Een beschouwing over de innerlijke wereld

image_pdf

10 maart 1965

Ik zou u graag een beschouwing willen voorleggen over de innerlijke wereld. Dit in verband met zowel de magie als met de esoterie. En, dan zullen we beginnen met een zeer eenvoudige stelling, die u uit de psychologie wel bekend zal zijn.

“Naast de uiterlijke persoonlijkheid van elke mens bestaat een tweede daarvan verschillende persoonlijkheid, die wij ook wel een verdrongen persoonlijkheid kunnen noemen en achter deze beiden staat een derde persoonlijkheid, die in wezen de harmonische synthese van beiden is.”

Dit is natuurlijk erg mooi en erg eenvoudig gezegd. Maar wanneer wij in onszelf keren, dan worden wij geconfronteerd met die andere persoonlijkheden, wanneer wij tenminste eerlijk zijn. En wanneer wij dus bij dit tegendeel van ons eigen wezen terechtkomen, dan openbaart zich dit aan ons in een aantal verschrikkingen of beproevingen (want zo beschouwen we dit meestal), of wel in een reeks van ergernissen over onszelf, waardoor wij eigenlijk geen raad meer weten met al, wat er in ons bestaat een fase van angst voor het ik, een verwerping van het ik, zien wij dan ook bij praktisch alle beproevingen van inwijdingsscholen en esoterische richtingen optreden. Daarachter staat dus die derde persoonlijkheid.

Nu is het typische, dat wanneer eenmaal deze tweede persoonlijkheid in de mens geaccepteerd is, er een fusie van de uiterlijke en de verdrongen persoonlijkheid kan plaatsvinden. En in dat samentreffen ontstaat dan de derde persoonlijkheid, wat we zouden kunnen noemen de harmonische synthese van het totale ik.

Deze derde persoonlijkheid beschikt over een aantal mogelijkheden en gaven, die beide deelpersoonlijkheden niet bezitten. Op het bereiken van deze innerlijke synthese want daarop komt het neer is niet alleen inwijding gebaseerd en esoterische bereiking en bewustwording, maar wel degelijk ook magie, dus uitdrukking van geestelijke macht.

Om een klein inzicht te krijgen in de werkelijke betekenis van dit alles, wil ik met u dus afzonderlijk behandelen:

  1. het inwijdingsproces, juist in deze aspecten.
  2. de esoterische resultaten en daarbij ook de persoonlijke resultaten, daaraan verbonden.
  3. de machts- of magische resultaten.

Allereerst dan de kwestie van de beproevingen. Het feit, dat de mens een groot gedeelte van zijn eigen persoonlijkheid ergens veroordeelt, vreest of verwerpt, vloeit voort uit de eenzijdige gerichtheid van zijn wezen, die op zich weer kan worden genoemd een verschijnsel van zijn maatschappelijke verhoudingen.

Het is echter niet voldoende om hier alleen te spreken over het milieu. Erfelijkheid speelt er een rol bij. Er spelen daarnaast ook bepaalde waanvoorstellingen een rol. Zoals je de wereld ziet, is ze niet. Je ziet de wereld subjectief, d.w.z. met een zeer persoonlijke interpretatie, waarbij dingen die misschien in wezen geen betekenis hebben, enorm belangrijk kunnen lijken. Terwijl andere dingen, die enorm belangrijk zijn voort het geestelijk ik en voor de totale wereld, als van geen belang voorbij worden gelopen.

Door deze waan kunnen wij ons handhaven. Een mens kan zich in zijn normale milieu alleen handhaven krachtens een waan, die:

  1. zijn bestaan daarin rechtvaardigt.
  2. hem daarin de mogelijkheid geeft zichzelf als utile, als belangrijk en nuttig te beschouwen.
  3. hem de mogelijkheid schenkt om bepaalde facetten van zichzelf te ontwijken.

Deze waan zal bij de inwijding naar voren worden gebracht. Om, degene die inwijding zoekt de kans te geven waarlijk adept te worden, moet hij geconfronteerd worden niet alleen maar met zijn eigen wereld, maar eveneens met de wereld, die hij niet wil kennen, en daarnaast met de tegenstrijdigheid tussen zijn voorstellingen, herinneringen en de werkelijkheid.

Men neemt over het algemeen aan, dat de adept die status bereikt op het ogenblik, dat hij uit zijn eenzaamheid naar voren treedt. Maar dat is niet waar. Het is zijn aanvaarding van de wereld volgens het nieuw gevonden wereldconcept, dat hem pas tot ingewijde maakt. Voor die tijd is hij nog steeds niet volledig.

Het begin is betrekkelijk eenvoudig. Wij hebben stilte, we hebben eenzaamheid nodig, een afwezigheid van alle prikkels. Wanneer n.l. die mens niet meer geconfronteerd wordt met een wereld, die hen bezighoudt, wanneer er niets meer is, waarop hij. zich a.h.w. kan afreageren, dan zal hij het beeld dat hij van zichzelf heeft, het verdrongen beeld zowel als het illusiebeeld, moeten accepteren.

Deze herinneringen worden steeds sterker. Hij is niet in staat om zijn lichamelijke processen te beheersen. Hij zoekt afleiding. Deze afleiding vindt hij voor een deel in zijn eigen lichaam. Bv. het kloppen van het bloed wordt tot een spreken van stemmen. Hij projecteert alles wat in hem is naar buiten. Rond hem ontstaat een wereld van verschrikking. Deze wereld van verschrikking – en dat moeten wij goed begrijpen – komt uit hemzelf voort en kan, als hij maar niet bang of verward is, door hem zelf beheerst worden. Deze eerste vuurproef is dus wel de confrontatie met eigen verwarring.

