24 november 1961
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Ons onderwerp voor heden is: Enkele consequenties van het paranormale
Hierbij wil ik allereerst uitgaan van een zo redelijk mogelijk standpunt volgens de menselijke rede. De mens heeft een grote hoeveelheid hersenen. Hij gebruikt hier slechts een beperkt deel van. Dit is niet zijn eigen schuld, daar hij niet beseft welke mogelijkheden in de door hem niet gebruikte delen van de hersenen schuilen. Het zal u bekend zijn, dat men operatief, bepaalde delen van de hersenen kan verwijderen, zonder dat een voor mensen kenbare verandering van persoonlijkheid optreedt. Het zal u bekend zijn, dat door het wegnemen van sommige andere delen van de hersenen, of het buiten gebruik stellen daarvan, de redelijke vermogens niet worden aangetast, ofschoon wel vaak zeer belangrijke tekorten optreden in gevoelens en moraal. Wanneer wij van dit door de wetenschap vastgestelde uitgaan, luidt de eerste vraag: Is het mogelijk, dat in de schijnbaar niet voor het bewustzijn belangrijke delen van de hersenen nog niet bekende vermogens en gaven schuilen? Zouden dit paranormale vermogens zijn? Hoe komt het, dat deze alleen als potentie in de huidige mens bestaan? Om antwoord hierop te vinden, zullen wij ons met het verleden bezig moeten houden.
Er is een tijd geweest, dat de huidige mens een dier was. In deze periode van ontwikkeling moest hij – gezien de dierlijke geaardheid van zijn voertuig – leven krachtens zijn instincten. In het bijzonder bleek voor zijn behoud het familie-, later groepsinstinct van overwegend belang. Belangrijk was vooral zijn gevoeligheid voor komende gevaren, die nog niet zintuiglijk kenbaar waren. Ook in deze dagen zien wij soortgelijke voorkennis nog bij sommige dieren. De mens had in het verleden deze gave wel bijzonder sterk. Dit was voor zijn behoud ook wel noodzakelijk, anders zou hij, als een in verhouding zwak en hulpeloos wezen t.o.v. de andere dieren, niet voldoende levensvatbaarheid tonen en zou het zeker niet zover gebracht hebben, dat hij de overheersende vorm kon worden. Het is waarschijnlijk, dat de mens in de u nu bekende vorm en met de denkmogelijkheden, die u nu bezit, dan van het toneel verdwenen zou zijn in de tijd van de laatste sauriërs. Want dit is een periode, waarin vele andere levensvormen van het toneel verdwijnen, of belangrijke mutaties doormaken. Klaarblijkelijk was de sensitiviteit voor de mens nog lang nadien een van de belangrijkste waarden van het bestaan.
Wanneer wij te maken krijgen met de overleveringen van vele volkeren, maar ook, wanneer wij kennis nemen van de oudste gegevens, die op kleitafels werden gegrift, of in de rotsen werden gebeiteld, blijkt ons, dat de mens een buitengewone aandacht schenkt aan deze sensitiviteit , en het “ingewijd zijn”. Hiervan vinden wij ook voorbeelden in bv. de Bijbel. Bij nadere beschouwing blijkt men veel te doen met, en waarde te hechten aan hypnose en telepathie. Ook horen wij steeds over helderziendheid en bijkomende verschijnselen. Uit de verhalen van bv. Perzië en de oude Babylonische beschaving, maar eveneens uit vele andere bronnen, kunnen wij begrijpen, dat er vroeger ook in belangrijke mate gebruik werd gemaakt van verschillende soorten mediums, die golden als “de Stemmen der Goden”. Dergelijke stemmen Gods of profeten vinden ook in het Oude Testament een haast overheersende plaats ingeruimd.
Ontmoetingen van mensen met bovennatuurlijke wezens maken deel uit van alle bekende oude overleveringen en heilige boeken. Natuurlijk kan men gaan zeggen, dat de mensen over de gehele wereld in die dagen allen aan precies dezelfde denkcomplexen leden, dat zij allen volkomen gelijke psychische behoeften hadden en daaraan allen op geheel gelijke wijze uiting gaven in hun overleveringen. Maar dit lijkt wel erg toevallig. De verklaringen, die noodzakelijk zijn om dit alles aanvaardbaar te maken, zijn wel bijzonder ingewikkeld. Waarom dus niet eenvoudig gesteld: wanneer dit aan alle kanten zo nadrukkelijk wordt gezegd, zal er wel iets van waar zijn. De omschrijvingen vertonen teveel gelijkenissen om een toeval genoemd te worden. De interpretatie van de feiten kan misschien onjuist geweest zijn. Toch is de meest logische conclusie, dat bepaalde gaven en gevoelsmogelijkheden in de oude tijd door de mensen bewust gebruikt werden en door hen als een normaal deel van het leven werden gezien. Wat door deze gaven aan voor hen zeer belangrijke gegevens over toekomst en sferen werd verworven, werd door hen als van onmiddellijke Goddelijke origine beschouwd. Hieruit volgt dan, dat de mens, die vroeger klaarblijkelijk veel dichter bij de natuur stond en een meer verwoede strijd tegen zijn omgeving moest voeren om eigen leven te behouden, over capaciteiten beschikte, die sindsdien langzaam maar zeker alleen nog door specialisten werden gebruikt, terwijl op den duur het gebruik hiervan geheel vergeten werd en alleen door toevalligheden soms nog op de voorgrond komt.
Nu kunnen wij stellen, dat een zeer groot deel van de oude wonderen en gaven, evenals een groot deel van de nu erkende paranormale vermogens berustten op telepathie. Waar zetelt deze? Naar ik meen, is het niet onredelijk te stellen, dat deze functie vooral in de rechter hersenhelft gelokaliseerd moet worden en wel in die delen, waarvan de directe functies ook heden bij de meest intense onderzoekingen niet bepaalbaar zijn. Daarnaast bestaat de mogelijkheid, dat dergelijke functies hun zetel hebben, in de frontale hersenlobben, waarvan de werkelijke functie al evenmin bekend is. Het feit, dat deze gaven een bestaan hebben als een algemeen deel van het leven, doet de vraag rijzen, waarom deze gaven dan verdwenen zijn. Wij weten, dat er vroeger mensen waren met een andere lichaamsbouw dan nu gangbaar is. Onder meer de beharing, schedelbouw en dikte van de beenderen waren anders. Verder beschikte de primitieve mens over een voor pijnen veel minder gevoelig zenuwstelsel, terwijl hij aan de andere kant klaarblijkelijk veel scherper reageerde op zintuiglijke waarnemingen.
