13 november 1962
We hebben de vorige maal bepaalde principes besproken en zijn daarbij o.m. uitgegaan van de tweeledigheid, die wij in de schepping vinden. Ik zou daar vandaag op door willen gaan en wel met een paar principes, die zowel in de magie als in de esoterie van zeer groot belang kunnen zijn. Er bestaan nl. zowel in de magie als in de esoterie een groot aantal tekens, ritmen en dergelijke, die wij kunnen aanduiden als ideomotorisch. Dat wil zeggen dat zij geboren worden uit een niet-bewuste reeks van ideeën en instellingen ofwel omgekeerd deze bij de mens kunnen wekken. En daar, hebben wij een zeer belangrijk punt te pakken.
Wanneer de mens in de oudheid bv. zoekt naar de uitdrukking van zijn God, dan zien wij dat die God een aantal principes uit zijn eigen omgeving in zich behoudt. Wij vinden beelden met dierenhoofden en mensenlichamen of omgekeerd. Wij zien het dierlijk element verder heel vaak bij de goden afgebeeld en op deze wijze probeert de mens zijn eigen wereld, zijn eigen redelijk denken plus zijn innerlijk ervaren, dat hij niet helemaal verklaren kan, samen te brengen in een beeld, in een uitdrukkingswijze. Al heel snel bleek, dat de mens daarvoor gebruik moest maken van bepaalde ritmen. Wij vinden dan ook later diezelfde uitdrukkingswijze in bv. de Mandala. De Mandala is een ideografische structuur, die een innerlijke realisatie mogelijk maakt. Men zou kunnen zeggen; via een vorm van zelfhypnose, zelfsuggestie. Maar eigenlijk gaat het wel iets verder.
Wij vinden de Mudra, het gebaar, dat eveneens ritmisch is en dat eveneens een bepaalde manier heeft om met zeer weinig middelen zeer veel te zeggen. Wij vinden daarnaast van begin af aan praktisch de vele zegels en stempels, die gebruikt worden als teken van de goden; de amuletten, de talismans, die al heel snel gebaseerd zijn op mathematische vlakken. Hier heeft de mens dus geprobeerd om datgene, wat eigenlijk niet te zeggen is, te zeggen.
Wanneer u een vijfpuntige ster bekijkt, dan vertelt die ster heel veel. Zij vertelt u alles over de wereld, over de mens die haar beleeft, de manier waarop men invloeden ondergaat.
Wanneer je een zespuntige ster bekijkt, dan blijkt dat ook deze zeer veel te zeggen heeft, maar weer op een andere manier. Wanneer wij bv. (om iets anders te zoeken) kijken naar het boeddhistische rad en wij vinden dit vooral in de Tibetaanse versie uitgebeeld met hemel en hellewerelden, dan blijkt ook hierin een bepaald ritme op te treden. En de beschouwer wordt als het ware in de voorstelling betrokken. Hij gaat daar langzaam in op en verliest schijnbaar althans een deel van zichzelf.
Nu kan men dit beschouwen als een zuiver esoterische werking. Maar ik ben geneigd om eerder te spreken over een magische. Ik zal u zo dadelijk duidelijk maken waarom. Op het ogenblik dat ik een bepaald symbool heb, een bepaald idee, dat mij persoonlijk zeer veel zegt en dat wordt uitgedrukt in een bepaalde incantatie, in een Mudra, in een gebaar, in dus een z.g. Mandala, dus in een ideografische voorstelling, dan kunnen wij er wel verzekerd van zijn, dat er ergens in u (in uw gehele persoonlijkheid dus) een reactie is hierop, en dat dit voor u een betekenis heeft, die eerst na langere beschouwing duidelijk wordt. Maar die betekenis ligt niet alleen maar in het spreken, u ziet bv. soms heel vaak gebruik maken van gebaren. En wanneer ik een enkel gebaar maak, dan onderstreep ik daarmee a.h.w. mijn woorden. Maar ik kan door die gebaren ook zelfs de betekenis van mijn woorden totaal veranderen. Hier gaat dus klaarblijkelijk niet meer het woord, de kennelijke betekenis voorop, maar wordt zij gemoduleerd en desnoods in haar tegendeel gewijzigd door een gebaar, dat eerder een emotionele uitdrukking is.
Het is moeilijk om u dit allemaal in een kort bestek precies uit te leggen. En het is mogelijk dat ik hier en daar onvolledig blijf. De hoofdzaken meen ik u vandaag inderdaad voor te kunnen leggen.
In de eerste plaats: In de mens is een scheiding tussen de z. g. automatische functies en de z.g. bewuste functies van het “ik”. Anders gezegd: Wanneer wij de zintuigen gebruiken, bewust, dan ontstaat een onderbreking, die bv. in een encefalogram duidelijk zou kunnen worden door een plotselinge onderbreking van het ritme van de kleine hersenstromen. Wij kunnen verder constateren, dat de mens een grote reeks van mogelijkheden in emoties bezit en deze schijnen zijn gehele geaardheid, dus ook zijn karakter, zelfs zijn denkpatroon en zijn handelingspatroon aanmerkelijk te kunnen wijzigen. Het is zelfs mogelijk, dat het naar buiten optredend “ik” in zijn tegendeel verkeert. Dit is een feit. Op grond van dit eerste punt constateer ik, dat de ideormotorische uitdrukking die de mens zoekt klaarblijkelijk deze scheidingen ongedaan maakt en een totale samenwerking van het gehele wezen, gaande vanaf het zuiver instinctieve tot het hoogst redelijk bewustzijn, mogelijk maakt.
Verder dat. het z. g. onderbewustzijn dat zelden of nooit tot uiting komt, en waarin de geest optreedt als instigerende factor (in zeer veel gevallen althans), ook directe toegang krijgt tot de totale persoonlijkheid.
Conclusie naar aanleiding van punt 1:
Bij het gebruik maken van een ideomotorisch geluid, voorwerp, voorstelling, enz. ontstaat een tijdelijke eenheid, een tijdelijke integratie van de persoonlijkheid, waardoor deze een sterker inzicht in zichzelf kan verkrijgen, maar gelijktijdig het totaal van zijn eigen mogelijkheden kan gebruiken.
En dan komen wij aan punt 2:
De mens heeft al deze dingen aangevoeld vanaf de tijd, dat hij probeerde zich te onderscheiden van het dier. Hij heeft gezocht naar rationalisatie. De rationalisatie van de mens vinden wij. terug in de godsdienst. Zolang deze persoonlijk is en persoonlijk beleefd wordt, is zij feitelijk een samenstelling van geloofspunten (dingen dus, die je niet weet), van wetenschap, van gevoelswaarden, plus geestelijke inhoud. Wij zien dan ook, dat elke godsdienst gebruik maakt van bepaalde ideomotorische werkingen. Hetzelfde ontdekken wij echter ook bij elke levensbeschouwelijke richting, die uitgaat van een vaste of dogmatische stelling. Wij treffen het verder aan in elke gemeenschapsverzameling, die een gezamenlijk brandpunt heeft. Anders gezegd: Van de godsdienstige plechtigheid via de politieke vergadering tot de voetbalwedstrijd in het stadion vinden wij een zekere bewogenheid terug, die voert tot reeksen van handelingen, die niet meer behoren tot het redelijk patroon, maar eerder moeten worden beschouwd als zuiver ritueel en daarnaast als onbewuste uiting van de innerlijke eenheid. Wanneer wij dit stellen als punt twee, dan moeten wij hieruit ook weer conclusies trekken. Klaarblijkelijk vindt de mens in zijn normale leven, in zijn redelijk denken en al wat erbij behoort, niet de factoren die noodzakelijk zijn om hem waarlijk gelijkkig te maken, om hem een gevoel van volkomenheid te geven, om voor hem een bewustzijn mogelijk te maken dat andere dan de zuiver zintuigelijke werkingen omvat. En dan volgt hieruit de conclusie; De ideomotorische (beter gezegd de ideografische voorstellingen), de rituelen en gezangen die wij in praktisch elke gemeenschap aantreffen, zijn gebaseerd op ritmen, op vlakverdeling en lijnverdeling, op een spel van beweging. Het totaal heeft niet de godsdienstige waarde die men daaraan toekent, maar is voor degene, die zich daarmee verbonden kan achten, een mogelijkheid om in zich tot het Goddelijke te gaan. Wie in zich tot het Goddelijke gaat, kan uit zich Goddelijke Kracht manifesteren.
