uit de cursus ‘Kosmische werkingen’ (inleiding) 1969 – 1970
Er is een kosmos, die door de mens slechts voor een klein deel wordt gekend. Deze kosmos bestaat niet alleen maar uit ruimte, sterren en misschien planeten, ze bestaat tevens uit enorme krachtsverhoudingen, voor een deel bepaald door snelheid (beweging) anderdeels bepaald door de vorming van wat men noemt velden of krachtvelden. Het zal u duidelijk zijn, dat zelfs deze materieel voor u kenbare kosmos zeer veel invloeden in zich bergt, waar men op aarde nog weinig of niets van weet of die men nog niet juist heeft leren interpreteren.
Daarnaast kennen wij andere dimensies in de kosmos. Dat betekent, dat het gebieden betreft, die u met uw zintuiglijke mogelijkheden niet kunt betreden. Wij zullen dat niet te ingewikkeld maken en daarom niet elk van deze aparte niveau’s met u bespreken. Maar één ding zoudt u toch moeten weten:
Als er een verschil in dimensie is, dan bestaat ertussen twee van die in andere dimensies uitgedrukte werelden ten opzichte van elkaar een potentiaal. Er is dus een krachtsverschil of een werkingsverschil. Deze verschillen kunnen optreden in beide werelden. Ze zijn dus niet beperkt tot de eigen wereld alleen, ze zijn slechts kenbaar vanuit de wereld, waarin ze origineren. De inwerking is aan de andere kant eveneens kenbaar. We zouden er misschien goed aan doen om in dit verband de platland theorie nog eens door te nemen. U kunt daarover wel hier of daar literatuur vinden. Het komt hierop neer:
Als u een twee dimensionale wereld stelt, dan is een daarop getrokken lijn een muur. Voor iemand, die drie dimensies kent, is die muur doordringbaar, hij kan er gewoon doorheen gaan. Voor iemand, die twee dimensies kent niet. Op dezelfde manier kunnen werkingen en krachten, die in een meerdimensionale wereld zeer normaal zijn in uw eigen drie dimensionale wereld onbegrijpelijk worden, omdat ze het schijnbaar onmogelijke mogelijk maken en schijnbaar onlogische verschijnselen te voorschijn roepen.
De noodzaak om ons bezig te houden met deze kosmos komt eigenlijk voort uit de invloeden, die zij voor de mens zelf kan scheppen en in de tweede plaats uit de mogelijkheden, die er voor de mens in gelegen zijn.
Nu weet u allemaal, u bent een wezen in deze tijd, in deze bevoertuiging, in deze voorstellingswereld. Uw werkelijk “ik” echter omvat alle dimensionele mogelijkheden. Dat wil zeggen, dat elke wereld en elk potentiaal voor u toegankelijk is. Maar dat houdt ook in, dat of u zich nu van die andere werelden bewust bent of niet de inwerkingen van die andere werelden u volledig kunnen treffen en beroeren en dat de verschijnselen uit andere, meer dimensionale, of anders dimensionele werelden door u tot uitwerking kunnen komen.
Het is daarom belangrijk, dat wij de kosmische werkingen begrijpen en de kosmische verhoudingen een klein beetje onder de knie krijgen.
Ik geef u nu een aantal grondregels, die wij in de loop van de tijd verder zullen uitwerken. De eerste zijn technisch.
1. Massa plus beweging is zwaartekracht, is dimensionale verplaatsing en betekent veldvorming, die door elk ander soortgelijk veld kan worden beïnvloed.
2. Elke invloed, die op een bepaald punt bestaat, kan door soortgelijke invloeden elders worden gewijzigd, zonder dat de oorzaak daarvoor onmiddellijk zichtbaar is. Ze kan slechts vanuit een groter overzicht worden begrepen.
3. Elke energie, die in uw eigen kosmos tot uiting komt, zal voor ongeveer 999 ten 1000 in een andere vorm in verschijning treden. Ongeveer 1/1000 eigenlijk iets minder verdwijnt en vormt een reserve in wat men noemt het lek heelal of een zich vormende kosmos; de potentiële kosmos van morgen. Dat wil zeggen, dat ook uw eigen energie voor een deel daarin wordt geuit, zodat u alleen door te leven reeds met uw acties en energieën aandeel heeft in de vorming van de kosmos van morgen en invloed heeft op de wijze, waarop zij zich vormt, ook al zijn die invloeden natuurlijk zeer gering.
