19 november 1982
Alle dingen zijn één. Waar je ook de kracht zoekt die alles heeft voortgebracht, je zult hem altijd vinden. Maar niet in de beelden die je in jezelf daarvan maakt. Wanneer wij uitgaan van de eenheid, blijken meningsverschillen en al die andere zaken die het menselijke leven zo vaak bemoeilijken overbodig. Zij zijn dit echter niet.
Alles zoekt een evenwicht. Omdat echter het geheel een evenwicht is en gelijktijdig in het geheel zich een ontwikkeling afspeelt, is er een voortdurende verschuiving van waarden. Deze verschuiving nu moet je leren volgen, wil je in staat zijn het goddelijke voortdurend en overal terug te vinden. Wie probeert alle dingen vast te leggen en vast te houden in oude en welbekende vormen, zal geconfronteerd worden met moeilijkheid na moeilijkheid. Maar die moeilijkheden komen niet voort uit het goddelijke, zij komen voort uit je onvermogen om te begrijpen dat jij verandert. Maar ook je wereld verandert, zodat de kracht in je een andere wordt voor jou en daardoor ook de krachten buiten je voor jou een andere betekenis krijgen.
Leven is veranderen, het is geen veranderen dat wij zelf bepalen, waarvan wij de vorm en inhoud zelf kunnen decreteren. De verandering die zich in ons afspeelt is er een die op vreemde wijze wordt bepaald door het zijn zelf, door onze banden met geestelijke krachten en onze verhouding tot stoffelijke mogelijkheden en situaties. Daarom geldt voor de eenheid als eerste regel: wat ook gebeurt, ik blijf deel van het geheel, de tweede regels is: mijn licht kan geen duisternis worden tenzij ikzelf het licht ontken. Want wij zijn maar al te vaak geneigd te zeggen dat de wereld droef en somber is. Het lot is voor mij onrechtvaardig, en hoe moet het nu verder. Het antwoord is gelegen in hetgeen er in ons gebeurt, hoe zien wij het leven? Op welke wijze benaderen wij nu het geheel van de verschijnselen? Hoe beleven wij innerlijk de krachten? En wanneer er voor ons vandaag in ons een gouden vlam brandt die ons schijnt te reinigen, zo vinden wij morgen misschien alleen maar een ijzige leegte wanneer wij hetzelfde zoeken. Dan zeggen wij: God is weg, maar God is niet weg. Ons waarderen van die god is echter veranderd. Wij kunnen niet elke dag gelijk ervaren, wij kunnen niet elke dag precies dezelfde zijn.
Wij groeien in een geheel op en binnen dit geheel zullen wij ons moeten blijven aanpassen aan een veel groter geheel dat wij niet eens werkelijk kennen. Een geheel dat door zijn voortdurende verschuiving van evenwichten bepalend is voor hetgeen wij moeten zijn en niet alleen voor hetgeen wij willen of kunnen zijn. Het grote geheel bepaalt in feite werkelijk wat wij moeten zijn, wat onvermijdelijk voor ons wordt, waartoe wij in wezen en door onbegrepen werkingen in onszelf gedwongen worden.
Ik denk zo dat heel veel mensen dit alles maar vaag en vooral onbevredigend zullen vinden. Het is te mooi wanneer je boven de mensheid uit denkt te kunnen wieken. Maar vergeet dan één ding niet: hoe hoger je boven die mensheid probeert uit te stijgen, hoe dieper je ook weer zult moeten vallen. Want evenwicht moet er zijn. Alleen wanneer de mensheid als geheel rijst en mogelijk jou tijdelijk voorbijgaat, ontstaat een effect van snel en werkelijk stijgen,
Let wel: nooit zal al wat je bereikt hebt je werkelijk ontnomen kunnen worden. Maar je bent jezelf alleen in relatie tot het andere, terwijl die relatie zich voortdurend wijzigt, zul je als mens echter veronderstellen dat jij gelijk blijft. Dan zie je de uiterlijke verschijnselen en vraagt je soms af hoe diep je wel gevallen bent. Je bent niet gevallen. Je bent mogelijk alleen maar minder snel gestegen dan die anderen of beseft de betekenis van je eigen wezen tegenover die anderen niet meer op gelijke wijze.