Punt 3.
Wij komen tot de conclusie, dat een groot gedeelte van de door de mens gebruikte uitdrukkingen, die zijn innerlijke kracht omschrijven, uiteengerafeld kunnen worden. En dan blijken. ze te bestaan uit twee elkaar aanvullende delen of helften. In enkele gevallen is er zelfs sprake van een absolute scheiding. Ik denk hier aan bepaalde stammen, waar een bepaalde aparte vrouwentaal en een aparte mannentaal bestaat. Hier is de scheiding praktisch nog volledig. In de meeste kringen, in de meeste godsdiensten echter, blijkt sprake te zijn van een samenvloeiing. Men moet uitgaan van het standpunt, dat men allereerst de voor het “ik” belangrijke, de het “ik” beroerende rituelen, voorstellingen enz, moet vinden. Eerst daarna kan men overgaan tot het beschouwen van het geheel.
Men kan dus nimmer uitgaan van het geheel en zo streven tot zichzelf. Men moet uitgaan van zichzelf en vanuit zichzelf het geheel benaderen. Alleen op deze wijze is het mogelijk tot een juist begrip te komen en tot de juiste verwerking van deze krachten. Dit impliceert, dat alle gemeenschappelijk gekende symbolen en voorstellingen in feite slechts ten dele juist zijn. Iedere mens moet voor zich de aanpassing vinden. Die aanpassing is echter nooit te definiëren als een bepaald teken. Zij kan net zo goed een bepaalde klank, een bepaalde kleur, een bepaalde vlakverdeling inhouden.
Mijn conclusie als gevolg hiervan is duidelijk. Elke mens die streeft naar inzicht in zichzelf, danwel zoekt naar macht vanuit het Hogere, zal voor zichzelf moeten uitmaken welke rituelen, welke gebaren, welke intonatie, ja, welke voorstellingen voor hem de best geldende zijn. Vandaar uitgaande zal hij inderdaad kunnen komen tot een maximale prestatie en een maximale innerlijke beleving, ofwel uiting van kracht.
In dit gedeelte hebben wij getracht om het geheel een ogenblik te omschrijven. Ik wil nu allereerst bepaalde magische gebruiken bezien om u duidelijk te maken, dat hierin hetzelfde wel degelijk een rol speelt. Wanneer een magiër een bezwering uitspreekt, dan omgeeft hij zich met allerhand voorwerpen, die op zichzelf geen dienst hebben noch nut.
Wanneer ik als bezweerder een geestendolk hanteer, dan gebruik ik de dolk niet, omdat ik daarmee een geest of een demon zou kunnen doden, verdrijven of bedreigen. Ik gebruik haar slechts omdat zij voor mij de zekerheid wapen betekent; m.a.w. uitdrukking van kracht. Wanneer een magiër een bepaald diagram uitzet, bv. een magische cirkel of een drietal magische cirkels, eventueel met randschriften en bijbehoren, dan bouwt hij daarmee in feite een beeld op. Een beeld, dat niets meer te maken heeft met zijn eigen redelijke wereld, maar dat door zijn gevoelsassociaties, door zijn gehele actie zelf, (het ritueel van het tekenen bv., het uitzetten van lampen enz.) hem brengt tot een toestand, die wij uit stoffelijk standpunt; kunnen noemen; een zeer grote autosuggestie, benaderend autohypnose. In feite echter heeft de magiër zo bepaalde delen van zijn eigen wezen geïntegreerd en heeft gelijktijdig een afstelling bereikt van dit wezen in overeenstemming met zijn doel. Hij is niet meer alleen de stoffelijke mens; hij is in zijn stoffelijke vorm de synthese van alle geestelijke vermogens, krachten en kennis, die hij bezit, van alle emotionele mogelijkheden, van alle onderbewuste mogelijkheden, ja, zelfs van het totaal van zijn lichamelijke mogelijkheden, die hij normalerwijze niet beheerst.
Het is duidelijk, dat het grootste wapen tegen de magiër altijd de terreur is, de angst, de paniek. Ook dit is begrijpelijk. Want op het ogenblik dat een dergelijk opgebouwde spanning plotseling wordt verbroken, treden zeer grote zenuwspanningen op; het lichaam zelf gaat onbeheerst reageren, de hersenen vinden niet meer de mogelijkheid tot directe actie en daardoor is de overname van het “ik”, of delen van het “ik”, door een op zichzelf zwakkere geest of demon zelfs mogelijk.
Ik wil u natuurlijk niet aanmoedigen om dergelijke experimenten ooit uit te halen, ze hebben betrekkelijk weinig nut. Maar ik wil u er wel op wijzen, dat de manier van werken van de magiër ons iets leren kan. Wanneer u voor uzelf een bepaalde kracht wilt wekken, dan zult u moeten zorgen, dat alles, wat voor u vanaf het instinctieve vlak tot het hoogst redelijke en zelfs. geestelijk emotionele vlak toe maar denkbaar is, als zijnde daarbij betrokken, ook inderdaad wordt aangeduid, al is dit maar met een symbool. Want slechts door het samenbrengen van deze symbolen kan men zijn totale “ik”. activeren. Je zou hier kunnen stellen, dat het z.g. super-ego, waarover zo vaak wordt gesproken, door de magiër tijdelijk (en meestal binnen de beperking van zijn stoffelijk gekend ego) gehanteerd wordt, waardoor hij een macht bezit aanmerkelijk groter dan zijn normale en zelfs vermogens heeft, die eveneens groter zijn. Dit toegepast op genezing betekent dat de juiste reeks van handelingen, de juiste omgeving, een zeer goede, ja, zeer gunstige invloed kan hebben op genezingsprocessen, het geven van genezende gedachten en genezende krachten; tot zelfs het vaststellen van een kwaal of het erkennen van de bron ervan wordt door de juiste omgeving vergemakkelijkt.
Het is heel goed mogelijk dat iemand zijn stethoscoop bv. als het een arts is alleen maar gebruikt als een teken van waardigheid, iets wat hij hanteert en waarmee hij manipuleert, maar wat hij in feite niet nodig heeft. Hij zal echter zijn concentratie, zijn medicus-zijn heel vaak onbewust associëren met dit instrument. Het gevolg is dat hij, al gaat het om het eenvoudig vaststellen van – laat ons zeggen – een griep of een ander voorbeeld reumatiek, haast automatisch naar dit instrument zal grijpen en wanneer het niet binnen zijn onmiddellijk bereik is, slechter zal reageren en functioneren dan normaal.
Hetzelfde zien wij bij een priester. Zolang een priester zijn priesterlijk gewaad heeft, zijn priesterlijke waardigheid, zijn kerkelijke omgeving, is hij inderdaad. in vele gevallen een machtsfiguur! Hij heeft gezag, hij heeft geweld, hij is sterk en heeft inzicht en hij kan veel meer doen dan je eigenlijk zou verwachten. Neem je dit alles van hem weg, dan blijft er vaak alleen maar een verwarde mens over. Sommige mensen hebben dit vervangen door middel van bv. een Bijbeltekst of een reeks van bijbelteksten of zelfs interpretaties van bijbelteksten. Zolang zij deze kunnen hanteren bezitten zij in zich een zekere vorm van overwicht. Er is een grotere integratie van hun eigen persoonlijkheid dan normaal. Dat wil dus zeggen, dat de magiër niet gebonden is aan een bepaald ritueel, dat de arts niet gebonden is aan een bepaald instrument als het nodig is kan hij het eigenlijk ook wel zonder stethoscoop maar dat elke mens gebonden is aan de voor hem belangrijke symbolen. Symbool, waardigheid en vermogen zijn tot op een zeer grote hoogte belangrijk voor prestatie. Het wegnemen van de symbolen ontwaardt de persoonlijkheid.
