Droom en werkelijkheid

image_pdf

Droom en werkelijkheid.

Wij hebben ons reeds beziggehouden met Maya. Vanavond gaan we verder met de droom en de werkelijkheid. Maya betekent droom, illusie. De werkelijkheid, ach, dat zijn de feiten waaraan we desondanks niet kunnen ontkomen. Leven in een droomwereld kan soms goed zijn, maar het is niet altijd even goed. Ik zal proberen dat uiteen te zetten.

Wij hebben de gewoonte om alle signalen die wij ontvangen, om te zetten in droombeelden. Om u een typisch verhaal te vertellen: iemand droomt dat hij opeens een druk op zijn borst heeft en een ontzettende band om zijn hoofd. Er is iemand die hem van achter met een band om zijn hoofd staat te kwellen. Nachtmerrie! Deze nachtmerrie is echter wel de aankondiging van een verkoudheid of, gezien de pijn in de borst, waarschijnlijk een bronchiale catarre die tussen de 3 en de 5 dagen daarna uitbreekt.

Er zijn andere dromen die we kunnen gebruiken om te voorspellen dat er iets fout is. Iemand droomt steeds dat hij vuur in zijn lendenen heeft. In dit geval is het redelijk te zeggen dat die persoon de een of andere kwaal onder de leden heeft die niets te maken heeft met nieren, lever of milt. Het lichaam zegt dus: er is iets fout. De mens vertaalt het in een droom.

Als je dat doet met de signalen van je eigen lichaam, dan kun je dat ook doen met de signalen van je wereld. En dat is nu juist het moeilijke. Alles wat er binnenkomt aan gegevens, verwerken wij maar wij doen het niet op de manier die bij ons past, die past bij de feitelijke wereld waarin we leven. Wij doen dat op onze speciale manier. Als iets niet aangenaam is, dan zeggen we niet: dat kan aan ons liggen. Dan zeggen we: dat ligt ergens anders aan. Een mooi voorbeeld: Als je op het ogenblik hoort hoe de Argentijnen met hun Zuid‑Amerikaanse status spreken over de kwestie van de Falklandeilanden. Zij zeggen: de Britten vallen aan. Dat is helemaal niet waar. Maar het is voor hen beter om het zo te zeggen, anders moeten ze toegeven dat Argentinië een veroveringsoorlogje is begonnen en dat zou betekenen dat zij zichzelf in het ongelijk stelden. Dat is niet aanvaardbaar, dus is Engeland de schuldige. Op dezelfde manier reageert men overal op de wereld.

Als u kijkt naar politieke verklaringen, als u luistert naar legercommuniqués, als u zich bezighoudt met uitspraken van Reagan, die opeens een man van vrede is geworden omdat dat kennelijk voordeliger is dan alleen voor verdere atoombewapening op te komen: het zijn allemaal zaken die men interpreteert naar zichzelf toe.

Er zijn mensen die zeggen: het milieu moet zuiver blijven. Gelijk­tijdig willen zij echter wel dat alle producten tegen een redelijke prijs verkrijgbaar blijven. Dat zijn twee dingen die industrieel gezien samen niet haalbaar zijn. Dus, wat is het dan? Dan is het ofwel de schuld van de kapitalisten, de onachtzaamheid van de mensen die chemische producten vervaardigen dan wel is het een kwestie van overdreven milieu-ijveraars waarover je je toch werkelijk niet zo druk moet maken. Die men­sen zijn toch gek. Iedereen schuift de schuld op een ander. Dat is pre­cies als in de dromen die ik u heb verteld.

Je droomt dat er iemand naar je toe komt en dat hij je met een mes of met een lans zo maar ergens in de borst staat te steken. Je lichaam zegt: er is iets fout met het hart. Houd daar rekening mee. Wat zegt de mens? Neen, dat kan niet. Het is een ander die mij dat aan­doet.

Als we te maken krijgen met deze begoocheling waarin we zo graag leven, en met de feiten, dan blijkt steeds weer dat wij eigenlijk weg­lopen voor de werkelijkheid. Wij weten het wel en wij vertellen onszelf schitterende verhalen over wat anderen zouden moeten doen, verkeerd zouden hebben gedaan en mis­schien hebben nagelaten, maar wij zeggen niet wat wij zelf hebben gedaan.

Als u probeert de werkelijkheid te zien zoals ze is, dan moet u ook beginnen te begrijpen dat u –  en dat is niet een schuldkwestie maar het is ingebouwd in uw aard – de neiging heeft om alles wat direct be­trekking heeft op uzelf en op uw situatie en daden, toch naar buiten te verplaatsen en a.h.w. een persoon of een instantie te creëren die daarvoor de verantwoordelijkheid moet dragen en aan wie of waaraan u alles kunt verwijten. Dit is in de wereld erg belangrijk geworden.

Als u tegenwoordig kijkt naar allerlei bewegingen, dan hoort u ze uitroepen: wij zijn belangrijk. Ja, die belangrijkheid bezit men in eigen ogen. Andere groepen roepen weer uit: Anderen miskennen ons. Is dat wel waar? Kijk, iemand die op een Hollandse meeting, waar het merendeel van de burgers bovendien van het platteland afkomstig is (‘uit de klei getrokken’ kent u tegenwoordig niet meer, anders zou dat de juiste term zijn), begint een heel verhaal in het Sanskriet te vertellen, moet dan niet vreemd opkijken als niemand hem verstaat. Zo’n voorbeeld kun­nen ze begrijpen.

Een kunstenaar die zegt dat hij miskend wordt, vergeet één ding. Hij heeft misschien wel wat te zeggen, maar hij zegt het niet in een taal die een ander kan begrijpen. Dan heeft hij geen recht om van anderen te eisen dat zij die vreemde taal dan maar leren. Hij moet eerst proberen de anderen te bereiken.

Datzelfde geldt voor al die instellingen die zo sociaal zijn. Ik wil niet alleen maar afbreken. Er wordt ook wel veel goed werk gedaan. Maar toch moeten we wel goed zien dat deze zogenaamde sociale instellingen al­door bezig zijn om eisen te stellen aan de gemeenschap. En wel voor een beperkt gebied, voor een beperkt aantal mensen. Daarbij zullen zij zich niet afvragen of hun eigen eisen misschien te hoog zijn en of zij wellicht niet teveel van anderen willen, te weinig zelf presteren en eventueel, als het een goede zaak is, opofferen.