Maar we zijn er nog niet. Want nu komt de verdrongen persoonlijkheid steeds sterker naar voren. Het zoeken naar een impuls, die anders is dan het eigen ik, brengt juist dit naar voren. En zo ziet hij rond zich vaak demonen. Die demonen zijn niets anders dan de verpersoonlijking, van zijn eigen ik dat deel van het ik dat hij niet erkent. En dit niet-erkende deel van het ik ziet hij zo afschuwelijk, niet omdat het zo is, maar omdat het in strijd is met de wereld, die hij tot op dit ogenblik heeft willen aanvaarden, de wereld waarin hij heeft geleefd.

Wanneer hij deze tweede fase ook doorstaat, dan zal dus op een gegeven ogenblik die eerste persoonlijkheid weer gaan meespelen. De invloeden van het verdrongen ik en het geuite ik komen samen. En we horen dan, dat hij een licht ziet of een lichtende gestalte. Hij ziet wederom zichzelf. Maar nu zijn zijn impressies niet meer een strijdigheid, neen, zij vullen elkander aan. Twee op zichzelf schijnbaar niet goede delen vormen tezamen een perfect geheel.

En is dit geheel niet alleen maar een erkenning van jezelf. Dat zou gemakkelijk genoeg zijn. Het is alleen het erkennen van je feitelijke verhouding met de wereld. Dit is dan ook de reden dat ik zei; juist het de wereld weer tegemoet treden is eigenlijk de zwaarste proef. Want het is zo gemakkelijk om terug te vallen in oude gewoonten. Het is zo gemakkelijk om de verantwoordelijkheden en aan de andere kant ook de conflicten, die voortkomen uit deze reële erkenning van je persoonlijkheid, terzijde te stellen en weer het oude pad te gaan. Eerst wanneer je hetzij door de bewondering van anderen misschien, door de feestelijkheid waarmee je gehuldigd wordt, of door het besef dat je niet meer werkelijk terug kunt begint de wereld te benaderen vanuit dit nieuwe ik, ben je ingewijd.

Het zal u duidelijk zijn, dat dit inwijdingsproces niet alleen maar een proces is van eenzaamheid, van opsluiting of zo. Het is een proces, dat zich in jezelf afspeelt en daarom kunnen we hier de esoterische achtergrond van het geheel eveneens gaan overzien.

Esoterie is niets anders dan een poging om jezelf te kennen. Normalerwijze doe je dit als volgt: Je gaat uit van wat je bent. Je verwerpt de strijdige persoonlijkheid, die je in jezelf eveneens aantreft. Je noemt dit het bereiken van kennis en zult dan de synthese van beiden ergens flauw zien als een vage Godsgestalte. In dit geval blijft God een Vaderfiguur, die buiten het ik staat. Hij wordt wel benaderd. Maar al datgene, wat uit de volheid van je werkelijke wezen voortkomt, wordt geïnterpreteerd als komende uit een bron van buiten. Het is niet juist dat dit gebeurt en daarom is veel esoterische bereiking tenslotte maar beperkt.

Stel echter dat je gaat beseffen wat er gebeurt. Dan moet je komen eerst tot de aanvaarding van al dat duister, wat er in je is. Je moet niet alleen Gods licht zoeken. Neen, je moet zoeken de menging van licht en duister, waarin iets kenbaar wordt. Ik hoor bij de esoterie heel vaak dat men streeft naar het licht. Maar dat licht is verblindend. Dat licht maakt het onmogelijk te zien. En wij zijn op ons bewustzijn aangewezen en niet alleen maar op onze ervaring, onze innerlijke ervaring, onze gevoelswaarde zonder meer. Daarom zal het streven naar het licht zonder meer nimmer resulteren in een volledige esoterische bewustwording.

Komt men echter tot het vermengen van licht en duister in eigen persoonlijkheid plus het beseffen van de mogelijkheden en het doel daarin gelegen, dan kent men wederom zichzelf en uit deze erkenning van het ware ik volgt ook weer de juiste oriëntatie in de wereld, de juiste oriëntatie t.o.v. God en alle krachten die er zijn.

Heb je dit volbracht dan ben je eigenlijk net zo ver als een ingewijde. De gevolgde weg is een andere. De methode neemt veel langer tijd, is veel geleidelijker en minder gevaarlijk Maar het eindresultaat is weer hetzelfde Het werkelijke ego met zijn werkelijke capaciteiten is erkend en aanvaard en treedt in de plaats van de tot nu toe naar buiten getoomde ik-heid.

Die derde persoonlijkheid beschikt over capaciteiten en machten, die normaal bij de mens niet aanwezig schijnen te zijn. Ik zeg “schijnen”, want ze zijn er. Het oproepen van deze capaciteiten in de mens is één van de voornaamste doeleinden van de magie. In het magisch streven nl. zoeken wij om een invloed uit te oefenen. Maar wij kunnen dat alleen doen door onszelf te gebruiken als een middel om die invloed te verwerven. Zelfs wanneer ik een demon oproep, blijft het altijd nog de vraag of dit een reële demon is of een gedachtebeeld, dat ikzelf heb opgeroepen. Maar zeker is het dat mijn wil ín die demon een soort wens verwezenlijking tot stand kant brengen.