Het moeilijke hierbij is dat zoveel mensen proberen de werkelijkheid te ontvluchten. En hoeveel geesten zien wij niet wegkwijnen in zelfgeschapen duistere grotten waarin zij menen zich te kunnen verbergen voor feiten die zij in wezen zelf zijn. Je moet proberen om niet te vluchten. Er kan je niets gebeuren dat de werkelijkheid van je wezen en je relatie met het geheel verandert. Je bent één met alle dingen.
De eenheid kan niet worden aangetast, niet in jou en niet door jou. Maar als je wegvlucht, ontken je iets wat gebeurt, wat werkelijk bestaat. Je isoleert je van het gebeuren. Je bent als iemand die jarenlang misschien op een onbekende plaats ergens in een onbekend binnenland heeft gewoond en die dan terugkerende tot de wereld, daarvan verwacht dat zij nog precies gelijk zal zijn aan alles wat hij eens heeft achtergelaten. U beseft nu wel dat dit niet mogelijk is, ook al verwacht ook u na een dergelijke vlucht deze gelijkblijvendheid. U weet nu dat de mensen veranderen, dat er in de tijd dat iemand weg was mogelijk oorlogen zijn geweest, nieuwe uitvindingen ook. De wereld functioneert daardoor anders, de mensen reageren ook anders. Wanneer je wegvlucht in je eigen illusies of wegvlucht voor het gebeuren kun je de werkelijkheid niet stilzetten. Wat meer is, je kunt de band die tussen jou en dat gebeuren, tussen jou en al het zijnde bestaat, niet één ogenblik werkelijk ongedaan maken. Je kunt de gang alleen verbreken in en in aanzijn van je eigen bewustzijn. Dit zou men nooit mogen vergeten. Dromen veranderen geen feiten, anders denken en leven in jezelf betekent nog niet dat daardoor de wereld op gelijke wijze zal veranderen.
De eenheid wordt op vele verschillende wijzen voorgesteld. Sommigen zeggen dat zij de tempel is waarin God woont. Dat is ook wel enigszins waar. Anderen stellen dat de werkelijkheid een cirkel is, een slang met de staart in de bek die zichzelf eet en als zegel Abraxos draagt. Dit laatste is echter niet de eenheid. Het is een toespeling op de tijd, op het jaar dat zichzelf verslindt en vernieuwt tegelijk. En toch vrienden, dergelijke denkbeelden zijn altijd maar beperkt waar. Zij zijn de onvolledige voorstelling die wij ons maken omtrent een eenheid waarvan wij het wezen nu niet geheel kunnen beseffen. Dergelijke voorstellingen gebruiken wij maar al te vaak om voor onszelf te verhullen dat wij niet kunnen doordringen tot de wezenlijkheid die wij feitelijk zijn.
Wat kan een mens nu werkelijk bereiken? Hij kan bereiken dat hij niet meer bang is voor de dood. Hij kan zover komen dat hij al zijn angsten en voorbehouden terzijde stelt en zegt: het is belangrijk dat ik mezelf ben, dat ik mezelf waarmaak zoals ik voel te moeten zijn. Maar zelfs dan verandert steeds weer de wereld om je heen en onderga je zelf ook veranderingen, soms zonder dat het je opvalt en altijd weer zonder dat je dit geheel kunt begrijpen.
Wij zijn nog niet zover, mens en geest, dat wij alles wat er rond ons verandert, kunnen zien in zijn oorzakelijkheid en waarschijnlijk ook zijn onontkoombaarheid. Alles is een warreling, een schijn van chaos, juist omdat wij, die alleen de veranderingen zien, niet beseffen, hoe gelijktijdig hierin een voortdurende, zij het caleidoscopische uitdrukking schuilt van de eeuwige waarheid die onveranderlijk is, het wezen waarvan wij deel zijn, de eenheid waartoe wij behoren.
Wanneer je op aarde leeft is het ook vaak moeilijk dit alles te begrijpen. Wanneer jouw denken verandert met het klimmen der jaren, wanneer jouw wereldvisie wordt aangetast door het vele daarin waarvan je weinig of niets meer begrijpt, heb je vaak het gevoel, dat die wereld je opzij dringt. Je wijst het heden af of probeert misschien krampachtig om nog progressiever en moderner te zijn dan de progressiefste jongeling, dan wel sta je op je recht en probeert nog behoudender te worden dan de meest behoudende ouderling. Maar ben je dan jezelf? Wat wil je eigenlijk? In de eenheid moet je jezelf zijn. Als zodanig alleen ben je werkelijk belangrijk. Alle veranderingen die zij in je tot stand brengt, zijn juist zinvol omdat hierdoor de eenheid als geheel en jouw aandeel als onderdeeltje daarvan geheel behouden kan blijven.