Nu een paar punten van meer abstracte aard; eigenlijk meer mystiek.
1. Elk bewustzijn bestaat op vele niveaus gelijktijdig.
2. Elk bewustzijn reageert op alle niveaus, waartoe het behoort, ook als het zich uit op één niveau.
3. Wanneer een verplaatsing van bewustzijn geschiedt hetzij naar een z.g. andere wereld, een andere dimensionale verhouding of welke andere mogelijkheid dan ook spreken wij van een verandering van wereld. Als deze wereld geestelijk is (dus lichamelijk niet kenbaar en niet technisch aantoonbaar), dan spreken wij van sferen, desnoods van de hemel.
4. De originerende krachten van het Al zijn in evenwicht, waarin door verandering van plaats en massa, versnelling en vertraging wel een voortdurende werking bestaat, zonder dat echter dit evenwicht ooit volledig wordt verbroken.
Daar heeft u de grondregels, waarmee we zullen moeten werken. Als het om de astronomie gaat, dan zullen we worden geconfronteerd met beweging van massa in ruimte en daaruit gegenereerde energie, maar ook gegenereerde zwaartekrachtsverhoudingen en zelfs gegenereerde omzetting van stralingen.
Als wij proberen kosmische stralingen te ontleden, zullen wij tot de conclusie moeten komen, dat zij voor een deel lek stralingen zijn van een ander niveau, dat zij daarnaast oorzaken hebben in het eigen heelal (sterren), maar dat de velden, welke in die ruimten bestaan, mede eigenschapsbepalend zijn voor die stralingen.
De neiging, die wij hebben om alles te personifiëren, brengt ons ertoe om de grote invloeden, waarin men een zeker bewustzijn meent te veronderstellen vaak Heren van stralen of Heren van kosmische krachten te noemen. Dit zijn altijd vergelijkende termen. Wij kunnen nu eenmaal niet spreken over een kracht, zonder dat wij die kracht op de een of andere manier onderscheiden van een andere kracht. Zodra wij komen tot een onderscheiden, moeten wij ofwel komen tot een duidelijke omschrijving wat in dit geval zeer moeilijk is dan wel wij komen tot een persoons identificatie, waarbij we een in feite imaginaire persoonlijkheid gebruiken als het beeld voor een bepaald complex van werkingen en krachten.
uit de cursus ‘Kosmische werkingen’ (hoofdstuk 1) 1969 – 1970
De directe kosmische stralingen
De krachten in de kosmos zijn voor een deel van materiële geaardheid, voor een ander deel van niet materiële geaardheid. De stralingen, die de mens kan meten in de kosmos zijn nog van materiële of materieel energetische aard. Zij kunnen dus bepaalde golven zijn, magnetische of lichtgolven. Zij kunnen ook emissies zijn. Dat wil zeggen, dat heel kleine partikels met verschillende hardheid en vaak bepaalde baanafwijkingen of modulatiefrequenties door b.v. sterren worden afgevuurd. Al deze dingen noemen wij kosmische straling. Maar een dergelijke straling is voor de mens pas van belang, indien zij invloed kan uitoefenen op zijn gedrag, zijn welbevinden en eventueel op zijn levensomstandigheden.