De hele wereld heeft het zo langzamerhand wel begrepen. Als je maar hard genoeg schreeuwt en je eist genoeg, dan sta je in je recht. Dat is hetzelfde als met die nachtmerrie waar ik over sprak. Degenen die zo hard schreeuwen, begrijpen niet dat het grootste ge­deelte van de fout in henzelf schuilt. Het is een ziekte in henzelf. Ik wil helemaal niet zeggen dat een mens die voor de vrede vecht, iets ver­keerd doet. Maar zolang hij alleen voor de vrede wil vechten zolang zijn eigen gebied, zijn eigen belangen, zijn eigen denken onberoerd blijft en dus de vrede niet wil zien als een toestand die belangrijker is dan zijn eigen belangen, is het toch duidelijk dat de verwijten, die zo iemand aan anderen maakt, toch ook bij hemzelf liggen.

Een typisch verschijnsel in Nederland op het ogenblik is dat men verbeten strijdt tegen fascistische groepen. Die zijn minderwaardig, die moet men geen stemrecht geven, die mogen geen eigen partij hebben, die mensen zou je eigenlijk in een getto moeten samenbrengen. Waarmee men dit soort mensen dus ongeveer behandelt als eens de fascisten de joden deden ontzeggen van stemrecht, ontzeggen van enig recht van gelijkwaar­digheid.

Dan kun je wel zeggen: Die mensen hebben gelijk, maar er is iets fout. Natuurlijk is er iets fout. Maar ligt die fout alleen bij degenen die zo fascistisch denken of ligt ze ook bij uzelf. Doet u misschien op uw manier precies hetzelfde wat u die anderen verwijt?

Het is erg moeilijk om de feiten precies te zien, dat geef ik toe. En het is zo gemakkelijk om in een droom weg te deinen waarin je zelf a.h.w. door het lichtende trekt of door de duistere dalen des doods heen trekt om alle slaven te bevrijden. Maar alleen dan, als die slaven willen doen wat u zegt dat goed voor hen is. Dat klinkt allemaal heel aardig. Men droomt dan dat men wordt belaagd door de duistere krachten van buitenaf. Waar schuilen die krachten eigenlijk? Dat is gewoon de keerzijde van het eigen wezen. Een vriend van mij heeft eens gezegd: “God en duivel, beeldenaar en revers van een en dezelfde medaille.” Zo zou ik willen zeggen: Al datgene wat u bij anderen veroordeelt, leeft in uzelf. Juist omdat u dit beseft, projecteert u het op anderen. Het behoeft er niet eens te zijn, maar u zegt dat anderen verantwoordelijk zijn. Nu wordt de droomwereld iets anders.

De droomwereld is niet slechts een wegdromen of tekens ontvangen. Neen, ze is gelijktijdig het middel geworden om te ontvluchten aan een kennis die we hebben omtrent onszelf, omtrent de wereld waarin we le­ven, omtrent de feiten waarmee we toch rekening moeten houden. Dat is natuurlijk niet leuk. Het is veel prettiger om hooggeestelijk bewust over deze wereld te zweven en a.h.w. zegenend, zo nu en dan de weldoende hand te laten neerdalen, opdat er rust, vrede en genezing zij in de wereld. Maar kan dat zonder meer?

Zolang u nog in anderen iets minder ziet dan in uzelf, zolang u nog al het kwaad dat u erkent alleen aan anderen toeschrijft, bent u niet hooggeestelijk bewust. Op het ogenblik dat u in de nieuwsberich­ten altijd ziet hoe onverantwoordelijk anderen zijn, heeft u misschien ook iets gezegd omtrent uzelf. O, nu wil ik helemaal niet terugkomen op dat andere voorbeeld: de mens zit in het midden van de cirkel. Alles wat hij uitzendt aan signalen wordt weerkaatst en vormt zijn wereldbeeld. Dat is waar, maar zover behoeven we niet te gaan vandaag. Laten wij gewoon naar de feiten kijken.

Het gaat de Nederlandse economie buitengewoon slecht. Dat ligt aan het buitenland. In Nederland worden de arbeidscondities moeizamer. Dat is te danken aan Kok en de zijnen. Wacht even! Hoe zit dat nu precies? Wat projecteert u naar het buitenland? Wat projecteert u naar de vakbonden of naar de werk­gevers? Het ligt eraan aan welke kant u zit. Waarschijnlijk is het uw besef dat u meer eist dan u toestaat, dat u meer wilt dan u kunt waarmaken.

Maar u kunt niet toegeven dat u zelf faalt en daarom zoekt u de schuld ergens anders. De Nederlandse economie kun je helpen, zo een, twee, drie. Als elke Nederlander voor 50% van zijn huidig loon hard wil werken, dan is Ne­derland binnenkort een arbeidersparadijs. Maar een arbeider wil dat al­leen als hij moet. En dan krijg .je een arbeidersparadijs zoals er ettelijke op deze wereld zijn, waarin ontzettend grote leuzen klinken, elk kapitaal de vijand van het volk is en gelijktijdig elke arbeider het min­ste doet wat hij kan doen zonder daar moeilijkheden door te krijgen. Laten we eerlijk zijn, dat zijn toch de feiten.

De feiten wijzen het uit. Wij kunnen uitroepen dat het ene systeem beter is dan het andere, maar laten we dan de werking van die systemen eens eerlijk ontleden. Waar komen we dan terecht? Dan blijkt dat er ook in Rusland uitbuiting bestaat, een zwartgeldcircuit is, dus niet alleen in Nederland. Dat is misschien een verrassing voor u of een te­leurstelling, maar het is zo.

Gaan we kijken in kapitalistische gebieden, wat zien we dan? Precies hetzelfde. De uiterlijke vorm is anders, de werkelijke verhoudingen blij­ven hetzelfde. Dan ligt de fout dus niet in het ene of in het andere systeem maar in de wijze waarop de mens staat tegenover de gemeenschap waarin hij leeft.

Als u dan begint na te gaan waar de fout ligt, dan moet u eerst zeggen: Wat zie ik in de wereld? Waarom erken ik het? Het leeft in mij­zelf. Dan kunt u misschien van uw droom komen tot een beeld van de werkelijkheid. Alle idealen die u koestert, zijn dagdromen. Natuurlijk, idealen zijn dingen die u mag najagen. Dat ben ik direct met u eens. Maar elk ideaal heeft altijd te maken met de schuld van anderen. Er is altijd een vijand die bestreden moet worden. Als dat het geval is, geef je de on­juistheid en onvolkomenheid van je ideaal toe.

Op het ogenblik dat een kerk zich zet om, desnoods met geweld, hei­denen te bekeren, als men hersenspoelingen toepast om de mensen in de sekten vast te houden, geeft men toe dat de waarden die worden verkon­digd in die kerken of in die sekten, op zichzelf onjuist zijn. Want als men om te overtuigen, geweld nodig heeft, is de boodschap zelf dus niet overtuigend.