Hier zou ik een suggestie willen geven. U hebt allemaal ongetwijfeld bepaalde dingen, die voor u belangrijk zijn. Voor de een is het misschien een tekening, voor de ander een kruis, voor de derde een bepaald boek, voor de vierde een bepaald lied of een bepaald muziekstuk of zelfs maar een gewoontegebaar. Probeer u te realiseren welke dingen u deze zekerheid geven. Leer ze desnoods uit te drukken als een soort droedel, als een tekeningetje dat u neerkrabbelt, wanneer u zekerheid nodig heeft. U zult ontdekken, dat u daaruit kracht put. Hier dus door het tekeningetje of door het voorwerp, maar door de associatie met dit symbool integreert het “ik” en komen vele tot nu toe niet beheersbare factoren en delen van het “ik” onder de tijdelijke beheersing van de mens.
De esotericus streeft natuurlijk een ander doel na. Hij wil in zichzelf doordringen en zichzelf kennen. Maar zolang hij uitgaat van het zuiver redelijke, zolang hij weigert om gebruik te maken van de mogelijkheid in zich een bepaalde toestand te wekken, blijft zijn denken uiteindelijk een balanceren op de grenzen van stoffelijke logica en rede. Hij kan niet verder komen. Op het ogenblik dat hij zijn persoonlijkheid tot eenheid weet te maken echter, blijkt plotseling dat hij nieuwe inzichten heeft. Voor de esotericus is vooral belangrijk dat deze integratie, ook wanneer deze plaatsvindt binnen een op zich benepen kerkelijk geheel, het gevolg is van een op zich zinloos ritueel, hem brengt tot de mogelijkheid om in zichzelf nieuwe waarden te ontdekken. En slechts het voortdurend erkennen van de nieuwe waarden in je wezen maakt het je mogelijk dit wezen voortdurend juist te richten op de Goddelijke kracht, waarin je gelooft. Zonder dit bestaat die mogelijkheid niet.
Het gebruik maken van gangbare voorstellingen is natuurlijk aanvaardbaar. Maar ook de esotericus moet zich eens afvragen wat hem beweegt en dan ontdekken we vaak fantastisch aandoende reacties. Wij ontdekken b.v. dat een op zichzelf niet nette grap voor sommigen een aansporing is tot innerlijk en esoterisch betrekkelijk vergaande beschouwingen. Ze vinden er ergens een nieuw gezichtspunt in. Sommige mensen worden bv. getroffen door de natuur, maar anderen vinden ditzelfde in de verdoving van een berookte kroeg. Zolang wij dus hier niet oordelen over het uiterlijk, maar ons alleen afvragen wat het middel tot stand brengt, kunnen wij alles accepteren, mits daaruit die innerlijke gesteldheid inderdaad ontstaat; een zien van nieuwe gezichtspunten in je eigen wezen.
Dat esoterie en magie voor een groot gedeelte met elkaar verbonden zijn, hebben wij reeds eerder betoogd. Op grond van al hetgeen ik nu gesteld heb, wil ik er op wijzen dat: Een volkomen sterke innerlijke beleving en werking vanuit het “ik” datgene wat wij onder esoterisch-magisch verstaan nimmer in grotere gemeenschappen kan worden bereikt. Daar kan slechts via een suggestieve weg een gedeeltelijke eenheid tot stand worden gebracht.
De meeste rituelen krijgen grotere inhoud naarmate zij minder deelnemers vergen. Elk spel, elke reeks van handelingen, waarachter een symbolische betekenis verborgen is, zal voor de deelnemers, die deze voorstellingen enz. als zodanig beschouwen, een direct zelfstandig beleven van het Hogere kunnen inhouden. A.h.w., iemand die toneel speelt, maar in het toneelspel een verborgen betekenis kent, beleeft niet slechts zijn acteren en de vreugde daaraan, maar wordt bovendien in zichzelf nog eens geïntegreerd met de hogere betekenis en verwerft dus uit het spel waarden, die er voor een ander nooit in kunnen liggen.
De schijnbaar onbelangrijke dingen spelen een heel grote rol. Er zijn mij gevallen bekend waarbij alleen het kopen van een nieuwe hoed aan een dame een prestatievermogen plus een verscherping van inzicht gaf, die procentueel moeilijk direct kan worden uitgedrukt, maar toch tenminste 1/3 van het normale bedroeg.
Er zijn gevallen waarbij een man alleen door een bepaalde klank die hij hoorde in het voorbijgaan zodanig werd gestimuleerd, dat hij zijn oorspronkelijke ideeën herzag en met een totaal nieuwe zakelijke procedure kon komen, die voor zijn bedrijf een grote vernieuwing betekende.
Dit zijn gevallen die ik juist aanstip om u duidelijk te maken, dat wanneer wij voor ons een bepaald iets hebben dat ideomotorisch is, elke beroering daarmee bewust of onbewust invloed uitoefent. Dat wil ik hier nog verduidelijken.
Wanneer u eenmaal als dame bv. een hoedje hebt gekocht en daar dit resultaat uit hebt gekregen, is het niet zeker dat u een tweede maal door een hoedje te kopen dezelfde werking kunt krijgen. (Ik bemerk dat sommige heren daarvoor dankbaar zijn. ) Maar wanneer u zich kunt indenken, hoe u zich op dat ogenblik voelde, toen u zag hoe dat hoed je paste, het kon betalen, en voor het eerst bewonderd de winkel uitstapte, dan hebt u in de herleving van de herinnering het middel gevonden om dezelfde instelling te krijgen. Zet u dan een doodgewoon oud flodderhoedje op, wat u eigenlijk al lang had moeten weggooien met diezelfde inhoud dan zal het gebaar plus de herinnering voor u in zeer vele gevallen wel die herbeleving mogelijk maken.
Wij moeten dan niet uitgaan van het standpunt, dat een voortdurende herhaling van het zelfde steeds dezelfde invloed in ons wekt. Maar een eenmaal gevonden ritme want het is in feite een ritme onverschillig voor welk zintuig het waarneembaar werd uitgedrukt, betekent voor de mens dat een in gedachten herhalen ervan, plus een schetsmatige aanduiding naar buiten toe ervan, de krachten en mogelijkheden daarvan doet herrijzen.
De herinnering dient daarbij niet te zijn een vergelijking met het heden, maar een tijdelijk terugtreden in het verleden: wat betreft n. l. de eigen instelling. Het zal gemakkelijk zijn dit te doen wanneer u er rekening mee houdt dat uw werkelijk “ik” tijdloos is en dat dus de zuiver lichamelijke kwesties, het ouder worden enz. daar weinig of niets mee van doen hebben. Nu moeten wij komen tot het derde deel van mijn betoog. Elke inwerking, die wij tot nu toe hebben besproken, berust dus op het vinden van die ene eigenaardige seconde, die men de ontmoeting met God pleegt te noemen. Ik zeg pleegt te noemen, want het is niet de ontmoeting met God, het is in feite de integratie van alle delen van eigen wezen voor een ogenblik, waardoor men zijn ware toestand, zijn ware plaats in de kosmos ervaart. Wanneer wij nu verder vaststellen dat wij dit kunnen uitdrukken in symbolen, dat wij dit door symboolhandelingen kunnen doen herleven, dan blijft altijd nog de kennis.
Want het symbool dat door mij gebruikt wordt is waardeloos op het ogenblik, dat ik de betekenis er niet van ken (tenzij er ergens een geestelijke kracht mee verbonden is, die die betekenis wel kent).
Hierdoor zou het ook zeer moeilijk zijn voor een mens om dus het eenvoudige tekeningetje enz. te maken en daar werkelijk resultaat mee te krijgen. Het wordt nog moeilijker wanneer je niet kunt uitgaan van een beleving, die door toevallige omstandigheden tot stand kwam en die je je later kunt herinneren.