Het is misschien goed hier even te wijzen op de gevaren, die in die magie liggen. U kent allemaal het verhaal van de man, die een djinn vond, die alles voor hem deed. Wanneer hij eten wilde hebben, kwam de djinn al aan met eten. Wilde hij iets anders hebben, het was prompt aanwezig van een paleis tot een schone bruid. Maar op een gegeven ogenblik werd de djinn de baas. De djinn beval toen de mens op een bepaalde wijze te leven. En hij kon niet anders meer.

Dit is een zeer vrije versie van een duizend-en-een nacht, verhaaltje eigenlijk. Maar daarin zit de gehele geschiedenis van het magisch werk, wanneer wij niet volbewust zijn. Je wekt bepaalde facetten van je eigen persoonlijkheid. Je richt de krachten, de intensiteit van je gedachten en wat er verder in je aanwezig is anders dan normaal. Op deze wijze vervul je je wensen of plaats je jezelf zo in de wereld, dat het schijnt dat al je wensen vervuld worden.

Beide is nl. mogelijk. Wanneer dit nu voortdurend wordt gedaan, ontstaat er dus een gewoonte. Steeds sterker wordt een deel van de persoonlijkheid en van de daarin liggende krachten zeer eenzijdig gericht. Die gewoontevorming is zo sterk, dat je het op een gegeven ogenblik niet meer laten kunt. Je moet in die richting verder werken. Je moet je krachten verder gebruiken, of je wilt of niet.

Dit is een van de grote gevaren van een magie, waarbij je dus je eigen voordeel zoekt. Maar zelfs wanneer je dat voor anderen wilt doen, blijft dit gevaar bestaan. Want je kunt misschien wel veel tot stand brengen, maar wanneer dit een eenzijdige gewoonte wordt, die ligt buiten de norm van je dagelijks leven, zoals dat zich naar buiten toont, dan zal het je gaan beheersen. Slechts indien het voortvloeit uit het totale ik, een gesublimeerd ego a.h.w., dat zichzelf en zijn capaciteiten volledig kent, dan bestaat werkelijk het gevaar helemaal niet.

Hiermee zijn we aan een van de belangrijkste punten gekomen. Hoe meer krachten ik magisch gebruik, hoe groter het gevaar is, dat de door mij gebruikte kracht mij gaat beheersen. Dat ik dus niet meer in staat ben terug te keren tot mijn normale toestand. En dat houdt weer in, dat de juiste wijze om met de magie te werken das is; korte, veelzijdig verschillende krachtsuitingen, niet gericht op eigen wezen en zo mogelijk niet emotioneel gebonden met het bestaan van dit eigen wezen.

Op deze manier kun je veel tot stand brengen. Want wat zijn nu de capaciteiten van dit ik, dat de synthese is van de totale reeks van verschijnselen, die wij persoonlijkheid noemen?

In de eerste plaats beschikt dit ik volledig over alle capaciteiten, d.w.z.. de zintuigen nemen scherper waar dan normaal. Het gebruik van de spieren is volledig. De krachtsontwikkeling, het uithoudingsvermogen (u zou kunnen zeggen de volkshuishouding van het lichaam) is normaler, gezonder, harmonischer. Er is dus a priori een grotere krachtsreserve.

In de tweede plaats is het denken niet meer een tegenstrijdig en verward iets. Er zijn geen vage dingen meer, maar concrete projecties. Stel u voor dat u een boek leest en ten dele doorbladert. Dan zult u misschien met een fotografisch geheugen die bladzijden wel kunnen terugbrengen als u ze gelezen hebt. Maar je moet al heel sterk ontwikkeld zijn, wil je de bladen die je niet gelezen hebt uit je herinnering kunnen teruglezen. Anders blijven ze wazig en vaag. Je ziet wel dat er letters staan, maar ze hebben net geen vorm en samenhang. Dit voorbeeld moge dienen om duidelijk te maken wat bij ons het geval is. Wanneer die persoonlijkheid in staat is om alle zintuigen volledig te gebruiken, is er geen begripsbeperking meer. Er is geen begrip nodig. Al datgene wat door zintuigen wordt waargenomen en opgenomen, al datgene wat aan gedachten en gedachtevormen ontvangen en waargenomen wordt, is zonder meer volledig vastgelegd en voortdurend ter referentie beschikbaar. Dit betekent, dat zelfs bij een gelijkblijvende hersencapaciteit (en u weet, dat die in feite nog sterker kan worden) wij te maken hebben met een verveelvoudiging van het nuttig effect. Wat doet men?

In de eerste plaats: Men doorziet de dingen beter dan een ander. Men heeft een juister overzicht en men heeft geleerd om een geheel te zien, waar een ander slechts enkele details heeft waargenomen. Er is voortdurend een totaalbeeld aanwezig, waardoor men reëel en juist kan handelen en reageren.

In de tweede plaats kan de volledige persoonlijkheid worden uitgestort in een volledig omschreven en dus met de werkelijkheid analoog beeld, waarin dit ik zijn wil kan werken. En dit wordt als een suggestie (let wel wat ik nu zeg!) als een suggestie overgebracht op de wereld. De feiten veranderen misschien niet, maar de aanvaarding van de feiten verandert wel. En door de veranderde aanvaarding van de feiten ontstaat het mirakel, het wonder, de magische machtsuitoefening.

