelden poogt te herleiden tot de redelijke werkelijkheid, misluk je.
Je kunt alleen leven vanuit je eigen kracht. Maar dan ontdek je ook weer hoe betrekkelijk de dingen zijn. Je kunt kerken bouwen, maar je kunt ze niet in stand houden. Je kunt landschappen creëren, maar ze verwazen wanneer je weg kijkt. Je kunt goden maken en ze zijn machtig en ze kunnen alles voor je doen, maar als je ze een ogenblik niet vereert, sterven ze. En daarom zoek je naar meer.
Dat meer, dat je probeert te vinden, dat is niet meer te begrijpen, dat is een soort mystiek. Het is een gevoel in jezelf en meestal in het begin eigenlijk als een soort spanning. Een spanning waarbij je niet meer droomt, maar waarin je in een soort verwachting verstart. Dan denk je in het begin, nu gaat er heel wat gebeuren, maar er gebeurt niets, totdat je beseft dat er met jou iets is gebeurd. Jij bent anders geworden: Je bent een mens in evolutie als het ware. Fase na fase verschuift je oordeel, je visie, en langzaam maar zeker keer je terug tot een werkelijkheid, waarbij bijvoorbeeld stoffelijke factoren gelijktijdig belangrijk en niet belangrijk zijn.
Ze zijn belangrijk in een bepaald concept en toch kunnen ze je niet dwingen of beroeren. Je hebt allerhande geestelijke belevingen in zo’n periode, maar al die geestelijke belevingen op zichzelf zeggen niets, ze zijn een verschijnsel, een soort landschap waar je naar kijkt en dan weer verder gaat.
En dan komt er een ogenblik dat je beseft: Al dat andere is op de ene of andere manier met mij verbonden-. Ik moet niet kijken, ik moet zijn. Dat zijn dat kun je ook weer niet omschrijven. Er zijn mensen die zegen: Kijk, dat zijt gij en dan kijken ze naar een cactus en denken bij zichzelf: Kijk, nu moet ik mij scheren. Ik neem het hen niet kwalijk, dat zijn mannen trouwens. Dames denken dat soms ook wel, maar die zeggen dat nooit luidop. Dus, het is niet een kwestie van nu ben ik een cactus en ik sta daar met vocht opgeslagen te wachten tot er nog meer regen komt en koester mij in de zon, maar het is als het ware: Dit landschap ben ik. Ik ben niet gepersonifieerd in een deel ervan, maar ik voel het bewegen, het werken, de ontwikkeling en het sterven van het geheel in mijzelf aan.
Je kunt het heel moeilijk omschrijven. Het is eigenlijk een soort mystiek beleven en wanneer je dat bereikt dan komt er steeds meer het begrip dat er geen grens is. Je kunt niet deel zijn van een landschap zonder deel te zijn van de kosmos. Ga je dat aanvoelen dan blijft een soort lichtende leegte, ik kan het niet anders omschrijven. En die lichtende leegte die is ook niet wat men op aarde beschouwt als blijdschap, of vreugde, of kracht, het is gewoon een ervaren zonder meer.
En uit dit ervaren komt dan een beeld van jezelf, dat beantwoordt aan alles wat je bent. Dat beeld ontstaat niet doordat jij het wilt, maar het is onvermijdelijk geworden door de betekenis die jij hebt in de kosmos, tussen alle dingen in.
Dit beeld, dat we dan het inwijdingsbeeld noemen, de diepste innerlijke werkelijkheid, want vanuit dit beeld kun je de eenheid bereiken met het goddelijke en met alle andere dingen.
Je ziet, het is een procedure die erg gemakkelijk te beschrijven is, al kun je ze niet altijd precies uitleggen. Het is altijd iets dat heel erg moeilijk is om te beleven en om waar te maken. Want een mens is niet alleen.