Dit geldt evengoed wanneer je opeens meent niet goed meer te functioneren, als wanneer je opeens totaal nieuwe inzichten krijgt. Je verandert immers niet werkelijk? Je bent en blijft deel van het geheel. Maar de nadruk die het deelzijn van het geheel voor jou betekent, wijzigt zich tijdelijk en soms zelfs blijvende. Laten wij ons nu eens voorstellen dat wij allen deel zijn van een zandmozaïek, korrel voor korrel. Hetgeen dat wij niet kennen heeft ons uitgestrooid in vele kleuren en patronen over een vloer waarvan wij het wezen niet kennen. Wij zijn allen alleen korrel te midden van korrels, maar menen dat de patronen waartoe wij behoren ons recht en de zin van ons bestaan zijn. Dan loopt er een voet over ons en trapt de korrels opeens wat uit elkaar, stoort mogelijk iets in het patroon. En wij roepen uit dat dit onrechtvaardig is. Wij wensen het oude terug en willen de plotseling voor ons veranderende relaties niet aanvaarden. Maar het doel van het zandtapijt is mogelijk de schoonheid daarvan, die gelijktijdig de bodem moet zijn voor iets anders wat zich daarover vreugdig en doelbewust voortbeweegt. Ik kwam tot dit beeld door de uitspraak van een wijsgeer die eens vroom opmerkte: de schepping is niets anders dan de vloer waarover God loopt.
Het is mogelijk vanuit menselijke standpunten bezien een wat vreemde opvatting. De mens wil zichzelf zo graag zien als de kroon van de schepping, als het meest belangrijke wat er bestaat. Al beseft zelfs de mens zo nu en dan dat dit toch maar zeer ten dele waar kan zijn. Trouwens, uzelf weet dit ook wel. Maar ja, zoiets geef je jezelf niet bepaald graag toe. Wat gebeurt, vindt plaats omdat het deel is van het geheel. Begin dan niet te pruttelen en probeer je niet te zeer daartegen te verzetten, maar kijk liever wat er gebeurt en zie elke verandering als iets waarin juist jij jezelf moet zijn en blijven.
Verandert er iets in je visie, je denken, zeg dan niet: ik ben hoger of lager geworden. Denk niet: mijn wereld is groter geworden of mogelijk juist ingekrompen. Zeg alleen tot jezelf: Ik functioneer. Want dit is zover ik kan overzien het meest belangrijk binnen de eenheid: dat alle delen daarvan zich bewust zijn van een functioneren binnen het geheel. En geloof mij, dit doe je toch wel, of je het nu wilt beseffen of niet.
Leven op aarde is leven in tegenstellingen. Maar zijn die tegenstellingen die wij constateren nu ook werkelijkheid? Al die zogenaamde tegenstellingen waarmee je wordt geconfronteerd, kun je met elkaar vergelijken. Dan blijkt opeens dat zij bijeenbehoren. Dat licht en duister niet anders zijn dan verschijnselen die voortkomen uit de wenteling van de aardas.
Je beseft opeens dat dag en nacht niet veel meer betekenen dan het feit dat alles in beweging is en dat juist door deze beweging de aardbol kan blijven gaan in de baan waarin zij zich bevindt en dat zij juist daardoor ook geschikt is om het jouw bekende leven in de jou bekende vormen te dragen.
Dan zijn licht en duister voor jou geen tegenstellingen waarmee je wordt geconfronteerd. Dan is de nacht niet meer een soort ondergang, de reis door de onderwereld van Osiris die met zijn dodenschip steeds weer door de krochten waar overledenen smachten heenvaart. Dan is het doodgewoon alles een geheel. Wanneer je spreekt over goed en kwaad. Wanneer je het goede definieert, heb je daarmee ook een definitie van het kwaad geschapen. Door het ene te veronderstellen en te omschrijven, maak je voor jezelf het andere meteen tot werkelijkheid en omschrijf je dit mede. Wanneer je zegt: dit is deugd, zo heb je daarmee ook de ondeugd een vorm gegeven. Wie zegt: dit is zonde, heeft daarmee bovendien werkelijke schuldloosheid in zijn visie heel wat beter omschreven dan hijzelf beseft en – indien beseft – hem lief zou zijn.