Wanneer u dit zo overziet, dan zult u zo langzamerhand begrijpen waarom de inhoud van dat innerlijk zo belangrijk is. U zult ook begrijpen waarom de poging om tot een esoterische bereiking te komen zo sterk is. U zult begrijpen waarom magie zo vaak faalt. U zult gaan begrijpen waaraan het eigenlijk in de mensheid schort. Ook in uzelf. En wanneer wij van hier uitgaan, dan kunnen wij vanzelf daaraan de les vastknopen.

  1. Het is noodzakelijk jezelf geheel te aanvaarden, zonder goedkeuring of verwerping, zonder voorbehoud.
  2. Eerst wanneer het ik in zijn geheel aanvaard wordt, bestaat de mogelijkheid dat men de tweede persoonlijkheid, de verdrongen persoonlijkheid, duidelijker gaat zien.
  3. Door ook deze te aanvaarden krijgt men pas de beschikking over het totaal van zijn capaciteiten.

Deze capaciteiten maken ons nimmer tot de meerdere van anderen. Er wordt heel vaak gedacht dat de adept, degene die een hoog bewustzijn, een hoge esoterische graad heeft bereikt, meer is dan een ander. Dat is helemaal niet waar. Hij is alleen actief, waar een ander nog passief is. Hij bereikt bewuste actie, waar de ander in zijn neutraliteit gestuurd wordt door invloeden van buiten. Maar dat is het enige verschil.

Wanneer iemand bewust is en hij zou die macht dus volledig willen uitoefenen, dan zou hij zich te sterk gaan mengen in het bestaan van anderen. Het is niet zo moeilijk om iemand zijn vrije wil te ontnemen. Heel wat gemakkelijker dan je denkt. Maar wanneer je dat doet, dan zul je voor jezelf ook weten wat de resultaten daarvan zijn. Je bent daarmee verbonden en in deze verbondenheid met het resultaat onderga je het. Je moet het in je wezen opnemen. Het is een assimilatieproces. Pas wanneer oorzaak en gevolg volledig geassimileerd zijn, kun je verder gaan met de beheersing, zonder schade voor jezelf.

En daarom is de juiste wijze van werken met gedachtekracht en andere krachten steeds werk met korte impulsen, die de vrije wil van de mensen niet beïnvloeden. Dat is een werkwijze, die zoals u weet ook door ons op het ogenblik gebuikt wordt.

Ik kan het meest eenvoudige voorbeeld nog wel even herhalen. Wanneer twee auto’s op elkaar afstormen met 150 km. per uur en het bijna zeker dat ze elkaar zullen raken, is te juiste tijd een wijziging van een één stuuruitslag voldoende om beide elkander te doen missen. Wanneer dit is gebeurd (dat is dus gewoon een ingrijpende impuls), kan de rest aan het bewustzijn van de beide chauffeurs worden overgelaten.

Op die manier kun je dus het onheil voorkomen zonder in de vrije wil van de ander in te grijpen. Wanneer de ander wil, dan kan hij corrigeren, maar hij zal het zelden doen.

Wanneer ik iemand zie die ziek is en ik wil hem genezen, dan kan ik dit nimmer doen door hem beter te maken. Ik kan het slechts doen door hem de impuls tot genezing te geven. Voor het verdere is hij afhankelijk van zijn eigen persoonlijkheid, zijn eigen reactie. Maar door de impuls op de juiste tijd te geven kunnen wij helpen voorkomen, dat fatale ontwikkelingen plaatsvinden. En vinden ze toch plaats, dan kunnen wij in ieder geval helpen de gevolgen uit te stellen of ten dele ongedaan te maken.

Dit is in de esoterie precies hetzelfde. Iemand een waarheid openbaren is betrekkelijk eenvoudig. Maar er zijn waarheden, die een mens kunnen vernietigen, eenvoudig omdat hij niet groot genoeg is die waarheid te verdragen. Daarom mag ook in de esoterie niet een volledige openbaring worden gegeven, maar moet steeds worden gesproken worden in gelijkenissen. Er moet steeds een benadering gegeven worden, waardoor het eigen bewustzijn op zijn eigen wijze en in zijn eigen tijd a.h.w. het punt van persoonlijkheidsintegratie kan vinden kan komen tot een synthese van licht en duister in zichzelf. Nu zult u zich afvragen of dit dan alles is. Want wij hebben het tot nu toe gehad over een mens. We hebben de geest buiten beschouwing gelaten. Wij hebben niet gesproken over God. Ook deze waarden spelen een heel grote rol in het menselijk leven, maar dit zijn geen waarden, die beheerst kunnen worden. De geest is een deel van de persoonlijkheid en wij kunnen hier formuleren; zolang als het ik-bewustzijn de materie als deel van het ik mede omvat, zal het totaal van de geest in en door de materie geuit zijn, ongeacht de vraag of men zich dit wel realiseert. Dat heeft er niets meer mee te maken.

God is een kracht, die ik mij buiten mijzelf kan voorstellen. Maar ik ben zelf ook een deel van God. Ik kan God in mijzelf net zo goed vinden. Waar die God is, hoe die God is, is van minder belang. Zolang in mij een besef van leven bestaat, is er voor mij een God. Die God is het leven. Met deze kracht van het leven plus de wetten daaruit voortvloeiende is steeds ook de totaliteit van God vertegenwoordigd.

Een benadering waarbij wij God dus afzonderlijk willen zien, brengt ons vaak in verwarring. Het is goed dat wij er eens wat beschouwingen over kennen. We moeten een klein beetje weten wat het begrip kan inhouden. Maar het is niet een actieve factor. Wanneer ik bid tot God en God geeft mij kracht, dan heb ik mij niet gericht tot de werkelijk scheppende macht.

