12 december 1962
Deze avond is het mijn taak met u te spreken over enkele aspecten van de esoterie en magie. Een vorig maal heeft men u gewezen op de verschillende sterren en symbolen. Nu zou ik deze maal gaarne met u willen spreken over de kern van het magisch werk, daarbij aan een tweede spreker na de pauze overlatend om met u de symboliek verder te bespreken.
De magie is gebaseerd op een tweede werkelijkheid. Die tweede werkelijkheid is niet irreëel. Voor de mens lijkt het of het een fantasiewereld is, en hij beseft niet hoe achter datgene wat hij als werkelijkheid beschouwt, zich een alomvattende wereld zonder waan uitstrekt. Daarin zijn alle elementen die in het eigen leven kunnen bestaan, dus ook de magische en de esoterische, volledig en alomvattend vertegenwoordigd. De mens leeft nu bepaalde delen van de werkelijkheid, dat is maya, de waan, en al het andere blijft voor hem onbereikbaar; of hij kent het niet of hij kan niet aanvaarden.
De magiër grijpt naar de tweede werkelijkheid in deze zin, dat hij uit de Goddelijke werkelijkheid zekere aspecten, die daar dus bestaan en volkomen reëel zijn, overbrengt in zijn eigen wereld. Het is dus een tijdelijke aanvulling van de krachten, de mogelijkheden en de werkingen, die in zijn eigen wereld bestaan.
De principiën, die in de eigen wereld regeren, licht en duister, vinden wij eveneens in de magische wereld. Want alle leven is gebaseerd op teenstelling, omdat alleen binnen tegenstellingen een uiting mogelijk is. Wanneer ik mij een figuur schep, die niet werkelijk is voor mijn eigen wereld maar die voor mij werkelijkheid. wordt u misschien bekend onder de naam scheingestalt dan heb ik daarmee iets gerealiseerd vanuit een Goddelijke werkelijkheid. Daarin bestaat die entiteit en dat wezen. Ik zal daar mijn persoonlijke aspecten aan toekennen, maar het bestaat.
Op dezelfde wijze kan ik in mijzelf keren en trachten in mijzelf werkelijkheid te vinden. Dan lijkt het mij soms alsof ik fantaseer of droom, want in mijzelf ligt een hele kosmos. Daaruit kies ik die gedeelten die mij persoonlijk het beste lijken, die volgens mij waar zijn. En dan is die waarheid eveneens strijdig met de werkelijkheid, waarin de mens leeft.
Het resultaat is duidelijk. Ook hier kies ik in mijzelf uit de werkelijkheid van mijn wezen de beelden die in mijn wereld en bewustzijn nog niet als zodanig bestaan. Een Goddelijke werkelijkheid wordt zodoende ook hier gerealiseerd. Helaas ontstaat er soms een strijd tussen onze wereld en onze persoonlijkheid en de aspecten die wij uit het Goddelijke voor ons werkelijk maken. Dit is dan het z.g. demonische of kwade aspect.
Wanneer ik leef in een wereld van licht, kan duister mij een schaduw zijn in een ogenblik van rust. Leef ik in een wereld van schaduw, dan zal het duister voor mij het ontvallen van alle licht zijn: Demonisch.
Zo moet een ieder uitgaan van zichzelf en bovendien moet hij begrijpen dat overal verbindingen bestaan tussen mens en mens, wereld en wereld, kracht en kracht. Er is geen enkel wezen in het gehele Al, dat niet door ontelbare lijnen van kracht verbonden is met andere wezens en andere krachten in het Al. Een magiër gebruikt deze krachten.
De esotericus realiseert zich de werking van deze krachten in zichzelf. En zo ontstaat een reeks van regels, die elk voor zich belangrijk zijn. Allereerst; voor al wat er bestaat. is er het perfecte tegendeel aanwezig. Alle goed wat ik hier doe. zal door iets wat nu voor mij kwaad is, elders in het Al gecompenseerd worden. Alle kwaad wat ik doe wordt elders in het Al in de tijd en de ruimte, gecompenseerd door goed.
Een verandering in het werkelijk levende kan niemand tot stand brengen: De verandering in de eigen persoonlijkheid scheppen is eveneens: ondenkbaar. Maar wij kunnen ons wel de krachten realiseren.
Wanneer er een voorwerp is, waarmee ik een band heb, dan spreekt het tot mij. En wanneer er een tweede voorwerp is, dat identiek is, dan spreek ik niet alleen tot een voorwerp, maar tot elk voorwerp dat met het eerste identiek is. Wanneer ik een klank hoor, dan beluister ik niet alleen die klank, maar alle krachten waarin die klank leeft. De oneindigheid manifesteert zich in alle kleine dingen. Indien ik als esotericus wil komen tot bewustzijn van mijn innerlijk wezen, dan behoef ik niet alleen mijzelf te onderzoeken. Een dauwdruppel op een rozenblad, een zonnestraal in de nevel, een ijskristal op mijn venster, een lotus in een maannacht, zij alle zijn deel van de onwerkelijke en toch werkelijke wereld, die de eeuwige waarheid is. Wij kunnen ons dat niet realiseren, maar wanneer ik in de dauwdruppel mijzelf besef, mij daarin verdiepend tot al wat in mij leeft in overeenstemming daarmee meespreekt, dan openbaar ik meer van mijn eigen werkelijkheid dan bij een kritisch onderzoek van mijn eigen persoonlijkheid volgens redelijke maatstaven.
Wanneer ik als magiër een dauwdruppel neem op een rozenblad en ik werp het in een bokaal tezamen met andere stoffen, dan heb ik niet alleen maar de chemische en organische. substantie toegevoegd, ik heb al wat rozenblad is, al wat dauw is, toegevoegd.
Essentieel en niet slechts in uiterlijk. De geest der dingen die de magiër gebruikt, zal zijn wereld voor de leek moeilijk toegankelijk maken. Hij beseft maar al te weinig wat zijn werkelijke mogelijkheden zijn.
Hij meent steeds weer: Ik moet een antwoord vinden, dat mijn wereld bevredigt, maar dat is niet juist. Ik moet een antwoord vinden dat kosmisch bevredigend is en in mijn wereld manifest geopenbaard wordt. De relatie tussen oneindigheid en tussen beperkte wereld en ruimte is in feite de gehele kracht der magie. Wanneer gij in uzelf roept tot een hoge geest en ge spreekt zijn naam, dan is het wel zeker dat die naam eigenlijk maar een waanbeeld is. Maar ergens in die naam ligt een essentiële trilling. Ergens in die naam schuilt datgene wat u met die geest verbindt. Er is een echo uit de oneindigheid. De ervaring van deze echo is belangrijk. Om de belangrijkheid echter op de juiste wijze te zien moet de mens zich bewust zijn van zijn eigen persoonlijkheid. Niet in een volledig kennen van alle aspecten, die in hem bestaan, maar in een ruwe schets, een grondlijn. En deze grondlijn is voor de esotericus en de magiër praktisch gelijk hanteerbaar.
Gij zijt als mens een dier. Dat wil niet zeggen, dat gij een beest zijt, dat uw mentaliteit beestachtig of dierlijk is. Maar uw wezen zelf beantwoordt aan dezelfde structuur aan dezelfde natuurlijke krachten als die van alle dieren die met u verwant zijn. Alle vertebraten praktisch. Gij zijt dier en als dier leven in u de dierlijke harmonieën. Dat is niet alleen maar honger en dorst, maar dat is ook de invloed van de zon en van de regen; dat is de sfeer van een woud, de dreiging van iets wat komen gaat en toch niet komt, zoals elk dier dit ondergaat.
Instinctieve wereld waarin ge u beweegt. Dan hebt ge daarnaast uw denken. Uw denken is het samenvoegen van de feiten tot een beeld waardoor ge beredeneert en beheerst. Het ontwikkelen van een toekomstbeeld dat niet slechts enkele details, maar misschien zelfs het lot van een wereld omvat, is denken. Hierbij gaat ge uit van uw ervaringen, van hetgeen gij geleerd hebt. En daarmee probeert ge u een beeld te maken van uzelf, maar dat is niet juist. Want ge laat juist daarbij de dierlijke harmonische verschijnselen buiten beschouwing. En zo goed als men de sterk lichamelijke invloed bij de mens pleegt te onderschatten, zo onder of overschat men de inwerking van de geest zelf.