Wij moeten beseffen dat de dingen één geheel zijn. Er is geen verschil dat werkelijk telt. Alles tezamen is alleen functie, beweging, veranderingen, waardoor het bestaan zoals dit is, de eenheid zoals deze werkelijk is, zal kunnen bestaan.
Indien men op aarde ergens alleen nog daglicht zou kennen, zou een ander deel van die aarde alleen nog nacht, alleen nog duisternis kennen. Daar waar het licht voortdurend heerst, zou alle leven zoals wij dit kennen onmogelijk worden. In het duister zou geen leven onbeperkt kunnen blijven voortbestaan zoals wij dit nu kennen op aarde. Oh ja, misschien dat op een vage afscheiding tussen licht en duister nog enig leven en bestaan, zelfs in simpele, maar ons bekende vormen, nog denkbaar zijn. Zie dit in. Wanneer er alleen maar sprake zou zijn van een onveranderlijk goed en een onveranderlijk kwaad, elkander bestrijdende als twee eeuwig tegenover elkander staande legers, dan zou er geen mogelijkheid tot werkelijk bestaan, laat staan tot verdere ontwikkeling meer zijn. De legers zouden elkander en elkanders werking opheffen, beiden zijn steriel door alleen maar deugd of alleen maar zonde. Er zou geen werkelijke ontwikkeling, geen werkelijk beleven meer mogelijk zijn.
Dat komt eruit voort wanneer je apodictisch spreekt: dit is alleen goed, dit is alleen kwaad. Besef nu dat het goede en het kwade altijd en overal gemengd zijn, ook al zullen mensen het goede in de ander vergetende, hem kwaad noemen. Bovendien: hoe kun je weten dat iemand kwaad is, tenzij door het in die ander erkennen van iets wat je als kwaad beschouwt, maar toch ook in jezelf bestaat en leeft.
Misschien dat u nu begrijpt waarom grote meesters leren dat je niet moogt oordelen. Het komt erop neer dat je niet moogt ingaan tegen de enige bestaanswaarde die voor jou mogelijk is.
Je bent gebonden aan het leven. Dat is niet alleen het leven op aarde of het bestaan in een bepaalde sfeer. Het is een voortdurend bewust existeren, ongeacht hoe of waar. Elke keer wanneer je je van het bestaan bewust bent, is er ook verandering, omdat voor jou ook steeds weer je plaats en taak binnen het geheel verandert. Tot het beleven alle delen van de eenheid doorlopen heeft en zo het geheel als organisch heeft leren kennen, waarbij elk deel steeds weer van het geheel volkomen bewust maakt.
Ach, het klinkt alles een beetje overdreven wanneer je het formuleert. En het is zo onbestendig. De mensen zouden veel liever hebben dat je hen gedegen leiding zou geven, zeggende dat dit goed is, dat kwaad, dat men zo dient te handelen en dat dat andere niet mag. Maar wanneer je dit doet, schep je alleen maar schijntegenstellingen waarin niets wezenlijk veranderen kan, buiten datgene wat toch door en vanuit de eenheid veranderen zou?
Wanneer u waarlijk iets goeds doet, zo doet u dit niet alleen maar omdat u toevallig het goede wilt doen, zelfs al zou u het zgn. kwade willen doen. U zult dit goede tot stand brengen, al is het alleen maar omdat dit moment en deze daad mede uw functie is binnen de werkelijke wereld, binnen de eenheid, als deel van het geheel waartoe u behoort.
Dat u zich hiervan soms bewust bent en u mogelijk erover verheugt dat u het goede tot stand hebt gebracht, is uw “loon”. Het is uw beantwoorden aan uzelf, zoals u werkelijk bent, wat u deze vreugde geeft, meer dan hetgeen u buiten u meent te constateren. Maar als u een vreugde schept die te ver gaat voor uzelf, anders dan zuiver innerlijk, denkt u dan ook niet dat gezien dit alles, daaruit groter lijden voor anderen voort zou komen? Ik vrees dat ook dit een waarheid is.
Laat ons dan niet proberen alles steeds weer in extremen te zien, te denken, te beleven. Laat ons eerder trachten die middenweg te vinden waarin nog alle dingen ook volgens ons mogelijk en aanvaardbaar zijn. Laat ons leren zelf bewust mede te veranderen in het veranderende en zo vanuit onszelf steeds weer te zijn wat wij innerlijk voelen te moeten zijn binnen het geheel.
