16 oktober 1987
Aan het begin van de bijeenkomst het gebruikelijke woord; wij zijn niet alwetend en onfeilbaar, denkt u in hemelsnaam zelf na. Het is beter uw eigen fouten te maken dan zonder te begrijpen de deugden van anderen na te volgen. Dan moeten sommige mensen zich toch eens in de oren knopen. Ons onderwerp “ ik en wilskracht”. Het solipsisme, wat erachter staat, heeft er eigenlijk weinig bij te betekenen. Het is alleen een filosofische benaming voor datgene waar we het toch over gehad zouden hebben. Dus ik. Wat is “ ik”? Vanuit ons standpunt is het ‘ik’ een deel van een totaliteit, een kracht dus, waaromheen zich een bewustzijn heeft gevormd. Dit bewustzijn bepaalt de relatie tussen het ‘ ik’ en datgene wat het rond zich waarneemt. Aan de hand van het beeld dat men van zichzelve heeft, maakt men zich ook een beeld van de wereld waarin men leeft. Dat klinkt misschien een beetje cryptisch, maar dat is het niet. Laat ik het zo zeggen er is een tijd geweest dat alleen skeletmagere vrouwen schoonheid werd toegekend, terwijl gelijktijdig op de Fiji’s alleen drillende vetpuddingen van het vrouwelijk geslacht als het ware schoonheid werd vereerd. Ik denk dat dat voor een groot gedeelte afhankelijk is van de gemeenschap waarin je leeft.
Als u op aarde komt, dan leeft u natuurlijk met een deel van de ik-herinnering, die ook betrekking kan hebben op vorige bestaanstoestanden, en, maar niet omschrijvend, alleen emotioneel, op bepaalde geestelijke toestanden waarvan men deel is geweest. Het resultaat is dat u met een selectief waarnemingsvermogen al geboren wordt. U kiest uit wat u waarneemt. In die kindertijd is dat misschien wat minder, maar dan compenseert u het door fantasiespelletjes. Hoe meer u geïntegreerd wordt in de zgn. werkelijkheid van de maatschappij, van de samenleving, hoe meer u gaat proberen om al wat in die maatschappij een rol speelt te bezien vanuit uw eigen persoonlijkheid. En u maakt steeds een vergelijk tussen uzelf en die wereld.
Nu zijn er mensen die zeggen; ja, maar met een beetje wilskracht kun je alles bereiken. Dat zou allemaal heel aardig zijn, wanneer wilskracht een meetbare grootteorde had. Maar dat is niet het geval. Wat blijkt datgene wat wij wilskracht noemen, is in feite het vermogen om alle waarnemingen en denkbeelden buiten één enkele uit te schakelen. Hierdoor worden we door dit ene denkbeeld gedomineerd, en we hebben wat ander noemen doorzettingsvermogen. Het is opvallend dat de meest wilskrachtige figuren op aarde over het algemeen weinig dromers waren. Zij hadden misschien wel een ideaalbeeld, maar dat was eigenlijk een soort, ja, gebrandschilderd raam in de kerk van hun verbeelding, waar ze voortdurend voor geknield lagen in de tijd die ze niet besteedden aan het proberen anderen te hervormen tot datzelfde mooie glas-in-lood-raam.
De dromer is iemand die eigenlijk werkelijkheden kent, die steeds weer veranderen, die verschuiven. Hij heeft zijn dagdromen en hij kan een hele dag, dames, door de stad lopen met het denkbeeld wat zou ik nou allemaal niet kunnen kopen als ik de honderdduizend gewonnen had. Kijk, zo iemand zal waarschijnlijk vergeten om een lot te kopen, en daarmee in feite de droom zelf overbodig te maken. Mensen dromen van wat ze zouden zijn of zouden doen. Maar wanneer ze dat voldoende intens doen, reageren ze daarin eigenlijk allerhande spanningen af, die ze dan niet meer in daden behoeven om te zetten.