Want in de mens is de kern als in het dier de geest. Deze geest leeft vanuit een andere sfeer, een andere Wereld. Zij staat dichter bij de grote werkelijkheid dan de stof, omdat zij minder beperkt is in tijd en in duur en in leven. Maar ervaringen hebben niets meer te maken net de realiteit van de mens of met zijn redelijk beeld. Zij hebben te maken. Met een werkelijkheid die groter is. En daarom kan de geest vaak door het verstand moeilijk verstaan worden. En wanneer geest en lichaam gezamenlijk tegen het weerstand in opstand komen, dan zien wij mensen die daarmee ten onder dreigen te gaan, die niet begrijpen dat wat zij moeten zoeken niet is de redelijke verklaring, maar in de eerste plaats de harmonie. Zolang een mens esoterisch streeft, zal hij moeten trachten een eenheid van geestelijk leven, van denken en stoffelijk leven tot stand te brengen. Deze eenheid is hem belangrijker dan een redelijke verklaring of een oordeel. Slechts een mens die een geheel is kan in zijn geheel reageren op wat rond hem is.
Wanneer deze de dauwdruppel op het rozenblad beziet, dan is daar het lichaam met zijn eigen reactie op de dauw als frisheid, als glinstering. Als haast hypnotiserende schittering misschien. Maar de zachte teint van het rozenblad, de geur die er nog een ogenblik zweeft, deze dingen tezamen zijn niet in de beschouwing opgenomen. Zij worden ondergaan.
Het dierlijke erkent zijn wereld zonder het te beredeneren, maar dan komt de gedachte en de gedachte ziet de roos, waaruit het blad is gekomen. Hij ziet de wolken, die langzaam op de aarde zijn neergedaald en daar optrekkend, de gronddamp met zich meenemende, de dauwdruppel hebben achtergelaten. Hij ziet het proces, hij begrijpt de schoonheid ervan, overziet hoe vele rozen er op de wereld zullen zijn, die ook het blad laten vallen, een blad waarop een dauwdruppel ligt.
De geest erkent de levensessence van de roos en lager leven samengetrokken in het bewustzijn van een groepsgeest, sprekende van strijd zo goed als van schoonheid. De geest erkent in de wolken een reeks van elementaire wezens, die in de nevel spelen, denken en streven, niet aan de mens verwant, maar toch levende natuurkracht. En de geest ziet zo een beeld van een deel der oneindigheid.
Wanneer nu de impulsen van de stof, de impulsen van de geest, samenvloeien met het beeld van het verstand, dan staat daar voor het “ik” in de meditatie plotseling de groepsgeest waaruit alle rozen ontstaan zijn. Een lichtend Wezen dat speels manipuleert met de erfelijkheid om steeds andere en nieuwe vormen voort te brengen. Hij ziet de krachten die heersen over de kleine dienaren van de natuur. Hij staat tegenover grote lichtende geesten en hij ontdekt hoezeer hij met hen verwant is en waar hij van hen verschilt en hij erkent zichzelf.
En de magiër die niet beseft hoe de band is tussen dierlijk lichaam en verstand en de ziel en haar geest, ach, deze zal trachten met alleen stoffelijke middelen te werken. En hem ontgaat de geheimzinnige uitstraling van een plant die nodig is voor zijn bezwering. Hij erkent niet de magische resonance van het ene woord die doorklinkt en desnoods rotsen verbrijzelt. Hij erkent het niet. Want hij wil alleen beredeneren.
Maar het lichaam met zijn aanvoelen zal zuiverder de waarden van bv. een rots in zich erkennen, daardoor zuiverder afstemmen dan ooit het verstand kan doen. En de geest erkent in zich de gebondenheid met de krachten, waaruit de aarde is geboren; de kleine geesten die leven, gebonden met bergen en dalen, met rivieren die wonen in bomen en planten, maar ook de grote geesten die leiding geven Tot hen roept de geest, en de stof geeft de klank waarmee hij roept. Het verstand voegt deze beide samen tot een werktuig.
Hier ligt dan voor het belangrijke beeld van de innerlijke harmonie, de samenklank van de delen van eigen wezen. Wie een van die delen ontkent, wie er zich voor schaamt dat hij lichamelijk dier is, of wie er zich op beroept dat hij alleen geest is en het verstand uitschakelt, zij zijn dwazen, zij bereiken niets. Hun eenzijdigheid ontneemt hen de mogelijkheid de geestelijke kracht werkzaam te doen worden. Zij ontnemen zich de mogelijkheid het stoffelijk gebeuren, de instincten en het. aanvoelen om te zetten tot een werktuig, waarmee hij in de geest kan werken.
Wanneer ge dit beseft, zult ge ook begrijpen, dat de magische banden, de harmonische contacten van groepen en stralen en meesters tezamen moeten komen in een vast patroon, dat toch altijd persoonlijk is.
Men heeft wel eens geprobeerd een boekwerk te schrijven over die magie. Daarin heeft men alle recepten opgesomd en gezegd hoe men een geest oproept op een kruising van wegen, hoe men een demon bezweert binnen de gesloten cirkel van het pentagram. Men heeft neergeschreven hoe men doden opwekt en hoe men zieken geneest. Hoe men dood of leven geboren doet worden en hoe men tijdelijk de illusie werkelijk maakt voor een ieder die er in betrokken is.
Maar de mensen kunnen deze dingen niet doen. Een enkeling slaagt er in en hij zegt; dit boek is groot en goed. Anderen proberen het 1000 x en zij slagen niet en zij zeggen; dat boek is verkeerd, het is dwaas en onzin. Maar die enkelen die slagen hebben de persoonlijkheid een persoonlijke sleutel die dicht ligt bij het recept, waardoor de kleine onbewuste variatie van zo’n voorschrift voldoende is om het voor hen tot een persoonlijke sleutel te maken, tot machten en krachten.
Degenen die niet slagen moeten beseffen, dat het hun wezen is, dat niet is aangepast aan het recept, aan het voorschrift. Het is net niet bestaan van de krachten, maar het niet instellen van jezelf op deze krachten. Wanneer u werkt met deze dingen dan realiseert u zich al snel, dat het alleen van uzelf moet komen. Ge hebt een eigen neiging, een eigen denken. De een werkt met sympathische magie, d.w.z. hij gebruikt overeenkomsten van mens en wezen, hij gebruikt identificatieverschijnselen, tussen een voorstelling en een werkelijkheid en kan inderdaad zo veel tot stand brengen.
Een ander echter kan niet met deze vaak meer op tastzin en het visuele gebouwde waarden werken. Hij Werkt met incantatie. Maar een incantatie, een beeld, of een tekening, een voorstelling moeten voor míj zin hebben.
Wanneer ik denk aan de Grootgoddelijke krachten en het heeft voor mij geen zin, dan kan ik alle machtswoorden uitspreken, die de eeuwigheid ooit gekend heeft, maar voor mij zijn zij geen sleutel. Wanneer ik grijp naar een incantatie en zij leeft niet zo sterk in mij, dat het is als een stroom, die haar boeien en ketenen slaakt, het denken doorbreekt en bruisend, schuimend uitgaat, om in een roes van klank en begrip de sterkte te wekken die in mij leeft, dan is de incantatie waardeloos.
En Wanneer ik 10000 x een beeldje maak, een poppetje maak, een foto zie en ik zeg dat is een mens en ik kan mij er niet mee identificeren, dan blijven het gescheiden waarden. Ik moet uitgaan van de band. De band die bestaat tussen mij en alle andere dingen. En nu komt er voor u een reeks van dingen, waarin er een zonderlinge werking mogelijk is. Gij kunt misschien uzelf hervinden in deze dagen. Ge kunt ook misschien falen. Wat ge moet vinden is de sleutel van uw persoonlijkheid. Er zijn lichtende krachten en de lichtende kracht kan worden gemaakt tot al wat ge wilt. Wanneer ge de lichtende kracht zegt: Gij zijt een tijger, ga uit en ga op het spoor van het Kwaad, en verdelg het, zo is het een tijger, die uitgaat.