Er zijn mensen – ook veel mensen op aarde – die steeds weer spreken over hun plichten. Plicht is een menselijke omschrijving voor een erkende noodzaak. Onthoud echter dat je geen plicht waarlijk kunt erkennen en volbrengen zonder dat daar ook een recht tegenover staat. Zoals je geen recht werkelijk kunt bezitten en eerlijk als voor jou bestaande kunt erkennen, zonder dat daar ook in je besef een plicht tegenover staat. Je kunt die dingen niet van elkander scheiden, al zou je dit ook duizend malen willen. En wanneer je in je eigen bewustzijn die dingen desondanks van elkander los probeert te maken, vermink je je werkelijkheidsbesef. Maar dan is er nog een gehele wereld om je heen die, mits eerlijk beschouwd, je steeds weer zal dwingen jezelf en je denkbeeld te corrigeren.
Het leven op aarde betekent een bestaan waarin vreugden en lijden elkander afwisselen. Het is een vorm van beseffen waarin elk ogenblik van rust automatisch het ontstaan betekent van onrust. De mens wankelt voort tussen momenten vol vreugdige verwachtingen en ogenblikken van naderende wanhoop. Maar die emoties zijn uw visie, een gebeuren in uzelf, in uw bewustzijn vooral. Het is niet zonder meer een feit. Het is uw bewustzijn dat zo de dingen beleeft en interpreteert. Wat gebeurt, is in wezen onvermijdelijk. U kunt nu uitroepen dat het toch verschrikke1ijk is wanneer een lichaam wordt aangetast door kanker of melaatsheid. Dat is het ook. Maar wanneer het gebeuren goed gebruikt wordt, is het gelijktijdig ook een confrontatie met het nieuwe. Noem het een loutering zo je wilt.
Wie zich dan bewust van zich, de wereld, het nieuwe in en buiten het ik, kan blijven, wordt zo niet alleen deels meester over de kwaal of tenminste de betekenis daarvan voor jezelf, maar je zult ook de geheel andere wereld gaan beleven, de wereld waarin de waarden zijn verschoven, maar waarin nog steeds zin en vrede te vinden is.
Mensen zeggen wel eens dat het toch erg is dat iemand zoveel geluk heeft. Weet u wat het is om werkelijk gelukkig te zijn voor een ander? Iemand trekt mogelijk de hoofdprijs in een loterij. U noemt die mens gelukkig, maar 5 jaren later zit hij in zorgen en armoede, erger dan hij voorheen ooit kende. O, u hebt nooit een grote prijs gehad? U worstelt voortdurend verder? Maar elke dag brengt toch voor u ook kleine voldoeningen waardoor u rijker kunt worden in beleven, geloven, denken en bereiken. Vraag dan eens af, wie er beter aan toe is vanuit uw standpunt. Die ander heeft alles in korte tijd en geheel naar buiten toe gericht beleefd en zal ook moeten ervaren, wat tegenover dit alles staat.
U hebt een langzame opbouw waarin evenwichten elkander steeds weer schijnen af te wisselen, waarin licht en duister voorbijflitsen. Dankzij die langzame opbouw vindt u waarschijnlijk in uzelf en voor uzelf meer vrede dan die ander. U noemt die ander gelukkig, maar kent u in feite niet veel meer geluk dan die ander? Wat is geluk? De eenheid van alle leven is altijd moeilijk te aanvaarden, al is het maar omdat men niet beseft wat zij betekent.
Maar toch blijft het vreemd dat een mens, die werkelijk in zichzelf vrede kent door verscheurende dieren als gelijke wordt aanvaard, dat zelfs de gifslang rustig blijft zitten, zelfs wanneer de voet op enkele centimeters langs haar kop gaat. Het is of zij voelt, of zij proeft: dit is iets waarvan ook ik deel ben. O, zeker, wanneer leeuw of tijger honger hebben, zullen zij je ook dan mogelijk aanvallen. Maar wanneer er ook maar enige kans op het vinden van ander voedsel is, zullen zij een dergelijke mens vermijden. En dan willen zij zo iemand soms zelfs graag als gezelschap.
De bewuste weet: alles is deel van hemzelf, hij is deel van alle dingen. Zoals de simpele dieren die eenheid aanvoelen en aanvaarden, zou ook de mens moeten doen. De muis, de mier, de kakkerlak, al die kleine wezens die u waarschijnlijk vies en verwerpelijk vindt, voelen die rust, dit gevoel van eenheid echter veel beter aan en voelen aan wat die eenheid betekent. Zij ervaren die eenheid – zij het instinctief en niet in een rationeel proces – veel duidelijker dan u gemeenlijk doet.