Mensen die in conflict zijn met zichzelf, zijn vaak te hard en vreemd naar buiten toe. Ze hebben hun eigen visie, zijn vaak hard en wreed naar buiten toe. Ze hebben hun eigen visie, daar hebben ze recht op. Maar daarnaast hebben ze het onvermogen om iets te zien, te horen of zelfs maar te denken, dat hun eigen zekerheden zou aantasten. Hoe meer je in strijd bent met jezelf, hoe meer je behoeft hebt aan een wereldbeeld dat gefundeerd is, dat een zekerheid is. We vinden dergelijke mensen terug in allerlei kerken en sekten. We vinden ze evengoed terug in het zakenleven en de politiek. Het zijn geen mensen die” slecht“ zijn. Trouwens, wat is slecht? Slecht is het oordeel dat je hebt over een ander, en je blijft het handhaven tot je zelf hetzelfde hebt gedaan dan heet het goed. Wanneer wij vanuit onszelf leven, en dat is ene belangrijk punt, dan zullen er bepaalde factoren zijn voor ons die in die wereld erg belangrijk zijn. Als het een voorstelling is die door de wereld is opgelegd, dan komen we meestal in conflict ermee en dan verteren we onszelf wel in een innerlijke strijd. Maar wanneer het zaken zijn die eigenlijk in die wereld als mogelijkheid bestaan, en die gelijktijdig haalbaar lijken, waar we dus naar toe kunnen streven, dan zijn we geneigd om met elk succesje fanatieker te gaan streven. En fanatisme, dat weet u ook, is eigenlijk een vorm van eenzijdigheid.
Eenzijdigheid van voelen, van denken, van bewustzijnsprocessen etc.. Zodra dit fanatisme nu ontstaat noemen degenen die gebiologeerd worden door de resultaten die daar vaak uit voortkomen dit wilskracht. Maar is het wilskracht? Wanneer we denken aan de tovenaar van Hounslowm Thomas Alva Edison, dan horen we steeds weer dat die man zo’n ontzettende wilskracht had. Was dat waar? Nee, eigenlijk niet. Hij had voortdurend behoefte om zichzelf te bewijzen. En daartoe gebruikte hij alle mogelijkheden en middelen die hem maar ten dienste stonden. Daarom ging hij een krantje drukken in de trein – dat was zeker in het begin niet veel – maar doodgewoon omdat hij daardoor eigenlijk op de voorgrond kwam. Hij werd van een niets tot een iemand.
De behoefte van niets tot iemand te worden, blijkt heel veel mensen te leiden bij al hetgeen ze doen. Zelfs degene die voetbalrowdies zijn geworden en eigenlijk maar een wedstrijd gaan in de hoop lekker te kunnen knokke, – en dat terwijl Knokke en Blankenberge niet zover weg zijn -. Zij zoeken in wezen aan zichzelf te bewijzen dat ze iets zijn, dat ze betekenis hebben. En onder hen zijn er die zich werkelijk allerhande lichamelijke training getroosten om vooral met hun eigen kracht en vechtmogelijkheden andere te imponeren.
Thomas Alva Edison was een uitvinder en hij ging van de ene gedachte over op de andere. De man had langzaam maar zeker geleerd dat je geld moet hebben om iets te zijn en daardoor zocht hij ook altijd naar commerciële mogelijkheden. Daarom is hij ook een van de beroemdste uitvinders geworden. Maar hij heeft duizenden uitvindingen gedaan die nooit uit de verf zijn gekomen omdat er geen vraag naar was. Waarom hield hij zich dan toch heel vaak met die nutteloze zaken bezig? Omdat hij bezig moest zijn, zo bewijzend dat hij intellectueel en misschien ook zakelijk, beter was dan anderen en daardoor voor zichzelf eigenlijk aanspraak kon maken op het respect van de gemeenschap, van al diegenen met wie hij te maken had. Hij heeft dat ook bereikt.
Mensen begrijpen vaak niet hoeveel mensen opofferen om iets te bereiken wat voor hen betekenis heeft. Wanneer we horen praten over een Napoleon, over een Hitler, of over een Churchill wat dat betreft. Dan denken we altijd dat waren grote mannen. Waren ze groot? Nou ja, Churchill heeft een behoorlijke omvang bereikt, dat is waar, voor de rest moet je eigenlijk zeggen het waren geen grote mannen maar het waren monomane mannen. Ze waren voortdurend bezig met de vraag; hoe kan ik meer zijn, hoe kan ik bewijzen dat ik beter ben, hoe kan ik a.h.w. de wereld dwingen om mij met alle respect en eerbied te behandelen. Of dat nu de kleine luitenant is, die zich dan van een niet al te goede kanonnier ontwikkelt tot een veldheer en uiteindelijk keizer wordt, of dat we te maken hebben met de korporaal die ook niet helemaal deugde in de eerste wereldoorlog en die langzaam maar zeker zich toch opwerkt tot de spreekbuis van alle ontevredenen, want dat was hij in feite.