Als je nu helemaal alleen zou zitten ergens op de Ararat, boven de restanten van Noach’s ark, die de hele wereld weer bevolkt zou hebben, volgens de legende, ach, dan zou je dat misschien wel waar kunnen maken, maar je zou weer geen deel zijn van de mensheid. Je kunt niet deel zijn van de mensheid en het lijden van een mens onberoerd voorbijgaan, zonder het zelfs maar te beseffen en wanneer je kunt, daar iets tegenover te stellen. Dus, je blijft verbonden en dat blijft het probleem voor iedereen die op aarde leeft.
Je hebt die innerlijke werkelijkheid. Je hebt die kracht, je hebt die mogelijkheid. Maar je kunt ze alleen beleven met de anderen. Maar als je de anderen gaat beschouwen die zich als persoon zien, dan wil ik ook als persoon daartussen staan. Laten we het heel simpel zeggen: Ik sta tussen honderd mensen, die hebben allemaal een auto, dan wil ik er ook een hebben. Niet dat ik hem nodig heb, misschien, of niet dat ik dat onvermijdelijk vind, maar anders dan ben ik anders dan die anderen. De behoefte tot conformeren speelt zo’n grote rol. Iedereen heeft wat op de bank, dus is het nodig dat we wat op de bank hebben. Ik heb niets op de bank, dan ben ik eigenlijk geen volwaardig persoon. Je kent misschien die reacties. Iedereen draagt een kostuum of een jurk van die en die snit en ik loop er anders bij, en dan moet ik of heel progressief doen of ik moet erkennen: Ik hoor er niet bij.
De moeilijkheid ligt dus eigenlijk in het feit dat wij onszelf zijn, zien als op een of andere manier passend in een geheel zoals dit zich als persoonlijkheden openbaart.
De grote moeilijkheid is dus dat je gelijk wilt zijn aan en dat je niet begrijpt dat je in de ander reeds datgene bent dat je probeert dat toch weer zelf te worden. Het is een ellendige situatie en vooral iemand die daar via de droomwereld in die wereld van kracht en angsten leeft, die heeft dan altijd het gevoel van: ik schiet te kort, men schiet te kort, God schiet te kort, de duivel schiet te kort, die schiet ook te kort in de ogen van dergelijke mensen. Er is geen zekerheid, er is geen mogelijkheid tot verder gaan.
Dat kan stoffelijk waar zijn. Maar wat stoffelijk waar is behoeft niet geestelijk waar te zijn. Wat je buiten af moet breken, dat kan eeuwig bestaan in jezelf en wanneer je dat te pakken krijgt, dan kom je misschien voor het eerst een beetje los van die behoefte tot conformeren, tot je aanpassen aan alles om je heen. Dan kan je het niet veel meer schelen, dan wordt misschien een deel van je gedrag, van je uiterlijke vorm, door die anderen bepaald, maar dat is eigenlijk bijkomstig, het interesseert je niet. Wat je interesseert is datgene dat erachter ligt, dat je ziet en beleeft als deel van een geheel.
De diepste werkelijkheid is dat wij niet los kunnen staan van dat geheel. We hebben het wel eens meer gezegd: Wanneer er één God is, waaruit alles is voortgekomen, dan zijn wij voortgekomen uit die God. Wanneer er niets is buiten God, dan is alles in God, dan is alles uit God, dan zijn wij deel van God. En als wij in de plaats daarvan zeggen, Kosmos, dan geldt nog steeds precies hetzelfde. Wanneer wij spreken over Oerkracht, dan zijn we nog steeds een residu van die Oerkracht en als zodanig daarmee verbonden, daarvan afhankelijk.
De grenzen vallen weg op het ogenblik dat je krachten gaat begrijpen, maar een kracht uit zich in vele, vele facetten. Je kent misschien een fontein, daar komt een straal uit, zeker, maar die deelt zich in druppels en elke druppel is een individu en op het ogenblik dat die druppel uiteen gaat spatten dan zegt die tegen zichzelf: Wat heb ik eigenlijk gedaan en had het niet anders kunnen zijn? Want haar eigen afgeronde vorm verheugt haar en ze begrijpt niet dat ze alleen maar water is, deel van een amorfe massa die zich deelt en samenvoegt naar believen. Kijk, dat is nu eigenlijk de moeilijkheid van het ik zijn, van het individu zijn.