Het is vervelend om zo naar de dingen te kijken. Maar weest u nu eens eerlijk, hoeveel van wat u anderen verwijt, had u eigenlijk zelf ook wil­len doen? Hoe vaak zegt u niet dat iets anders zou moeten zijn omdat u zelf niet de kans heeft om het te doen als de anderen?

Kijk naar uzelf. Kijk naar de dagdromen die u heeft en probeer na te gaan wat voor signalen ze geven. Probeer de wereld te zien met al haar denkbeelden, haar sprookjes. Iemand heeft eens gezegd: Een politieke campagne is niets anders dan een vernieuwde versie van Moeder de Gans, verteld in de meest vervelen­de taal die men maar kon uitzoeken. Kijk daarnaar, want juist door het­geen zij zeggen en aan anderen verwijten, maken zij duidelijk wat zij zelf zijn.

Dromen zijn symptomen. De droom is een duidelijke mededeling van het bewustzijn dat een toestand is erkend. De droom zegt altijd weer: Datgene wat ik voor mijzelf niet als een persoonlijk gebeuren of een per­soonlijk feit kan aanvaarden of begrijpen, moet van buiten komen en kiest zich daarvoor een doelwit.

Als je dat eenmaal in de gaten hebt, kom je een eind verder in de benadering van de werkelijkheid. Want de werkelijkheid is tenslotte niet zo simplistisch als velen haar willen voorstellen. Ze is samengesteld uit ontelbare mogelijkheden en tendensen. Er zijn een groot aantal feiten waaraan je je niet kunt onttrekken maar waarop je wel je reactie bewust kunt beheersen. Er zijn een aantal zogenaamde drijfveren of dwingende krachten die je eigenlijk zelf schept. De weg vinden in de werkelijkheid, betekent eerst de weg vinden in je­zelf. Vanuit de droom komen tot de feiten, is Maya maken tot profetes en niet tot blinddoek. Dat betekent de symptomen erkennen omtrent jezelf die in de beelden, die je zelf ontwerpt, tot stand komen.

Nu weet ik wel dat velen van u zullen zeggen: is dat wat er over dromen wordt gezegd, wel waar? Het is waar. Er zijn een aantal proeven daarmee genomen in de Verenigde Staten. Er is over gepubliceerd in de Sovjet-Unie. Er worden op het ogenblik experimenten gedaan in Oost‑Duitsland. Er is een Zwitserse psychiater die zich eveneens daarmee is gaan bezig­houden en in samenwerking met anderen een medische therapie heeft ge­maakt, gebaseerd op droomontrafeling. Het is dus een reëel gegeven wat ik in het begin heb aangevoerd, niet het een of andere verhaaltje. Het is een werkelijkheid die zelfs in medische kringen langzaam maar zeker wordt erkend. En aangezien het hier niet gaat om de therapie maar alleen om de vervroegde constatering, moeten we zeggen dat het toch helemaal niet zo gek is.

Er zijn gevallen bekend waarbij, op grond van dromen, de mogelijkheid van kanker werd geconstateerd. Een onderzoek werd gedaan dat niets uitwees. De dromen bleven echter aanhouden. Op verzoek van de man, die zich met deze dromen bezighield, werd na drie maanden nogmaals een proef gedaan en de patiënt was inderdaad kanker‑positief, maar in een zodanig vroeg stadium dat het zonder meer mogelijk was om alles te ge­nezen. Nogmaals, dit zijn feiten, geen praatjes.

Laten we dan alstublieft begrijpen dat de dagdromen van de wereld, de illusies die we voor elkaar scheppen en trachten in stand te houden, ook symptomen zijn. Dat ze dingen aanduiden die er nu misschien nog niet zijn maar die er binnenkort zullen komen. Dat het mogelijk is dat een geweld dat losbreekt of een vrede die opbloeit in het denken van de mensen, in de wijze waarop ze buiten zich bepaalde feiten of machten proberen te stellen, reeds maanden van tevoren wordt aangekondigd. Je kunt daar dan rekening mee houden. Wat meer is, je kunt er wat te­gen doen. Droom en werkelijkheid lopen wat dat betreft door elkaar, indien je de droom maar weet te ontrafelen.

Een filosoof heeft eens gezegd: “De hele wereld is een droom die God droomt. Hij droomt ons en wij dromen hem.” Daarmee zei die man eigenlijk alleen maar: Ik weet het niet. En dat is nu juist het zonderlinge. Want te zeggen dat God ons droomt, impli­ceert het aanvaarden van een God. En als je dan nog zegt: Wij dromen hem, dan zeg je dat de God die wij kennen, niet reëel is. Kan een mens zijn innerlijke onzekerheid duidelijker uitdrukken dan in een dergelijke stel­ling, een dergelijke ideologie?.

Maar als ik gelijk heb, en ik meen dat ik het heb met al hetgeen ik voorgaand heb gesteld, dan kunt u uzelf leren kennen indien u een ogenblik afstand wilt nemen van die zogenaamde vijanden, de concrete tegen­stellingen, de fouten en de zonden van anderen en in plaats daarvan u gaan afvragen: wat beweegt mij om mij daarmee bezig te houden? Dan heeft u een weg gevonden die middels uw droombeelden, uw illusies, uw eenzijdig wereldbeeld, uw verkeerde interpretatie van fei­ten misschien zelfs, toch kan voeren tot een werkelijkheid. Een werkelijk­heid waarin evenwicht en harmonie bestaat maar waarin wij zelf een een­heid zijn die nimmer een deel van ons kan delegeren naar elders en zo een schuld buiten onszelf kan scheppen.

U heeft ongetwijfeld uw oordelen en vooroordelen in het dagelijks leven. Er zijn dingen waarvan u zegt: Dat zou zo moeten zijn. U denkt: Als het zo zou zijn, wat zou het dan beter zijn? Is dat waar? Vraag u eens af waarom u het zich zo voorstelt, waarom u het zo droomt? Waarom u misschien een zelfbevestiging nodig heeft door het aanklagen van anderen? Waarom u de dingen die u innerlijk vreest, buiten u gaat bestrijden en precies daar waar ze feitelijk voor u niet gevaarlijk zijn?

Realiseer u dat elke mens in zijn persoonlijke droomwereld leeft en dat hij zich daaraan nooit helemaal kan onttrekken. Realiseer u ook dat elke mens die leert zijn dromen op hun betekenis te onderzoeken en ze te betrekken op zichzelf als bron, hierdoor langzaam maar zeker niet alleen zichzelf beter leert kennen, maar ook een juistere interpretatie leert vinden van de hele wereld om hem heen, van al die tegenstellingen waarvoor hij tot nu toe geen oplossing heeft kunnen vinden.