Maar we hebben gelukkig ook nog te maken met iets anders: In elke mens, of liever gezegd in elk menselijk lichaam, zijn een groot aantal factoren verwerkt, die wij grotendeels instinct plegen te noemen of automatismen ook wel maar die in wezen zijn gegroeid als gevolg van associaties en reacties van het ras in het verleden. Ook wanneer de geest daar niet onmiddellijk bij betrokken is, zullen bepaalde vormen, gebaren en handelingen, associaties, voor de mens betekenen, dat hij krachtens zijn lichamelijke instincten in een toestand van receptiviteit komt te verkeren. Ik zal dit nog eens in een andere vorm herhalen; Wanneer u onder uw voetzolen wordt gekieteld, dan krijgt u de slappe lach als u het weet. Als u het niet weet ontstaat een paniekstemming, dus wanneer het onverwacht gebeurt. Waarom? Omdat vroeger de extremiteiten vaak de meest kwetsbare waren en een onverwachte beroering, juist met die voetzool, betekende dat je verkeerde in een staat van niet-verdedigen en door het onbekende de waarschijnlijke vijand werd aangetast. De reactie lachen is dezelfde zenuwimpuls; via het bewustzijn omgezet in het ridicule; want er is geen vijand. Ontspanning, die dus niet zuiver mentaal is, maar die instinctief is, werd een automatische associatie. Vandaar dat je de mens kunt dood kietelen. Ze blijven lachen. Ze lachen zich letterlijk dood en hebben helemaal geen plezier.
Wanneer u zich dit even voor ogen houdt, dan kunt u zich voorstellen dat er in de mens ook andere reacties zijn geweest. De mens heeft altijd geleefd met de natuurkrachten, met de elementen. Die elementen hebben voor hem een bepaalde betekenis verworven.
Hij heeft geleerd die reacties langzaam maar zeker in te kleden in beelden van goden, en op den duur in bepaalde leerstellingen. Dit neemt echter niet weg dat de reacties op zichzelf automatisch aanwezig zijn. Wanneer nu iets ontstaat in u – of rond u – wat deze associaties wekt bij een van uw zintuigen – want het moet dus nu gaan om een zintuigelijke prikkeling – dan zal het lichaam reageren met dezelfde bereidheid en dezelfde spanningen, die vroeger ontstonden. Ook wanneer dat misschien veel trager is dan vroeger en gemakkelijker wordt af gedempt en onderdrukt. Dan kan het lichaam in verband gebracht met bv, kleuren, vooral lichtende kleuren, vlakken, met geuren, met ritmen, ja zelfs met tastzinwaarden, daarop reageren door zich a.h.w. terug te trekken in de idee; geborgenheid. Op het ogenblik dat in het lichaam onderbewust en motorisch een volledige spanning intreedt, en het eigen bewustzijn niet bijzonder actief is, zal de geestelijke kracht gemakkelijk ingrijpen. Van buiten af of van boven uit ontstaat wederom deze integratie waarover wij spraken.
Ik heb getracht om dit voor u wat breedvoerig uit te leggen. Het is nl. uitermate belangrijk; want of wij nu bewust of onbewust een dergelijke integratie van de persoonlijkheid ondergaan, of wij in het begin in staat zijn de redenen te geven voor dit optreden van de integratie of niet, is niet belangrijk; integratie zelf is belangrijk, zowel voor het bundelen van maximale kracht naar buiten toe als voor het vinden van een zo hoog mogelijk contact in het “ik” en misschien zelfs met andere werelden of sferen. Het is noodzakelijk dat de mens zoekt naar de voor hem belangrijke reacties, de op zichzelf onbetekende dingen die een persoonlijkheidsintegratie tot stand brengen. Het eigen denken, het redelijk denken plus het herinneringsvermogen, zijn daarbij hulpmiddel, omdat van daaruit een suggestieve kracht kan worden geschapen. Maar ergens moet altijd ook de praktische prikkel aanwezig zijn.
Kan die prikkel ook niet een acute noodsituatie zijn?
Ja, dat komt inderdaad ook voor. Dan kan ze zelfs, wanneer er leiding is bij dit proces, van buitenaf geschapen worden; en het kan ook zijn dat de mens onder invloed van een door hem niet bewust begrepen integratie van de persoonlijkheid komt tot absoluut onredelijke handelingen die echter dat moeten wij wel begrijpen wanneer zij uitgaan van het grote “ik”, een directe manifestatie zijn van lichte kracht en daarom nooit iets demonisch of duisters in zich hunnen hebben.
Maar er kan toch ook een lichamelijke prestatie ontstaan, die ver buiten het normale ligt?
Wanneer wij hierop even moeten ingaan, dan kunnen wij inderdaad stellen dat een mens bv. door panische schrik iets wat ook tenslotte teruggaat tot het verre verleden van de mens zijn bewuste denken tijdelijk verliest, sneller en zeer automatisch reageert, een veel groter uithoudingsvermogen heeft, veel sneller vertoont. Het menselijk redelijk denken kan de spanning niet verwerken; het licht presteert en eigenaardig genoeg als resultaat niet in de eerste plaats een fysieke, maar een psychische uitputtingstoestand. Het lichaam zelf werd door de instincten in staat gesteld om wel te reageren. Dat is hetgeen wat het meest benadert wat u daarnet stelde.
Nu moet ik echter nog even doorgaan. Onthoudt u dit: Wanneer wij hier bijeen zijn en er is gedempt licht, dan is dit niet een nabootsen of een poging om een sfeer of een omgeving te scheppen, die de vrije integratie van de persoonlijkheid zelf onmiddellijk bevordert. Het grijpen van de mens naar het halfduister, dat hij mystiek pleegt te noemen en de sfeer, die hij op deze wijze schept, is allereerst een terugkeer tot de geborgenheid. De lichamelijke problemen van de mens, vooral ook zijn mentale problemen, zijn over het algemeen zo groot dat hij het gemakkelijkst tot ontspanning pleegt te komen als hij zich a.h.w. in de moederschoot geborgen waant. Wanneer wij in vele kerken en bij vele bijeenkomsten een dergelijke sfeer aantreffen tot zelfs de gewoonte toe om in een zo groot mogelijke duisternis te werken, kunnen wij ervan verzekerd zijn dat men in de eerste plaats teruggaat tot deze geborgenheid. Dit kan ongetwijfeld goed zijn, wanneer iemand, die reeds geïntegreerd en bewust is, leiding geeft aan het geheel. Is dit niet het geval, dan zal een verwijdering van de werkelijkheid, en daardoor een schokkende confrontatie met de werkelijkheid later, het gevolg zijn. Alles wat voor de geest bestaat en wat dus vanuit de geest werkelijk is, alles wat voor het lichaam grote zekerheid betekende vroeger, was in de eerste plaats licht of een sterke reeks van lichtduister contrasten. Waar geen licht is, kan de mens niet zien. Waar geen licht is, dus beter gezegd; geen contact met de kosmos en kracht uit de kosmos (dat is in feite wat wij licht noemen) zal de geest geen werkelijk deel kunnen hebben aan het totaal van haar sfeer of wereld. Het resultaat is wel, dat wij dus, wanneer wij zoeken naar een dergelijke integratie, moeten uitgaan juist van licht en nimmer van het ontbreken van licht. Dat wij moeten uitgaan van kleur: en nimmer van het ontbreken van kleur. Dat wij moeten uitgaan van variëteit van vlakken en nimmer van eentonigheid van vlakken. De integratie van de persoonlijkheid kan het best gewonnen worden in een lichte omgeving, waarin vreugde, activiteit en zekerheid a.h.w. reeds worden gesuggereerd, terwijl men gelijktijdig door de aanwezige symbolen, de aanwezige rituelen, zichzelf met dit licht kan vereenzelvigen zonder beperkt te worden door de redelijke elementen in het “ik”. U zult waarschijnlijk vinden dat deze les wat onbelangrijk is. Maar mag ik u er op wijzen dat zij toepassingspunten voor ieder van u in zich draagt? En dat de toepassing van deze punten van groot belang zijn.