Nog verder kom je op hoger plan terecht, die sfeer waarbij je zelf gaat waarmaken en zelf besluit. Dan lijkt het nog altijd of je heel veel bent en heel veel kunt, maar je ziet het nog altijd als tegenstelling tot het andere.
Zodra je die tegenstelling hanteert, zit je nog altijd in een vakje, waarbij je terugkeert naar beperktheid. Beperktheid die reïncarnatie betekent, maar die ook betekent isolement, die leed betekent, soms ook vreugde betekent, maar dan op een manier die niet blijvend is. Misschien kan je het vergelijken met de atmosfeer. Er is in die atmosfeer een hoeveelheid waterdamp opgelost. Die relatie atmosfeerwaterdamp blijft altijd wel bestaan zolang er water is, zolang er een aarde is. Maar realiseer je nu eens een keer dat de wolken steeds verschillende vormen hebben. Uit hetzelfde zwerk en diezelfde waterdamp komt vandaag een onweer, morgen regen, overmorgen sneeuw of hagel, precies zoals je hebben wilt, maar soms zijn het alleen maar flarden die wegdrijven of wolkjes ijskristallen die ergens heel ver boven je zeggen dat het goed weer gaat worden, of dat het waait.
Wanneer je dat begrijpt, dan zeg je: Ja maar, dat is een reeks verschijnselen, het is de reactie van een geheel. Ik ben als die waterdamp, ik ben niet bepaald in mijzelf. Het ene ogenblik zal ik op aarde zijn, deel van een rivier misschien, een spet in de wereldzee; volgend ogenblik drijf ik langs de hemel, word ik een onweer, breng ik vruchtbaarheid op de akkers, word ik misschien sneeuw waar de mensen over uitglijden, en altijd weer ben ik deel van het geheel en van het proces.
Tijd is niets anders dan een soort kringloop, je kunt spreken over een spiraal, zelfs een dubbele spiraal wat dat betreft, maar het maakt het zo ingewikkeld. Zeg maar gewoon: Tijd is een kringloop. Dat wat is, keert terug, dat was is geweest, komt morgen, niet letterlijk misschien, maar als kracht, als mogelijkheid tot ontwikkeling. Wij worden meegevoerd door de tijd. Zolang wij aan die tijd gebonden blijven en niet beseffen dat we deel zijn van het, geheel, komen we niet verder.
Er is een opvatting die zegt: Kijk, de ziel heeft een kringloop. De ziel komt uit het goddelijk licht, daalt af door de sferen, komt op aarde, vertoeft daar, gaat door het duister, komt weer naar de aarde, komt van de aarde naar het licht, gaat weer naar het goddelijke en het besef zal daar ontstaan waar aanvaardbaarheid is en zal ophouden waar onaanvaardbaarheid, verblinding optreedt.
Nu is dit misschien een simplificatie, erg persoonlijk gezegd. Maar wanneer je dit voor de tijd beschouwt en voor de werkelijkheid, dan is het eigenlijk wel zo. Dat wat geweest is komt heus wel terug en dat wat je achter je denkt te laten, zal je altijd wel terug ontmoeten. Je kunt je niet losmaken van het gebeuren, maar je kunt deel zijn van het gehele gebeuren, dan verandert het gebeuren niet, maar je hebt deel aan alle facetten.
Er is geen gisteren en er is geen morgen en er is geen vandaag. Er is alleen besefte mogelijkheid. Er is niet meer een verandering van vorm, van kracht, er is één energie die zich op veel verschillende manieren misschien manifesteert maar die toch dezelfde is. Het is terugkeren tot de eenheid van het wezen.