Realiseer u dat u, levend in de feiten, al dromend voor uzelf de mogelijkheid schept om de feiten beter te hanteren, om vrediger te leven, om meer voldoening te vinden in uw bestaan, minder vijandschap te kennen ten aanzien van de wereld en tevens een juister begrip te krijgen voor al wat er in die wereld werkelijk leeft, en voor al datgene wat u er zelf zo graag aan toeschrijft.

Vragen.

  • Komen er wel eens wegloopdromen voor? Iemand heeft gedurende zes jaar steeds dezelfde droom, altijd weglopen …… enz.

Algemeen gesproken kunnen we het volgende constateren;

  1. Een vluchtdroom impliceert een niet‑aanvaarden van een huidige werkelijkheid.
  2. Gaat die vluchtdroom gepaard met het net ontsnappen aan de een of andere pijniging, dan kan ook een lichamelijk symptoom mee de oorzaak zijn van de droom.
  3. Lukt de vlucht of wordt de vlucht tenslotte onderbroken door een ontwaken, terwijl men zich nog steeds niet heeft kunnen vrijmaken. Pas als u die punten allemaal bekijkt, kunt u een antwoord geven. Aangezien u zegt: 6 jaren, dat is een lange tijd, zou ik zeggen;

Het is iemand die zijn plaats in de wereld zelf niet kan aanvaarden. Het is iemand die tot op zekere hoogte zijn eigen persoonlijkheid en een deel van zijn fouten en kwaliteiten niet kan aanvaarden. Deze mens vlucht eigenlijk voor de wereld die hij zelf is. Indien zo iemand kan komen tot een betere aanvaarding van zichzelf en een aanvaarden van zichzelf, ook als hij daardoor ook minder mooi te­ voorschijn komt dan hij zou willen zijn, dan zal aan de vluchtdroom ongetwijfeld een einde komen, tenzij het een lichamelijk veroorzaakte droom is. Gezien de genoemde duur lijkt mij dit niet bepaald aanvaardbaar. Er zijn maar heel weinig ziekten waarvoor een incubatietijd van 6 jaren staat. Dus, zou het een lichamelijke kwestie zijn, dan zal juist door deze zelfanalyse te aanvaarden van je wezen en je toestand door de droom te veranderen in een symptoomdroom, die dan eventueel duidelijk de lichamelijke feilen, klachten of tekorten aangeeft. Dan zou zelfs kunnen blijken, ik geef maar een voorbeeld, dat een deel van de vluchtdroom mee wordt veroorzaakt door een onjuiste of voor het lichaam niet geheel aanvaard­bare voeding of het gebruik van middelen waartegen het lichaam protesteert.

  • Vraag.

Het is tegenwoordig wetenschappelijk nog niet mogelijk om een volledige analyse verantwoord te geven op grond van datgene wat op aarde is geconstateerd. Praktisch elke persoon droomt. Praktisch elke persoon kent ook deze symptoomdromen. In de meeste gevallen treden deze dromen op voordat een kwaal, een defect, een tekort in het lichaam merkbaar wordt. Maar alleen als de persoonlijkheid streng op zichzelf is gericht, zullen deze dromen zodanig blijven hangen dat ze gemakkelijk en helemaal herinnerd worden. Dit wil dus zeggen, ze komen wel bij eenieder voor maar er is een be­paalde mentaliteit, een bepaalde instelling voor nodig, vooral ten aanzien van je lichamelijkheid, om deze dromen een zodanige nadruk te geven dat ze na het ontwaken worden herinnerd. Welk type mensen deze dromen hebben? Er is hiervoor geen type aan te geven, omdat het eigenlijk een kwestie is van gecentreerd zijn op jezelf of actief bezig zijn met je wereld. Hoe actiever je bezig bent met de wereld om je heen, des te kleiner de kans dat je, vooral bij onbelangrijke lichamelijke symptomen, deze waarschuwingsdromen al tevoren krijgt. De praktijk wijst wel uit dat bij zeer ernstige zaken, bijvoorbeeld een ontstane longkanker of hartfouten die zich aankondigen, bepaalde gezwellen in de hersens, aandoeningen van het zenuwstelsel, deze dromen wel voorkomen en ook bij herhaling. Maar zelfs dan zal de persoon, die naar buiten is gericht, over het algemeen daar minder aandacht aan besteden dan degene die zeer egocen­trisch reageert.

  • Als je zeldzaam droomt, heeft dat ook een bepaalde betekenis?

Ik weet niet of u de droom als zeldzaam wilt beschouwen of het feit dat u zeldzaam bewust droomt. Dit laatste is een heel normaal ver­schijnsel omdat namelijk de droom een functie heeft voor het psychisch evenwicht. Normaal is de droombeleving het scheppen van compensatiewaarden waardoor een zo groot mogelijk lichamelijk en geestelijk evenwicht wordt herwonnen. Zolang dromen alleen deze betekenis hebben, worden ze niet of slechts vaag herinnerd. Wat men zich dan meestal herinnert, zijn wekdromen, d.w.z. dromen die kort voor het ontwaken opkomen en die heel vaak worden veroorzaakt door een poging om in jezelf een indruk van buitenaf logisch te verklaren. Wij kunnen zeggen dat ongeveer 99% van de mensen dit zeldzaam dromen, althans zich dromen realiseren, kent. Bij dergelijke mensen echter zal de herinnerde droom meestal een grotere betekenis hebben. De moei­lijkheid hierbij is wel dat men moet nagaan welke waarden hier tot uiting komen. Want juist bij dergelijke personen kan een uittredingsdroom zeer sterk worden herinnerd omdat zij een totaal andere geestelijke harmonie heeft getoond en daarmee een verklaring zo dringend noodzakelijk maakt dat de ferociteit van de verklaring in het herinneringsvermogen vast­ligt. Daarnaast zullen dergelijke mensen, als het om ernstige kwalen gaat, deze dromen krijgen. Maar het zijn dan altijd een soort nachtmerries. Ik hoop dat u de hoofdinhoud van mijn betoog niet over het hoofd heeft gezien. Om het nog eens heel kort te formuleren.

Elke illusie, elk ideaal, elke dagdroom en elke droom is symptoma­tisch voor de in ons bestaande waarden welke wij normalerwijze voor ons­zelf niet willen aanvaarden en daarom naar buiten projecteren.