Wanneer ge tot het licht zegt: Wees als een bliksemschicht, die leven brengt in deze, die dood schijnt te zijn, het wekt op tot leven. Maar gij, gij moet de sleutel kennen tot het licht. Gij moet het licht in uzelf verwerkelijken en gij moet het middel weten waardoor het van u kan uitgaan. Daarbij zijt ge zelf beheerst, maar de kracht die van u uitgaat mag niet beheerst worden. Een dwaas is het die de zon wil berijden als een paard, wanneer zij haar baan rond de aarde maakt. Een dwaas is het die tracht de stroomwind aan zijn wagen te koppelen, om daardoor getrokken te worden, nietwaar?
Hoe dwaas is dan niet de mens die tracht om de krachten van de eeuwigheid in de beperkte ban van zijn wezen te drukken. Dat is onmogelijk. Ge kunt het eeuwige niet binden, noch met begrip. Wanneer ge innerlijk opgaat noch met uw wil alleen. Gij kunt de kracht richten, ge kunt bepalen waar die kracht vanuit u zal uittreden en hoe, maar ge kunt niet bepalen hoe dit uittreden zich verder voltrekt. Hierdoor is het mij natuurlijk zeer moeilijk u directe beelden te geven van alles wat samenhangt met dit dirigeren en dit leiden van krachten, dit oproepen van krachten.
Wanneer ik dit doe, geldt dan ook een voorbehoud dat wij reeds eerder als ik mij niet vergis in deze cursus hebben gemaakt, n.l. dat ge alle experimenten waarvan ge u niet zeker voelt, zult moeten nalaten. Wanneer ge experimenteert, zullen we u helpen waar het kan, maar het risico is voor u. En voor mijzelf maak ik nog het voorbehoud; ik geef u algemeen aanvaarde krachten en formules, maar ge moet zelf de weg zoeken waarop zij voor u tot kracht en formule kunnen zijn.
En dan wil ik eerst iets vertellen over de wijze waarop men een kracht voor zich tracht te roepen. Wanneer ik een kracht roep dan begin ik altijd mij deze Kracht voor te stellen. Zeg ik, roep de kracht van de zon of hoe gij hem noemen wilt: Adonai, Akheios, dan moet ge u die zon voorstellen als een lichtende kracht en dan spreekt ge tot die zon.
Gij, Kracht van Licht, Gij, Die de aarde licht en vruchtbaarheid schenkt. Tot U spreek ik Adonai (of Akheios of hoe ge Hem noemen wilt). Hoor mij aan. (want ik moet een contact hebben) Spreek tot mij uit Uw Kracht en zo ge magische aanleg hebt zult ge zeggen Zendt mij Uw geliefde dienaren. En dan noemt gij een paar dienaren, als ge ze kent en als ge ze niet kent, dan zegt ge alleen: Zendt mij Uw krachten en Uw dienaren, opdat de taak des lichts in mij vervuld worde.
Daar begint gij mee. Gij moet het beeld hebben, ge moet weten waar ge u tot. richt. Uw “ik” moet a.h.w. lichamelijk de siddering ondergaan van hetgeen uw verstand noodzakelijk heeft geacht. En uw geest moet uitreiken tot zij ergens in de oneindigheid dit contact gevonden heeft. En als wij het contact hebben gevonden, als ergens de siddering spreekt, dan wordt het zaak om te bepalen.
Gij, o dienaren van het Grote Licht, dat God in de dag aan de hemel stelt. Hoort mij en luistert naar mijn woorden, In de naam van Hem, Die u regeert, Adonai (of hoe u Hem noemen wilt) zeg ik U: Hoort mijn woorden goedgunstig aan. Draag mij de krachten van Uw meester toe. Kom tot mij en help mij mijn taak te voleinden.
Dat is logisch. Gij hebt de zon, gij betrekt de krachten er nu in; want gij weet, die zon zelf zal zich hier niet volledig kunnen openbaren. Maar er zijn de krachten die meer harmonisch met mij zijn, die meer in mijn wezen kunnen inwerken.
En nu ik alles heb voorbereid komt mijn feitelijke incantatie. Nu heb ik hier die lichtende zon en dat is voor mij een directe gezant Gods, Gij zo’n, Gij parel aan de kroon der hemelen, Gij glans van licht, waaruit de Eeuwige weerkaatst in deze wereld van schijn Zijn werkelijkheid.
Zendt mij Uw krachten, zendt mij Uw boden en dienaren en geef mij de krachten des Lichts, opdat ik…. en dan vult ge verder maar de formule aan.
Een ieder gebruikt zijn eigen formulering. De een spreekt tot Brahma. Gij scheppend geweld, U bewust van Uw wezen in het duister, vorm met Uw gedachten de kracht die tot mij komt. De ander spreekt tot Brahman.
Gij, verborgene en niet-geuite, uit wie alle krachten voorkomen in licht en duister, omvaam mijn wezen.
Een ieder spreekt zoals het bij hem hoort. Zoals de sleutel van zijn wezen is, zo incanteert hij. Want in die incantatie schept hij een band. En wanneer de relatie duidelijk begint te worden, dan vindt hij vanzelf ook het symbool. Sommigen tekenen een sterrenhemel in een tempel. Een ander neemt een klein voorwerp dat schoon is in zijn ogen, een schaal met water misschien van gedreven koper. Een vijver, die de lucht weerspiegelt. Iets wat hem lief en dierbaar is. En hij zegt: Kijk, dat is mijn band met het Eeuwige. En hij beschouwt dit en in hem vormen weer dezelfde krachten, weer gaat het zoeken uit en hij maakt nu plotseling een verbinding, waarbij het voorwerp zichtbaar in zijn wereld wordt.
Tot het ritueel, de handeling elk naar eigen aard en geneigdheid hem zegt; Hier is dus de kracht. Nu ik het voor mij zie en ik het beschouw, nu verdiep ik mijzelf daarin. En in mijn wezen is de kracht en ik voel, dat ze in mij werkt en er komt een ogenblik, dat ik mij voel als een God en ik alle dingen kan doen. Ik kan niet zeggen; hoe goed is het zo te zijn.
Maar te zeggen; Laat alle kracht die in mij is van mij uitgaan tot dit éne doel. Dat is de grote kunst van de magiër, de witmagiër.
En de esotericus?
De esotericus grijpt ook uit naar het Hogere. Maar hij spreekt niet incanterend tot de zon; zend mij uw dienaren. Maar hij zegt: Gij, Licht van de zon, maakt gij helder wat duister is in mijn wezen, openbaar mij de verborgenheden, die ik niet besef. Wees mij de wijsheid, die mij ontbreekt. Zend mij Uw dienaren en Uw kracht, laat ze inwerken in mij.
U beschouwend, o zon, zie ik het gouden licht van de eeuwigheid weerkaatst in de tijd.
En dan denkt hij aan die zon en hij ziet die zon in zichzelf opgaan over zijn wereld van innerlijk weten. Dan ziet hij plotseling de moeilijkheden en de tuinen, de rotsblokken, maar ook de schoonheid, die in hem leeft. Dan kan hij zeggen; ziet, dit is kostbaar. Een esotericus is als een goede tuinman. Wanneer er een kostbare plant staat, dan maakt hij rondom zorgvuldig de aarde vrij. Hij brengt daar de most aan, die voor de esotericus is de overpeinzing, de meditatie. Rond dit ene punt, opdat. deze ene plant haar volle rijpheid moge bewaren. En zo manifesteert hij in zichzelf maar een facet van zijn wezen, maar in dit facet spreekt de eeuwige kracht. Vanuit dit ene punt, dat volontwikkeld is, wordt het mogelijk de wildernis te overzien. Zoals een boom, die tot rijpheid komt en hoog uittorenend boven de wildernis het mogelijk maakt hem, die haar beklimt, rond te zien.
Te zien waar de grenzen van de wildernis zijn en hoe de stromen gaan.
Zo zoekt de esotericus ook in verbondenheid met een kracht zijn weg. Zo kunt ge dan incanteren, gij kunt mediteren. Maar ge kunt meer doen. Wanneer ge in uzelf een waarheid ontdekt hebt, dan is ze zo vluchtig. Zo snel is zij heen als de wiekslag Van een vlinder. Waarom dan niet een lijn getekend? Gegrift in hout of steen, getekend op perkament of papier. Een enkele lijn, die aangeeft hoe de weg was van uw gedachten.