Nu zeggen ze weleens: Als je zover komt dan ben je eigenlijk op een punt van oplossing, dan bestaat er niets meer. Het is natuurlijk een kwestie hoe je eigenlijk het ik beschouwt. Wie het ik beschouwt als een afzonderlijke eenheid, dan houdt het op te bestaan. Maar elke cel, bijvoorbeeld een cel in de hersenen is een cel. Ze heeft haar eigen inhoud. Alleen haar functioneren wordt niet bepaald door haar alleen maar door het geheel waarin ze zich bevindt Zo is het met het ik. Het blijft bestaan met al zijn inhoud, met al zijn erkennen, met al zijn wezen, maar het is niet meer zelf functionerend. Het ageert niet meer. Het maakt alleen het geheel waar. Dat is het geheim dat achter alle dingen ligt, ook achter menselijk lijden, achter oorlog, achter dood, achter sociale tegenstellingen en wat je nog meer aan kunt voeren.
Elk gebeuren op zichzelf kan belangrijk zijn. Elk beleven op zichzelf kan belangrijk zijn. Maar de belangrijkheid kan alleen bestaan in samenhang met het andere, al het andere. Je kunt nooit zeggen: Ik heb iets gedaan. Je kunt alleen zeggen: Ik ben iets geweest in een geheel. Je kunt niet zeggen: Ik ben niet verantwoordelijk voor mijzelf, zolang je jezelf ziet als staande tegenover de totaliteit. Op het ogenblik dat je deel bent van die totaliteit is de verantwoordelijkheid weg. Maar gelijktijdig ook de vrijheid van het ik.
Er is een leerstelling die zegt: Alle mensen hebben een vrije wil. Dat is dacht ik niet helemaal juist, want een vriend van mij zei: Je kunt beter parafraseren: Bijna alle mensen hebben de wil tot vrijen. Maar we hebben een gevoel van vrijheid. We denken dat wij het zijn, dat wij het doen. En we denken dat wij of anderen bepalen wat er gebeurt. We kunnen de onvermijdelijkheid niet begrijpen. De onvermijdelijkheid die wordt bepaald door delen van het geheel die we niet eens kennen, die we nooit zullen zien, die wordt waargemaakt door omstandigheden waar we niet eens van dromen. Het is of één unit in een grote computer denkt dat hij vrij is omdat hij alleen een bepaalde functie volbrengt. Op het ogenblik dat de unit begrijpt hoe het gehele systeem werkt, inclusief alles wat erbij hoort van geheugens actieprogramma’s en de rest, tot de feitelijke verwerking, de associatiemethode die er in zit opgeslagen, dan is er eigenlijk niet meer ik, in de zin van gebeuren. Dan zeg je ook niet meer: Ik heb de beslissing genomen, ja of nee, dan zeg je: De inkomende signalen worden bepaald door mijn wezen als totaliteit.
Een computer die alleen de ja-nee-taal verstaat, die kan eenvoudig niet anders worden aangesproken en dan kan er een vertaalmachine komen waardoor je begrippen omzet in ja-nee, maar dat is het functionerend geheel ervan. Het is dan: Ik reageer ja, ik reageer nee of ik reageer niet. Drie keuzen uit ja-nee.
En dan zeg je: Ja, maar dan is input iets dat bepaald wordt door de aard van de computer. Het antwoord van de computer wordt door het geheel van de computer bepaald en niet alleen door mijn keuze. Mijn keuze is alleen maar één factor in een onvermijdelijke totaliteit en vanaf dit ogenblik vraagt hij zich niet meer af of het ja-nee is, hij reageert.
Nu zijn er gelukkig voor u, geen denkende computers, nog niet. Althans geen computers die het menselijk denken over kunnen nemen. Dat is erg gelukkig voor u, want een computer denkt logisch en een mens denkt dat hij logisch denkt en dat is een groot verschil. Maar misschien maak ik met dit beeld een klein beetje duidelijk waar het om gaat.