Voor degenen, die deze stellingen alleen niet aanvaardbaar achten, omdat zij betrekking hebben op het verre verleden, waarin weinig bewijsbaar is, verwijs ik hen naar de spoorzoekers van Australië, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika, plus hun lichaamsbouw. Wij vinden daar immers mensen van z.g. primitieve rassen, die al deze oude begaafdheden nog bezitten en demonstreren. Zij gebruiken ook vele paranormale gaven, doch plegen deze te omkleden met magisch ritueel. Men kan niet ontkennen, dat zij de genoemde eigenschappen vertonen, terwijl zij eveneens vele paranormale gaven bezitten. Indien de leden van deze rassen worden opgenomen in de grotere beschaving en daar een deel van uit gaan maken, worden hun eigen gaven minder bruikbaar, terwijl bij enkele geslachten haast geen bewijs van de oude vermogens meer te vinden is. Indien de mens in een meer complexe, geheel door mensen beheerste maatschappij gaat leven, heeft hij bepaalde gaven niet meer nodig, als deel van de noodzaak tot verdediging en zelfbehoud. Hij gebruikt dergelijke gaven alleen nog maar voor bijzondere gelegenheden en ziet ze niet meer als een normaal en dagelijks ingeschakeld vermogen binnen eigen wezen. Zij zijn geen noodzaak meer en konden vergeten worden.
Toch zien wij, dat in de grote beschavingen van de oudheid – tot Rome en Griekenland toe – steeds weer door bepaalde groepen paranormale vermogens gebruikt worden. Zij doen dit binnen het kader van een godsdienst. Opvallend is hierbij, dat het herwinnen van deze gaven vaak gepaard gaat met zogenaamde geheimen, die direct met de natuur en terugkeer tot de oude staat in verband staan. Voorbeeld: de geheimen van de vrouwen in Griekenland, die voor enkele dagen terugkeerden naar de natuur op een voor de moderne mens onbegrijpelijke en onaanvaardbare wijze. Veel hiervan voert tot woede, onbeheerstheid enz.. Daarnaast leveren deze dagen steeds weer profetieën en inzichten op. Niet alleen een zich uitleven, maar ook het verwerven van later bevestigde en dus vaststaande waarden maakt deel uit van dit geheim. Tochten naar de grote heiligdommen, samen met overmatig drankgebruik en een verliezen van de in de maatschappij onontbeerlijke remmen, voeren al evenzeer tot bepaalde ervaringen op paranormaal gebied. Dergelijke natuurfeesten vinden wij ook in het oude Italië, waar zij door de Romeinen worden misvormd, tot de Saturnaliën hun zin verliezen en tot orgieën worden. Ook hier vinden wij gebruiken, waardoor de mensen in contact treden met natuurkrachten en oude gaven tijdelijk nog wel zien herleven. In streken, waar de bevolking in dichter contact met de natuur pleegt te leven, bestaan ook nu nog gewoonten van afzondering, die kennelijk o.m. tot doel hebben tot communicatie met die natuur te komen en bepaalde geestelijke gaven te ontwikkelen.
In deze dagen zegt men wel, dat dit alleen religieuze gebruiken zijn en dat het beleven van vele paranormale gebeurtenissen alleen maar het gevolg is van het onder deze volkeren heersende bijgeloof. Hoe moeten wij dan verklaren, dat in vele gevallen een Indiaan van een bepaald totem niet werd aangevallen door de dieren, die tot zijn totem behoorden, terwijl hijzelf daarop ook geen jacht maakte, zodat er in feite een soort wapenstilstand tussen mens en dier ontstond? Dat een mens geen jacht maakt op een bepaalde diersoort, omdat hij gelooft hiermee verbonden te zijn, is verklaarbaar. Dat een dier daarop reageert, is niet zonder meer met bijgeloof e.d. te verklaren. Ook dichter bij huis vinden wij feiten, die niet helemaal met bijgeloof enz. weg te verklaren zijn. Zoals u weet, leefde in Europa – vooral in bepaalde gebieden als Duitsland – de verering van natuurgoden nog door, toen officieel het christendom reeds meester was. Tot laat in de middeleeuwen horen wij over mensen, die – zij het door het werpen van runen, zij het door concentratie of dans – in staat zijn de toekomst te voorspellen. In vele gevallen horen wij van voorspellingen, die inderdaad later waar bleken te zijn.
Dat men in deze dagen hierover nog zoveel kan weten, dankt men hoofdzakelijk aan de verslagen van de heksenprocessen. Naast veel kennelijke onzin, vele vragen en antwoorden, die klaarblijkelijk direct uit de heksenhamer komen, vinden wij verklaringen van niet betrokkenen. In vele gevallen zijn de verhalen verschillend, maar zijn de feiten, die op paranormaal gebied worden genoemd, geheel gelijk. Het lijkt mij dwaas aan te nemen, dat deze mensen allen in hun verklaringen werden geleid door bv. publicaties. De gelijkluidendheid van de verschijnselen, die worden beschreven, komt voor over een zeer groot areaal en gaat van Polen tot Auvergne. Steeds weer horen wij over bijzondere contacten met dieren, waardoor deze zeer verstandig reageren op de woorden en bevelen van de heksen. Ook horen wij, dat heksen dieren kunnen genezen of ziek maken, dat zij de koeien ertoe brengen hun melk te behouden, of veel melk te geven. Wat de verklaringen over de invloed van de heksen op het weer betreft, vinden wij zoveel afwijkingen, dat hier eventueel van bijgeloof sprake kan zijn. Maar het genezen van kinderen en mensen, het dood wensen en ziekten veroorzaken, komen op zovele verschillende plaatsen met gelijke inhoud en feiten naar voren, dat hier wel iets van waar geweest moet zijn. In bepaalde streken hebben de heksenjagers, vooral in de latere periode, ongetwijfeld gebruik gemaakt van beschuldigingen op dit terrein, die zeer suggestief waren en tot bijgeloof aanleiding konden zijn.