Een landkaart van uw innerlijk Wezen. Mediteer, zie naar de beweging. De beweging die lijnen werpt. Laat uw wezen de beweging meemaken en ge vindt dezelfde tuinen terug, dezelfde plaats, dezelfde weg.
Teken een landkaart van uw wezen. Noem het een symbool, noem het een zegel, noem het alleen een tekening die abstract is. Als het de weg is die ge in uzelf hebt. gevonden, dan zal het volgen van de lijn na lijn in u doen herontstaan wat ge reeds wist.
Gij zult dan in staat zijn steeds meer van uw eigen wezen te weten; steeds zuiverder te beseffen, hoe ge het meest kostbare in uw ik kunt beschermen en verheffen. Daardoor zult ge beseffen hoe ge beter kunt komen tot contact innerlijk met die hoge krachten waarmee ge verwant zijt.
Als magiër doet ge hetzelfde. Als magiër zet ge de lijnen uit en ge zet de symbolen uit.
Misschien neemt ge een reeks van voorwerpen en stelt ze in een bepaalde volgorde op.
Niet dat die voorwerpen magisch of belangrijk zijn, maar omdat zij gezamenlijk voor u ten weg betekenen naar een kracht.
Waarom dacht ge dat de magiër soms zo zorgvuldig zijn lampen zoekt? De een moet de vorm hebben van een zwaan, de tweede van een vorst, de derde moet rechtlijnig zijn en de vierde een kloosterling, die het licht in de holle hand draagt. Waarom? Omdat deze dingen geassocieerd zijn met zijn Wezen.
Wanneer gij een aantal krachten in uzelf kent en ge ziet als symbool daarvan heel eenvoudig een speld, een klein stukje hout, een klein stukje krijt, een kristallen kraal, dan hebt ge dus punten van uw wezen, dat zijn associaties. Het is iets wat in u bestaat, het is een innerlijke kracht.
Uw lichaam ziet deze dingen, ze tast ze a.h.w. af. Zij hebben een betekenis maar die betekenis is vaag, ze is instinctief. En nu ga ik ze groeperen en hergroeperen en zo ontstaat een patroon.
En vreemd, op de een of andere manier boeit het mij. Zoals een kind soms speelt met blokken en kralen en duizend keer hetzelfde patroon opbouwt tot een volwassene denkt dat het kind dwaas is omdat het niet beter weet.
Speel rustig met uw symbolen maar bouw ze op. Bouw ze op totdat ze de weg aangeven, die uw wezen sensueel a.h.w. door de voorstelling, maar gelijktijdig mentaal door het begrip van wat eraan verbonden is, en geestelijk door de harmonie die is uitgebeeld, gebruiken kan om te ontvluchten aan de beperking van de wereld van tijd en ruimte om even uit die Goddelijke werkelijkheid de kracht te putten die noodzakelijk is.
Waarom zoudt ge uzelf te goed achten voor dergelijke dingen? Ik weet dat men lacht over de oude priesters van China, de oude bedelaars van India, de oude priesters en gewijden van uw eigen tijd en land of van een ver verleden, wanneer zij bv. de knoken werpen of de orakelstokken. Maar wat ge niet weet is dit. Deze dingen op zich, zij hebben niet te maken met een duiding van het orakel alleen. Het zijn niet de ogen van dobbelstenen, de val van stokjes alleen, die bepalen. Neen, het toeval, het ogenblik nu wordt uitgedrukt in het werpen van het orakel. Daarom dient het snel en vastbesloten te geschieden, eenmaal.
Dan gaat de geest volgen, de weg van erkende symbolen, en vindt een deel van de oneindigheid en realiseert zich dit en zegt: daarom zijn die krachten werkzaam.
Er zijn er velen die de zin daarvan verloren hebben, maar wanneer gij bepaalde associatiepunten hebt, hetzij kleine voorwerpen, en ge wilt het heden zien, werp ze een keer uit en laat uw geest die weg dwalen, zoals zij daar getekend is. Van beeld naar beeld, van facet tot facet.
Ge zult zien, dat in u ook een beeld rijst van een toekomst. Want ook gij kunt langs de symboolpunten, die de weg van uw geest bepalen met ergens de harmonie van een grote werkelijkheid, het lot nagaan. Het is geen zwarte magie, het is ook geen witte magie. Het is eenvoudig een weg en wie haar goed gebruikt put er licht uit, en wie haar verkeerd gebruikt, put er duister uit.
Zo zijn er 1000 en 1 mogelijkheden. Wanneer gij een mens aanziet en ge kunt een ogenblik uw verstand uitschakelen, gewoon, ge laat het lichaam ontvangen wat het lichaam ontvangen moet, de aura wat de aura ontvangen moet, ge laat de geest achter op het gebied dat van de geest is, dan ontstaat er een beeld; dan ziet ge een mens en ge zegt: Ah, gij zijt ziek. Ach, er is een overledene bij u. Of gij zegt; gij zijt zoeven aan een groot gevaar ontsnapt. Gij leest gedachten, gij kent de toekomst, gij leest het wezen, gij ziet oorzaken en kwalen uit verleden en toekomst al tezamen in dat ene wezen. Waarom?
Omdat het verstand dan interpreteert wat de mededelingen hebben gegeven, sensorisch werd waargenomen op geestelijk terrein, op materieel terrein. Dit vloeide samen in de rede en de rede kon er een beeld van maken. Zo kan men leren om mensen te lezen en dat is magie. Want als gij tot uzelf keert en ge laat de stemmen van uw stoffelijk voertuig, de stem van uw geest in uzelf werken en ge probeert niet om bewust te denken en te rationaliseren, een beeld te vormen of te verklaren, dan wordt er spontaan een gedachte geboren. Een symbool, je weet niet wat het betekent. Je ziet een kerk, een beeld, je ziet een altaar of een boom, je ziet alle dingen en die voorstelling begint dan langzaam te spreken en ge gaat van daaruit verder borduren. Maar voor je het weet heb je ergens een punt van wijsheid aangeroerd, waar je innerlijk wezen op reageert. Je gedachten zijn harmonisch met je hele wezen.
Er zijn veel mensen die een verschil maken tussen gedachten en gedachten. Er zijn magiërs bv. die iemand die deel neemt aan hun ritueel, verbieden om te denken aan bepaalde dingen, en dan mislukt het altijd. Want het verbodene trekt de gedachten van de mens. Er zijn esoterci die zeggen; ge moogt aan niets denken dan aan mij of aan een gemeenschappelijk onderwerp. Gij moest uw woorden kuisen en zuiveren tot ze alleen nog een weergave zijn van die harmonie en die melodie, die ik u heb voorgesproken.
Maar dat is dwaasheid want dat kunt ge niet. Gij kunt niet zeggen; ervaar. Maar in het ervaren; ken uw doel. Laat niet uw denken bepalend zijn; laat de indruk die gij krijgt de gedachten vormen en niet omgekeerd. Dan immers zult ge dichter bij de waarheid staan.
Dan zult ge dus ook beter begrijpen hoe ge een medemens kunt helpen. Dan zult ge begrijpen waar hulp mogelijk is en waar die niet goed is. Ge zult begrijpen waar sprake is van een beproeving en een inwijding of alleen van dwaasheid. Gij kunt inzien wat gebeurt.
En omdat ge weet wat gebeurt, kunt ge ook de kracht zoeken, die harmonisch is. Dat kunt ge het beste doen.
En voor uzelf? Wanneer ge voor uzelf weet welke voorstellingen er in u leven en ge gaat die voorstellingen niet dwingen in de nauwe vorm waar ge ze instampt als iemand die stenen vormt, maar ge laat ze gewoon gaan vanuit een symbool, dan ontwikkelt zich in uzelf het eigen wezen. De mens denkt dat in het menselijk leven magie eigenlijk iets buitengewoons is. Dat esoterie eigenlijk boven de norm ligt.