Dan zeggen we ja, maar, die mensen hadden het. Nee, ze hadden het niet. Maar wat ze hadden was een dwingende behoefte. Al datgene wat er geofferd is, én door Napoleon én door Hitler, en in zekere zin ook door Churchill, die ook heel rustig naar de Bierenoorlog ging als verslaggever, niet omdat hij zo graag verslaggever wilde zijn, maar omdat dat iets bijzonders was, daardoor kon hij laten zien dat hij meetelde. Hitler die jarenlang in armoe heeft geleefd – vergeet dat niet – die jarenlang voortdurend heeft gevochten om maar een klein beetje te kunnen eten en er netjes genoeg uit te zien om tegenover anderen de grote Hans uit te hangen. De kleine Napoleon, die alles achter zich heeft gelaten, die bij wijze van spreken iedereen, tot zijn familie toe, verraden heeft om hogerop te komen. En die later dan heeft geprobeerd goed te maken, best, maar die eigenlijk ook monomaan was. Wanneer we die monomanie nu “ wilskracht” noemen, dan komt het omdat we de beweegredenen niet begrijpen, maar wel zien wat er bereikt wordt.
Er zijn atleten die alleen maar leven voor het ogenblik dat ze kunnen bewijzen dat ze meer zijn dan een ander. En die daarvoor, nou toch zeker 20-30 jaar van hun leven zichzelf alles ontzeggen en voortdurend alleen maar met hun lichaam bezig zijn, voor die dubbele bevrediging van de lichamelijke inspanning waardoor je bewijst wat je bent, én de zegepraal, waardoor je kunt laten zien dat je béter bent dan de anderen. Het is toch gewoon het resultaat van een soort vastgelopen dagdroom?
Het ik is verbonden met de hele wereld, natuurlijk. Het ik wordt geconditioneerd, ik zal het niet ontkennen. Het ik van een mens wordt onderworpen aan allerhande beperkingen, ik ben het volledig met u eens. Maar – let wel – er zijn ik-jes die zich op bepaalde gebieden niet laten beperken, en of ze dan uiteindelijk Don Juan of revolutionair worden, dat is alleen maar een kwestie van; wat is voor hen belangrijk. We hebben de neiging om uit het wereldbeeld dat wat we zien voor onszelf bepaalde functies te plukken, en te zeggen die horen bij mij. En zolang we dat op een redelijke manier waar kunnen maken, dan zijn we heus niet al te wilskrachtig. Natuurlijk, we doen wel iets en we spannen ons wel in, maar we houden tijd genoeg over voor allerhande andere dingen. Maar op het ogenblik dat we het gevoel hebben dat we het bijna halen, maar nét niet waar kunnen maken, dan worden we fanatiek. Dan gaan we door en dan valt in de wereld alles voor ons weg, buiten het éne punt dat we waar willen maken.
Er ontstaat dan wat men noemt een eigenaardige geestestoestand; het is een soort terugkoppeling. Alles wat we doen, wat we beleven, wat we zien, wat we horen wordt herleid tot het punt van onze belangstelling, ook wanneer het in de waarnemingen een verkeerde interpretatie is, enz., hindert niet. Wij zien het als een bevestiging van hetgeen wij denken en zouden willen zijn. En aan de hand van hetgeen we als wereldbeeld krijgen, gaan we dan verder.
En ja, in een wereld waarin de belhamels helaas in de minderheid zijn, en de schapen de grote meerderheid vormen – vandaar dat schaapachtig volgen van elk denkbeeld dat maar wordt verkondigd, zelfs hier soms – moeten we constateren dat er heel veel mensen zijn, die eigenlijk voelen ik kán het zelf niet maken, ik heb de mogelijkheid niet om het zelf te verwezenlijken. Of dit concreet is of niet doet niet terzake, het is een gevoel. Door dit gevoel gaat men dan proberen zich te identificeren met iets of iemand dat die bereiking wél impliceert, en dan leven we op aarde onder een discipline, die ons eigenlijk heus wél eens een keer hindert, alleen om het gevoel te hebben dat we beter zijn dan de anderen, uitverkoren zullen worden, of misschien zelfs eeuwig zullen leven.