Als u deze regel onthoudt en op grond daarvan een verklaring zoekt voor al datgene wat in uw droomwereld, uw denkwereld zo’n grote rol speelt, dan zult u ongetwijfeld juister worden geconfronteerd met uw ei­gen wezen en daarnaast ook in staat worden gesteld om meer feiten en min­der illusies om u heen te zien.

Relatie tussen magie en werkelijkheid.

U weet wat magie is? Magie is het stellen van toestanden of daden op een zodanige manier dat men aanneemt daardoor de werkelijkheid te beïnvloeden zonder dat er een directe, redelijke beïnvloeding uit de voor­afgaande riten kan worden afgeleid. Er zijn mensen die op meer of minder bewuste manier aan magie doen. Er zijn mensen die uitroepen: Wij zullen winnen bij deze verkiezingen. Zij denken: als wij maar hard genoeg schreeuwen, wordt het misschien waar. Er zijn ook mensen die zeggen: Morgen zal het mooi weer zijn. Zij hebben wel kans dat het waar wordt, al zal het misschien een beetje gaan donderen.

Al die dingen bij elkaar hangen toch wel samen met een illusiewe­reld. Want wat ik mij allemaal voorstel in een magisch ritueel, is natuurlijk niet echt. Het kan de werkelijkheid benaderen maar het is nooit de werkelijkheid zelf. En als ik daarmee toch de werkelijkheid kan veranderen, dan moet ik tot de conclusie komen dat er tussen de ene of de andere illusie of droom en de werkelijkheid een relatie bestaat. Het kennen van deze relatie is eigenlijk de kern van alles wat de men­sen magie noemen. Om dat nu wat duidelijker uiteen te zetten, gaan we re­geltjes stellen en gaan we kijken waarom het regeltje wel of niet waar is.

  1. Als ik geestelijk sterk in mijzelf geconcentreerd een beeld oproep, dan is de mogelijkheid dat dit waar wordt, zeer groot. Is dat regel? In zekere zin. Naarmate ik mij iets intenser voorstel, straalt het meer uit. Gelijktijdig ga ik echter mijn eigen reacties op dat beeld richten. Dientengevolge zal ik, uit alle mogelijkheden die er zijn, altijd juist die mogelijkheden kiezen welke de verwerkelijking het dichtst nabij brengen. Dus er zit wel iets in deze regel.
  2. Zo boven zo beneden, zo beneden zo boven (tabula smaragdis). Dit veronderstelt een macrokosmos tegenover onze microkosmos. Alles wat bij ons gebeurt, gebeurt ergens anders ook. Dat is natuurlijk onzin. Dat kan nooit zo bedoeld zijn. Maar wij zouden het wel zo kunnen stellen: Als er boven een verandering plaatsvindt die groot genoeg is, dan zullen wij daardoor worden beïnvloed. Als er bij ons een verandering plaatsvindt welke de hoge wereld beroert, zal die hoge wereld daarop antwoorden, dan zal ze daarop moeten reageren want het is een feit geworden in die hoge wereld. Er bestaat dus wel een relatie. Maar deze relatie is zeker niet de directe die men vooral in bepaalde vormen van hermetische magie daaraan pleegt te ontlenen.
  1. Op het ogenblik dat ik de krachten die boven mij of onder mij staan, weet te bedwingen, kan ik deze verplichten datgene te vol­voeren wat ik hun opdraag. U kent dat wel.

De magiër, in of buiten zijn pentagram (het ligt er maar aan hoe hij werkt), die met veel hocus pocus, brandende kruiden en ook een hele hoop zelfbedrog, bezig is een demon te bezweren. Is die demon echt? Dat is maar een vraag. Een demon is over het algemeen niet veel meer dan een gedachtebeeld dat een mens op­roept en dat al dan niet wordt bezield, ofwel door een echte soort­gelijke kracht dan wel door die mens zelf of door andere krachten. Dus zo heel erg is dat ook weer niet. Als ik een kracht heb opgeroepen, dan heb ik wel een relatie tus­sen mij en die kracht tot stand gebracht. Dat wil zeggen dat ik deel zal hebben aan datgene wat dit beeld, zelfs als het maar een schijnbeeld is, tot stand gaat brengen. Omgekeerd, dat al wat dat beeld tot stand brengt, omdat het voor een deel ook uit mij is voortgekomen, op mij invloed zal hebben.

Dan wordt het begrijpelijk waarom men zegt dat je, bij gebruik van de zogenaamde groene of zwarte magie waarmee je de dood zendt naar een ander, de­gene die een geestelijk schild heeft, de kracht naar je doet terugkaat­sen en dat ze bij jezelf in vervulling gaat. Dat is hier volkomen logisch. Niet dat het een situatie is waarvan je zegt: Het is allemaal echt. Maar omdat je doodgewoon moet zeggen: Kijk, de krachten die ik heb opgeroepen, zijn krachten die uit mij voortkomen. Als ik ze op een bepaalde manier heb uitgezonden, keren ze op diezelfde manier terug, tenzij ze eerst ontladen zijn. Dat is logisch. Dat is hetzelfde als een elektri­seermachine. Als je aan het wieltje staat te draaien en een ander houdt de handvatten vast, dan is het goed. Maar als je zelf de handvatten op hun plaats wilt leggen, dan krijg jij de schok.

Ik heb nu een paar regels gegeven. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat magie aan de ene kant niet zo gek is als het lijkt. Aan de andere kant is het toch ook weer een beetje anders dan de meeste mensen denken.

Dan komen we aan het volgende: Elke magische handeling op zichzelf is een droom op het ogenblik dat wij een denkbeeld nodig hebben om tot het magische handelen over te gaan. Op het ogenblik dat, wat men magisch handelen pleegt te noemen, normaal en spontaan uit mij voortkomt, is het een deel van mijzelf en als zodanig een kracht die van mij uitgaat, een relatie die in mij bestaat en dus een spontaan en natuurlijk werken.

Het verschil in de magie ligt dus niet in de krachten die je ge­bruikt, maar in de voorstellingen die je al dan niet nodig hebt om die krachten tot ontplooiing te brengen. Dan kom je tot de conclusie dat magie niets anders is dan een hulpmiddel om krachten te kunnen ontplooi­en die je zelf wel bezit, maar die je anders niet weet te gebruiken.