Dan heb ik mij gericht tot mijn innerlijke persoonlijkheid, mijn geïntegreerde persoonlijkheid, mijn evenwichtige persoonlijkheid. En daaruit heb ik door mijn begrip van het Goddelijke tijdelijk kracht geput om boven mij bewustzijn van eigen middelen mijn omgeving te beïnvloeden, mijzelf of anderen te veranderen.

Wanneer ik met de geest spreek, dan kan ik met die geest spreken wat ik wil, maar ik zal nimmer iets verstaan, wat niet mede past op mijn niveau van bestaan. Een zuiver geestelijke impuls zal door de geest in de mens misschien begrepen kunnen worden, maar zij kan niet worden uitgedrukt in de totale persoonlijkheid en is als zodanig voor die persoonlijkheid waardeloos. Hij verkrijgt pas waarde, wanneer er een integratie plaatsvindt.

Hiermee hebben wij misschien afstand gedaan van een van de meest gebruikte hulpmiddelen van de mens; het beroep op God, het beroep op de geest. We hebben ons gerealiseerd, dat het in onszelf ligt. Maar al ligt het dan in onszelf, het is niet minder een macht. Het is niet minder een kracht en een mogelijkheid.

De wijze, waarop wij het probleem benaderen, is niet van belang. Belangrijk is slechts, dat wij in het probleem een oplossing vinden. En daarmee kom ik tot het laatste deel van deze les. Ik zou een ogenblik met u willen nagaan, de gedachtegang, zou ik haast willen zeggen, van de esotericus en de mogelijke resultaten de gedachtegang van de magiër en de mogelijke resultaten.

U weet nu tegen welke achtergrond u dit moet beschouwen. De esotericus wil de eeuwigheid kennen. Het is hem vaak moeilijk om zich die eeuwigheid voor te stellen. Dus grijpt hij naar beelden, die in wezen in zijn eigen wereld thuishoren. Om aan deze voorstellingen een waarde te geven die meer is, geeft hij daaraan namen. Hoe buitenissiger de namen, hoe waardevoller vaak voor hem het beeld.

Hier geldt, dat de naam beheersing inhoudt. Want wanneer ik een naam ken en die naam vloeit uit mijzelf voort, dan betekent het een (mogelijk subjectieve) omschrijving van het wezen plus een rapport met dat wezen. Zo deze naam dus juist beseft en gekend wordt door mij, heb ik invloed door mijn erkenning van het wezen. Denk even verder na, dan komen wij  hier bv. tot de levensboom en wanneer wij dan spreken over Chimel en Ketter enz. dan, gebruiken wij lettertekens, maar ze zijn voor ons namen geworden. Oorspronkelijk waren het letters. Letters, die ook nog een eigen getalswaarde hadden. Maar doordat de mens ze als een naam gebruikt, zijn zij voor hen een beheersing geworden. En wat beheerst hij? Het gebied, dat hij zich met deze naam voorstelt. Hoe juister zijn voorstelling van hetgeen in de naam verborgen is, hoe juister hij in zichzelf (en niet buiten zichzelf of van buitenaf) de kracht ervan ondergaat.

De levensboom is dus niet alleen maar een kosmische voorstelling. Zij is een methode om de verschillende centra van erkenning in het ik te omschrijven, hun onderlinge verhouding vast te stellen en zo wederom de persoonlijkheidsintegratie mogelijk te maken de synthese tussen de vele verschillende uitingen en mogelijkheden die er nog zijn.

Deze esotericus beseft dit ten halve. Niet geheel. En daarom gaat hij over het algemeen op zoek naar namen. Of u nu kijkt bij de Rozenkruisers, bij de Theosofen, bij de Vrijmetselaren, de Alchimisten, de mensen die zich bezighouden kortom met onverschillig welke richting ook van esoterie en esoterische benadering, dan zien wij dat zij namen scheppen. Hoe meer namen zij scheppen, hoe meer zij zichzelf bewust achten.

Maar zij vergeten één ding. Er moet bij elke naam een inhoud aanwezig zijn. Dit ontbreekt. En daarom moeten wij voor de esotericus wel zeggen: Leer zo eenvoudig mogelijk te denken en gebruik namen en eventueel symbolen niet omdat zij in zichzelf kracht zouden hebben of betekenis, maar omdat zij voor u een duidelijk kenbaar beeld oproepen.

Dan zien wij verder dat men zegt: Ik moet mijzelf kennen. Die hang maar zelfkennis vinden wij overal terug. Maar in vele gevallen is het in feite eerder een poging om zichzelf te veredelen. D.w.z. het ontkennen van delen van de persoonlijkheid, die volgens het uiterlijk (en daarom onevenwichtig besef) niet aanvaardbaar zijn. Een esotericus die op deze wijze te werk gaat, zal dus zijn verdrongen persoonlijkheid sterker maken, terwijl gelijktijdig de reële mogelijkheden van zijn bewuste, zijn naar buiten gekeerde ik, verminderen.

Wij moeten niet proberen om een selectie te maken tussen dat, wat wij willen zijn en wat wij niet willen zijn. Wij moeten proberen om al, wat wij erkennen in onszelf, in onszelf, in ons zijn en in het leven, samen te voegen tot iets, wat wij nog net kunnen aanvaarden. Het denken in de vorm van een synthese is de belangrijkste poging en methode tot esoterische bewustwording.