Voor mij mág het. Er zijn heel veel mensen die alleen maar door zich aan een ander te spiegelen voor zichzelf enig gevoel van betekenis op aarde kunnen krijgen. Maakt het dan wat uit of je bij een sekte gaat of dat je probeert het gedrag en het uiterlijk van een bepaalde filmster zo goed mogelijk te imiteren? Het gaat erom dat je een beeld hebt van wat je in de wereld graag zou zijn. En dat beeld is meestal niet gebaseerd op datgene wat je wezenlijk bent en kunt. Juist daardoor zijn de schapen en de schaapachtigen altijd in grote meerderheid overal aanwezig.
Maar laten we dan eens kijken hoe het anders zou kunnen. Je moet in jezelf kijken, je moet proberen voor jezelf te beseffen wat kan ik, waar ben ik goed in, waar ben ik minder goed in? Niet wat zou ik in de wereld willen, of wat eis ik van die wereld, maar wat ben ik en wat kan ik? En dan moeten we naar onze dagdromen kijken, totdat we iets vinden waarvan we zeggen dat kan ik en daar ben ik ook eigenlijk deel van. Op dat ogenblik kunnen we de grootste moeilijkheden overwinnen, op dat ogenblik wordt het voor ons mogelijk om naar buiten toe, althans ten dele, datgene waar te maken wat er is beeld in onszelf leeft over onszelf. En dan zien we onze wereld ook niet zondermeer als een enorme stroom waarin we maar stuurloos worden meegevoerd, waarin we door anderen worden bedisseld. We zien het leven voor een deel toch als iets wat we zelf óók bepalen. En daardoor waarderen we alles wat we zien een beetje anders. Het klinkt natuurlijk heel erg vervelend wanneer je zegt; iemand kijkt naar de wereld en vraagt zich bij alles af wat kan ik er beter van worden? Dat is dan ook geen bewuste gedachte. Maar het is het zoeken naar emotionele of verstandelijke, daadwerkelijke aanvulling van jezelf, om dichter te komen bij een ideaalbeeld. Nu zult u wel zeggen ja, maar ben ik dan wel zo’n eigen ik? Want heel veel mensen vragen zich wel af wat ze zijn. Het antwoord is wanneer u het zich afvraagt al een duidelijk bewijs, dat er in u iets zit waardoor u de wereld op een andere manier beschouwt dan een ander. Anders zou u het zich niet afvragen.
Dat is dus een kwestie van; leer jezelf kennen. Maar dan blijft nog altijd nog over, dat grote gedeelte van vroegere ervaringen, belevingen en mogelijkheden van de geestelijke achtergronden, die ten hoogste tot het onderbewustzijn vaag doordringen, en die eigenlijk in het bewuste leven van een mens maar een heel kleine rol spelen. Vooral in deze moderne tijd zou ik er op willen wijzen dat het in jezelf keren erg nuttig kan zijn. Ik zeg niet als u maar diep genoeg mediteert en in uzelf keert of contempleert, dan zult u op een ogenblik God ontmoeten; er bestaat een mogelijkheid dat u een emotionele beleving hebt, die u als zodanig interpreteert. Maar ik zeg u wel u leert in uzelf, door alle strijdigheden heen, uiteindelijk tot evenwicht, tot stilte, tot rust te komen.
Op het ogenblik dat nu kan het geheel van uw persoonsinhoud doorwerken en a.h.w. uw visie op de wereld een beetje veranderen. Ik denk dat dát het meest belangrijke is.