Wij kunnen die stralingen voor een groot gedeelte wel omschrijven en technisch definiëren, maar het is heel erg moeilijk na te gaan wat er eigenlijk gebeurt. Laten we een voorbeeld nemen:
Ik heb een planeet. Deze planeet heeft geen of bijna geen atmosfeer. De straling beroert die planeet direct. Er kunnen kleine veranderingen in de samenstelling van oppervlakte elementen optreden; verder gebeurt er niets. Nu komt er door de een of andere omstandigheid een atmosfeer tot stand. Wat zien wij? In die atmosfeer ontstaat in de eerste plaats een beweging. De atmosfeer beweegt zich altijd t.a.v. de aarde. Er ontstaat daardoor wat men noemt de eigen lading van die atmosfeer. Maar zodra die atmosfeer een eigen lading heeft (een soort statische electriciteit), begint zij straling in te vangen en in te voegen. Hierdoor komt ze tot lagen van bijzondere geleiding en lagen die sterk isolerend of afremmend werken. Het eindresultaat is het optreden van één of meer geïoniseerde lagen in die atmosfeer, die dan heel erg practisch zijn, indien de mens b.v radio communicatie wil gebruiken, maar die aan de andere kant bepaalde nadelen hebben, omdat zij de stralingen, die ze doorlaten, ook binnen zich a.h.w. gevangen houden. De oppervlaktewarmte van de planeet, de mogelijkheden van communicatie, maar ook de reactie op alles wat van buiten komt, zal dus worden bepaald door de wijze, waarop deze geïoniseerde hogere luchtlagen bestaan, en de dikte en de refractiemogelijkheid die ze hebben.
Het zal u aan de hand van dit voorbeeld duidelijk zijn, dat de aarde b.v. een zeer groot aantal lagen heeft. Ze heeft een tamelijk hoge atmosfeer, waarin de ionisatie in verschillende vormen voorkomt. Nu moeten wij niet alleen denken aan de Heaviside laag, die aansprakelijk is voor de eigenaardige terugkaatsing van korte radiogolven over de aarde, maar wij moeten ook denken aan de zich daarboven bevindende lagen, die, vreemd genoeg ook gassen schijnen te isoleren. Daardoor krijgen wij een samenstelling van die atmosfeer, die niet alleen afhankelijk is van het gewicht van de gassen, zoals dat heet, maar die hoofdzakelijk mede van hun kwaliteit afhankelijk is. Zo spelen edelgassen b.v. in de hogere luchtlagen bij de polen een zeer bijzondere rol. Er is daar in de eerste plaats sprake van het aardmagnetisch veld; in de tweede plaats van het aard lucht potentiaal.
Nu komt er nog iets: wanneer bepaalde storingen uit de ruimte optreden, ontstaat erboven en onder die neonlaag een versterkte ioniserende werking. Dat gas, dat daar overwegend maar niet zuiver aanwezig is, begint dan zoals dat b.v. met neon gebeurt a.h.w. te fluoriseren. Die fluorisatie betekent voor een deel het doorbreken van de ionenlaag (een stukje geïoniseerde lucht) naar beneden maar voor een deel ook naar boven. En wat zien wij? Wij zien vaak zeer symmetrische figuren, die wij dan noorderlicht plegen te noemen. Iemand onder u, die ooit het noorderlicht heeft gezien, zal weten wat ik bedoel. U ziet dan vaak kokervormige uitzakkingen, die enigszins doen denken aan het zakken van wolken bij regen. Hier ziet u dus hoe zuiver natuurkundig bepaalde invloeden een rol kunnen spelen.
De zon heeft een zekere emissie. Wanneer er zonnevlekken zijn, dan zal het gamma element in die emissie (dat is een aanduiding voor een partikelstraling van een bepaalde hardheid) oplopen. De bèta straling, die wat rechtlijniger pleegt te zijn, neemt tijdelijk af. Het resultaat is een verandering van het atmosferisch potentiaal. Dat betekent, dat de mens, die is ingesteld op een standaard conditie met daarin een aardpotentiaal, zich anders gaat gevoelen.
Zonne invloeden worden vertraagd, doordat in de atmosfeer een omzettingseffect noodzakelijk is, zodat niet alleen de afstand die de straling moet afleggen, maar wel degelijk ook de reactietijd van de aardatmosfeer bepalend is voor het verloop van het optreden van een grote zonnevlek en van een aantal werkingen op aarde.
Nu weet u, dat b.v. een radiostoring in verband met een dergelijke zonnevlek binnen 3 dagen tot 2 weken kan optreden. Die vlek is dan nog zichtbaar én de storing is er al. Magnetische stormen echter komen over het algemeen voor tussen 10 en 25 dagen, nadat de zonne activiteit een top heeft bereikt. En de psychische inwerking (de psychologische beïnvloeding van de mens en zijn gevoelens) vertraagt zich zelfs bijna 5 maanden. Hier hebben wij te maken met stralingen, die een groot aantal verschillende effecten hebben naarmate zij inwerken op verschillende factoren. De mens is één daarvan.