Vooral waar heksen verdedigd worden tegen een ingrijpen van de overheid – iets, wat zeker vele risico’s met zich bracht – mogen wij toch wel aannemen, dat de kern van het gestelde op feiten berust. M.i. kan worden gesteld, dat in vele heksenprocessen niet het duivelse karakter van de invloeden wordt bewezen, maar wel degelijk een directe band tussen de heks en diens optreden, plus het verschijnsel, wordt aangetoond. Deze verklaringen en de conclusie, die zij ons doen trekken omtrent de heksen en hun bekwaamheden, sluiten helemaal aan bij hetgeen ons reeds uit de oudheid bekend is. In deze tijd blijken ook grote denkers veel te doen met middelen, die men op het ogenblik niet krachtig acht en houden zij rekening met vele invloeden op een wijze, die men in deze tijd bijgeloof zou noemen. Om een boeiende naam op dit gebied te noemen: Paracelsus. Deze mens blijkt een groot kruidenkundige en geneesheer, maar geeft tevens reeksen van recepten, die de moderne genezer doen rillen. Hij houdt – volkomen in ernst – steeds weer rekening met de stand van de sterren en in vele gevallen blijken zijn middelen gebaseerd op – of in verband te staan met – de magie. Toch is deze mens algemeen erkend als een wetenschappelijk denker. Hij moet wel resultaten van zijn werken met dergelijke middelen hebben gezien. Hij was in staat met deze, in de ogen van de medemens belachelijke methoden, zijn medemensen dan toch maar genezing te brengen.
In dit verband kunnen wij verder wijzen op de grote charlatans, die vooral in Engeland en Frankrijk optreden en vaak bij de rijken hun slag weten te slaan. Het is eigenaardig, dat deze charlatans met hun magische elixers – die niets met de dan bekende geneeswijzen te maken hebben en wetenschappelijk gezien zuiver bedrog zijn – toch vaak mensen genezen. Verder is het vreemd, dat dergelijke mensen verder, krachtens de vele verhalen, die over hun optreden zijn geschreven in hun eigen tijd, beschikten over gaven als suggestie, hypnose, beperkte kennis van feiten, gebruik maken van trance-toestanden enz.. Ook bij de charlatans valt op, dat zij veel van de oude waarden en gebruiken – soms ook van de oude inwijdingen – doen herleven. Zou het dan niet redelijk zijn te stellen, dat deze gaven in elke mens, krachtens zijn lichamelijke structuur, al moeten bestaan en dat zij in elke mens dan ook weer gewekt kunnen worden door langdurige oefening? De gaven, die eens een normaal deel van het menselijke leven uitmaakten, sluimeren en zijn verzwakt door een niet gebruiken daarvan, maar zij bestaan nog steeds en kunnen in de meeste mensen tot leven gewekt worden. Indien het voorgaande – ofschoon de argumentatie uit de aard der zaak beperkt en onvolledig is – aannemelijk geacht wordt, rijst de vraag: waarom heeft men tot op heden de door mij gegeven verklaring nog niet gevonden of aanvaard?
Met de moderne wetenschap, die zoveel meer dan de vroegere heeft kunnen vaststellen omtrent de werkingen van de menselijke hersenen, de mentale wereld van de mens enz., zou men toch reeds lang tot de conclusie gekomen moeten zijn, dat er in elke mens latent eigenschappen en mogelijkheden bestaan, die zijn bereik van kennen en ervaren aanmerkelijk uitbreiden, terwijl zij gestimuleerd en getraind kunnen worden. Waarom heeft men zich niet gewend tot de oude systemen, die in vele delen van de wereld reeds lang gebruikt werden om dergelijke resultaten te behalen, ofschoon duidelijk is dat zij inderdaad resultaten opleveren? Waarom geen aandacht voor de mogelijkheden, die bv. liggen in de verschillende systemen van yoga? Is dit misschien, omdat men een andere verklaring van de optredende verschijnselen prettiger vindt, zelfs indien deze verklaring gezocht is? Vindt men het misschien prettiger alle, niet door de huidige wetenschap geheel erkende kwaliteiten zoveel mogelijk weg te redeneren, in plaats van eerlijk toe te geven, dat er vele eigenschappen in de mens schijnen te sluimeren, die nuttig voor hem kunnen zijn? Een dergelijke houding wordt immers ongetwijfeld gemakkelijk gemaakt door het feit, dat de doorsnee mens zelf het bestaan van deze innerlijke mogelijkheden vergeten heeft, zodat de verschijnselen alleen op de meest prikkelende irrationele manier zo nu en dan onbeheerst opduiken? Gezien de houding, die de wetenschapsmensen steeds weer innemen tegen belangrijke ontdekkingen en vernieuwingen, lijkt mij dit niet onredelijk gesteld. Dan mag op grond van het voorgaande worden aangenomen, dat de doorsnee mens in zich een reeks van gaven bezit, een kapitaal van mogelijkheden en vermogens, waarvan hij zelfs weigert de renten te gebruiken.
Het is niet genoeg hier op te merken hoe jammer dit is, want wat zou door het gebruik van paranormale vermogens op de wereld al niet bereikt kunnen worden? Telepathie, of zelfs maar grote sensitiviteit van de mensen zou de verhouding mens tot mens sterk kunnen wijzigen en eerlijker maken. Dan zou de mens leren zich juister aan te passen aan de werkelijke omstandigheden en beter weten, wat hij moet doen. Gaven als helderziendheid, geheugenprestaties, zien in ruimte en tijd, zouden het de mens in vele gevallen mogelijk maken de geheimen uit de weg te ruimen, die op het ogenblik – en veelal ten verderve van de mensheid – over geheel de wereld bestaan. Indien er helderzienden in ruimte zijn, die beheerst weten te werken, zou het geen enkele staat ter wereld meer mogelijk zijn, geheime steden op te bouwen, of ergens geheime proeven te nemen met wapens, die onmiddellijk het protest van alle redelijke mensen uit zouden lokken, indien zij voortijdig bekend worden. De onderlinge strijd om de macht zou waarschijnlijk geheel onmogelijk worden, in ieder geval op een ander en meer aanvaardbaar vlak komen te liggen. Zolang de mens zozeer aan zijn kunstmatige omgeving en de daarin tussen mensen heersende strijd gebonden is, zal hij er moeilijk toe komen zijn paranormale begaafdheden werkelijk te ontwikkelen.