Je moet niet alleen maar rationeel te werk gaan, want op dat ogenblik ben je maar bezig met een deel van je persoonlijkheid en als je dan bovendien nog rationeel bent, volgens maatstaven die anderen bedacht hebben, ben je heel vaak bezig met een wereldbeeld waarin je eigenlijk niet past en waarin je feitelijk niet veel kunt betekenen. Je hebt ook de emotie nodig. Zelfs de wetenschappelijke onderzoeker moet ergens in zich een emotionele kracht hebben die hem in staat stelt om desnoods duizend proeven zonder resultaat te nemen en toch voort te gaan, omdat hij voelt; het moet mogelijk zijn zó zichzelf aan zichzelf te bewijzen. De emotie kan niet in de plaats treden van het verstand, natuurlijk niet. Aan de andere kant geeft de emotionele achtergrond van een mens veel meer aan wat hij in feite is, dan alle verstand ooit zou kunnen omschrijven. En daarom moeten we proberen ook die gevoelswereld, diep in ons, mee te hanteren, mee te maken tot een beslissende factor in al datgene wat we naar buiten toe zoeken te bereiken of zoeken te zijn.
Op het ogenblik is er een neiging om alles vooral te doen, zullen we maar zeggen en masse, met een vereniging, een partij, een bond of iets anders. Kijk, het is allemaal wel aardig, maar op een gegeven ogenblik wordt er niet meer gevraagd verhongeren de passagiers, of waar willen de passagiers aan land? Dan heet het: ons vaartuig moet voortgaan, ons voertuig moet in beweging blijven. Kijk, dat kun je natuurlijk nooit doen. Dan moet je je altijd afvragen wie en wat ben ‘ik? Hoe pas ik erin? U hebt met de orde te maken, op het ogenblik. Dan moet u niet zeggen: O, ik vind het zo mooi, ik ben lid van die orde, hoera-hoera-halleluja, looft den heer – trouwens, als u dat laatste zegt, past u er eigenlijk al niet helemáál meer bij – maar, u zou gewoon moeten zeggen; ja, wat kan ik hier vinden wat voor mij een verwoording is voor iets wat in mij leeft? Hoe kan ik hier iets vinden dat mijn gevoelens aanspreekt en me daardoor meer bewust kan maken van mezelf?
En nu weet ik wel, dat is niet helemaal solipsisme wat ik op het ogenblik verkondig hoor, maar de grondfilosofie ligt er toch wel in, dacht ik. Het is uiteindelijk onze relatie met de buitenwereld waar het om gaat, en die kunnen we alleen benaderen wanneer we eerst onszelf erkennen. Wíj zijn het die, voor ons beleven althans, gestalte geven aan de wereld. Degene die in zich lichtend is, die vindt overal nog wel een beetje licht, zelfs wanneer er oorlog is, zelfs wanneer de wereld dreigt te vergaan. En degene die in zich alleen maar een gevoel van misnoegdheid en duisternis draagt, die kan in een paradijs komen en denkt dat hij door de hel wandelt. En dat zien we steeds weer, dat zien we ook in de geest. Datgene wat er in jou lééft is belangrijk, niet datgene wat de wereld daarover leert of zegt.
Mensen hebben wel eens uitgeroepen ja maar, het is dan toch Gods woord? En dan volgt er een heel verhaal. Ik zou zeggen wanneer God spreekt, spreekt hij in u. Want diep in u is de enige verbondenheid met de totaliteit die blijvend is. Dan kunt u toch wéten; wat wel en wat niet? Daarom moet u het zich dan door anderen laten uitleggen? Laat ik het zó zeggen; wanneer alle mensen iets van de christelijke denkwijze waar zouden willen maken, en daarnaast hun gezind verstand gebruiken, zouden willen maken, en daarnaast hun gezond verstand gebruiken, zouden er geen wetten nodig zijn. En wettenmakers doen alles om te voorkomen dat dat ooit waar zou kunnen worden. Want het zou hun zijns-reden, hun machtsgevoel ongedaan maken. Dat kunnen ze niet aanvaarden. Het is duidelijk, hun droom is een wereld die zij leiden en dan meestal toch ten goede hoor. Er zijn maar heel weinig mensen die zeggen; nou ik leid de wereld naar de ondergang. Ja, het is een paar keer gebeurd, zelfs in de laatste wereldoorlog. Er is ook iemand geweest die op een gegeven ogenblik zei: ja, nou heb ik zo geleefd en gewerkt voor jullie allemaal, en nu kan ik het met jullie toch niet redden, ik kan niet waarmaken wat ik droomde; een verenigd Europa onder mijn gezag, jullie hebben me niet verdiend, jullie zijn me niet waardig, laten we dan maar alles vernietigen. Maar dat is wanhoop, dat is frustratie.