Heeft u dit begrepen, dan is het ook niet zo moeilijk meer te begrijpen, dat ofschoon de zon in uw nabijheid wel de belangrijkste stralingen (d.w.z. de sterkste) pleegt uit te zenden, er andere stralingen denkbaar zijn, die kunnen worden geënt op de straling van de zon. Dat is een heel belangrijk punt.
De meeste mensen denken: een kosmische straling komt van de een of andere wolk in de ruimte of van een verzameling radiosterren en die dringt door tot de wereld en wordt dan merkbaar. Dat is niet helemaal juist. De werking van de zon wordt gemoduleerd; ze wordt dus veranderd in ritme en invloed door deze kleine invloed. En doordat men de zon in dit geval kan beschouwen als een soort draaggolf (dus een redelijk constante, betrekkelijk sterke uitstraling), kunt u ook begrijpen dat men daar weinig van merkt. Wat een mens opmerkt is de verandering. De invloeden, die hij ondergaat, zijn het sterkst, indien de veranderingen plotseling optreden.
U kunt dit heel aardig zien in de winter. Het is koud, u heeft voortdurend vriesweer gehad en ineens is er een dag met een temperatuur van 6 à 7 graden boven nul en de zon schijnt. Wat zeggen dan de meeste mensen? Hé, wat is het lekker warm vandaag. Maar diezelfde mensen rillen, als het in de zomer 15 graden Celsius is. Hier is dus de sequentie belangrijk.
Nu komt die invloed op zichzelf betrekkelijk klein terecht in een atmosfeer en verstoort daarin bepaalde evenwichten. Dat is technisch gesproken o.m. de afstand tussen geïoniseerde lagen. Soms kan tijdelijk zelfs een splitsing daarin voorkomen. Maar het betekent ook een verandering van het aardmagnetisch veld en daarmee de voor de mens toch ook belangrijke magnetische werkingen. Er kunnen zelfs geringe zwaartekracht varianten ontstaan. Al deze dingen samen werken op het menselijk organisme in. En aangezien de mens een betrekkelijk snelle reeks veranderingen niet kan volgen, krijgt hij een gevoel van onbehagen, van prikkelbaarheid. Zijn reacties zijn niet zuiver meer. Hij reageert te snel of te traag, maar nooit op het juiste ogenblik. Hij voelt zich hulpeloos en dan komt de psychische spanning er nog bij. Deze mens gaat uitbarsten; hij doet gekke dingen.
Als wij geestelijke waarden daarbij willen betrekken, dan moeten wij in de eerste plaats stellen, dat je een voertuig kunt beïnvloeden, zonder dat je de chauffeur beïnvloedt. De geest ondergaat dit alles niet, maar zij heeft rekening te houden met dat lichaam, met al de daarin optredende moeilijkheden en mogelijkheden. Die geest zal dus eveneens wat moeilijkheden krijgen, omdat zo eenvoudig niet meer zo’n vaste greep heeft op de lichamelijke processen als normaal misschien het geval is. Zelfs een zeer bewust en betrekkelijk hoog ingewijd persoon kan onder dergelijke invloeden tijdelijk een deel van zijn contróle over eigen reactie en temperament verliezen.
Dit zijn dan de stralingen uit uw eigen heelal. We onderscheiden er een aantal, maar de meest belangrijke zijn eigenlijk vooral de stralingen, die van blauwe dubbelsterren komen. Die hebben meestal voor de mens een sterk storende invloed, hun frequentie is betrekkelijk laag en heeft dus een hoge boventoon. Er is niet sprake van één verandering, er zijn er twee gelijktijdig. Eén is tamelijk laag, die komt uit de dubbelster voort; de tweede is hoog, die komt uit de emissie van het blauwe licht voort dat zij uitstralen, dus het zeer warme licht. Het resultaat is, dat wij dergelijke blauwe dubbelsterren beschouwen als een nadelige invloed. Vreemd genoeg noemt de astrologie (en dan denk ik aan de astrologie van 1400 tot 1700, dus betrekkelijk recent) een aantal van deze dubbelsterren ook demonische sterren. Algol is er één van.