Let wel, al deze argumenten zijn geheel op het stoffelijke gebaseerd en laten alle andere factoren buiten beschouwing. Toch meen ik hiermee reeds het bestaan van de paranormale capaciteiten in alle mensen aannemelijk gemaakt te hebben.
Wij moeten verder gaan. Dezelfde redenen, die ik aangaf voor het onderschatten en afbreken van alle paranormaal geachte mogelijkheden in de stof, zijn m.i. ook van toepassing voor de mogelijkheden, die de geest bezit. Met “geest” bedoel ik in mijn betoog het gehele deel van de mens, dat niet op stoffelijke wijze kenbaar kan worden gemaakt en buiten het stoffelijk kenvermogen leeft.
Indien wij de historische oorzaken nagaan, blijkt ons, dat de mens zich in het begin zeker niet van een werkelijke scheiding tussen stof en geest bewust geweest is. Eerst rond 7.000 – 8.000 voor Christus vinden wij een omschrijving van de geest en men blijkt hierover iets meer te weten. Voordien wordt de mens als één geheel beschouwd, dat gezamenlijk leeft en sterft. Nadien treffen wij overal een steeds groeiend besef voor het bestaan van een geest aan.
Hier zou de mens logischerwijze zich aan een contact met de geest moeten gaan beschouwen en ook moeten beseffen, dat hij zelf een geest in zich draagt. Verder zou hij moeten leren deze erkenning ook voor en in zich te gebruiken. Hij komt hier niet toe. De mens heeft dan ook behoefte aan zekerheid. Reeds vóór men het wezen van de geest leerde kennen, bestond er een behoefte de onverklaarbare gebeurtenissen in het menselijke leven toch te verklaren. Die verklaring werd de mensen het best gegeven door de magiërs en de tovenaars. Deze magiërs en tovenaars hebben geen belang erbij, dat de eenvoudige mens zich met zijn geest, en de daaruit voortkomende verschijnselen, bezig gaat houden. Hij moet hun verklaringen en leringen maar zonder meer aanvaarden, zo menen zij. Alleen voor de hoger geplaatsten zou het eventueel – wanneer de noodzaak en de mogelijkheid zouden bestaan – noodzakelijk kunnen zijn, dat zij zich met de geest bezig zouden houden.
De priesters, die uit de magiërs voortkomen, zijn al vlug zich hoofdzakelijk bezig gaan houden met het bouwen van tempels, het verrichten van mirakelen en het handhaven van het aanzien van hun God. Ook zij hebben weinig tijd meer om zich met alle verschillende facetten van het geestelijk deel van de mens bezig te houden. Naarmate hun rijkdom en invloed toenemen, hebben zij ook minder lust zich verder met deze, volgens hen vaak onvruchtbare pogingen bezig te houden. Daardoor ontstaat al snel een gestandaardiseerde uitleg van de verhoudingen tussen geest en stof, gekleed in een reeks van gelijkenissen, die voorkomt, dat de niet ingewijden zelf tot bepaalde experimenten zullen overgaan.
Het vreemde is, dat wij deze oude standaard-uitleg haast overal terug vinden. De vroegere verklaring, waarbij de geest in verschillende delen gesplitst wordt, komen wij wel in verschillende leringen en rijken tegen. In de oudheid vinden wij deze stellingen niet alleen in Egypte, Tibet en India, maar ook bv. in de oude Bantoerijken. Deze laatsten kennen dit alles waarschijnlijk, dankzij de overblijfselen van een oude maancultus, die langere tijd in het zuiden van Afrika heeft bestaan. Daarnaast vinden wij in de oudheid bijna gelijke leringen en uitleggingen in Mexico, bij vele indianenstammen in Noord-Amerika en zelfs heden nog in de oude vorm bij vele autochtone stammen in het binnenland van Zuid-Amerika.
Klaarblijkelijk is er een ogenblik geweest in de menselijke geschiedenis, dat er een ommekeer plaatsvond en de geest opeens de aandacht vroeg en kreeg. Een mens, die met een geheel persoonlijk bewustzijn, eigen maatstaven en een begrip van zijn geestelijke mogelijkheden, optreedt, is niet gemakkelijk te beheersen. Hij wordt een soort tovenaar of priester. Wanneer velen daarvan komen, wordt de spoeling dun. Een mens, die voldoende weet van zijn eigen geest en haar mogelijkheden, beschikt over een inzicht, dat verder kan gaan en zelfs veel zuiverder kan zijn, dan dat van de hoofdman van de stam. Daarom is de raad der ouden in vele primitieve stammen ook nu nog de enige groep, die – onder leiding van en in samenwerking met de tovenaar – meer mag weten omtrent eigen geest, met de wereld van de geest mag spreken.
Later wordt er een schitterend theologisch systeem opgebouwd, waarin men alle bekende feiten en mogelijk voorkomende realisaties bij de eenvoudige mens tracht in te passen onder de regel: alles, wat voor ons aanvaardbaar is, komt uit de hemel, alles, wat voor ons niet aanvaardbaar is, komt uit een onderwereld. Daardoor voorkomt men, dat buiten de leringen om een verklaring van bepaalde belevingen wordt gezocht en voorkomt men, dat de vromen aandacht wijden aan aspecten van het menselijk wezen en de menselijke mogelijkheden, die niet gewenst zijn. Zo sluit men een groot deel van de mensheid bewust af van alle werkingen en contacten met de geest en in de geest, die niet aanvaardbaar zijn.