Maar ook nu blijkt er een fout te bestaan. Wanneer men is doorgedrongen in zichzelf of misschien bepaalde geheimen heeft leren kennen, (die men mogelijk ziet als kosmisch, maar die in het eigen ik zijn gelegen), gaat men deze zien als een verschil tussen zich en de wereld.

Dit betekent, dat het eigen standpunt t.o.v. de wereld niet verandert in overeenstemming met de feiten van eigen persoonlijkheid, maar in overeenstemming met de illusie omtrent de onwetendheid van anderen. Men neemt automatisch aan, dat de ander niet zo ver is. En daarmee zal men bind zijn voor een groot gedeelte van de toch innerlijk zeer belangrijke waarden, die in het leven rond dat ik bestaan.

Het resultaat is het opbouwen van een tweede uiterlijke persoonlijkheid. Wij hebben niet alleen meer verdrongen complexen en delen van het ik. Neen, wij gaan bovendien nog eens even een onderscheid maken tussen onze normale uiterlijke persoonlijkheid en onze esoterische uiterlijke persoonlijkheid, waardoor de verdeling van het ik in drie delen plaatsvindt. En deze drie zijn voortdurend met elkaar strijdig. Ook in dit geval weer een voeden van het verworpene (de onderdrukte persoonlijkheid) en een vergroting van de vlucht voor de feiten, voor de werkelijkheid,

De oplossing is hier: Aannemen dat een ieder dezelfde kracht en dezelfde mogelijkheden in zich draagt aannemen dat een ieder dit bereikt kan hebben en zich niets aantrekken van deze innerlijke waarden bij anderen, maar zoeken op al wat rond het ik bestaat volgens het innerlijk besef te reageren. Ook hier is gewoontevorming vaak een zeer gunstige factor, omdat het hiermee mogelijk wordt de wereld – dus vanuit een innerlijk toereikt bewustzijn – steeds natuurlijker te benaderen. Op het ogenblik dat men niet meer beseft, dat men innerlijk verworven waarden van toepassing verklaart op de wereld en dit automatisch doet, heeft men een integratie met zijn wereld bereikt en is de onderdrukte persoonlijkheid minder sterk geworden, zodat een fusie daarmee gemakkelijker wordt.

U zult zien dat in de esoterie dus nogal wat voetangels en klemmen liggen. Het resultaat van een juiste esoterische bewustwording is:

  1. vergroting van begrip voor de mensheid.
  2. vergrote beheersing van zichzelf.
  3. vergroting van inzicht in alle waarden, stoffelijke en onstoffelijke.
  4. vergroting van gevoeligheid voor al, wat wij mentale waarden noemen plus wat wij dan geest mogen noemen.

Deze vergroting van gevoeligheid en besef maakt het leven onmetelijk veel rijker. Of zoals een vriend van mij eens zei:  Velen bouwen aan hun bewustwording als aan een toren en begrijpen niet, dat de vergroting van bewustzijn is als een olievlek in de oceaan, die zich voortdurend uitbreidt, zonder zijn eigen samenhang te verliezen. Daarmee heb ik de esotericus gehad. Maar ik heb u ook nog de magiër beloofd. Bij de magiërs de benadering een totaal andere. Waar de esotericus in de eerste plaats naar een innerlijk erkennen zoekt, zoekt de magiër vooral naar een uiterlijk bewijs. Hij is a.h.w. de occulte wetenschapsmens. En het totaal van zijn mystieke en onredelijke werkwijzen en verklaringen neemt niet weg, dat hij in zich probeert een logische oorzaak-en-gevolg werking te kennen en tot stand te brengen. Daarom is zijn aandacht op het middel gericht.

Dit impliceert, dat hij vooral in het begin een buitengewoon sterke werking toeschrijft aan dingen buiten zichzelf. Hij kan alleen als magiër optreden dank zij de suggestie, die hij via riten, symbolen e.d. voor zichzelf oproept. Wanneer hij meer gaat beseffen dat hij resultaten kan verkrijgen zonder dit, vereenvoudigt hij de rite en wordt zij langzaam maar zeker meer een schetsmatig gebaar.

Hier heeft hij dus bereikt, dat zijn werken in feite uit zichzelf voortkomt. Maar zolang de magiër waarden blijft toekennen aan dingen buiten zich als zijnde onafhankelijk van zijn persoonlijkheid, blijft de splitsing bestaan tussen het ware ik en het resultaat (de buitenwereld, het ik, dat actief is).

Nu vraagt de magiër meestal naar het resultaat. Als het kan naar een verbluffend resultaat. Is er geen resultaat, dan zal hij proberen zichzelf toch een resultaat aan te praten. Zijn gevoel van geslaagd zijn, dus zijn zelfbevestiging, is afhankelijk van succesjes, hoe klein of onbelangrijk dan ook. Daaruit leeft hij. Hij is dus afhankelijk van resultaten of de schijn ervan.

In de magie is werkelijk een grote concentratie nodig om resultaat te bereiken. Zeker om een goed resultaat te bereiken. Wanneer hij faalt, moet hij dit voor zichzelf ontkennen. Hij doet dit door daar een schuldige voor te zoeken. De schuldige is hij zelf. Hij voegt aan zijn verdrongen ik (aan zijn negatief ik, zou men ook kunnen zeggen) voortdurend vormen en persoonlijkheden toe. Zo zal de doorsnee-magiër een zodanige diversiteit van in zich bestaande of onderdrukte persoonlijkheden en eigenschappen hebben, dat hij niet meer in staat is het duister in hem te beheersen en hij de slaaf dreigt te worden van zijn angst.