Deze blauwe sterren hebben tegenover zich staan massa’s van betrekkelijk kleine maar fel stralende witte, dus zeer hete sterren. Als deze in massa voorkomen, dan kunnen zij een stralingspatroon ontwikkelen, dat voortkomt uit hun beweging ten opzichte van elkaar. Zij vormen over het algemeen langzame invloeden, want hun onderlinge bewegingen zijn van deze afstand gezien niet zo groot, maar ze zijn toch groot genoeg om daarmee aan te geven dat we invloeden hebben als b.v. de Aquariustijd.
Nu zult u begrijpen, dat wij zolang we alleen over de aarde spreken, over wat daarin kan gebeuren en wat voor kleine modulaties en varianten daarin kunnen ontstaan, de geest en de geestelijke waarden en ook de andere dimensies tot nu toe buiten beschouwing hebben gelaten. Stel nu het volgende:
De menselijke geest heeft een receptiviteit voor veel hogere frequenties dan het menselijk lichaam. Deze menselijke geest heeft bepaalde z.g. voertuigen als het levenslichaam en zelfs het door haar grotendeels bestuurde astraalvoertuig, dat overigens semi materieel is. Op deze voertuigen zullen dus invloeden uit andere sferen, andere wereldverhoudingen, bewustzijnsverhoudingen, maar ook uit andere dimensionale verhoudingen zeer sterk inwerken. Als wij spreken over de kosmische stralen in de meer mystieke zin van het woord, dan bedoelen wij meestal dergelijke inwerkingen. Het is voor mij tamelijk moeilijk u duidelijk te maken hoe dat nu precies in elkaar zit, maar ik zal een kleine poging wagen.
Er is een wereld, die niet identiek is met uw wereld. Die verschillen lopen zelfs zo dat wat hier hoogte is, daar diepte is Het is alsof de ene wereld een negatief is van de ander wat energie betreft. Nu is er een grens tussen die twee werelden. Die grens kan op een gegeven ogenblik dunner worden.
Het is net alsof ze een beetje gaat doorlaten. Wat gebeurt er? Dan wordt de top van energie hier door een tekort aan energie daar opgeheven. Wij krijgen een egaliserend effect.
Dat egaliserend effect is natuurlijk heel prettig, indien je aan de kant zit van degenen, die tekort hebben. Maar zit je aan de kant van degenen, die net een top van energie zouden betreden en die haar dan afgeremd zien, dan is dat minder aangenaam. Toch is daardoor een gelijkmatigheid ontstaan die prettig aan kan doen, als je met mentale processen te maken hebt, want dan is gelijkmatigheid vaak van groot belang. Daarom noemen wij een dergelijke invloed meestal een blauwe.
Een blauwe invloed helpt mystieke belevingen tot stand te brengen. Hij brengt u tot een zuiverder besef, maar in feite is dat mede te danken aan de werking, waardoor te hoge toppen van energie eenvoudig worden weggenomen. De egalisatie die optreedt maakt het geestelijk proces gemakkelijker en geeft een grotere rust en diepgang voor het mentale proces.
Heb ik te maken met werelden, die identiek zijn en waarin de toppen gelijk vallen, dan gebeurt er niets. Dan versterken ze elkaar niet en ze remmen elkaar niet af. Wat wij krijgen is eerder een vergroting van potentiaal dan een vergroting van werking. Want hier gaan wij toch al omhoog. Of wij nu iets meer omhoog gaan of iets minder, bemerken wij niet. En of wij nu zo diep zakken of nog iets dieper, dat, merken wij ook niet. Daarom zeggen wij: als je met een dergelijk continuüm in aanraking komt dan hebben wij te maken met een witte straal.
De witte straal betekent dus niet alleen dat het hoog is, maar het betekent doodgewoon dat er een grote mate van identiciteit aan krachtsverhoudingen bestaat. Door die identiciteit worden dus de hoogtepunten en dieptepunten beide iets verscherpt. Dat komt dan tot uitwerking in de menselijke geest. Die menselijke geest kan het ene ogenblik veel feller positief reageren, maar het volgende ogenblik ook veel feller negatief. Wij zeggen: de witte straling geeft wel enige energie, maar wat zij vooral doet, is de verhoudingen duidelijk stellen.