Je denkt dat je vrij bent, zolang je denkt dat je afzonderlijk bestaat. Je beseft dat je geen vrijheid hebt wanneer je beseft: ik ben deel van het geheel. Maar in de plaats van die schijnbare vrijheid van het ik-besef, krijg je de probleemkennis als het ware van het totaal.
Een wijsgeer heeft eens gezegd: Ik geloof dat God de wereld heeft geschapen, maar wilde Hij zichzelf spiegelen, of wilde Hij een probleem oplossen? Wanneer we de spiegel zijn, dan zien we God ondanks alles. En wanneer het een probleem is, dan zien we het probleem en daarmee ook zeer waarschijnlijk de oorzaak van de schepping en dus van onszelf als deel van het geheel.
Nu zul je vragen: Ja, maar hoe komt het dan dat wij ons allemaal verschillend ontwikkelen? Ik wil proberen het duidelijk te maken. Wanneer je behoort tot een factor die bijvoorbeeld op het paranormale gebied wat moet bereiken, dan zul je in het begin het paranormale doen omdat het hoort binnen een patroon, maar het is uw wezen waardoor dat patroon voor u onontkoombaar is. Nu gaat u verder: dan komt u in de wereld van ach, die dingen zijn er allemaal wel, ik droom maar wat en je dromen doen je vergeten dat je ondertussen functioneert. Wat je tot stand brengt, is niet wat je denkt, maar wat jij bent binnen het geheel. En dan komt het ogenblik van je angsten. Maar met al die angsten kun je nog niet helemaal uitwijken, je kunt niet anders worden. Je kunt wegvluchten voor een concrete situatie maar je kunt datgene wat in je bestaat niet veranderen. Daarom is de diepste werkelijkheid van de mens zo belangrijk. Mag ik nu even afwijken? We zitten nu in een jaar, een kalenderjaar, het is meer een papieren jaar dan een echt jaar als je het mij vraagt, de tijd gaat gewoon gestaag voort, waarin je kunt zeggen dat zeer veel tegenstellingen tot uiting gaan komen, problemen rijzen en nu ineens kenbaar worden. Je kunt veel dingen die bemanteld zijn niet meer sub rosa houden en zo kun je doorgaan.
In dat jaar zullen heel wat dingen gebeuren waarvan de mensen zeggen: Moet dat nou? Had dat niet anders gekund? Het antwoord is dat deze verschijnselen onvermijdelijk zijn, maar dat de beleving van die verschijnselen anders zal zijn naarmate uw innerlijke gesteldheid een ander is.
Je kunt zeggen: Ja maar, mooie praat voor de vaak, ondertussen zit je er maar mee. Je kunt nu zeggen het is onvermijdelijk dat de straten glad worden zo nu en dan, maar wanneer bij mijn eerste beweging buiten glad ineens op gat eindigt dan vind ik dat niet leuk. Dan is het antwoord: Ja, dat is inderdaad zo. Je zou het misschien, omdat het niet belangrijk is voorkomen kunnen hebben. Maar u kunt niet voorkomen dat het glad is en je kunt ook niet voorkomen dat je naar buiten gaat: Dit zijn de twee gegevens waarmee je moet werken. Dan kun je ook zeggen. In het komend jaar gaan we nu allerhande geschillen uitvechten. Je kent al die problemen wel: de ene staakt omdat hij meer moet hebben, de andere omdat hij teveel heeft en zo gaat het door.
Al die dingen zijn onvermijdelijk, niet de beweegredenen, niet de illusies die erachter schuilen, maar wel de botsing die noodzakelijk is.