Om dit te voorkomen moet hij het geheel zien als een mechanisch geheel. Het gaat niet om de werkzaamheid van het symbool, van de rite, van de klank, hoezeer zij op zichzelf belangrijk kunnen zijn. Het is slechts het geheel, dat nodig is om het tot uitdrukking brengen te bereiken. Wanneer de bereiking niet in orde is, dan betekent dit, dat het mechanisme gehaperd heeft. Het betekent niet, dat de magiër gefaald heeft. Ik geef toe dat dit een betrekkelijk primitief en rationaliserend verdedigingsmechanisme is.

Maar hierdoor kan hij blijven voortgaan, zonder zich met zijn mislukkingen bezwaard te voelen. Door steeds de resultaten te bezien en gelijktijdig zijn werkwijze te vereenvoudigen, krijgt de magiër een groter begrip van eigen kracht. En aangezien zijn werk altijd een balans is van licht en duister, zal hij deze in zichzelf beseffen: Het magisch werken gaat weliswaar van buitenaf, maar door het denken van de magiër komt hij tot hetzelfde eindresultaat. Ook hij wordt geconfronteerd met het duister, de demon, de angst (zoals hij het noemt) in hem, die hij voortdurend moet overwinnen om te kunnen binnentreden in de wereld van het succes.

Kan hij dit volhouden, dan ontstaat een innerlijke aanvaarding. van zijn wezen. En is het eenmaal aanvaard, dan treedt dit wezen ook naar buiten toe op. Door de uitingen, die in dit geval dus niet vanuit een innerlijk bewustzijn maar van een onbewuste integratie ontstaan, zal hij een steeds juister beeld van zich krijgen en zijn verhouding t.o.v. de wereld. Is deze eenmaal redelijk vastgelegd, dan zal vanzelf een overgaan, een integratie plaatsvinden, waarbij de verhouding ik-wereld gerealiseerd wordt, en daarmee de juiste dienstbaarheid aan de wereld, kracht en macht in de wereld zijn vastgelegd. Hij is eveneens ingewijde en is als adept niet meer of minder dan een, die een andere weg gevolgd heeft.

Ik hoop dat deze beide kleine schetsen u nog iets meer hebben doen zien van de denkprocessen, de ontwikkelingen in de mens, die gebruikelijk zijn. Ik kan moeilijk voor u allen afzonderlijk een dergelijke weg schetsen. Maar ik kan u deze voorbeelden geven, opdat u althans de meest voorkomende fouten kunt vermijden. En daarmede naar ik hoop zowel in bewustwording als in leven t.o.v. de buitenwereld uw eigen succes, uw evenwicht, uw geluk kunt vergroten.

0-0-0-0-0-0-0-0-0

Gastspreker.

Er is op het ogenblik in uw wereld vooral achter de schermen veel aan de gang. Dit heeft ons enigszins belemmerd in onze pogingen om u meer directe lering te geven. Ik zou daarom op deze bijeenkomst u enkele punten willen uiteenzetten, in de hoop dat wij daarmede een beter begrip uwerzijds kunnen verwachten.

De grote onrust van deze tijd, zowel in uiterlijk gebeuren als in innerlijke spanningen, is geboren uit de innerlijke verdeeldheid van de mens. De materie beheerst een groot deel van de mensheid en hiertegen kan men weinig of niets uitrichten. Daarom grijpen wij, waar dit mogelijk is, via de materie in. Maar indien wij zonder de hulp van de mensheid zelf deze taak moeten volvoeren, zo is het mogelijk dat wij niet slagen. Daarom zou ik u het volgende nog willen voorleggen:

  1. Naastenliefde is liefde voor de naaste, niet voor onbekende massa’s, niet voor verre gebeurtenissen, maar voor datgene, wat deel heeft aan je eigen wezen.
  2. Zelf heb je contact met de mensheid en het is in dit contact alleen, dat een werkelijke naastenliefde kan bestaan, zich kan ontwikkelen en tot resultaten kan voeren.
  3. Bekommert u niet zozeer om datgene, wat gebeurt buiten uw beheersing en macht, maar wend u tot datgene, waarop ge invloed hebt.
  4. Zoek in uzelf de tegenstellingen en strijdigheden, die zo vaak bestaan, te miniseren. Hoe meer aandacht ge zult besteden aan de onaangenaamheden en spanningen van uw eigen wezen en anderen in deze dagen, hoe sterker deze spanningen zullen worden, hoe sterker zij de wereld zullen domineren.
  5. Tracht steeds rustig te zijn.
  6. Tracht al datgene, wat positief is in uzelf, sterk te doen spreken. Leef positief.
  7. Ga uit van het standpunt, dat u aansprakelijk bent voor alle dingen, waarbij uw ingrijpen mogelijk is, en uw kennis voldoende.
  1. Er bestaat geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid, die u aan anderen kunt geven, zolang gij zelf kunt helpen of ingrijpen. Wees zelf voortdurend werkzaam, waar ge kunt.
  2. Vrees niets. Er is niets om te vrezen. Zelfs de dood is slechts een sluimering, die overgaat in een nieuw en voor velen van u beter leven.

   10.Pijn kunt ge verdragen. En de pijnen, die gij vreest, zijn in uw gedachten erger dan in werkelijkheid.