Elke mens die niet zijn gedachten gebruikt als enige maatstaf voor zijn bestaan, kent magie en kent esoterie. Wanneer wij leven, vrienden, wanneer wij bidden. Wanneer wij denken, wanneer wij wanhopig zijn, wanneer de angst de leden voortjaagt of doet verstijven, wanneer de vreugde een ogenblik de beheersing van elke spier doet wegvallen, dan nog leeft ge in waarheid, maar in een grotere waarheid dan uw eigene. En laat uw gevormde gedachte die kracht dan opvangen en richten. Want ge hebt uw magie, ge hebt uw bewustwording, uw innerlijke stuwkracht.
Ik wil nu gaan besluiten, maar ik kan dat niet doen zonder u te wijzen op onze eigen wereld. Onze wereld is ook een deel van de werkelijkheid, maar niet het geheel. Evenals uw wereld. Onze wereld is misschien groter en wij kunnen vanuit onze wereld vaak gemakkelijker opstijgen. Wij zijn lichter, wij dansen op speldenspitsen, zoals gij op grashalmen, nietwaar. Gij zijt zwaar, voor u is dat pijnlijk, voor ons niet. Maar dat is het grootste verschil.
Onze werelden verschillen niet zoveel. En nu moet ge goed begrijpen. Een ieder die leeft in de geest, ongeacht de wereld waarin hij leeft, kan contact opnemen met de stof. En een ieder in de stof kan, wanneer hij bewust is van die werkelijkheid van de geest, contact opnemen met de geest, onverschillig hoe, wanneer, waarom. Het is de innerlijke kennis, het bewustzijn, dat het contact tussen Uw wereld en de mijne bepaalt. Wanneer ge hulp van de geest nodig hebt dan is het niet noodzakelijk om eerst naar een medium te gaan of zelfs om te zien of te horen. Wanneer ge de kracht in uzelf laat opwellen, door alleen maar te denken aan die sfeer, totdat ge ergens het symbool vindt dat die sfeer voor u uitdrukt hebt dan hebt ge de sleutel. Dan kunt ge spreken met die geest, ook al denkt ge misschien alleen dat ge met uzelf spreekt, Dan kunt ge lezen in de toekomst, ook al denkt ge alleen maar dat ge fantaseert. Dan zijn de wegen van de sfeer, duister of licht, voor u open. Dan kunt gij een geest helpen, ook zonder middel, zonder middenstuk, zonder geleider van onze kant, zonder medium van uw kant. Want dan kunt ge a.h.w. ingaan tot die wereld en daar uw kracht tonen, uw wezen tonen en werken.
Er zijn geen feitelijke grenzen tussen uw wereld en de onze, zomin als er werkelijke grenzen zijn tussen de natuurgeesten, die rond u soms nog zijn, en uw eigen menselijke wereld. Alle dingen vanaf de laagste geestelijke kracht tot de hoogste Goddelijke kracht is bereikbaar. Maar in onszelf moeten wij de sleutel vinden.
Alle hulpmiddelen die wij gebruiken, alle middelen die ons afhankelijk maken van een ander, zijn tenslotte maar vervanging en vaak ook een gevaar voor luiheid en vertraging.
Zelf te werken in uw wereld is het beste wat wij kunnen doen. Voor u om zelf contact op te nemen met onze wereld is het beste wat ge kunt doen. Te werken met de geest en de krachten van de geest wil niet alleen zeggen geschenken krijgen, dat wil zeggen een sleutel vinden, waardoor ge bewust kunt werken als deel van een andere wereld.
Leer daarom, uzelf te mediteren, niet alleen over de geest maar vooral over de kracht van de geest, dat het symbool is wat die wereld voor u betekent.
En wanneer ge dat symbool kent, gebruik dat symbool zoals ik u beschreven heb, als een sleutel tot een nieuwe Wereld. Dan is het voor u misschien een slang, een kruis, zoals eens voor Mozes in de woestijn, toen zijn volk ziek was. Of het is de gekruiste slang, de gestrengelde slang van het slangenvuur, die men later om de staf van Esculapius heeft doen kronkelen.
Misschien is het een eenvoudig kruis of een cirkel, misschien is het een landschap, of een stuk van een melodie. Het maakt geen verschil uit wat de sleutel is.
De sleutel is de harmonie der relatie tussen uw wereld en de onze, waardoor het bewustzijn, deel te hebben aan een wereld, waaraan het verstand geen deel kan hebben.
En wanneer ge ooit roepen wilt tot de geest, tot een kracht of tot God, besef wel; wie spreekt tot kleine krachten dient voor te bereiden, wat hij zegt. Wie spreekt tot de grootste kracht doet er voldoende aan alleen het symbool van die kracht, zoals het in hen leeft, uit te zenden, een flits van een duizendste seconde, een ogenblik dat het beeld de ban breekt van het stof gebonden zijn en de kracht is er. Het is aan u om die kracht te leiden, zowel voor uw eigen bewustwording als ten dienste en ten behoeve van anderen.
Daarmede is mijn bijdrage voor heden, ten einde. Ik hoop dat de eenvoud van mijn woorden in uw ogen niet tekort heeft gedaan aan de diepe betekenis ervan.
Symbolen en symboliek.
Zoals u uit het betoog van de eerste spreker hebt kunnen opmaken, is dus symboliek vaak van buitengewoon groot belang. Daarbij hebben we te maken met persoonlijke symbolen en daarnaast met algemeen gangbare of algemene symbolen. Zo kunnen we bv. stellen dat het Christuskruis dus met de langere arm naar onder toe een algemeen symbool is. Het vreemde echter is, dat wij ditzelfde kruis in vele varianten kennen en dat deze meestal het symbool zijn van kleinere groepen en zelfs persoonlijke symbolen.
U zult u afvragen; wat is het verschil, wat is de betekenis hiervan? Elk van ons heeft zijn eigen plaats in het Heelal (dat weet u natuurlijk allemaal al maar ik moet het erbij vertellen). Die eigen plaats houdt in, dat op het ogenblik dat de volmaaktheid bereikt wordt, de relatie met alle delen van het Al volledig evenwichtigheid is. En nu zou je dus kunnen zeggen: Een gelijkarmig kruis – een z.g. Andreaskruis kan het dus ook zijn – is wel een volmaakte uitdrukking, vooral wanneer het in een cirkel staat. Het toont aan dat je dus de evenwichtigheid, de gelijkheid nastreeft.
Bij een Christuskruis daarentegen zeg je; wij zijn in het stoffelijke gebonden, wij moeten vanuit het stoffelijke omhoog streven. Het extra stukje dat erbij komt aan de onderste arm is dan om aan te geven hoever we ons moeten vrijmaken van het algemeen stoffelijke, voordat wij aan de gelijkwaardigheid van de eeuwigheid toe zijn.
Zo heeft ieder zijn eigen symboliek; bij de een vinden wij de swastika dat is zoals u weet niet alleen nationaalsocialistisch, het is een heel oud symbool, wij vinden zonneraderen, wij vinden z.g. gesloten kruiscirkels, enz.
Wanneer ik voor mijzelf een dergelijk symbool kies, dan doe ik dit voor een groot gedeelte vanuit een persoonlijke voorkeur. En nu zien wij het vreemde, dat iemand b.v. een swastika kiest omdat hij bij de Hindoes thuishoort. Hij kiest echter die swastika niet met de evenredige armen, zoals men die elders ziet die een perfecte draai, een zonnerad aangeeft neen, hij tekent ze onevenwijdig. Bv. op de horizontale as tekent hij ze iets korter dan op de verticale as. Zo geeft hij aan, dat in hemzelf dus de nadruk op een bepaald
vlak ligt. En wanneer bij hem de verticale lijn de langste armen heeft, dan geeft hij toe dat hierin voor hem de meeste onevenwichtigheden voorkomen. Hij weet het zelf niet, maar zo denkt hij erover. Die symbolen zijn dus eigenlijk de vaak onbewuste uitdrukking van wat men zou kunnen noemen het menselijk denken.
Een mens heeft nl. de behoefte om bepaalde waarden uit te drukken. Hij kan dit ook doen in woorden. Wij vinden randschriften in heel veel zegels ook bij persoonlijke zegels die bv. in potjeslatijn zijn gesteld; of alleen maar gewoon in de landstaal.