Het geheel kun je misschien een beetje ontleden in vlakken in kleuren. Denk je maar eens een kleurencirkel, je kent dat, nietwaar? Primaire kleuren, met daartussen allemaal van die kleine segmentjes. Je bevindt je nu in een segmentje en dat heet Aquarius en in dat segmentje ben je gekomen op het lijntje dat Saturnus heet. Dat wil zeggen dat voor het geheel, de inhoud van het geheel, een ontwikkeling noodzakelijk is. Zodra die ontwikkeling in het innerlijke ligt, in de diepste werkelijkheid, dan zijn die uiterlijke verschijnselen voorbijgaand, ze zijn vluchtig, een soort nevel.
Zolang je nog bezig bent met fase één, twee of drie, zoals ik ze genoemd heb, dan zit je mooi in de problemen.
In het eerste geval dan denk je: Lieve God, waar gaat het naartoe en wat moet ik doen? Terwijl je eigenlijk niets kunt doen dan jezelf zijn.
In het tweede geval zeg je: Ja, al mijn idealen, al mijn dromen zijn stuk.
In het derde geval zeg je: Ja, daar ben ik altijd bang voor geweest, wat gaat er nog meer komen?
En in alle drie die gevallen begrijp je niet dat het gaat om de verandering en niet om het verschijnsel. Dat dus een innerlijke verandering de betekenis van het verschijnsel verandert. En op die manier zul je in dit jaar heel wat mensen zien die bijna zelfs gedwongen worden anders te worden, die gedwongen worden om zelf beslissingen te nemen, waar ze anderen voor hebben laten denken. Mensen die problemen terzijde moeten schuiven waar ze lang mee bezig zijn geweest, gewoon omdat het niet meer gaat, omdat ze voelen dat er andere dingen zijn die meer tellen. De natuur zal zich ook niet helemaal onbetuigd laten, die zal dan ook voor een aantal zeer kennelijke verschijnselen zorgen, natuurlijk: Maar die natuur is alleen maar een begeleidingsverschijnsel en het gaat om het bewustzijn dat namelijk de enige blijvende factor is. Het andere is energie die steeds in nieuwe vormen optreedt. Maar bewustzijn is een energie die ten aanzien van de vorm een zeer lange duur heeft. En het bewustzijn is het enige, dat programmerend kan blijven optreden binnen alle veranderingen zonder daarbij zijn wezen te verliezen en gelijktijdig toch kan functioneren als integrerend deel van het geheel.
Dus, als je dat nu eens vertaalt in wetten, dan kom je bij die bekende wetten terecht van gelijkblijvende velden. Elke verandering in een veld ter ener zijde, impliceert een veldsverandering ter andere zijde, zodat het totale evenwicht behouden blijft door gelijktijdige veranderingen in beide uiterste facetten.
En dan hebben we de wet van harmonie waarbij staat dat al wat aan besef enerzijds ontstaat, gereflecteerd wordt in besef en werking anderzijds. Dit geldt tussen stof en geest, dit geldt ook tussen de verschillende facetten van het bestaan, vorm, enz.
En dan kun je zeggen: We hebben dan toch ook oorzaak en gevolg: Zolang je gelooft in de tijd als een sequentie, een vaste opeenvolging. Maar is de tijd dat wel? De tijd is kennelijk geen opeenvolging die onveranderlijk is. Daar kan men mathematisch althans, op aarde bewijzen voor brengen. Maar dan betekent dat, dat veel dat wij als tijd zien, gelijktijdig kan zijn. Dan zijn er samenhangen die wij oorzaak en gevolg noemen, maar wie kan zeggen wat nu de oorzaak is en wat het gevolg? Misschien is wat gebeurt vandaag alleen vandaag aanwezig omdat morgen iets moet bestaan en is morgen dus de oorzaak van vandaag en niet vandaag de oorzaak van morgen.
Nou ja, het is niet zo onlogisch als je denkt. Wanneer je het namelijk niet meer uitdrukt in tijdsverloop, dus in opeenvolging, maar in aanpassing, harmonische aanpassing, in overgangen als het ware. En dan ga je zien dat het geheel van een jaar als dit bijvoorbeeld, onvermijdelijk en noodzakelijk is, maar dat veel van hetgeen in dit jaar gebeurt in feite bepaald wordt door wat morgen onvermijdelijk is, volgend jaar of in 1981.