    11.Leer dus zonder angst te leven, zowel voor datgene wat in u is, als voor datgene wat rond u kan zijn. Daardoor zult ge eveneens de wereld rustiger, beter en harmonischer maken.

Er zijn in de laatste dagen wonderlijke dingen gebeurd, waarvan vele u eerst bekend zullen worden over enkele maanden. Want veel van deze gebeurtenissen worden nu beschouwd als een diep en gevaarlijk geheim voor degenen, die ze kennen.

Leer deze partijen niet te steunen in hun geweld. Leer te zoeken naar het onredelijke van geweld dat optreedt, waar rede zou kunnen zegevieren. Spreek niemand schuldig, maar verontschuldig geen dwaasheden. Wij hebben in deze dagen een basis gelegd voor een vernieuwing en een nieuwe ontwikkeling. Wanneer gij rustig en evenwichtig blijft, draagt ge bij tot een mogelijk gunstig resultaat.

En nu wij toch tezamen zijn, besef dat er dingen zijn, die niet gesproken kunnen worden. Dat er waarden zijn, die met een woord alleen niet kunnen worden uitgebeeld, maar die desalniettemin voortdurend bestaan, voortdurend aanwezig zijn. De band, die gelegd is tussen de grootmeesters van licht, de groot leraren van licht en de mensheid, is van een sterker en meer intens belang, dan een woord kan weergeven of men in een redelijk betoog kan uiteenzetten.

Ik kan u niet een wonder verkondigen. Want wat gij een wonder noemt, is in feite het onbegrijpelijke. Maar ik kan u verandering verkondigen. Binnen 60 dagen zullen grote veranderingen plaatsvinden, zowel in uw persoonlijk gevoelsleven en gemoedsleven als in de wereld rond u en deze zullen niet met de komst van de zon en de lente samenhangen, maar eerder met een voor u niet geheel te begrijpen verandering van mentaliteit.

De dingen, die geweest zijn, worden niet gemakkelijk openbaar gemaakt. Dat is ons gebleken. De dingen die nu komen, de werkingen die wij hopen tot stand te brengen, zijn van een zo groot belang, dat ze niet verzwegen kunnen worden, maar ze kennen minder uiterlijkheid van tekenen.

De band met de grote Kracht, die alle dingen voortbeweegt, kan in deze dagen versterkt worden tot in het bijna onmetelijke. En al wat lichtend en licht is tracht in deze dagen een begin te maken, opdat de groeiende bewustwordingsmogelijkheid ten volle wordt uitgebuit.

Zoek niet naar het onbegrijpelijke wonder. Want dat onbegrijpelijke wonder komt niet. Zoek naar dat gevoel van rust, van vrede, van die besluitvaardigheid, die zekerheid van handelen, die u nu zo vaak ontbreekt. Zoek voor alles naar de ontzegging, die gelegen is in het schenken van vrijheid aan allen, zonder eisen te stellen.

Hiermede heb ik mijn voornaamste mededelingen wel gedaan. Ik kan alleen nog trachten een ogenblik de kracht, waaruit ik leef, met u te delen. Verwacht hier geen woorden. Ik kan ze niet geven. Wat in mij leeft is de kracht van een aanvaarding en een zekerheid zonder woorden. Zo ver ik u die geven kan, straal ik ze thans tot u uit.

Het wezen, dat in mij werkt en leeft, is de levenskracht die ook in u bestaat, de God waaruit wij allen gelijkelijk zijn voortgekomen. Deze kracht beweegt ons thans ten goede. Ze beweegt ons naar datgene, wat ook gij licht noemt.

Zo ver het mij is toegestaan en mogelijk is, deel ik die kracht met u, omdat ge innerlijk daarop zult kunnen antwoorden. En ik wil met u trachten te delen de verbondenheid, waardoor velen één zijn, in streven, in werken, in beleving, in kracht. Waar ik dit met u delen, kan, zal ik ook dat doen. Wat u ook gebeurt in deze dagen, zoek in uzelf verbondenheid, kracht en licht te erkennen. Opdat het zaad, dat ik getracht heb u te geven, tot ontwikkeling kome en gijzelf steeds meer bewust deel moogt zijn van al datgene, wat wij volbrengen.

Ik verbreek thans dit contact via uw medium. Besef dat een ander contact, al gelegd, in stand blijft.

0-0-0-0-0-0-0-0

Ik moet nog een ogenblik overnemen en wil van de gelegenheid gebruik maken u te zeggen, dat degene die tot u sprak een van de Leiders is van de Witte Broederschap voor West-Europa en wel in het bijzonder voor het kustgebied, dat dus Nederland, België, Frankrijk en zelfs een deel van. Spanje omvat.

Wat hij u heeft gezegd is naar ik meen volledig duidelijk en vergt geen verder commentaar.

Wel zou ik er op willen wijzen, dat hier een spel met krachten is gespeeld, dat niet binnen het normale kader van inzegeningen en uitstralingen valt. In hoeverre u daar resultaten van zult bemerken, zal voor een groot gedeelte aan uzelf liggen.

Wat gegeven werd, daarvan ben ik wel overtuigd, zal voor sommigen onder u wel eens belangrijker kunnen blijken, dan alle leringen van de Orde tot nog toe bij elkaar.

En ik zou haast zeggen met de hoop, dat wij op deze wijze nog een versterking van onze gelederen vinden, mag ik dan deze bijeenkomst voor u sluiten. Ik meen dat het thans verantwoord is om het medium vrij te geven. Tot een volgend maal.

image_pdf