Dit alles neemt niet weg, dat de mens een geest heeft, dat er geesten zijn en hetgeen in de oudheid werd overgeleverd, zowel als alles, wat in uw dagen nog steeds wordt ervaren en gemanifesteerd, niet slechts het bestaan van eigen geest, maar ook de mogelijkheid tot contact met andere geesten, al dan niet levende op uw wereld, aanvaardbaar maakt. Sommige esoterische systemen hebben getracht, juist om het contact van de menselijke geest met andere geestelijke sferen of waarden heen te praten. Zij komen aandragen met de theorie, dat alle verschijnselen, die men aan geesten toeschrijft, in feite slechts door schillen, lege en onbeheerde geestelijke lichamen, tot stand wordt gebracht. Gezien de structuur van de kosmos, is deze stelling zeker niet helemaal onaanvaardbaar. Maar zou zo een schil zich nu wel werkelijk met de wereld van de mensen bezig blijven houden en zich zorgen gaan maken over die wereld en de mensen daarop? De schil is toch niet bezield? Er is niets meer in, zij leeft niet werkelijk. Sommige verschijnselen zijn door deze stellingen natuurlijk wel verklaarbaar, bij anderen is de verklaring strijdig met alle logica. Men ziet dit laatste over het hoofd, omdat de stelling een voordeel heeft: men kan zo voorkomen, dat de geest met gezag op aarde kan spreken, zodat eigen gezag onaangetast blijft. Dit is dezelfde methode als sommige kerken ook nu nog gebruiken: het onaanvaardbaar verklaren van alles, wat niet met eigen denken en streven geheel overeenkomt, of eigen gezag aantast. De kerken spreken wel niet van schillen, maar stellen daarvoor, dat de geesten, die tot de mensen op aarde willen spreken, of een geestelijk contact met hen opnemen, hoofdzakelijk uit de duivel moeten komen.
Het contact stof-geest is bewust de mens ontnomen, vooral sinds de samenleving steeds complexer werd en machtsverhoudingen een steeds grotere rol gingen spelen. Eerst heeft men bewust de mens de band met eigen geest zowel als andere geesten ontnomen. Ondanks alle pogingen, die kleinere groepen sindsdien hebben gedaan, bleek het niet mogelijk alle mensen, die dit wensen, een bewust contact met eigen geest en andere geestelijke invloeden terug te geven.
Volgens de huidige normen is het contact tussen mens en geest een paranormaal verschijnsel. Het is een basis-eigenschap van elke mens, die door het opgelegde wereldbeeld moeilijker bewust te ontwikkelen is dan alle andere eigenschappen, die ik noemde. Overigens is juist deze mogelijkheid een van de minst geliefde verschijnselen op het paranormaal terrein. Met helderziendheid kan men als mens redelijk iets doen, telepathie kan men demonstreren. Zelfs, wanneer iemand leviteert, kan dit wetenschappelijk onderzocht en vastgelegd worden. Maar wie is in staat om wetenschappelijk te bepalen, wanneer er – niet dan wel – een geest aan het woord is? De methode van materieel denken, die op het ogenblik gangbaar is, dwingt de onderzoeker zelfs vaak elke mogelijkheid tot samenwerking met de geest terzijde te laten. Daardoor wordt ook veel van de vroegere meer mechanische methoden niet terug gevonden.
Waar zijn de oude glanskogels gebleven, die vroeger in de tempels van het Saharagebied werden gebruikt om contact te verkrijgen met de geest? Waar zijn de eigenaardige structuren en samenvoegingen van zilverdraad en plantendelen, die eens gebruikt werden om bewust contact te leggen met de werelden van de geest in de tempels van Egypte? Waar zijn de spiegels en spiegelvijvers, die eens dienden als middel om de geest te vinden en met haar te spreken in Babylon en Zuid-Azië?
Natuurlijk weet men ook nu nog wel, dat vele van deze dingen bestaan hebben en heeft men de overblijfselen ervan vaak gevonden. Dit was immers alleen maar bijgeloof? Wie zou nu nog durven geloven in de spiegel der wereld en de gong, die geesten doet spreken? Wanneer men al vaak, bij primitief genoemde volkeren, dergelijke werktuigen ziet, gaat men proberen die dingen normaal te verklaren. De stellingen zijn vaak zeer ingewikkeld, vooral omdat men zelf de invloed van dergelijke instrumenten heeft ondergaan. Een eenvoudiger verklaring zou natuurlijk wel mogelijk zijn, maar bij alle z.g. verantwoorde beschouwingen over deze dingen heeft men de gedachten dat er werkelijk een invloed buiten de mens zou kunnen bestaan, die aan de tot stand koming van de fenomenen mee werkt, opzij gezet, of – bij anderen – naar het rijk der duivelen of menselijke complexen verwezen.
Stel nu, dat de geest wel op de wereld in kan werken. Dan moeten de wetten, die de oudheid in verband hiermee kende, ook vandaag nog van kracht zijn. Enkele van deze wetten zal ik verkort weergeven. Deze wetten zijn – indien men het gestelde aanneemt – zo logisch en eenvoudig, als het maar kan zijn.
De geest, met wie ik in harmonie ben, kan ik begrijpen en bereiken, anderen niet. De geest, waarmee ik in harmonie ben, kan ik ontvangen, anderen zijn voor mij als niet bestaande. Alle harmonie dient uit te gaan van het gehele wezen en kan niet alleen ontstaan vanuit een deel daarvan. Met de geest komt men in harmonie door zo goed mogelijk het eigen Ik te erkennen en met geheel zijn wezen te streven naar een bepaald doel.
Deze wetten zijn eenvoudig en gelden vandaag nog. De toestand, waarin ik verkeer zal niet alleen bepalen, welke geestelijke krachten ik ontmoeten kan, maar ook welke geestelijke krachten ik in mijzelf kan ervaren. Alle geest zal altijd op de stof in willen gaan, zolang zij op enigerlei wijze voor de stof verantwoordelijkheid gevoelt, banden met de stof erkent, dan wel door begeerten en andere emoties met de wereld – of delen daarvan – gebonden is.
Dit alles is – ik kan dit uit eigen ervaring bevestigen – juist. Dan volgt hieruit, dat de mensen – zo zij zouden kunnen leren op bepaalde punten meer harmonisch te zijn – buiten de in het eigen lichaam bestaande en niet gebruikte begaafdheden, dus ook zouden kunnen beschikken over alle krachten en invloeden van de geest, waarmee men harmonisch is. Dit contact draagt vele eigenaardige mogelijkheden in zich. Een ervan is het feit, dat de sluimerende stoffelijke begaafdheden sterk worden geprikkeld door het contact met de geest en daardoor sneller tot ontwaken komen. Harmonie, plus geestelijk bewustzijn, scheppen vele mogelijkheden.