Welke ogenblikken u een volledige integratie van het eigen wezen, een contact met het allerhoogste bereikt. Probeer het beste punt daarvan voor uzelf a.h.w. in. de herinnering te fixeren en door symbolen vast te leggen. Daar waar symbolische tekens, een kruis, een zwaard, een of ander beroepsinstrument u zekerheid geven, wen u aan en daarvan desnoods een symbooltekening te maken, wanneer het niet anders kan. Deze dingen geven zekerheid.
Wanneer u rust nodig hebt, dan kunt u zich inderdaad in het duister begeven of zelfs in een sfeer waarin het licht bv. blauw is, zodat u herinnerd wordt aan het pre-pluviale bestaan in de oceanen. Maar wanneer u geestelijke activiteit en licht wilt, dan zult u licht moeten hebben. Hoe veelkleuriger dit licht is en hoe helderder het is, zonder u te verblinden, hoe beter het is.
Licht, vreugde, de activiteit die in zich vreugde symboliseert of uitdrukt, zijn zeer belangrijk. Juist levensbevestiging en aanvaarding maakt een juiste integratie van de totale persoonlijkheid mogelijk. Wanneer u deze procedure gebruikt, moet u verder onthouden:
- elke gedachte die hierbij voorop wordt gesteld is op zichzelf een kracht. Zij fungeert als de lens, waardoor het licht van de totale persoonlijkheid wordt geprojecteerd in een wereld, die deze integratie op dit ogenblik nog niet bezit.
- Alle kracht kan geleid worden via een idee, zij kan ook geleid worden via een gebaar, zij kan worden overgedragen op elke symboolvoorstelling, die met uw eigen integratie van de persoonlijkheid verbonden is. En zij kan via deze middelen aan anderen worden overgedragen. Dit geldt ook voor krachten, die men naar bepaalde sferen uitzendt, waarbij een symbool vaak als een soort reflexspiegel dient, zodat u, zonder zelf de sferen te betreden, eigen gedachten en krachten daarop op bijzonder sterke wijze kunt projecteren; vooral voor bepaalde duistere werelden is dat erg belangrijk.
Dan wil ik u er verder op wijzen, dat u aan de hand van voorgaande ontleding, plus hetgeen, in de vorige les gesteld werd, moet uitgaan van hetgeen voor u persoonlijk belangrijk is, maar dat u niet moet volstaan met alleen het persoonlijk integrerend symbool. U moet trachten te zien hoe het deel is van symbolen die voor anderen een gelijksoortige integratie betekenen. Want eerst in een zo groot mogelijke samenwerking met anderen in een harmonische gemeenschap kan een maximum aan krachten ontwikkeld worden. Zodoende kan een maximum aan innerlijk bereiken en inzicht voor een ieder worden gesteld.
Hiermee heb ik het eerste gedeelte beëindigd. De volgende spreker zal niet spreken vanuit het standpunt van uw eigen wereld, maar vanuit de sferen. Zo nodig wordt daarop dan nog commentaar gegeven.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
In verband met de esoterie heeft men mij dus verzocht om via uw medium tot u te spreken over inzicht, persoonlijke erkenningen en leringen zoals deze in bepaalde sferen bestaan.
Het is moeilijk om dit alles onmiddellijk in menselijke woorden om te zetten.
Wanneer ik u de leringen moet geven, dan moet ik u eerst duidelijk maken, wat eigenlijk die wereld is, waarin die leer gegeven wordt. Er zijn werelden waarin het “ik”, het eigen wezen a.h.w. doorzichtig is. Wanneer er een gedachte in leeft, is deze het concrete. Deze is het kenbare. Ook al wordt ze niet meer uitgedrukt in beelden en vormen, zoals u die kent. Je bent zelf a.h.w. een zonnestraal. Men kan je ergens afsluiten. Maar het is onmogelijk om het wezen nog te delen of het bewustzijn te delen. Je bent een tintelend, levend en lichtend geheel en daarin juist zoek je toch weer de kern van het “ik”. Maar alle vorm is weggevallen. Er is geen mogelijkheid meer om te refereren aan een omgeving. Zo vluchtig zijn de gedachten dat al rond je tot wel 1000 x per seconde verandert, menselijk gesproken, in uiterlijk, in kleur, in aanzijn. En toch zoek je in jezelf naar het “ik” de werkelijkheid en je leert, dat uiterlijke vormen en uiterlijke krachten erg onbelangrijk zijn.
Er is een tijd dat je meent dat het denken belangrijk is. In lagere sferen zien wij zelfs dat een scholen van het denken behoort tot de meer gevorderde vormen van onderricht. Maar de gedachte zelf ontleden blijkt ook weer moeilijk. Want als je wilt doordringen in de gedachte, dan valt stukje na stukje weg. Dit is een herinnering, dat is een idee, dat geen deel is van je eigen wezen, en het enige wat overblijft is op den duur iets dat je een motief zou kunnen noemen, een drang tot bestaan en een drang tot leven: U zult begrijpen dat het in een dergelijke wereld moeilijker is dan in de uwe om lering te ontvangen en te geven. Nog moeilijker is het om die lering dan weer om te zetten in een meer concrete gedachte. Want op het ogenblik dat ik ontdek dat ik alleen maar een impuls ben, een bepaalde wil en verder niets, en dat die wil op zichzelf wanneer ik haar verder ontleed nog niet eens mijn werkelijke wezen uitdrukt, maar slechts de omschrijving is van iets in mijzelf, dat ik dan nog niet ken, dan vraag ik me af; waar, waar ligt de werkelijkheid? Gij meent misschien de werkelijkheid binnen te treden, wanneer ge de samenhangen van het totaal van de mensheid, van die kosmos kunt overzien. Maar zelfs dit blijft nog een spel van schijn. Ook hier is nog niet de waarheid van het eigen wezen geopenbaard.
Voor ons, dat wil ik erbij voegen, die deze leringen mogen ontvangen en doormaken, komt langzaam maar zeker wel een begrip naar voren. Het is een uitgezonden zijn, een partikel uitgestraald door de een of andere zon, die je zelf niet ziet. Maar ook weer terugkerend tot die zon, omdat er niets is buiten die zon. Het is een werking zijn van het kosmisch scheppend principe, waaromheen zich het kennen kan ontwikkelen en waarbij de baan voor het “ik” aanvaardbaar moet worden gemaakt, en daarom het bewuste streven wordt genoemd. O, denk niet dat ge niet bewust kunt streven, maar ge kunt alleen bewust streven om uw eigen baan te beseffen. Denk ook niet dat er een voorbestemming is. Want wat uw baan u brengt, dat maakt ge zelf uit. Omdat de gedachten, die daardoor in u rijzen, van uzelf zijn. Je leert hoe je met een enkele verandering van je eigen instelling een wereld van goden of demonen kunt scheppen en teniet doen. Alleen met een gedachte.
Zo is dan die wereld waaruit ik proberen wil u het een en ander te vertellen, iets duidelijk te maken, iets te zeggen van de lering, die wij daar ontvangen en geven. Laat wij beginnen met te zeggen, dat wij niet meer kunnen geloven in een God, zoals gij dit doet. Dit klinkt heel vreemd. Maar een God dat is iets wat buiten jezelf bestaat. Het kan niet een deel van mijzelf zijn, en als ik deel ben van een God, is het voor mij geen God meer, alleen maar leven. Wij geloven in de kracht van het leven. Wanneer wij denken aan de hoogste waarden, aan Goddelijke krachten en Goddelijke waarden, dan is daar altijd weer de lering, die ons helpt om ook die gedachte te ontbladeren, te ontdoen van alle bijkomstigheden.