Dan kent u natuurlijk het gele licht, de levenskracht. Wanneer een wereld qua potentiaal (aanwezige energie) altijd gemiddeld hoger staat dan de eigen wereld en er ontstaat een lek tussen die twee werelden, dan krijgt men dus een constante invloed. Het is echter geen gerichte invloed, want op elk terrein ontstaat ze overal. Wij spreken dan van een gouden straal om de doodeenvoudige reden, dat overal de levenskracht dan toeneemt.
Dan hebben wij nog een heel eigenaardige invloed. Het is eigenlijk een continuüm en staat eigenlijk een beetje haaks op het uwe. Invloeden worden afgebogen. U weet, als twee dingen met een zekere snelheid elkaar beroeren en ze heffen elkaar niet op, dan ontstaat er een tangent (een afwijkende richting) die uit de beide krachten kan worden berekend.
Nu bestaat er een continuüm, waarmee u nogal regelmatig in aanraking komt. Dat continuüm heeft de eigenaardigheid om de krachten, die op aarde bestaan, a.h.w. botsend te doen afwijken. Wij noemen dat de rode straling, omdat dit natuurlijk een sterke invloed heeft op het menselijk gedragspatroon. Dat laatste begrijpt u misschien niet helemaal. Ik zal proberen dat duidelijk te maken.
Een mens bestaat uit bewustzijn (een bovenlaag), daaronder een smal laagje dat wij verstand of weten kunnen noemen, daaronder hebben we weer een laagje (het gevoelsleven of beredeneringsvermogen) en weer daaronder hebben wij wat men noemt onderbewustzijn. De twee smalle laagjes scheiden normaal bewustzijn van onderbewustzijn. Als nu deze rode invloed aan het werk gaat, dan brengt zij bij vele mensen een’ reactie tot stand waarbij de monitor (de heersende scheiding tussen onderbewustzijn en bewustzijn) gedeeltelijk wordt doorbroken. We krijgen dan te maken met een aspect, dat heel veel lijkt op een lichte hypnose. De mens wordt gebiologeerd door het leven, maar de remming van beredenering en van kennis valt voor een groot gedeelte weg. De niet redelijke en onderbewuste (de subliminale) factoren nemen bij de beheersing van het gedrag sterk toe.
De invloeden, die ik tot nu toe heb genoemd, zijn in feite alle natuurlijke invloeden. Ofschoon wij ze vaak een karakter of bewustzijn toekennen, behoeven ze dit in feite niet te bezitten. Het zijn gewoon natuurlijke werkingen, natuurkrachten.
Maar nu kennen wij ook de geest. De geest is een bewustzijn. Dit bewustzijn kan in vele verschillende voorstellingen bestaan, elk voor zich sfeer genoemd maar daarnaast ook op verschillende niveaus van bewustzijn. Nu is het vreemde, dat de niveaus van bewustzijn niet zijn: anders dimensionaal maar altijd meer dimensionaal. Het is dus een uitbreiding van de reeks werelden en mogelijkheden, die je a.h.w. overbrugt.
Een heel hoge geest zal in staat moeten zijn om de invloeden en werkingen van drie of vier van die door ons besproken continuüms gelijktijdig te bevatten, te overzien en in zich te coördineren. Hij kan dan het totaal van die gecoördineerde erkenning en kracht projecteren. Maar niet als zuiver energie, slechts als een stimulans, waardoor de aanwezige kracht in bepaalde verhoudingen in een klein continuüm of wereld wordt gesteld, maar nooit zo dat je zegt: nu laat hij al die krachten gezamenlijk los.
Een wat kleinere geest overziet misschien twee continuüms en kan dus de verhoudingen tussen uw kosmos en dat andere overzien, hij kan dan ten dele aanpassen, hij kan ook gebruik maken van de tendensen, die hij zo ziet optreden. Hij heeft dus een mogelijkheid om door beïnvloeding van het bewustzijn van iemand op aarde diens aanpassing aan de bestaande invloeden te veranderen. Nu gebeurt dit individueel regelmatig. Sommigen zijn zelfs niet eens in staat andere invloeden te zien, maar ze begrijpen iets meer van de samenhang van de menselijke tijd en kunnen daarop weer een ingrijpen baseren.