Hier in Nederland zou je je dus een zegel kunnen voorstellen, waarin staats de Here (of Jahwe of Adonai) zegene dit huis en bescherme het. Een beschermzegel dus. Hier wordt het woord de uitdrukking van een gedachtebeeld. Dit gedachtebeeld is bestemd dat moeten wij goed onthouden.
Want elk symbool, dat algemeen is, kent zijn bestemming in de algemene leer. Als ik het kruis zie, dan is de bestemming daarvan gelegen in de evangeliën. Wil ik dat terugbrengen tot het minimum, dan zal ik daar bv. een randschrift kunnen omzetten van: Bemint uw naaste gelijk uzelf.
Wanneer ik een meer persoonlijk zegel of een beperkte groepszegel heb, dan moet ik dus ergens, aangeven waarom het gaat. Het symbool is nooit volledig wanneer het geen randschrift heeft, hetzij ideëel, hetzij reëel. Want het denken dat de omgrenzing is van het symbool (en de betekenis ervan) is voor ons gelijktijdig het richtinggevende van de kracht, die wij in het symbool zoeken.
U moet zich voorstellen; elke persoonlijke zegel, dat gecentreerd is, d.w.z. evenwichtig om het middelpunt van een cirkel, wordt genoemd een z.g. kosmisch symbool. Elk zegel waarin het middelpunt ligt buiten het middelpunt van de cirkel (dus excentrisch wordt getekend) is een z.g. wereld symbool. Want we onderscheiden ook hierin de dingen die eeuwig zijn (de waarden die eeuwig zijn), en speciaal iets, dat wij in de tijd zoeken. Ik wil u een eenvoudig voorbeeld geven.
Stel, u wilt een amulet tekenen, een zegel weergeven van uw eigen persoonlijk leven en u zoekt daarin bv. vrede. Nu is vrede kosmisch gezien evenwichtigheid. Ik zal dan geneigd zijn te gaan werken met bv. een zespuntige ster of een achtpuntige ster, in ieder geval een evenwichtige figuur. Ik zal daarin een centraal midden schrift gebruiken, dus een woord, een naam of titel, of ook wel een bepaalde tekening; en die zal ook weer evenwichtig zijn.
Maar als ik persoonlijk vrede zoek, dan bedoel ik helemaal geen kosmische vrede want er zijn veel mensen, die kosmische vrede niet eens kunnen verwerken, daar worden ze dol van. Zoals de mensen die de stilte van het platte land gaan opzoeken om daar beter naar hun transistorradio te kunnen luisteren. Die moeten dat even onevenwichtig maken, ze hebben ergens een factor nodig die compenseert. Dan zal zo’n mens dus bv. een reeks spaken van een wiel tekenen, maar die spaken dan niet allemaal even lang (dus het middelpunt van de spaken buiten het middelpunt van de cirkel). Zo gaan zij in symbolen weergeven, hoe zij zich dat evenwicht voorstellen. Hier heb ik dan te maken met een persoonlijke interpretatie.
Het feit, dat de doorsneemens tegenwoordig die persoonlijke symbolen niet meer gebruikt, betekent niet dat ze geen kracht en geen waarde meer hebben. Wij gaan dit heel eenvoudig opstellen.
In de eerste plaats; elk kosmisch symbool is geconstrueerd uit mathematische vormen, die een zekere evenwichtigheid of evenredigheid kennen, bv. gelijkzijdige driehoeken, vierkanten en cirkels.
Elk persoonlijk symbool daarentegen is getekend uit een combinatie van mathematisch geheel zuivere en gelijkwaardige figuren en onregelmatige figuren. Bv. een vierkant plus ruit tezamen kan kosmisch zijn. Maar een vierkant met een driehoek met een hoek van 90° erin zal daarvoor niet juist zijn.
De mens gebruikt daarbij vooral voorstellingssymbolen en dat kunt u zich het eenvoudigst zo zien; Wanneer ik een bepaald beeld heb, zoals de Christenen vroeger bv. de vis om Jezus weer te geven – Christos – dan kan ik met een enkele lijn iets uitdrukken, wat voor mij onnoemelijk veel betekent. Ik weet niet wat het kosmisch betekent, ik voel het alleen maar aan. Maar om een geheel complexe reeks van indrukken Voor mijzelf vast te leggen, teken ik een enkele lijn.
Er zijn heel veel mensen die daarvan gebruik maken. Wanneer u kijkt naar bv. een keur op goud of op zilver, dan zult u ontdekken dat men daar een leeuw inzet. Waarom eigenlijk? Omdat de leeuw het zegel is van de staat. Waarom het zegel van de staat? Omdat die staat zich staat zich strijdvaardig en koninklijk acht, enz. En zo kun je doorgaan.
In de heraldiek komen we veel persoonlijke symbolen tegen, die langzaam maar zeker in de wapenschilden terecht zijn gekomen. Er is bv. een man, die vlootvoogd is geweest.
Hij heeft na een zeeslag een wapen nagelaten, waarop drie scheepjes evenredig op een zee van azuur staan, met zilver. Nu is de bedoeling; met gouden scheepjes op azuur en zilver, weer te geven dat hij vlootvoogd was. Maar er is nog iets. Die drie scheepjes zijn niet in een driehoek zuiver regelmatig neergezet, maar een gaat voorop en twee volgen. Daar staat dus in: Ik ben een leider van mensen, ik werk met de krachten van het water, ik voel mij verwant aan het water en ik weet zeker dat elke poging van mij door een tweevoud van gevolgen ondersteund wordt.
Een ander voorbeeld: Wij vinden op een gegeven ogenblik een molenaar die geadeld wordt; deze man moet dan een blazoen kiezen. Hij kiest daarvoor vreemd genoeg een molen en een schaakstuk. De mensen denken dat het een toren van een kasteel is, maar dat is niet waar. Waarom? Deze man was een zeer knap schaker, mathematicus, denker. (Het schaken was toen pas populair) Hij dankte zijn adel aan zijn methode van denken, maar hij baseerde zich op de molen: Ik heb het voedsel gemalen; zoals ik het voedsel maal, maal ik de gedachten. En daarmee bedoelde hij dat zijn kunde lag in het abstracte denken.
Elke keer dat ik zo mijn persoonlijkheid omschrijf, omschrijf ik dus niet alleen dat wat ik nu ben, maar ook wel degelijk een stukje van de eeuwigheid. Daarom houdt de een ervan om overal aapjes neer te zetten en geeft een ander de voorkeur aan bv. olifanten. Een onbewuste associatie, zeker. Dat weten de mensen tegenwoordig niet meer, maar onbewust associëren ze dit. De een wil macht hebben en de ander wil wijsheid. En daarom kiezen ze zich een symbool.
En nu ik dit allemaal verteld heb, kunnen wij misschien ingaan op de symboliek, die de mensen gebruiken, wanneer ze spreken over hogere werelden. We kennen tekeningen, waarin de sferen precies worden uitgeduid. Dat dit kolder is, zult u wel met mij eens zijn. Want je kunt geen directe scheiding maken.
Men tekent de levensboom, – u weet wel die abstracte voorstelling – daar zet men dan een aantal engelen of grootkrachten in en die heeft men precies in lijnen vastgesteld. Dat is natuurlijk dwaasheid. Zo bestaan die dingen niet. Maar als mens moet ik mij het Al in een zekere orde voorstellen. En dat betekent dat ik elk beeld dat ik mij maak, van een godsdienst, van een bestaan, van een leven, van de zin van het leven, eerst moet opzetten als complex. Elk menselijk leven, elk menselijk denken begint complex.
Uit deze complexiteit gaat het terug tot het ene punt, de ene oorzaak, de ene kracht, die voor die mens de zuivere harmonische waarde is. In de symbolen, die hij kiest, in de tekens die hij kiest zal hij dat proces weergeven. Je vindt mensen die beginnen met zich te omringen met allerhand barokke voorwerpen. Dan, langzaam maar zeker gaan ze terug van het te barokke ze vinden een lijn, die hun persoonlijke lijn is. Men zal zeggen, dit is geen symbool. Zeker wel. De manier waarop u bv. uw meubels kiest, is een aanwijzing voor uw persoonlijkheid, voor de manier waarop u leeft. Wanneer wij dit dus bezien, dan zeggen wij; hé, daar heeft een mens getracht het complexe van zijn leven uit te duiden.