En dan wordt ons gezegd: De God, waaraan je gelooft als een wezen, dat je beheerst en dat ingrijpt, bestaat niet. Het is slechts de uitvlucht van het “ik”, dat probeert om het eigen onvermogen, de eigen verantwoordelijkheid, het eigen beleven, door het “ik” veroorzaakt, aan de voeten te leggen van een hoger wezen. Dan zeggen wij; maar als er geen God is, is er dood. Dan zegt de stem; neen. Daar waar een God is, daar is het eindige. God is het einde der dingen. En er is geen einde. Daarom juist is de kracht, is het leven zelf, dat door alles heengaat, die grote gedachte waaruit je denkt, niet een God, niet een kracht die buiten je staat, maar het is slechts iets, waarvan jezelf voortdurend deel bent. En dan rijzen in je de vragen.
Want wanneer je geen God meer hebt en wanneer je denkt aan de dood en er wordt gezegd; dood is geloven aan God, dan heb je een ogenblik de gedachte (zeker wanneer je van een menselijke wereld komt, zoals ook ik), dat je hier in een demonische val zult stappen. Dat je zo dadelijk het licht zult zien verdwijnen en in de plaats daarvan een ondoordringbare helse duisternis zult vinden. Wij zijn bang, omdat wij het leven niet beseffen als deel van ons wezen; maar het steeds willen zien als iets van een ander. Dan vraag je je af: Maar ben ik dan God? En het antwoord is, neen, gij zijt geen God, maar uw wezen is deel van God, en God is dus deel van uw wezen. En dit deel-zijn zelf betekent kracht en het leven. Gij zijt de kracht Gods, waarover ge spreekt en die kracht kan alleen door uw eigen wezen tot uiting worden gebracht. Het kan nimmer van buitenaf op u toekomen.
En dan zeg je; maar dood? Waarom dan dood? En het antwoord is eigenlijk begrijpelijk (voor ons tenminste): Wanneer je gelooft in een God, Die het einde is der dingen, dan komt er een ogenblik dat je ophoudt te gaan. Dat je bewustzijn weigert om voort te gaan.
En het partikel dat terugkeert tot de zon, wordt opgenomen, gaat tot de kern en wordt onder werkingen weer tot een verhitte massa, die uiteenspattend delen wegwerpt. Oneindig. En dit beseffen, het oneindige van je wezen, dat is leven. Het stellen van een grens en een afhankelijkheid van dit leven is dood en stilstand.
Ik ben mij ervan bewust dat een dergelijke overweging velen van u wat vraagwaardig zal klinken. Maar er ligt een kern in – die naar ik meen – ook voor de mens op aarde belangrijk is. God is een illusie. Wij scheppen God, en niet God ons. Wij zijn deel van het leven. Het leven is, wij zijn er deel van en door het leven worden wij uitgezonden, zeker. Maar wat wij zijn? Wat wij denken te zijn, bouwen wij zelf. Het wezen dat de mens God noemt bestaat niet. Er bestaat slechts een onbeschrijflijke Kracht, waarbinnen het leven zich afspeelt, met alle tijd en alle ruimte. Wanneer je vanuit een dergelijk besef, een dergelijk leren, jezelf onderzoekt en zegt; ik ben leven voor mijzelf kan ik alles werkelijk maken, wanneer ik mij maar niet vastklamp aan vaste maatstaven buiten mij (dat is in onze sferen waar), dan komt er het ogenblik, dat je zoekt naar een methode om a.h.w. een keten te maken.
Je wilt niet meer het ene partikel zijn, dat eenzaam zijn baan gaat. Je wilt niet meer zijn een enkele trilling. Je wilt een straal van licht maken, een gesloten keten, die uitgaat van het goddelijke en daartoe terugkeert. En elk leven dat bestaat kan daarin deel hebben. En zo zoek je naar een weg om dit begrip van het Leven zelf als stuwende kracht over te brengen naar de lagere sferen, naar een minder bewust deel van het leven. En dat ik tot u spreek via een medium is eigenlijk een voorstelling, die leeft in mij en in u en die daardoor voor ons een contact vormt. Maar is het werkelijkheid? Is alles wat rond u bestaat werkelijkheid? Een groot gedeelte niet. U kunt dat als mens op aarde niet toegeven en daarom moet ik mijn lering proberen te geven binnen de beperking van uw wereld en uw leven. Daarom zijn er dingen die ik niet. kan uitspreken, niet alleen omdat er geen woorden voor zijn, maar omdat ge ze niet zoudt verstaan op de juiste wijze. Maar de leringen die wij dus proberen te geven, wij die deel zijn van de keten leven, zou u misschien als volgt nog kunnen aanvaarden: Het leven zelf, het werkelijk leven is nimmer afhankelijk van een vorm. Het bestaat.
En wanneer de ene vorm verdwijnt, dan zal de ander ontstaan, zo lang als wij een vorm nodig hebben om ons van het bestaan van het leven zelve, dat wij zijn, bewust te worden. Wij kunnen natuurlijk de krachten van het leven, zoals ze in ons zijn, wekken en we kunnen ze van ons afstoten. Maar dat is iets wat onszelf betreft en niet eigenlijk de wereld. Wij kunnen niet met een groot hiaat daartussen springen van de ene tijd naar de andere, de ene wereld naar de andere, we kunnen slechts ons denken wijzigen en dan zien we een verschil van tijd. En nemen wij nu eeuwen in een enkele oogopslag, dan weer laten we de seconden traag gaan als dagen, want dat is mogelijk. Het is het denken dat dit doet, het bewustzijn. Zo kan ik ook niet een andere mens iets werkelijk leren of geven, een andere geest iets werkelijk leren of geven.
En wat is de mens en wat is geest? Het is alles leven. Ik kan slechts trachten om mijn eigen baan, datgene wat ik ben, te doen erkennen in de ander en zo mijn wezen a.h.w. duidelijk te maken als een vervolg van, of een voorgaan van datgene wat de ander nog denkt te zijn. Aan uw denken merk ik hoe moeilijk het enerzijds is dit te volgen en hoe anderen daar toch weer zichzelf en hun eigen denken en leer in herkennen. Laat mij u dan eenvoudig wat leringen geven, in de hoop, dat waar ik zou falen in duidelijkheid, een van de aanwezige broeders van uw eigen groep daarop verder commentaar zal willen geven.
Het ogenblik waarop het bewustzijn van het leven in de geest of in de mens superieur is, is al wat in het leven als verschijnsel kenbaar is, door die mens te beheersen, door die geest te beheersen voor zover het henzelf betreft. Op het ogenblik dat de voorstelling van een persoonlijke God plaats maakt voor een innerlijke gebondenheid met de Levende Kracht, is Tijd op zichzelf te overbruggen en kan alles, wat door het denken ontstaat omgevormd worden. Wie zijn denken durft en kan ontleden tot zijn ware bestanddelen,
kan zijn leven wijzigen. En daarvoor is het niet noodzakelijk, dat wij de eeuwige en onveranderlijke waarheid van het bestaan zelve kennen. Het is voldoende wanneer wij onze eigen motieven kennen. Wie zo eerlijk mogelijk het motief van zijn eigen daad, van zijn eigen wijze van leven en geloven voor zich kan realiseren, maakt zich vrij van alles wat waan is. En de motivering zelf is de snelheid waarmede hij zich op zijn baan terug beweegt naar het Goddelijke, naar het onbegrepen levens de eenheid.
De verdeeldheid van het “ik” gaat teloor op het ogenblik dat wij de grote eenheid erkennen. Alle middelen, die de geest gebruikt om de mens te helpen, alle krachten die de mens, in zich opwekt om anderen te helpen, ze zijn niets anders dan het leven zelf, dat een ogenblik wordt gesteld boven de waan van de gedachte. Er zijn werelden – al liggen ze boven de mijne – waarin wat gij gedachte noemt niet bestaat. Toch is er leven, waarin wat gij bewustzijn en bewustwording noemt, terzijde wordt gegooid als de krullen die een timmerman wegveegt, wanneer hij het hout schaaft. Onbelangrijk. En toch is er een persoonlijk bestaan, maar een bestaan, dat zich een eenheid met het andere voelt.