Indien wij de verhalen van de oudheid bezien, komt onwillekeurig het verhaal naar voren van de luitspeler en zanger, die tot het diepst van Hades doordringt en op aarde terug weet te keren, daarbij alleen gedragen door de harmonie van zijn muziek.
Zou niet elke mens hetzelfde kunnen doen, indien hij over de noodzakelijke harmonie beschikte? De veronderstelling lijkt misschien stoutmoedig. Maar waarom zou een mens, die bewust is, niet tot in het diepst van de hellesferen kunnen afdalen en tot de wereld terugkeren? Desnoods kan men zelfs in de duistere werelden een bevrijding van anderen tot stand brengen. Er zijn in de overleveringen van vele volkeren, vele mythologische verhalen, die op een dergelijke mogelijkheid duiden. Een gedeeltelijke verlossing uit het duister is niet alleen het lot van de noordelijke zonnegod Balder, maar van vele andere mythologische figuren. Zeggen ook de christenen in hun geloofsbelijdenis niet, dat Jezus afdaalde ter helle, om de derde dag te herrijzen uit de dode? Jezus daalde ter helle. Hier keert ook binnen het christelijk geloof het oude concept terug.
Er is aan dit alles nog een andere consequentie verbonden. Indien men buiten eigen wereld in andere sferen af kan dalen, moet het eveneens mogelijk zijn te stijgen. Ook hiervan horen wij in vele verhalen, mythen en legenden. Vaak horen wij, dat de mensen, die dit bereiken, daar een tijdlang blijven vertoeven en dan naar de aarde terugkeren. Wil men dergelijke verhalen te letterlijk opvatten, dan worden het sprookjes in de stijl van “Jack and the Beanstalk”, alleen goed voor kinderen. Maar wie begrijpt dat de menselijke geest op kan gaan naar een hogere sfeer, daar kan leven en zelfs kan verwerven, zoekt achter deze verhalen meer. Wanneer men verder nagaat, wat de mens volgens dergelijke verhalen al niet bereikt, is een dergelijk bereiken wel zeer begeerlijk geworden.
Niet alleen in vele verhalen, maar ook in de leringen van menige ingewijde horen wij van wonderbaarlijke en magische geschenken en zaken, die men uit de hemelen steelt, of wel geschonken krijgt. Stel nu, dat voorwerpen alleen de symbolen zijn, die men gebruikt om het verkrijgen van bepaalde krachten en gaven aan te duiden. Dan volgt hieruit, dat de geest, die tot de hogere geesten weet op te stijgen en daar zelfstandig zich gaven weet te verwerven, zal op aarde terugkeren met vele wonderlijke gaven en vermogens, die in stof bruikbaar zijn. De geest, die neer kan dalen in de afgrond, kan velen, die daar gebonden zijn, bevrijden en door deze bevrijding vaak niet alleen in de geest, maar ook in de stof gunstiger mogelijkheden scheppen.
Het heeft wel degelijk zin om in een betoog over paranormale vermogens e.d., ook de mogelijk- heid met de geest uit andere werelden of sferen in contact te treden, op de voorgrond te stellen. De eigenschap van de menselijke geest om op te stijgen tot een hogere, of af te dalen tot een lagere wereld, was klaarblijkelijk vroeger algemeen bekend en werd gezien als iets, wat tijdens het normaal menselijke leven kon worden volbracht. Er is geen sprake van een alleen deze mogelijkheden te bezitten ná de dood. Op grond van de vele overleveringen en verhalen, die zich met dergelijke reizen bezighouden, is het zelfs niet dwaas te stellen, dat deze mogelijk- heden in het verleden voor vele mensen deel van het normale en dagelijkse leven uitmaakte.
Indien wij de eerste vijf boeken van het Oude Testament mogen geloven, hebben in het verleden vele belangrijke mensen met engelen verkeerd. Dit geschiedt meestal in een gebied, dat door wateren omgeven is, dan wel aan de oever van een rivier. Vergeet niet, dat reeds in een ver verleden de tijd vaak met een stroom werd vergeleken. Dit samentreffen van bepaalde omstandigheden, steeds weer wanneer een God of engel wordt ontmoet, geeft te denken.
Eveneens opvallend is het, dat in vele gevallen een profeet of bevrijder op de wateren komt aandrijven, over of onder de zeeën reist om zijn taak te vervullen enz.. Geestelijk bezien brengt ons dit tot het inzicht, dat Mozes’ biezenmandje een legende kan zijn, die gebaseerd was op toen bestaande volksgebruiken, maar waarschijnlijk nadrukkelijk werd vermeld om duidelijk te maken, dat deze Mozes door de tijd was bestemd om een, door contact met de hogere geest en directe banden met de hogere – zowel als de lagere werelden – de Joden uit Egypte te voeren. Dan: hij doet de wateren van de zee splijten. Dit betekent een beginnen van een nieuwe tijd. Joshua doet de zon stil staan. Wederom een aanduiding van geestelijke inwerking en een stilstaan van de stoffelijke tijd. De beheersing door de geest gaat – zelfs in de oudheid – klaarblijkelijk alle menselijke verworvenheden tot heden toe ver te boven.
Waarom wordt dan deze kracht juist in deze dagen niet gebruikt? Waarom worden juist deze grote gaven aan alle kanten verworpen, achtervolgd en vertrapt? Is de mens er soms bang voor? Vindt de mens het soms te lastig, dat via de geest misschien iedereen kan weten wat hij doet? Of door telepathie en clairvoyance? Is de mens soms bang, dat zijn eigen gezag, zijn waardigheid, zijn schijn van oprechtheid wordt tentoongesteld, aangetast, of afgebroken?Wanneer wij het contact met de geest hebben en aanvaarden, wanneer wij aannemen, dat desnoods slechts 1/10 van hetgeen de oudheid ons daar vertelt waar is, beschikken wij over het machtigste hulpmiddel ter wereld. Dan kunnen wij niet alleen de ziekten van geest en stof genezen, maar vaak een overwinning ten goede behalen, waar nu een nederlaag haast onvermijdelijk schijnt. Nogmaals, deze dingen zijn redelijk aanvaardbaar. Deze dingen dienen tenminste onderzocht en geprobeerd te worden. Waarom tracht men dan angstig elke mogelijkheid in deze richting te ontkennen, of alle waarden in de richting van het geheimzinnige en sacrale te trekken, dat slechts voor enkele uitgelezen personen toegankelijk is?