De meeste mensen willen opbouwen, alleen wat? De meeste zijn dan bezig met iets op te bouwen waar anderen voor moeten zorgen en waar zij als het even kan met de eer kunnen gaan strijken. Dat is natuurlijk onzin, want dan blijft er altijd ergens de onzekerheid bestaan is die ander niet beter dan ik? Of zou ik het anders moeten beslissen? Neen, het is altijd “ ik zoek eerlijk waar te maken wat in mij waar is”. En dan hoeft een ander het er niet mee eens te zijn. Een hele hoop mensen zullen denken nou, Maggie Thatcher, heeft zo langzaam maar zeker het dak weg laten waaien van de democratie in Engeland. Zij zelf zal ongetwijfeld zeggen; ik heb het enige stevige dak gevonden waar wij allen onder kunnen rusten de eigen aansprakelijkheid, de eigen zelfstandige samenwerking. In feite heeft ze geen van tweeën gedaan. Ze heeft gewoon het spelletje gespeeld dat iedereen speelt. Ze heeft een beeld van zichzelf, en omdat ze van dat beeld geen cent wil afwijken is ze de Iron Lady geworden. Er zijn ander mensen die van zichzelf het gevoel hebben: nou ja, waarom zou ik het moeten, ik heb geen zin. Ach, al die andere mensen, en ze kletsen maar. En die ziet zichzelf als een arme donder, ’n sloeber. Zo iemand bereikt over het algemeen óók datgene wat hij over zichzelf denkt, dat is werkelijkheid.
Vrijheid, wilskracht. Het zijn twee begrippen die samengaan, want hóé kun je datgene wat je werkelijk wilt waarmaken, wanneer je gelijktijdig aan alle kanten gebonden bent? Vrijheid, dat is een mens die de maatschappij de rug toekeert en in armoede onder de bruggen gaat leven misschien, maar die daardoor eindelijk met zichzelf vrede kan vinden. Vrijheid, dat betekent vaak; de kracht vinden om van vele dingen afstand te doen. En dan zeggen mensen ja maar, als je dát allemaal op kunt brengen dan moet je toch een zeer sterke en wilskrachtige persoonlijkheid zijn? Wat is het belangrijkste voor je, dáár gaat het om. Als u ziet met wat een verbeten wilskracht mensen met schuldbewustzijn zich op het ogenblik van de dood nog proberen te verzetten tegen elk denkbeeld dat hun eindigheid in de stoffelijke vorm zou bevatten, dan zou u begrijpen wat ik bedoel. Mensen die met hand en tand aan het leven hangen, terwijl ze niets meer hebben om voor te leven. Dan noemen we dat geen wilskracht, dan zeggen we dat is een ouwe taaie, of zoiets. Tuurlijk. Maar laten we wel weten, dergelijke dingen ontstaan ook door een stuwkracht uit jezelf. En wanneer er mensen zijn die de beheersing hebben opgevierd, bij bepaalde yogi’s zien we dat, dan kunnen ze zeggen: hart klop sneller, hart klop langzamer. Is dat wilskracht? Nee, dat is een verzinken in jezelf en het begrip dat het voertuig bij je behoort.
Daardoor kun je al die dingen tot stand brengen. Niet dat ik dat bijzonder indrukwekkend vind. Per slot van rekening loopt zo’n man zichzelf pennen door zijn wangen te steken en zo. Ik vind het erg leuk en erg spectaculair zo nu en dan. Maar een politicus die zich blootstelt aan de pijlen van de pers wordt vaak meer gemarteld dan de yogi met al die gekke dingen door hem heen. En de man die zegt: ik ben zo sterk, ik beheers mezelf zo sterk, je mag mij voor 5 dagen levend begraven. En die er dan later weer lekker uitkomt. Nou ja, dan zeg ik ook die man heeft misschien een repetitie gehouden, maar waarom eigenlijk? Wat is het nut ervan? Dat je iets kunt is niet zo belangrijk, maar dat je met wát je kunt, iets waar kunt maken dat behoort tot jouw wezen, jouw droom, dat past in jouw visie van de wereld. Dat is belangrijk.