Wanneer ge vanuit een menselijk standpunt moet omschrijven wat u scheidt als mensen in uw streven en in uw vermogen, dan kunt u zeggen: gij zijt allen, een en dezelfde. Gij zijt het leven. In deze tijd, in deze vorm, in deze wereld van u, in die gedachte van u.
Maar die gedachte is schizofreen. Zij heeft zichzelf verdeeld in velerlei facetten. Zij waant zich achtervolgd door delen van eigen wezen, zij ziet op naar redding en zoekt die uiteindelijk ook vanuit zichzelf. Er is geen andere weg. Te weten dat die eenheid bestaat, wil nog niet zeggen, dat ze beleefbaar is. Te goed herinner ik mij hoe zeer je aan de eigen voorstelling van “ik” en persoonlijkheid gebonden bent, wanneer je in de stof leeft. Maar te weten dat die eenheid, dit ongescheiden bestaan van allen, de werkelijkheid is, die gij noemt de eeuwigheid, of kosmos, of God, kan u misschien helpen om de juiste toestand, de juiste benadering te vinden in dit leven. Dit leven dat gij ziet als beperkt tot een wereld, beperkt in de tijd. Gij roept uit; Maar wij zijn verlost. Hoe kan datgeen wat nimmer gebonden is verlost worden? En wanneer iets gebonden is door zijn eigen gedachte, hoe kan het zich anders verlossen dan door zijn gedachte te ontleden en te herzien?
De kracht van het leven, de kracht die wij allen gemeen hebben (het verschil is de gedachte waarin wij leven) wanneer wij de gedachten richten. op eenheid – zelfs wanneer die imaginaire eenheid is met een God die niet bestaat – dan zal er meer van het leven voor ons toegankelijk zijn dan zal de kracht van het leven in ons sterker geopenbaard zijn; dan zullen wij de verbondenheid, die alles tezamen maakt tot God, of het Leven, beseffen.
Zoek niet naar datgene wat u verdeelt of scheidt; laat uw gedachten nimmer gaan naar al datgene wat u anders doet zijn dan anderen. Zoek naar datgene wat ge gemeen hebt, het leven in uzelf en ge zult ontdekken, dat het motief waaruit de mens leeft, ontdaan van zijn bijkomstigheden, haast altijd gelijk is. In dit motief van het leven, zoals ge dit op aarde kent, ligt de kracht, waardoor gij uw mensheid kunt helpen; daarin ligt de wijsheid waaruit ge uw eigen wezen kunt leren kennen. Daarin is de bron van de lering, die u gegeven wordt. De vorm is onbelangrijk. Belangrijk is het besef.
Ik merk dat ik in mijn poging om duidelijk te zijn mij zelf herhaal. Ik hoop dat ge mij dit vergeven zult. De les die ik probeerde u te geven is de les die wij leren aan hen, die ook in andere sferen leven, onder ons. Onder onze wereld of moet ik zeggen; beperkter in hun denken dan onze wereld? En ik geef u de lering niet, opdat ge daaruit plotseling een bewustzijn zult verkrijgen; maar in de hoop dat ge zult beseffen waarheen de weg van het leven zelf u voert, wat de baan is die u terugvoert tot de waarlijk levende kracht wat ge kunt en zult zijn wanneer het onderscheid van eigen wezen wegvalt.
En nu ik dit heb gezegd, kan ik alleen nog trachten u een zekere troost te geven. Misschien heb ik hier en daar iets weggenomen, wat voor u heilig leek. Geloof mij wanneer ik u zeg, dat de sferen gevormd worden door het denken van de mens en dat zelfs het leven, het leven dat men dus in de stof ook kent, al beseft men niet wat het is gevormd wordt door de gedachten, die men denkt.
Wanneer je ziet hoe het denken in eenheid, het denken zonder onderworpenheid of, superioriteit je langzaam maar zeker één maakt, de rijkdom geeft, waarin je waarlijk zegt: Nu erken ik reeds iets van mij zelf. Dan is dat een wereld die opbloeit, dat is een zonsopgang in een wereld, die huiverde in de kilte van de nacht. En roep dan rustig tot uw God, het is niet belangrijk, wanneer uw God maar een Kracht is van eenheid, wanneer het de kracht is die het leven bindt en niet een die het leven scheidt. Als ge roept tot die God, dan zult ge vele gedachten van verdeeldheid van u afzetten en daaruit licht en kracht gewinnen.
Ik zou u willen raden te denken aan een leven, waarin alle dingen bijkomstig. zijn. Ge zult niet snel zo ver komen, dat ge in staat zijt om de gedachte, die ziekte heet, uit uw wezen te bannen. Daarvoor is uw stoffelijke wereld met haar wetten te reëel voor u. Maar weet dat de gedachte het doen kan. Besef dat wanneer de wereld buiten kaal en guur en winters is en uw denken de zomer kent, de wereld u de zomer zal bieden. Want het is het denken, het bewuste denken vooral in uw fase, die gesteund door het innerlijk wezen en het leven zelf, beheersen kan al wat is. Dat zelfs de materie kan herboetseren, kan vervormen voor een korte wijle of een lange tijd.
Gij meent dat gij uw wereld beleeft. Dat ge de sferen kent, de werelden waarin een gedachte wordt tot een paleis en het vervallen van de gedachte het paleis plaats doet maken voor spiegelende vijvers, voor grote wouden, eenzame vlakten of zelfs alleen maar de verlatenheid van een Sterrenhemel, waarin het tintelend licht van de sterren zelf het enige, maar toch zo werkelijke leven is, dan zult ge weten; Het denken bepaalt uw ervaren, het denken, meester van uw lichaam en de geest, zijn en bewustzijn van het leven zelf, de kracht die je bent, waarvan je deel bent en die deel is van jou. D.w.z. uitgrijpen over alle tijd en alle ruimte d.w.z. elk beeld dat je wenst, scheppen en doen ondergaan. Want het wezen, dat “ik”, dat je jezelf schept, gehoorzaamt aan elke gedachte die de harmonie van de waarheid in zich draagt. Hoe moeilijk is het toch om een gedachte weer te geven, een gedachte, vluchtig samenstel, waarbij het geraamte zelf vaak voortkomt uit de groei van het verleden en slechts het skelet bekleed wordt met wat je meent te weten en te kennen omtrent je wereld in jezelf. Zo is het ook nog in zomerlandsfeer. Zo is het in de vele sferen, waarin men lijdt in duister. Maar hoe meer of je gaat uit de vorm hoe sterker je nadert tot dat punt, dat voor een mens eenzaamheid lijkt, hoe inniger en intenser het contact is met het leven. Wanneer ik in mijn wereld wil zien met mensenogen, dan zie ik met miljoenen ogen tegelijk. En wanneer ik de geuren van de aarde wil snuiven, dan heb ik de zintuigen van alle dieren en alle mensen, want zij zijn leven en uit het leven put ik de impuls. Maar ik weet dat het waan is en daarom doe je dit niet te vaak.
En geloof dan verder van. mij, dat zelfs zij, die vorm hebben achtergelaten om te spelen in een wereld waarin de vervliedende gedachte de blankheid van het Licht nog een ogenblik besmet en meer niet, behoefte hebben als gij aan de illusie, omdat het te moeilijk is om vaarwel te zeggen aan het denken, het persoonlijk denken, dat je “ik” noemt, Denk niet dat wij wijzer zijn dan gij. Wij zijn slechts wat verder gegaan op onze baan, we staan iets dichter bij de kern, waarin het leven zichzelf steeds hernieuwt. Maar wij zijn gelijk, gij, de engelen, de goden die ge kent, ik, allen zijn gelijk. Het is leven.