Dan gaan we het volgende eens proberen. Als ik magie gebruik, dan is één ding zeker: ik trek het initia­tief aan mijzelf. Of ik nu demonen bezweer, de krachten des lichts oproep, Gods zegening uitdeel, in al die gevallen betrek ik in de eerste plaats het hele gebeuren op mijzelf. Zelfs de Paus, die de zegen geeft, moet eerst geloven dat hij die zegen kán geven om iemand de zegen te geven. Als hij het niet gelooft en hij doet het, dan doet de gelovige beter om hem de zegen achterna te geven. Dat geldt voor u precies hetzelfde. Welke dingen ziet u als deel van uzelf? Wat gelooft u dat u bent, dat u kunt, als u dat wilt? Als u die dingen nu heel goed in de gaten houdt, dan zegt u: Een van die factoren kan ik gebruiken, maar dan moet ik die ook projecteren. Met andere woorden, magie is nooit een gebeuren dat zonder mij kan plaatsvinden. Zelfs als ik het slachtoffer word van een magisch ingrijpen, bijvoorbeeld het schieten van de doodspijl, wat de Tibetanen zo leuk doen.

De sjamaan die dat doet, gaat in een tentje zitten. In dat tentje maakt hij eerst een mooie piramide van saffraanrijst en nog wat. Het gaat met veel ritueel gepaard. Hij verbrandt ook wat kruiden en dan gaat hij zich heel sterk concentreren. Hij zit te wiegen, te dansen en met de han­den te wapperen in dat tentje. Soms duurt dat wel drie dagen en dan ineens heeft hij het gevoel: nu kan het. Dan neemt hij de pijl en boog die klaar liggen. Te voren heeft hij ze tezamen met de saffraanrijst gezegend. Dan schiet hij de pijl af door de tent heen. Als de pijl naar buiten komt, dan weet hij: de dood is gezonden naar die en die persoon. Maar als die persoon daar helemaal niets van af weet en er helemaal niet aan gelooft, dan gebeurt er helemaal niets. Alleen heb je wel kans dat de sjamaan een halve beroerte krijgt. Waarom?

Wel, omdat magie altijd gebaseerd is, niet op één persoon maar op tenminste twee personen. De ene persoon kan in de geest bestaan of hij kan in de stof leven, dat is niet belangrijk. De andere is altijd de magiër. Op het ogenblik dat beiden zich bewust zijn, hoe dan ook, dat kan telepathisch, via het onderbewustzijn, via geestelijke bezwerin­gen of anderszins gebeuren, maar beiden moeten op de hoogte zijn van het gebeuren, kan de wisselwerking optreden waardoor het geschiedt.

Nu zult u zeggen; Wij hebben natuurlijk niet zoveel pijlen af te schieten. Maar u heeft in uw relatie met mensen precies hetzelfde. Het is onbewuste magie. Bijv.: waarom denkt u aan iemand kort voordat hij op bezoek komt? Waarom heeft u bepaalde denkbeelden en blijkt later dat die juist zijn? U heeft ergens iets afgelezen. Dat kan alleen indien er tussen u en de ander op dat moment een gelijkheid, een verbinding bestaat. Dat is eigen­lijk het hele principe van de magie. Dat is het feitelijk in de magie. Een mens heeft vele voertuigen. U leeft niet in één sfeer op aarde. U heeft er nog heel veel bij. Alleen merkt u dat later pas en meestal ontdekt u dat eerst wanneer het te laat is. Maar daar praten we nu niet over. Het gaat er doodgewoon om dat, op welk vlak u ook bestaat en in ze­kere mate bewust bent (dat kan stoffelijk soms onbewust zijn betekenen) en de ander een soortgelijk bewustzijn bezit, overdracht van krachten, opwek­king van spanningen en kracht, het geven van genezing, van zegening of wat u maar wilt, mogelijk is. Dan blijkt vaak dat de mens een dergelijke innerlijke situatie alleen kan verwerken als hij haar ook uitbeeldt. En dat is nu weer het typerende.

De ritus op zichzelf is dus niets. Het is alleen maar de uitbeel­ding van iets wat er al is. Maar pas door het zich zo geconcentreerd voor ogen te stellen, maakt de mens deze relatie voor zichzelf waar. En als (dat is een voorwaarde) er elders een soortgelijke erkenning ont­staat, is het magisch gebeuren werkelijkheid.

Ik vind het heel eigenaardig dat de meeste mensen altijd aan magie denken in negatieve zin. U weet wel, jongetjes en meisjes die in hun blootje rond een altaar aan het dansen zijn terwijl op het altaar iets gebeurt dat ook niet fatsoenlijk is. Zo denken de meeste mensen over ma­gie. Maar dat is toch helemaal niet waar.

Als u werkelijk gelovig bent en u zweert een eed voor het Gerecht ‘zo waar helpe mij God almachtig’, dan bedrijft u in feite magie. U probeert een relatie tot stand te brengen met de hoogste kracht en uw besef van waarheid en op grond daarvan een zeggingskracht te geven aan hetgeen u naar voor brengt, die groter is dan normaal van u verwacht zou mogen worden. Jammer is dat de meeste mensen, die de eed af­leggen, eigenlijk niet meer echt aan God geloven. Veel van wat de mens gelooft, is tegenwoordig de uitvlucht die hij gebruikt om te rechtvaardi­gen dat je leeft zoals je doet. Voor heel veel mensen is God een niet bestaande waarde waaraan je macht ontleent. Het gaat mij erom duidelijk te maken dat die relatie noodzakelijk is.

Als u bijgelovig bent, dan doet u die dingen ook. Waarom loopt u altijd om een ladder heen? Waarom wilt u altijd gemorst zout over uw linker schouder gooien? Ladders, daar zitten demonen aan vast. Die kunnen op je vallen en dat brengt ongeluk. Als er zout wordt gemorst, dan is er iets kostbaars verspild. Iets kostbaars verspillen, doe je natuurlijk nooit zelf, dus is het altijd de duivel die daar achter zit. En als de duivel achter je staat, te rechter zijde staat je engelbewaarder daar kan hij niet staan, dus staat hij links. Gooi je het zout naar hem toe, dan schrikt hij zich een hoedje en smeert hij hem. Dit is slechts een voorstelling.

Maar wat is het vreemde? Dat je daardoor een zekere spanning mee afreageert. Dat afreageren van die spanning op zichzelf is vaak vol­doende om pech te vermijden. Althans niet als zodanig intens te besef­fen, ofwel om bepaalde, voor jou toch, onaangename invloeden te verwij­deren. Je hebt ze echter niet buiten je verwijderd, je hebt ze gewoon in je verwijderd. Maar je kunt moeilijk dat zout naar binnen gooien, dan kom je om van dorst en drink je teveel. Dus laten we het maar pre­cies houden zoals het is. Ook de eenvoudige mens met zijn bijgelovighe­den, met zijn geloof e.d. gebruikt praktijken die in feite een vorm van magie zijn.