Op die manier is het jaar waarin je nu leeft een jaar waarin die ontbladeringstechniek van de persoonlijkheid toch wel zeer grote voordelen heeft. Want de plotselinge wisselingen van geluk naar ongeluk en terug bijvoorbeeld die kunnen je als mens ook geestelijk helemaal in de war maken. Maar wanneer je leert gewoon de dingen te zien als deel van een geheel dat toch niet overzien kan worden, dan zal een dergelijke beïnvloeding veel minder sterk zijn. Om het deftig uit te drukken, dan zult u psychisch door de omstandigheden niet zo zwaarbelast worden en daardoor meer resistentie hebben ten aanzien van de vele variaties die optreden.
Het betekent doodgewoon dit, dat je evenwichtiger blijft met denken en gevoel, wanneer je dus de zaak eenvoudig aanvaardt en daardoor meer veerkracht hebt ten aanzien van de gebeurtenissen. Ook al weer emotioneel-verstandelijk en dat je je dan bovendien gemakkelijker aanpast aan de ontwikkelingen, daar komt het eigenlijk op neer.
Nu zullen veel mensen zeggen: Ja, ‘k wou dat ik het had, maar je kunt het niet krijgen, dat is het juist. Dat is niets dat een dokter je kan voorschrijven op een recept, je kunt het niet toegekend krijgen van de rijksoverheden, eender of iemand anders dat uit wenst te delen. Je kunt het ook niet krijgen in de kerk. Je kunt het alleen vinden in jezelf. En ik geloof dat de diepste werkelijkheid voor een mens is dat hij uiteindelijk eerst zichzelf moet overwinnen, moet doordringen door zijn droomwereld, door zijn angsten en moet komen tot een zelf zijn voordat dit alles reëel wordt. Dat kan alleen de mens zelf.
Er bestaat een raadsel en dat zegt: Wat is waarheid? Het antwoord: Waarheid is datgene dat altijd gelijk is. Er kan maar één waarheid zijn, hoe je haar ook benadert. Misschien is dit met dit onderwerp ook wel zo. Ik heb geprobeerd het menszijn en de menselijke ontwikkeling te benaderen op een bepaalde manier. Maar houdt dat nu ook in dat er geen andere wegen mogelijk zijn? Het zou dwaas zijn om dat te zeggen. De enige zekerheid is: De mens moet tot zichzelf komen. Het is een innerlijk proces, een mystieke beleving, een hereniging als het ware met een geestelijke werkelijkheid die in je bestaat. Dat kun je zeggen. Maar de rest, ach dat is allemaal hoe je het bekijkt. Het komt op die ene waarheid neer. Je zegt dat maar pas wanneer we de eenheid aanvaarden en beseffen met alles en allen, dat we in staat zullen zijn met alles en allen de waarde en de betekenis van het geheel te beseffen. Ik heb geprobeerd dit onder woorden te brengen, niet alleen omdat er zoveel ellendige ontwikkelingen en gebeurtenissen te wachten staan, maar ook omdat er zoveel onvoorstelbare veranderingen te wachten staan.
Dit is een jaar waarin alles mogelijk is, Dit is een jaar waarin een aardbeving kan plaats vinden in Noorwegen en waarin een vulkaan kan uitbarsten in de Eifel. Dit is het jaar waarin ze misschien op de fiets harder kunnen rijden dan per auto. Alles is denkbaar. Ik zeg de gekste dingen nu maar.