Al die geesten zijn voor ons betoog van vandaag eigenlijk niet belangrijk. Dat wil niet zeggen, dat ze op zichzelf niet van belang kunnen zijn, maar ze zijn geen grote krachten, behalve op het ogenblik dat een groot aantal geesten, dat een gelijksoortig aantal werelden kan overzien, gaat samenwerken. Want wat gebeurt er? Dan vormen zij niet slechts in besef een overbrugging, maar ze betekenen ook a.h.w. een dunner worden van de begrenzing tussen die werelden. Dan kunnen door die grote samenwerking invloeden van het ene continu gemakkelijker en dus met groter intensiteit een ander continuüm binnenstromen.
Indien je meer continuüms kent, zou je dus altijd precies goede of verkeerde invloeden kunnen regelen. Je zou die kunnen aanpassen aan mensen, die een bijzondere invloed nodig hebben. Maar vergeet één ding niet. Wat voor de een goed is, is voor de ander meestal verkeerd. Er zijn zieken, die behoefte hebben aan arsenicum; dat stimuleert. Maar er zijn gezonde mensen, die, als je ze een dosis arsenicum geeft, nog eens een keer zuchten en dan een betere wereld opzoeken. Je kunt als groep van hogere geesten nooit alle mensen gelijktijdig dienen. Het enige wat je kunt doen, is invloeden zodanig regelen, dat de mens in de verhoudingen waarin hij verkeert en masse moet komen tot een scherpere stellingname ten aanzien daarvan. Dergelijke groepen worden heel vaak groepen van Meesters genoemd. Eén van de grootste groepen is bekend als de Witte Broederschap. Deze werken dus wel met bepaalde kosmische werkingen, stromingen en invloeden, maar ze kunnen deze niet veranderen. Ze kunnen alleen het optreden van die invloeden op een bepaald moment in de wereld verscherpen, maar ze kunnen er niet iets nieuws bijvoegen.
Daarmede heeft u een eerste beeld van wat kosmische stralingen en kosmische invloeden kunnen betekenen. Wij noemen in de praktijk alles maar straling. Het is een mooi woord; net zoiets als harmonie. Om u een voorbeeld te geven: volledige disharmonie is een disharmonische harmonie; harmonie op een ander niveau. Het zijn dus woorden, die betrekkelijk weinig zeggen. Ze worden bepaald door de invloed, die wij eraan toekennen, de waarde die wij erin zien, het begrip dat wij eraan verbinden.
Ik hoop, dat u nu aan stralingen associatief het volgende zult gaan verbinden:
Stralingen van kosmische aard en van andere origine zijn tijdelijke veranderingen van invloed of beïnvloeding, waardoor een tijdelijke verandering van milieu of van werking kan worden bereikt. Meer niet. Het gaat er dus niet om, of er nu werkelijk stralen zijn; het kan ook iets anders zijn. Indien wij dat geconstateerd hebben, zeggen wij:
Ik ben als mens een geest, niet alleen een lichaam. Mijn lichaam is onderworpen aan stralingen, ook aan de kosmische stralingen, en wordt daardoor grotendeels mede gedomineerd.
Mijn geest echter kan vele gebieden van straling a.h.w. gelijktijdig zien, bevatten en zich zelfs daarvoor gevoelig maken. Dan kan de geest dus compenserend optreden t.a.v. de kosmische stralingen, die meer materieel inwerken. Zij kan uit zich de kracht putten om voor zich bestaande tendensen te veranderen. Maar meer dan dit kun je niet.
De kosmische stralingen, waarover men zo graag spreekt, zijn natuurlijke werkingen en invloeden, soms gebruikt of versterkt door krachten uit de geest, die wij in onszelf kunnen compenseren door onze gevoeligheid voor een veel groter gebied van invloeden, waardoor wij een aanvulling kunnen krijgen van onze tekorten en tevens onze overvloed kunnen spuien.