Laten we dan een stap verder gaan en zeggen: Als ik dit door uiterlijke dingen voor mijzelf kan waarmaken, mag ik nooit de uiterlijke dingen als oorzaak zien maar moet ik steeds mijzelf als oorzaak zien. Wanneer ik mij volledig op iets concentreer en ik kan bij deze con­centratie een antwoord vinden, dan heb ik een mogelijkheid in de wereld geschapen. Dat zien de meeste mensen ook niet in. Zij denken: magie is een soort automatiek. Je gooit een bezwering in de gleuf, dan trek je het klepje open en er komt zo’n gehaktbal van gebeuren uit, compleet met brood en zuur. Als u weet wat ik bedoel dat het betekent. In feite is het gelijktijdig simpel en toch ingewikkeld.

Wat ik innerlijk als goed ervaar, is voor mij op dat ogenblik goed. Op het ogenblik dat de juistheid, hoe dan ook, wordt bevestigd, heb ik een proces op gang gebracht. Er ontstaat een mogelijkheid en niet noodzakelijkerwijs een feit.

De meeste mensen denken dat als het echte magie is, dan moet het on­middellijk gebeuren. U moet zich dat een beetje anders voorstellen. Het is ongeveer als een elektrische wisselomzetter. Wanneer ik magie gebruik, druk ik op het knopje. Ik rij met de juiste snelheid op en op dat ogenblik slaat de wissel om. Ik kom dan op een ander spoor, d.w.z. ik zal een ander traject volgen en een andere reeks halten krijgen.

Magie is niets anders dan het omzetten van een wissel. Het is het verwisselen van de grootste mogelijkheid en waarschijnlijkheid zoals die rechtlijnig bestaat in een afwijkend spoor van mogelijkheden en waarschijn­lijkheden. Naarmate je zelf meer daarin gelooft, zul je dat intenser en beter doen. Dat houdt in dat je andere mogelijkheden en contacten be­reikt dan normaal, dat je ook door andere straten gaat als je met de tram gaat maar dat je door andere omstandigheden, contacten of harmonieën door andere werelden gaat dan normaal voor jou het geval zou zijn.

Laat mij u een eenvoudig voorbeeld geven van dit omzetten van een wissel. U zit thuis. De telefoon gaat. Een vriendin of vriend belt op. Deze zegt: Ik geloof niet dat ik vandaag kom want ik barst van de kop­pijn. Dan kunt u zeggen: Goed, ik zal aan je denken. U gaat zich verder daar helemaal niet mee bezighouden. U stelt zich de ander voor en zegt: Die hoofdpijn neem ik weg. U kunt zich voorstellen dat u de pijn er a.h.w. uittrekt. Door u dit voor te stellen en het contact dat u met de ander heeft gehad (dat zijn twee dingen die nodig zijn), is het mogelijk dat u, als die hoofdpijn een kwestie is van spanning of onevenwichtigheid, die gewoon wegneemt. De ander komt later aanzeilen en zegt: Toen ik jou had opgebeld, voelde ik mij zoveel beter dat ik toch nog maar even ben aan­gelopen.

Dat zijn doodgewone dingen. Ze komen duizenden keren voor. Dit is de goede vorm van magie.

Bij het bestaan van een verbinding is belangrijk (dat kan in het ver­leden of in de toekomst liggen, maar ze moet ergens bestaan) het erken­nen van een situatie in of bij de ander (ook weer een noodzaak) en het in jezelf bewust corrigeren daarvan, waardoor dit bij de ander in meer of mindere mate ook gebeurt.

Ik denk dat velen van u zullen zeggen: Moeten wij dan niet bidden daarbij? Dat mag natuurlijk. Kijk, als u denkt dat u het zelf niet kunt doen, dan roept u er maar een ander bij. Of die ander echt is of niet, dat doet niets ter zake. Zwarte Piet is ook niet echt, maar als u weet dat de angst voor Zwarte Piet vele kinderen heeft zoet gehouden, dan kunt u toch zeggen dat zo’n denkbeeldige figuur ook resultaat heeft. Denkt u mijnentwege aan de aartsengel Michaël of Gabriël e.d. Die figuren zijn in zekere zin denkbeeldig.

Het denkbeeld is bruikbaar. Als ik niet voldoende op mijzelf kan vertrouwen om een bepaalde kracht op te wekken, om een bepaalde kracht uit te zenden, dan kan ik mij een figuur voorstellen waarvan ik aanneem dat ze het wel kan. Ook als die figuur niet werkelijk bestaat en alleen maar een denkbeeld is van mij, dan heft ze eenvoudig de grens op die ik aan mijzelf heb gesteld. Dientengevolge kan ik voluit werken.

Dan zegt men: De geest kan veel meer dan wij. Nou, dat zou u moe­ten weten! De geest zwoegt aan heel veel dingen die een mens gemakkelijk kan doen. Dat komt omdat de geest in een wereld leeft waar de gedach­te een onmiddellijke verandering betekent, terwijl u leeft in een wereld waarin heel veel gedachten vaak niets veranderen. Uw benadering is dus een andere. U kunt zich gemakkelijker instellen op stoffelijke zaken dan wij. Wij kunnen u helpen een ander te genezen maar wij hebben u nodig en uw voorstellingsvermogen als brandpunt. Buiten dat is het moeilijk.

Dat verklaart weer wat ook een magisch gebeuren is, hoe bepaal­de geestelijke genezers werken. Die mensen krijgen zo’n 60 á 70 brieven per dag. Allemaal met een foto. Meestal is die zo oud dat je niet meer kunt zien waar de kwalen vandaan komen. Die genezers zitten dan die brieven te lezen en zeggen: Achter mij staat een goeroe, een ex‑medicus of een medicijnman. Zij kiezen dan de mensen uit die zij kunnen genezen. Dat is waanzin, nietwaar. Maar zij geloven dat er een kracht is die dat doet. Dientengevolge stra­len zij op elk ogenblik dat ze daaraan denken met hun gehele wezen, en dus met alle afdelingen erbij, kracht uit naar elke persoon die ze noemen.

Dit is geen bewust proces meer omdat het feitelijke proces is over­gedragen aan onbewust geschapen en buiten het ‘ik’ staande figuren. Dan zeggen ze: Nu heb ik alle brieven gelezen en ik ben toch zo moe. Geen wonder. Ze hebben een hele hoop kracht opgevangen en weer weggeven. Maar dat hebben ze zelf niet eens gemerkt. Op die manier gebeuren er duizend‑en‑één vreemde dingen.