Ik stel: paranormale eigenschappen zijn nodig in deze tijd. Niet de eenvoudige gaven, die altijd wel worden gedemonstreerd, zoals die van een goede kaartlegster, die haar eigen inkomen wat vergroot en tevens misschien enkele mensen kan helpen, maar de algemene ontwikkeling van deze gaven.
Het meest belangrijke in deze dagen is wel, dat er vrede komt op aarde, dat de angst in de mens wordt uitgebannen, dat er begrip komt voor hogere waarden en mogelijkheden. Over al deze dingen spreekt in uw dagen wel haast een ieder, maar er is haast niemand, die hier werkelijk iets aan doet. Daadwerkelijk ingrijpen in deze dingen kunnen mensen alleen, wanneer zij ook andere gaven leren gebruiken dan alleen het menselijke verstand. De wereld werkelijk helpen kun je in deze dagen alleen, wanneer je ook andere dan alleen eigen krachten in kunt schakelen, zodra er een noodzaak daartoe bestaat. Een vervullen van de werkelijke behoeften van de mensheid in deze dagen is alleen mogelijk, wanneer steeds meer mensen tot een steeds grotere harmonie komen met een steeds groter deel van het Al.
Nu stel ik: Deze dingen kunnen alleen belangrijk zijn, wanneer zij in het heden gebruikt worden of bruikbaar zijn. Het verleden is voorbij. Voor u is al wat in het verleden gebeurde – of mogelijk was – niets meer waard. Daarom stel ik: Ook in deze dagen kunt u nog leren de langzaam tot atrofie overgegane gaven van de mens weer op te wekken. In deze dagen kunt u, door voortdurend rekening te houden met alles wat zich aan uw aandacht bijzonder opdringt – inspiratief enz. – veel bereiken. Door steeds weer ook met uw wil en uw denken te streven en u te richten op het contact met de geest – zelfs wanneer u dit nog niet onmiddellijk en direct kunt ervaren – kunt u veel tot stand brengen, wat noodzakelijk is en tevens de vele ingeslapen en bijna vergeten eigenschappen van het menselijk ras in toenemende mate actief maken.
U, als mensen zonder deze gaven en banden, zijt geen meester over uw eigen wereld. Redelijk gesproken beschikt de mens van heden niet meer over de middelen, waardoor hij een uiteindelijke ondergang van zijn wereld kan voorkomen. Technisch is dit niet te doen. Alleen door de gaven van de geest kan nog veel worden volbracht, want dit zijn de enige waarden, die nog niet door de wetenschap en de strategie van de cybernetische machines bekeken kunnen worden.
Geloof mij, de moderne superbreinen, die de mogelijkheden en wenselijkheden voor de komende oorlog voortdurend berekenen en herberekenen zijn zo snel, zo goed, dat het menselijk redelijk denken met hen niet meer kan concurreren. De achtergrond is een schaakspel tussen de grote machines van verschillende machten. Wanneer één van hen een zet doet, die de ander een mogelijkheid zou bieden een mat te annonceren, zeggen zij de mens: “Nu is er tijd voor de dood in de lucht en het verderf op de grond”. Afpersing en wreedheid spelen een zeer grote rol in dit spel van de gevoelloze machines. Het einde zal een onbeslist zijn? Een patstelling, omdat geen van de twee partijen nog een volgende zet kan doen. Maar mogelijk is er dan ook geen mogelijkheid meer voor enig leven om zich op aarde te handhaven. Let wel: Ik voorspel u geen ondergang. Ik constateer alleen: alle menselijk redelijk berekenbare factoren zijn in de huidige machtsstrijd zo complex, dat de werkelijke problemen in feite buiten de beheersing van de mens zijn gekomen.
De massa meent, dat degenen, die op het ogenblik de wereld regeren en de werkelijke beslissingen nemen, nog mensen zijn: Chroesjtsjov, Kennedy e.a.. U dient te beseffen, dat een werkelijk overzicht voor geen mens meer mogelijk is. Dat integratie van een zo groot aantal afzonderlijke factoren noodzakelijk is geworden, dat de werkelijke beslissingen niet meer door mensen worden genomen, maar door de voor deze integratie gebruikte rekenmachines. De kern van de strategie en het denken van Kremlin en Pentagon wordt gevormd door rekenmachines. Stomme machines met duizenden transistoren. Daardoor is de mechanische waarschijnlijkheidsberekening in de plaats gekomen van het menselijke gevoel. Zolang er nog mensen zijn, die nog geloven aan de onfeilbaarheid van deze machines, kan ook de massa niets bereiken. Want de machine weet haar tendensen, gedachten en overheersende meningen te schatten, zodat overal mee gerekend kan worden, tenzij men er in zou slagen de machines te vernietigen. Een volk, dat dit doet, zal dan ook zijn eigen regeringscentrum en eigen regering moeten vernietigen en komt zo tot een staat van burgeroorlog.
Het enige, wat de mensheid redden kan voor het gevoelloze mechanische denken, dat van mensen eenheden maakt zonder persoonlijkheid en hen als zodanig behandelt, is de onberekenbare, de binnen de huidige redelijke concepten niet passende onvoorziene factor. Indien in de problemen van ook maar één van deze machines een factor kan worden ingevoerd, die geheel incongruent is met alle daarin berustende gegevens, zal de machine falen of moeten melden: “Beantwoording onmogelijk wegens onvoldoende data”. Het is zelfs mogelijk, dat een dergelijk probleem een machine voor langere tijd onbruikbaar maakt. Dan zullen er weer mensen zijn, die zich van hun verantwoordelijkheid t.o. hun medemensen toch meer bewust zijn, die de beslissingen moeten nemen. Dan is er geen mogelijkheid meer zich te verschuilen achter de logische noodzaak, zoals die door onze machine is aangetoond.