Op zichzelf zijn het verschijnselen, maar de betekenis ervan is een noodzakelijke verandering. De verandering die voor Aquarius belangrijk is omdat Aquarius in zijn wezen broederschap schrijft. Broederschap is niet zoals je misschien denkt, lief zijn voor elkaar. Iemand met broers in de zaal? Zijn broers altijd lief voor mekaar? Als ’t erop aankomt staan ze voor mekaar meestal in, nietwaar? Juist dat is broederschap. Niet lief zijn, maar gewoon achter elkaar staan wanneer het nodig is. Samenwerken. Niet zeggen: Jij gaat mij niet aan. En wanneer je in een situatie zit, de situatie van een mens, zijn omstandigheden die binnen een week volledig kunnen veranderen van goed naar kwaad of omgekeerd, dan ga je die afhankelijkheid beseffen.
Wanneer de zekerheden van een sociaal mechanisme wegvallen en heel wat stakingen maken dat steeds meer duidelijk, dan ben je op elkaar aangewezen. Maar dan moet je ook bereid zijn om voor een ander op te komen, opdat die ander voor jou op kan komen. Je kunt het zelf nog verder doorvoeren. Er komt een ogenblik dat ik niet meer vragen zal: Wat geloof je? maar: Geloof je waarlijk? Dat is belangrijker.
Er zal een ogenblik komen dat ik niet meer zal vragen: Hoe kan ik verlost worden? Maar dat ik alleen mijzelf nog afvraag: Is het mogelijk met anderen samen meer vrij te zijn? Kijk, als je dat punt hebt bereikt, en een jaar als dit draagt daartoe bij, dan komt er veel goeds uit voort. En denk nu niet dat ik je alleen maar rampen wil aankondigen. Zelfs onder degenen die hier aanwezig zijn, zijn er een paar die over een maand of vier, misschien vijf, zullen zeggen: He, dat had ik nooit verwacht dat mij dit nog kon gebeuren. Ze zullen heel erg gelukkig zijn en zeggen: Ja, de wereld is toch wel erg mooi en goed. Er zullen anderen zijn die zullen zeggen: ‘k Had nooit gedacht dat ik het nog zou redden, maar ik heb het nu toch voor elkaar. Aan het einde van dit jaar zullen heel wat mensen zeggen: Het is me eigenlijk heel hard meegevallen. Maar als je goed kijkt dan merk je dat dat gebeurd is omdat ze samen met anderen iets hebben volbracht iets hebben waargemaakt.
Je kunt niet tegen de anderen in dit jaar, zonder te falen, maar met anderen en voor anderen kun je slagen. Dus, zonder nu direct waarzegger te willen spelen, want dat is natuurlijk ook onzin, durf ik heus te zeggen dat het geen verloren jaar is voor de mensen, helemaal niet, zelfs niet menselijk bezien.
Er zijn heel veel mogelijkheden. Maar het is wel zeker dat de mentaliteit van de mens dan moet passen bij de tendens van de tijd. Dat uw eigen voelen en denken moet overeenstemmen met de krachten die nu werkzaam zijn.
En dan zijn we toch terug op het oude onderwerp. Het diepste geheim is: de eenheid door harmonie als je het zo wilt zeggen, waarbij het ik alleen nog maar deel is van het geheel en niet meer ten aanzien van het geheel zichzelf bezit. En om dat te bereiken zul je door alle fasen van het mens zijn en geest zijn heen moeten. Je zult moeten leren niet alleen kosmische krachten te ontvangen en in jezelf te laten vibreren. Je zult moeten leren de begrenzing die tussen het ik en die kracht bestaat op te heffen en er deel van te worden. Je zult niet alleen maar moeten leren je krachten te gebruiken maar je zult ook de problemen, de angsten die daarmee gepaard gaan, moeten overwinnen. Je zult niet alleen moeten dromen, maar je zult moeten leren besluiten te nemen, zelf. Je zult als mens, langzaam maar zeker, die ui van wezenskwaliteiten die je bent, moeten afpellen. Steeds weer een stukje terzijde leggende, onbelangrijk geworden, totdat je iets bereikt dat voor de ander leeg schijnt, maar dat voor jou de werkelijke vervulling en de werkelijke kracht betekent.