Er zijn zoveel van die kunstjes die u kunt leren. Weet u wat gemag­netiseerd water is? Gemagnetiseerd water is niets anders dan gewoon water. Dat water wordt in een glas of fles gedaan en tussen de handen genomen, meestal de linkerhand boven en de rechter hand onder. Men doet het ook wel andersom. Nu concentreert men zich erop dat er een kracht zit in dat water. En nu het gekke. U geeft dat water aan een ander en zegt: Als je je beroerd voelt, neem er dan maar een slokje van. Het helpt ook nog. Weet u waarom? Omdat uw eigen kracht, uw eigen aura a.h.w. verbonden is aan dat wa­ter. Wanneer dat water wordt gedronken, dan verandert er dus iets in uw krachtsevenwicht en u gaat dat aanvullen. Dientengevolge krijgt de ander uw kracht op het ogenblik dat hij dat water drinkt. Natuurlijk, het is een droom, het is allemaal illusie. Het zijn een aantal zelfsuggesties, voorstellingen, maar ze zijn gelijktijdig de sleu­tel tot een stukje werkelijkheid dat de meeste mensen van zichzelf niet kennen.

Nu zit ik toch in het vaarwater van de eerste spreker want ik kan nu zeggen: In de magie is een kunstmatig fantastisch beeld vaak de enige mogelijkheid om in ons niet besefte krachten of waarden of in en voor ons bestaande verbindingen met andere krachten en waarden zodanig te active­ren dat daar voor ons, en voor de wereld waarin wij leven, kenbare resul­taten uit voortkomen.

Ik ga nog het volgende vertellen en sluit dan dit betoog af.

  1. Alles wat je in jezelf weet dat waar is (let wel, wéét dat waar is), is waar op een bepaald niveau. Dat kan geestelijk, dat kan as­traal zijn, maar het kan ook zuiver stoffelijk een mogelijkheid betekenen. De zekerheid die je in jezelf hebt, kan echter nooit actief zijn tenzij je zelf daar iets aan doet. Dat moet u goed onthouden! Het kan bij wijze van spreken zijn dat u zegt: Ik wil een nieuwe plant zien groeien. Ik neem een bruine boon en doe hem in een sponsendoos. Het behoeft dus geen gerelateerd gebeuren te zijn. De impuls die u geeft is dus niet direct verbonden met datgene wat u nastreeft, maar het is de uitdrukking ervan. U moet leren dat u altijd in elk magisch gebeuren zelf het initiatief neemt, dat kan nooit van een ander komen.
  2. Een initiatief kan op geestelijk, astraal of een ander niveau genomen worden maar het is gezien uw denken en uw wijze van leven echt indien u dat eerst stoffelijk activeert. Daarvoor is elk symbool goed. De krachten waarover wij beschikken, zijn zo groot dat wij ons geen enkele voorstelling daarvan kunnen maken. Als ik alleen al de stof­felijke energie neem die u lichamelijk bezit bij een gemiddelde leeftijd van 60 jaar en ik sla ze om tegen de huidige energieprijzen, hoeveel denkt u dan dat uw energierekening voor uw leven zou bedragen? Dat ligt, naar gelang u heeft geleefd, tussen de 70 en de 120 miljoen gulden in. Weest u maar blij dat u dat niet behoeft te be­talen.
  3. Als ik dat geestelijk ga bekijken, is dat nog veel groter. Als u alleen in de levenskrachtsfeer de mogelijke energie beziet die u kunt gebruiken (dan heb ik het niet over het feitelijke verbruik), dan zou dat waarschijnlijk al het tienvoudige zijn bij een omrekening zoals ik die zo-even heb gegeven. Zou u echter met geestelijke energieën gaan werken, dan is dat in een aantal miljarden uit te drukken, waarmee Nederland de hele staatsbegroting kan betalen zonder lenen en dat wil wat zeggen. U heeft dus enorme kapitalen aan energie.

De magie waarover wij spreken, is het eenvoudig activeren, richten en gebruiken van deze kracht. De manier waarop wij dat tot stand brengen, is niet zo belangrijk. Alleen dat wij hoe dan ook een knop omdraaien waardoor die energie actief wordt. Dat is nu magie. Het feit is, er is energie die werkzaam is. Het droombeeld, de illusie is dat u dat alleen via zeer bepaalde handelingen, riten of symbolen kunt oproepen. U kunt het oproepen op elke manier die voor u aanvaard­baar is en waarbij u het gevoel kunt hebben dat die kracht wordt ingescha­keld.

Nu kunt u in ieder geval enkele pogingen doen om uw magie te ge­bruiken, al is het maar om een hoofdpijntje weg te nemen, iemand een beetje kracht te geven of iemand wat te laten lachen. Ik hoop dat u daarin zult slagen. Want als de mensen hun eigen energie beter gaan gebruiken, dan zal op aarde heel wat minder energie verkeerd worden gebruikt. En dat lijkt mij belangrijk.

Zonnewende.

Wanneer de aarde in haar omwenteling een ogenblikje stokt en de zon weer terugkeert in de streek die zij verlaten scheen te hebben, dan is het zonnewende. Winter‑zonnewende, zomer‑zonnewende, maar altijd weer de terugkeer van het licht. Maar er is iets wat die terugkeer bepaalt.

Als de aarde recht op haar baan zou staan, zou er geen zonnewende zijn. Het is de beweging, de ontwikkeling die de zonnewende veroor­zaakt. Het is door die voortdurende wisseling dat de jaargetijden ont­staan en zich verplaatsen van noord naar zuid en terug.

Zou dat bij ons misschien ook zo zijn? Als wij volkomen stabiel zouden zijn, dan is er geen keerpunt, dan is er niets. Dan is er een ge­lijkblijvendheid. Maar juist omdat wij voortdurend toch wat wankelen op onze baan, steeds weer iets anders zijn en denken en beleven, worden wij door het licht van de eeuwigheid, waaraan wij ons niet kunnen ont­trekken, ook steeds weer anders getroffen.

Voor elk van ons komt er inderdaad steeds weer een punt dat wij zonnewende kunnen noemen. Zoals voor veel mensen die in deze tijd uitgeput, geprikkeld en wanhopig, zoeken naar een ogenblik van rust en die, wanneer de kosmische invloeden veranderen en zij zelf daarmee redelijk harmonisch zijn, opeens een nieuwe toevloed van energie ervaren, nieuwe vreugde, nieuwe mogelijkheden vinden, zo verandert elke keer de relatie van de mens met het licht. Het is door deze verandering dat het menselijk bestaan zo vrucht­baar is, ook wat de geestelijke bewustwording betreft.

Misschien zou ik het nog zo kunnen formuleren: Wat voor ons het beste is, is voor een ander niet voldoende. Maar als het voor ons het beste is, dan is het meer dan voldoende om verder te gaan op het pad waarop wij ons bewegen.

image_pdf