Later verandert dat, dat heeft hij niet nodig, en dat niet. Hij gaat vereenvoudigen. Hoe eenvoudiger ik word, hoe dichter ik bij de waarheid kom. En die Waarheid is niet altijd aangenaam. Daarom vinden wij juist in de. grote eenvoud van de symbolen en van denken heel vaak een complexe begeleidende reeks van voorstellingen.
Neem bv. Salomo’s zegel. Het is op zichzelf zo eenvoudig als het maar kan. Het is een lijn waarop een bliksemschicht neerslaat. God beroert mij in Zijn Kracht. Het perfecte symbool zou ik zeggen, voor een magiër. Maar later was dat toch niet genoeg. Toen moest er een naam bijkomen, en wij gingen een beetje de bliksemschicht veranderen; het moest ook nog een planeetsymbool worden. Want het eenvoudige; ik sta open voor Gods Kracht en Hij werkt door mij was te eenvoudig, dat was niet aanvaardbaar.
Ook Salomo zelf heeft daarmee te worstelen gehad, Wanneer wij bv. zien hoe Salomo in het begin zijn zegel heeft, dan ontdekken wij dat het een zuiver leeuwenzegel is. Hij heeft de leeuw van Juda erin staan, zoals u die tegenwoordig nog kunt vinden in het zegel van Hailie Selassie. Ook heeft hij een uitstorting van Goddelijke Kracht daarin staan. Hij heeft er nog een Godsnaam in staan (want hij is een uitverkorene en gezalfde Gods) en een aantal tafelen, die gelijktijdig zijn priesterschap en magiërschap aangeven.
Later komt hij daarvan terug. Hij komt tot het hoogtepunt van zijn leven en dan kent hij alleen nog maar die ene bliksemschicht met die lijn eronder. Klaar. Dat is God door mij.
En dan kan hij het weer niet verwerken. Want dan is hij geen vorst meer, hij is niet groot meer en niet machtig. Hij wil terug. En dan doet hij dat door in zijn zegel bv. een zuiver Heidense Godheid te symboliseren. Men zegt niet: Salomo was de grote koning der Joden, maar hij was ook eigenlijk een Joods apostaat, een afvallige. In de laatste jaren van zijn leven heeft hij zelfs een soort Ishtardienst bedreven. Hij hield zich dus bezig met verschillende Baäls en verschillende godinnen, meer dan met Jahwe. Dit vinden we dan terug in zijn persoonlijke symbolen en ook in zijn magisch zegel.
Wanneer je nu het magisch zegel van Salomo ziet, u weet wel het bekende zegel met de Davidsster en de verslingerde driehoeken (dus dubbel uitgevoerd, verslingerd in azuur en goud), dan vindt u daaromheen een aantal cijfersymbolen, lettersymbolen, u vindt er het zwaard van macht, de dolk, die de demonen weert, of het kromzwaard (zo wordt het ook vaak getekend) en nog meer van die dingen.
Oorspronkelijk waren er alleen maar twee driehoeken, de Davidster. Want de Kracht van de God van David en van de God van Abraham leefde in Salomo. En dat was zijn magisch zegel, En toen kwam daar in te staan Gods naam en dat was, als ik mij niet vergis: Adonai.
Hiermee was alles gezegd. Er was geen verschil tussen de driehoeken want voor God is wat boven is en wat beneden is, gelijk. De microkosmos en macrokosmos, zij spiegelen de Schepper gelijkelijk en spiegelen elkander.
Maar later was dit niet meer aanvaardbaar. Er moest iets anders komen, iets wat naar boven toe groot was, vandaar de goudkleur. Eerst door inlegwerk en later ook in arceringen en tekeningen weergegeven. En het andere moest dus de macht zijn, dag en nacht. Hier vinden wij in het zegel terug de wijze waarop dus Salomo zich naar de goden toe beweegt. Hij erkent niet meer de eenheid van alle dingen, maar hij heeft de godin van de nacht en de god van de zon. En dan heeft hij de Heerser nodig. Hij verandert zijn Godsnaam dan in Jadubad, later in Jahwe, en weer later in Jehova. Dit laatste is bewaard
gebleven en men betwijfelt of die in schriften wel van Salomo zelf zijn. Men neemt aan dat dit later door de Joodse magiërs is gebeurd.
Vroeger had hij geen behoefte aan iets wat beperkt. Gods wereld, Gods evenwicht moet je zo aanvaarden, dat is macht in zichzelf. Maar op het ogenblik dat je aan die macht begint te twijfelen, dan ga je proberen om daar kracht te brengen. Je gaat de getallen van de symbolen er omheen zetten, je gaat de tekens weer aparte godsnamen geven, je gaat alle magische epedimenta afbeelden. Je gaat de slang erin brengen en de ark. En zo wordt het een zeer ingewikkeld symbool, dat uit de eenvoud is gegroeid, omdat de eenvoud voor die mens niet meer aanvaardbaar was.
Wanneer wij de symboliek zien van bv. het Christelijk kruis, dan ontmoeten wij soortgelijke beelden. In het begin was het kruis op zichzelf niet eens nodig. Men had genoeg aan een haaltje als van een vis. Khtus (vandaar dus ich, Jezus, een anagram). Daarna echter begonnen de mensen erover na te denken en zeiden; daar moet iets in groeien, het is dood hout, het moet leven!
Toen kregen we dus een kruis met in het middelpunt, waar de balken elkaar beroeren, een roos. Maar later was dat ook niet genoeg. Toen kwam er een reeks rozen omheen. En zo komen wij dus in de richting van de symboliek die men bij de Rozenkruisers nu nog gebruikt.
Hier had de mens wel gelijk, hij zocht iets nieuws, naar hij kon niet begrijpen dat in het eenvoudige God ligt. Dit alles vertel ik u alleen maar om u duidelijk te maken waarom zo menigeen geneigd is om juist een mooi, ingewikkeld zegel uit te zoeken. Waarom hij aan een symbool niet genoeg heeft. Wij moeten voor onszelf leren vereenvoudigen en dan kan elk teken voor ons betekenen wat wij wensen.
Het is dus niet zo, dat wanneer u een bepaald symbool tekent, dat toevallig voor een ander Mars of Mercurius of Venus of Saturnus betekent, dat het voor u hetzelfde moet zeggen. Het kan een taal zijn die men bv. onder astrologen gebruikt en dan zult u begrijpen dat een astroloog dit symbool anders hanteert dan u. Want voor u kan, zoals in het verleden wel gebeurd is, Mercurius gelijktijdig een demonisch symbool zijn. En zo kan bv. Mars voor u een Godssymbool zijn. Dat kunt u zelf uitmaken.
De waarde die ik zelf leg in een symbool is voor mi] bindend, zolang ik ze erken. Hebben we dit begrepen, dan kunnen we ook zeggen; wat doen we met namen? Want namen zijn ook een symbool. Wanneer ik zeg: Jezus, wat betekent dat dan eigenlijk? Jezus, nu ja God. Het is zoveel. Er zijn mensen die de hele familie erbij halen, die zeggen Jezus, Maria, Jozef, enz. Maar ze bedoelen er niets mee.
Maar als ik Jezus voor mijzelf zie als een Kracht van licht, dan zal datzelfde woord voor mij een heel andere betekenis krijgen. Wanneer ik het uitspreek met die voorstelling, met eerbied, dan is dat woord, dat op zichzelf dus niet belangrijk is, voor mij plotseling een krachtbron worden.
Wanneer ik een doodgewone verwensing gebruik, dan zegt dat niets. Maar op het ogenblik, dat ik door haat en door begrip van hetgeen ik zeg, die verwensing stimuleer, wordt het een vervloeking! En zo zijn wij omringd door allerhand dingen, die waarde variëren.