Toch bent ook u evenzeer deel van die eenheid. Waarom ervaart u deze dan niet? Waarom laat u dan uzelf niet het begrip toe deel te zijn van het geheel? Waarom erkent u niet: ik ben niet apart. Al wat er in mij verandert en gebeurt is een weerspiegeling van al wat in de eenheid verandert en gebeurt. Ik ben deel van een geheel. Dit geheel zoekt mogelijk in zichzelf, zichzelf te kennen, maar ik kan er niets aan veranderen.
Ik weet dat het veel gevraagd is voor een mens, wanneer je hem zegt niet te lijden onder het lijden dat hij vreest, zich niet op te winden over dingen waarvan men vreest dat zij je zullen beroeren. Het is voor een mens een hele eis wanneer je hem zegt dat hij niet te zeer moet streven om een wereld te veranderen die je toch niet veranderen kunt, omdat zij zichzelf verandert en volgens haar eigen wetten.
Maar je hebt toch soms rust nodig. Wanneer je dan die rust zoekt, dien je te denken aan die grote eenheid waarvan jezelf deel bent. Denk dan aan die verbondenheid die nooit teniet kan worden gedaan en waarvan je alleen krachtens je voorstellingsvermogen jezelf soms tijdelijk even van af schijnt te kunnen sluiten.
Put dan kracht uit dit geheel waarvan je deel bent, opdat je als werkelijk en steeds bewuster deel van het geheel zult kunnen functioneren. Wees bereid de plaats, het doel te vertegenwoordigen zoals het geheel dit in je heeft neergelegd en aanvaardt het andere omdat alles, ook anderen, in wezen evenzo zijn. Zie hoe alle dingen ondanks alles tezamen trekken. Zie naar de natuur en besef dat haar grootste geweld en de felste rampen tezamen niets anders doen dan accentueren wat de eenheid nog niet beseft had. Besef dat harmonie het mogelijk maakt, de disharmonie te verplaatsen, maar dat je zelfs die disharmonie nooit zult kunnen vernietigen, omdat zij ondanks alles wat jij daartegenover mogelijk voelt, deel is van een eenheid, een werkelijkheid waarin disharmonie en harmonie tezamen beleefd rust betekenen, vrede.
Kan ik het duidelijker zeggen? Ik heb mijn best gedaan, wij besluiten nu de bijeenkomst.
Wanneer de wind van de tijd waait, stellen wij het verleden vaak als een muur tussen ons en de rust die onze bestemming is. Ik heb een muur gebouwd van logica en denken. Ik heb een muur gebouwd van wat ik zeker weet, terwijl ik vaak vergeet dat ik geen ware waarheid ken, dat ik nog onvolledig ben en zo mijzelf nog geen werkelijkheid kan schenken.
Ik zoek naar de verleden tijd en wil uit al wat is geweest, redenen vinden voor wat is, opdat ik onbevreesd in het heden de toekomst kan betreden als één die alles nu al weet. Terwijl ik dan helaas vergeet dat ik niet meer verleden ben, dat tijd zijn eigen wegen gaat en ik nooit een toekomst ken, al put ik uit verleden.
Wat ik ben en altijd blijf, is dat ene ogenblik, het punt van heden, waarin ik werkelijk besta. Alles vloeit dan naar mij toe. Als door onbekende wind gedreven, wordt dag na dag door mij alleen het onbekende woord weer neergeschreven dat de enige werkelijkheid betekent van al wat ik nu waarlijk ben.
Zo laat mij zeggen: ik erken in dag en in de avonduren dat wat ik nu werkelijk ben. Ik bouw geen muren van begrippen, vermenselijking, tijd en weten. Ik zoek een waarheid te beleven waaruit ik voor mijzelf kan streven en in het heden zonder pijn beter mezelf leer te zijn, tot ik uit mezelf getreden, eenheid plotseling kan beleven, die boven alle tijden staat en zo uit volheid van besef niet meer slechts naar feiten staar, maar blijheid ken en stille vrede omdat het alles is volbracht. Al leeft mijn deel ook nog in heden en ijlt het nog van dag naar nacht, ik heb de eeuwigheid betreden.