Zo ziet u; als je praat over al die dingen, dan vraag je je op den duur af is het leven eigenlijk de moeite waard? Dan is het antwoord, neen het leven is de moeite niet waard. Het zijn die kleine dingen die we beleven, die het de moeite waard maken. Het is misschien de glimlach van een ander mens, een stem die ons ontroert, de wolkenlucht die we voor een ogenblik beleven als een zeilen nabij naar een ander landschap. Het is gewoon wat we beleven, wat het leven de moeite waard maakt, het leven zelf niet. Het leven zelf? Wat is dat anders dan eten, drinken, slapen, eten, drinken, slapen en de tussenliggende tijd wordt dan met de voor verwerving noodzakelijke bezigheden aangevuld. Onzin!
Wat beleef je? Soms doe je één dingetje op een hele dag, dat je denkt verrek dat zit perfect goed, Wat je hebt gedaan is geen cent waard, een ander had het misschien beter gedaan, maar jíj hebt het op dat moment gevoeld als een deel van vervulling van je zelf en daarom kun je een hele hoop doen. Er zijn mensen die zeggen a maar, ik ben bang voor dit, en ik wordt achtervolgd door dat. Natuurlijk, als je dat denkt dan is dat zo. Niet dat het echt zo behoeft te zijn, maar als jij het denkt is het voor jou zo. Wat moet je daar dan tegen doen?
Zeggen dat het er niet is, helpt je niet. Maar in jezelf zoeken naar de reden ervoor. In jezelf zoeken naar datgene wat je anders kunt zijn of doen. Dát kan je helpen om het probleem te overwinnen. Is dat wilskracht? Welnee. Het is gewoon je wereldbeeld veranderen, je wereldbeeld meer aanpassen aan hetgeen je zelf bent. D.w.z. in de wereld zoeken naar al die dingen waarmee jíj een weerklank kunt vinden, en je, door die weerklank gesterkt, steeds meer jezelf gevoelen en als jezelf beleven. Het is heus niet belangrijk of u nou uw belasting wel of niet betaald, behalve voor het ministerie van financiën dan. Maar het is wél belangrijk dat u die dingen dan doet met een besef dat ze zinvol zijn. En als ze niet zinvol meer zijn, dan zou het beter zijn om het niet te doen. Maar ja, dat mag ik niet hardop zeggen: O, geen belasting meer betalen? Daar hebben ze de pee aan. Aan de andere kant moet u zich dus afvragen wat is er zonder die belasting over zou blijven van al die dingen die u als vanzelfsprekend ervaart.
Je moet je gewoon afvragen wat is in mij en voor mij de wisselwerking met dit bepaalde aspect van de maatschappij, van de samenleving, van de wereld, van de kleuren, van het licht, de wolken, de regenbuien die zwepen, de storm die opkomt, de windstilte, het zonnetje. Je moet voor jezelf die dingen bepalen, gaan begrijpen welke rol ze voor je spelen. Dan pas ben je een werkelijk mens. Een werkelijk mens is niet iemand die geregeerd wordt door anderen. Een echt mens is iemand die geregeerd wordt door anderen. Een echt mens is iemand die echt kan lachen en echt kan huilen, omdat hij diep van binnen mee lacht en diep van binnen huilt. Niet alleen maar om uiterlijkheden, maar om het begrip voor zichzelf, en daardoor een begrip voor zijn wereld. Een werkelijke mens is iemand die het geheel van zijn geestelijke inhoud mee laat spreken in zijn beeld van de wereld en daardoor in die wereld zichzelf terugvindende steeds beter beseft, wat hij is en hoe hij moet zijn. En wie eenmaal een beeld heeft gevonden dat voor het ik een ideaal is, en dat buiten het ik als mogelijkheid bestaat, die zal dan uitermate wilskrachtig worden. Want de zelfbevestiging is, mede geestelijk gezien, een zelfinstandhouding.
Een zelfinstandhouding is een drang, die de gemeenschap, de mensheid als zodanig is ingelegd, zoals alle andere rassen en soorten, maar ze is gelijktijdig een van de belangrijkste drijfveren in ons eigen bestaan.