Variant en zullen we ook heel vaak aantreffen bij de z.g. normsymbolen. Wanneer u zich bv. bezighoudt met de ster en de stersymboliek, dan kunt u zelf zo’n ster gaan tekenen. Wanneer u dat doet, al doet u het nog zo zorgvuldig, dan zult u ontdekken dat er een bepaalde afwijking in voorkomt. Teken hem twintig keer en het zal blijken dat er 12 tot 14 maal dezelfde afwijking voorkomt (dus veel meer dan gemiddeld aanvaardbaar is). Dan kunt u zeggen dat er op dat punt van zo’n ster voor u nog een afwijking bestaat.
Tekent u een hoge priesterlijke ster bij wijze van spreken met steeds dezelfde afwijking in het hoge vlak, dan kun je zeggen: daar moet bij mij een fout schuilen, ik ben er nog niet rijp voor. Het symbool leeft voor mij niet zuiver. Kan ik het mij niet visualiseren, mij niet duidelijk voor ogen stellen, dan geldt hetzelfde. Dan is dat voor mij niet zuiver. Ik kan mij nog niet op de krachten die in die ster worden gesymboliseerd ten volle verlaten. Het is eigenlijk zo eenvoudig wanneer je het goed beseft. En daarmee komen wij aan het laatste stuk van mijn verhaal. Dat is de kwestie van incantatie. Wanneer u incanteert, dan doet u dat meestal alleen met woorden. Maar wanneer je ziet dat er iemand is, die dat goed kan, die dat goed doet, dan moet u eens opletten. U kunt het bv. Vrijdag op de steravond. zien. U zult dan ontdekken dat bepaalde dingen ook uitgebeeld worden.
Wanneer een spreker een incantatie tot de Hoogste lichtende kracht geeft, dan zult u zien dat hij in 9 van de 10 gevallen een gestaffeld kruis maakt. Twee strepen, een soort Jacobsstaf. Waarom? Omdat dit kruis niet het verlossingssymbool is, maar het oriëntatie symbool. Dus gelijktijdig is datgene wat kracht doorgeeft naar beneden, en van onderuit voor kracht ontvankelijk maakt naar boven toe. Hij doet dat eigenlijk zo terloops, dat je je afvraagt; waarom? Hij doet dit omdat het beeld hoort bij de woorden die hij zegt. Zo zult u ook heel vaak zien, dat hij de hand op ten bepaalde wijze houdt. Wanneer ik God iets smeek, dan moet ik mij ook iets voorstellen waarin ik dat smeken kan opvangen. Nu is voor de mens die dit doen moet het eenvoudigste; de handen omhooghouden, kracht ontvangen. Wilt u dit doen met een symbool, dan kunt u zich voorstellen een soort graalbeker, waar van boven het licht invalt, als champagne dat overvloeit. Zo kun je je dus allerlei voorstellen.
Wanneer we een beeld hebben dat als het even kan past bij een daad, die mede geassocieerd is met ons ervaren van een hoogste kracht en trilling – die wij daarbij produceren – dan hebben wij op die manier één van de machtigste dingen gekregen die bestaan. Wij hebben nl. het vermogen gekregen, om gebaseerd op een ontrukt-zijn van alle zintuigen en gelijktijdig in een volledig geestelijke instelling, een geestelijke kracht te ervaren, zonder daarbij een stoffelijke werkelijkheid geheel uit het oog te verliezen. Dat is heel belangrijk.
Deze incantaties, de magie die erbij hoort, zijn dus gebaseerd op een volledige samenwerking van hoogste krachten. Van symbolen, hetzij in een handeling, soms ook in een uitbeelding, als bv. een aantal brandende kaarsen die je neerzet, (met als symbool een trilling), plus je eigen stoffelijke werkelijkheid. Want elk symbool is uitgegaan van de materie. Vanuit de materie werd het door de gedachten gemaakt tot een schakel tussen materie en hoge kracht. En de hoge kracht zelf kan zich, via het symbool, in de materie uiten.
Er moet een band zijn tussen het schijnbaar eindige en de onveranderlijke, eeuwige oneindigheid. Elk symbool dat ons daartoe kan dienen, dat wij daartoe kunnen gebruiken, is voor ons kostbaar. Maar het is altijd ons eigen symbool in de eerste plaats. Belangrijk is daarbij dat onze eigen instelling en gesteldheid parallel loopt met of gelijk is aan de kracht en het symbool, waardoor wij een werking tot stand brengen, waarmee wij een bepaald licht willen ontvangen.
Er is hier na mij nog en gast, die u twee vormen van incantatie wil demonstreren. Er is maar één voorwaarde aan verbonden. Wanneer u die spreker volgt, probeer er dan niet over na te denken wat hij doet. Probeer het in de eerste. plaats te ondergaan. Later kunt u nagaan wat ze voor u hebben betekend. Wanneer u daaraan een symbool kunt verbinden, dan hebt u meteen een methode waarbij u vanuit uzelf de kracht weer toegankelijk kunt maken. Dan hebt een eigen sleutel gevonden naar een nieuwe en andere wereld.
Twee incantaties.
Ik zou vanavond twee incantaties voor u willen demonstreren. Ik heb daarvoor twee vormen gekozen, die enigszins van elkaar afwijken. De eerste is gebaseerd op de oude gedachtegang, de oude inwijdingsleer, haar symbool is het ankerkruis.
De tweede is gebaseerd op de moderne gedachte en inwijding en hierbij kunt u zich het beste een normaal kruis voorstellen, met een lichtstraal die valt op de bovenste arm net boven het knooppunt. Deze incantaties vragen beide een zeker gebaar van de handen. Ik zal trachten die gebaren zo juist mogelijk te maken. U zult ontdekken dat de symboliek van het gebaar minder verschilt dan de vorm van incantatie zelf. Ik vraag nu alleen uw welwillende medewerking en aandacht, want dit is iets wat wij zeer kort en snel kunnen doen.
Tot U O Moeder, Gij gehoornde, Gij sieraad van het uitspansel, zetelend op aarde, richt ik mijn ziel en mijn kracht. Zend mij Uw snelle boden, o Moeder, opdat Gij, de Lichtende en Barende, de openbaring moogt vormen van alle krachten, die hier zijn. Opdat Gij mij geve het inzicht van de kracht van leven en van Werken, opdat de sleutel Van het leven geopenbaard zij uit Uw wezen. Tot U machtige Isis roep ik, ik roep tot U met Uw gezel Osiris, met Uw kind Horus, met Uw teken en macht en Uwen Vader, Ré. Opdat Gij openbaren moogt de sleutel van leven, dat Gij openbaren moogt de sleutel van wijsheid. Dat Gij moogt Volbrengen het Wonder van Kracht aan ons.
Zo, althans in deze vorm, werd geïncanteerd voor Isis. In de christelijke vorm wordt dit anders.
In de naam van de Vader, Hij die is in de hemel. Hij die is Licht en Kracht en Wijsheid, Hij, Die heerst over alle dingen. In de naam van de Geest die beroert al wat leeft en doordringt dit met de. wil des Heren in de naam van de Zoon, die geopenbaard heeft het totaal van de Kracht en de Wil des Heren, spreek ik en bid ik tot U. Gij, almachtige Christusgeest, Gij lichtend beeld van den God, Die wij erkennen, weest met ons in deze ure. Geef ons Uw kracht en Uw liefde, geef ons Uw weten en de sleutel tot de weg. Geef ons het wezen van Licht opdat wij vervuld moge zijn van Uw Kracht, opdat wij worden opgenomen in de sterkte van Uw liefdeband en vinden het geheim van den Vader, dat ligt verborgen in Uw wezen. In de naam van Christus kracht van Leven, Liefde en Licht, in de naam van de Vader, uit wien de Christus voortkomt en van wien Hij deel is, uit naam van de Geest die het Licht van de Christus uitdraagt over alle werelden sfeer. In de naam van Jezus, Die als Christusdrager op deze aarde ons heeft gegeven de Kracht van de Christus, zij het bewustzijn over ons allen, zij de Kracht des levens in ons geopenbaard, de waarheid van de Weg, deel van ons, die bewustzijn zoeken. Amen.
Deze demonstratie, de sfeer die u daarbij hebt gevonden, kunnen u misschien dienstig zijn bij het zoeken van een persoonlijk contact met Hoger Licht of, zo ge dit gevonden hebt, het contact met dit Hogere, gemakkelijker maken.