Wees stil en rustig in uzelf, vorm uw gedachten niet als een wapen tegen wat uw wereld u aan verkeerds schijnt te bieden, maar schep in uzelf het beeld van de vredige wereld, die ge verlangt, van het innerlijk licht, waaraan ge behoefte hebt, van het werkelijk Leven, dat ge zijt. Wapen u nimmer met beelden van strijd en met beelden van waarheid en ge zult zien, dat de grens tussen ons er een is van erkennen van vermogen, van macht of leven.
En daarmee hoop ik u een beeld gegeven te hebben van wat een andere wereld is, een wereld die voor u misschien nu nog weinig waarde heeft en die toch eens ook uw werkelijkheid zal zijn.
Ik neem afscheid van u en hoop dat uw vrienden commentaar zullen willen geven, zo verduidelijkend, waar ik misschien gefaald heb.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Het is mij herhaalde malen opgevallen dat het begrip God gebruikt wordt maar het is nooit goed gedefinieerd; mag ik het geven in de geest zoals u het gesteld hebt? God is het totaal van in de kosmos aanwezige energie, geopenbaard en ongeopenbaard, plus de deze energie beheersende wetten, enz. enz.
Het is fraai gesteld, maar is het nodig? Want als gij zo God omschrijft, is het dan ook niet uw God en zal niet ieder ander het woord God toch weer anders zien? Daarom juist koos ik het woord Leven. Leven is de honger, de drift, het bestaan, het denken en het ondergaan, dat ons allen beheerst van begin tot einde. Leven is voor allen gelijk, maar het woord God wordt voor allen een verschillende droom, zelfs als u het uitdrukt zoals u het deed. Vergeef me. Voor uw wereld kan het nuttig zijn te definiëren, maar laat mij toe terugkeren tot de eenvoud. Al wat gij God noemt is waan. De werkelijkheid is het leven.
Een ondanks het verschil van bewustzijn, dat in dat leven bestaat. Dat is mijn geloofsartikel. Ik hoop dat ge mij zult toestaan nu heen te gaan, opdat er nog commentaar gegeven kan worden.
Erg lastig om ik zou haast zeggen enigszins ex tempore commentaar te geven op al wat gezegd is. Laat ik daarom allereerst stellen; Dit is het beeld van een wereld, die u ergens in uzelf draagt en die u kunt aanvoelen, maar die voor u nog niet reëel is. En wat er over gezegd is, is dus eerder iets waarvan u weten moet dat het bestaat, dan dat u het onmiddellijk in de praktijk kunt brengen.
Natuurlijk, er zijn nuttige raadgevingen gegeven. Maar zelfs om die raad om te zetten tot iets wat voor een mens bruikbaar is, moet je een zekere graad van inwijding ondergaan, moet je iets dichter komen te staan bij dit mystieke geheel wat onze vriend Het Leven noemt en wat wij en volgens hem dus fout heel vaak God noemen. Ieder heeft daar zijn eigen versie en eigen opvatting van.
Onthoudt u verder nog dit: Wanneer onze vriend het heeft over zijn eigen wereld probeert hij iets duidelijk te maken, waarvoor eigenlijk geen woorden in enige vocabulaire te vinden zijn. Hij schetst dat heel summier. Wanneer ge de gevoelsindruk krijgt van dit leven waar alleen maar gedachten bestaan, dan heeft hij al veel. bereikt. Probeer dit dus niet allemaal redelijk te gaan verwerken. Dat kan haast niet. Gaat u hoogstens eens af op die paar dingen, die gezegd zijn omtrent uw eigen wereld, en dan hebt u ook hier weer niet te maken met een lering, die onomstotelijk wet moet zijn.
Het is het Wezen van iemand die dichter bij de werkelijkheid staat dan ik, en ook dan u, maar wij leven in onze eigen wereld. Ik in de mijne en gij in de uwe. En aan die wereld kunnen wij niet zo eensklaps ontsnappen.
Wanneer daar wordt gezegd dat de gedachte alles beheerst, dan is dat zeker waar; maar het is bv. bij u minder waar dan in zomerland, en in zomerland in de lagere sferen daarvan weer minder waar dan in een hogere;. en hoe hoger je komt hoe meer het waar wordt, voor jezelf. Je kunt proberen het enigszins waar te maken, maar stelt u zich heus niet voor, dat dit onmiddellijk zo even, (zoals dat zo eenvoudig word gesteld) van de winter een zomer kan maken. U kunt het misschien zover brengen dat uw wezen reageert op de winter alsof het zomer ware. Maar veel verder komt u niet. De inhoud van hetgeen deze spreker heeft gebracht is belangrijk, dat geef ik graag toe, maar haar als mens te willen toepassen zonder eerst te beseffen hoe je werkelijk feitelijk leeft, werkt en denkt, zou dwaasheid zijn. Beschouw het als de theorie waaruit je soms voor de praktijk iets kunt putten.
En dan moet ik nu sluiten, want meer commentaar kan en durf ik hier en daar toch eigenlijk niet te geven. En ik wil dat doen in die sfeer waaruit onze vriend en broeder gesproken heeft, overigens via intermediair, maar daarmee hebben wij weinig last gehad.
Waarheid en leven en kracht zijn een en hetzelfde.
Dat is mijn God, mijn Wezen, mijn Kracht en mijn Werkelijkheid, voor mij. Wat kan het mij deren, waar ik ben, waar ik leef en hoe ik besta, zo in mij de erkenning is van Licht, van goed, van leven, van kracht. Vanuit je eigen wezen opbouwen het begrip van licht, vanuit je eigen weten opbouwen de oneindigheid waarvan je zelf maar een beperkt deel bent, wil zeggen da kracht van het Goddelijke of van het Leven zo ge wilt manifesteren in en door uzelf.
Zie het verschil tussen de beperkingen, die ge uzelf hebt opgelegd, die niet deel zijn van uw wezen, en de waarheid van uw wezen en leef dan niet voor uzelf maar voor de anderen, voor wie de beperking misschien een nood. zaak is.
Maak uw gedachte tot een bron van vrijheid, maak uw innerlijk tot een bron van kracht en ga uw eigen weg, sterk en zeker, en zo ge niet kunt begrijpen, zeg alleen tot uzelf: Ik geloof. Ik geloof in het leven of ik geloof in de almachtige God. Ik geloof in de zin van mijn bestaan. Ik geloof in een waarheid die in mij leeft en die ik kan openbaren. Ik geloof dat de waarheid, die ik in mij erken, vanuit mij gegeven kan worden aan een ieder, die haar in harmonie kan aanvaarden.
Zeg tot jezelf: Van welk belang zijn namen? Wat is zelfs het begrip van eeuwigheid of van beperkt leven van belang, zo lang ik nu zijnde, in mijzelf de band kan voelen met het Hogere?
En laat uit het Hogere, dat je in je erkent, in zuivere eenvoud, de kracht dan gaan waarmee je aan de wereld de vreugde geeft die in jezelf bestaat. Denk niet aan jezelf, aan je rechten of aan je eisen; bekritiseer je medemensen niet, maar tracht licht en kracht te geven zonder voorbehoud en erken de verbondenheid met alle dingen, zo gevende.
En als ge dan mij vraagt of daar een woordpatroon voor te vinden is, kan ik alleen vanuit mijzelf zeggen: Leven is eenheid en eenheid is God. God is eenheid en eenheid is leven. Denkend erkennen van leven en God is de kracht gegeven voor het openbaren van ons eigen levensdoel, de zin van het bestaan, de kracht van het onbeperkte.
Misschien onvolkomen, maar ik kan hier slechts spreken vanuit mijzelf. Ik dank u allen voor uw aandacht en ik hoop, dat ook deze les u iets heeft gebracht. Denk er over na, bestudeer haar desnoods en probeer daarbij ook weer iets te voelen van wat u vandaag gevoeld hebt. Wie weet ligt er voor u hier de sleutel tot een nog vrijer bereiken en aanvaarden juist in het Hogere en een grotere gedachtenkracht. Dan zal het doel van deze leringen ook voor ons meer verwerkelijkt zijn, zodat Wij de vreugde van het bereiken gezamenlijk kunnen delen.