M.i. is de enige hiervoor in aanmerking komende invloed gelegen in de geest en de gaven, die in de menselijke geest op het ogenblik nog slapen. Want deze houden zich niet aan nu bestaande regels en zijn in staat, zelfs schijnbaar met alle natuurwetten strijdige ontwikkelingen en gebeurtenissen, tot stand te brengen. Ik stel: de werkelijk regerende kracht op deze wereld is in steeds toenemende mate de machine. De enige factor, die de logisch rekenende machine concurrentie aan kan doen, is dat deel van de mens, dat niet redelijk is, de menselijke geest, het menselijk gevoel, de menselijke paranormale gaven. Ook het contact met de geest is van groot belang, omdat de mens, die zich hiermee bezighoudt, in staat is zich op kosmische waarden te baseren en niet gebonden blijft aan mechanisch redelijke processen, die meer en meer alle werkelijk bewustzijn beginnen uit te schakelen.
Men heeft ons de laatste tijd wel verweten: jullie spreken over niets anders meer dan de tijd, die gaat komen. Wij doen dit, omdat er iets in u dient te ontwaken, dat o.m. al deze mooi bereken- de strategieën en alle met zo grote zekerheid gestelde vaste factoren onbruikbaar maakt. Dit kan niet bereikt worden, wanneer slechts enkelen over geheel de wereld deze krachten en inzichten leren gebruiken. Enkelen kunnen verwaarloosd worden. De beslissingen van de machines worden eerst werkelijk aangetast of onmogelijk, wanneer de paranormale eigen- schappen en geestelijke werkingen op aarde tenminste 10% van de belangrijke gebeurtenissen op aarde kunnen beïnvloeden, wijzigen, of tenminste het uiteindelijk verloop daarvan onzeker maken.
Het is niet de bedoeling of de eis, dat u in enkele jaren een volleerd magiër zult worden, of een paranormaal begaafde, die alle eigenschappen geheel bewust kan hanteren. Een dergelijke eis is onmogelijk en dwaas. Indien u leert het weinige, waarover u bewust of onbewust op het ogenblik nog kunt beschikken, reeds nu te gebruiken, niet alleen maar voor dingen, die u groot en belangrijk acht, maar ook in alle kleinere belangen en daden, zullen er tendensen ontstaan over geheel de aarde, waarmee mechanisch denken en materialistische logica geen raad meer weten. Dan ontstaan er opeens verandering van mentaliteit en inzicht, blijkt men opeens voorbereid te zijn op de gevolgen van in het grootste geheim genomen beslissingen enz. enz.. U meent misschien, dat het menselijke element in de grote beslissingen, die genomen moeten worden, toch wel zeer belangrijk is. Uiterlijk is dit waar, maar niet in de huidige wereld. Zeker, de president van een grote staat zal degene zijn, die moet beslissen, of er een atoombom moet worden afgeworpen, of een intercontinentale raket moet worden afgevuurd. Vraag u echter af, of zo’n mens de moed zal hebben in te gaan tegen de raad van zijn staf, die in de machine vertrouwt en uiteindelijk juist voor dit doel werd opgebouwd. Vraag u af, of zelfs een president van een grote staat moedig genoeg zal zijn om dergelijke maatregelen te verbieden tegen de beslissing van een machine in, die hij als onfeilbaar beschouwt?
Laat mij het anders stellen: Het menselijk redelijk element is langzaam maar zeker zozeer verstard en aan vaste waarden gebonden, dat het door een machine gehanteerd kan worden, vaak beter en sneller dan een mens zelf dit kan doen. Vergis u niet. Al, wat de mens krachtens zijn stoffelijke vermogen op het z.g. paranormale gebied tot stand kan brengen, zal eens ook door machines geïmiteerd en berekend kunnen worden, maar nu nog niet. Eén enkel deel van het menselijke wezen, het contact stof-geest en de samenwerking met de geest kan door geen enkele machine overzien en geregeerd worden. Onfeilbaarheid in het voorspellen van menselijke reacties, zelfs indien het gaat om gemiddelden van zeer grote aantallen, is voor een machine niet meer mogelijk, zodra een geestelijk bewustzijn mede een rol gaat spelen.
Ik acht dit eerste punt van buitengewoon groot belang. Een tweede punt heb ik eveneens door mijn betoog de nodige nadruk willen verschaffen.
Wanneer u een zekere voorkennis heeft van feiten – hoe gering deze ook is – zult u kunnen ingrijpen aan de hand van deze kennis. U zult ter plaatse zijn, wanneer uw aanwezigheid nood- zakelijk is. U zult zich ook verwijderen van plaatsen, die u met grote gevaren bedreigen. Er zijn vele gevallen bekend, waarin een dergelijke – zij het onbewuste – voorkennis de oorzaak was, dat men een ander vliegtuig nam en niet verongelukte, of een andere trein enz. enz.. Indien een ieder dit gevoel meer bewust weet te maken en dit leert te hanteren, kan men ter plaatse zijn, wanneer anderen hulp nodig hebben, terwijl men eveneens anderen de mogelijkheid zal kunnen bieden zich aan bepaalde dreigende gevaren te onttrekken. Men kan dus tot op zeer grote hoogte ingrijpen in de bestaande tendensen. Daarmee maakt men de toekomst en ontwikkelingen van de toekomst onvoorspelbaar vanuit een menselijk standpunt, terwijl men ook zelf niet meer in staat is aan de hand van voorgaande gegevens de verdere ontwikkelingen te overzien. Deze storing zal langer duren, naarmate men zelf meer een factor in het gebeuren is geworden. Waar niemand kan zeggen, of iemand met zekere voorkennis in zal grijpen en hoever dit ingrijpen zal gaan – de geestelijke werkingen hierbij zijn niet menselijk logisch en ook niet alleen aan de hand van erfelijke eigenschappen en karakter te berekenen – zal een berekenen van mogelijkheden aan de hand van de logica en toevalsberekening niet meer op voldoende juiste wijze mogelijk zijn.
Stel verder, dat de mens contact heeft met de geest. Dan kan men – van een ander uit, die eveneens een overzicht over de toekomstige mogelijkheden heeft – vele indicaties verkrijgen, die een juist handelen ook mogelijk maken, wanneer eigen zien in de toekomst door daadwerkelijk ingrijpen en het verstrekken van kennis aan anderen niet meer mogelijk is. Een perfecte prognose zal men op deze wijze niet kunnen verkrijgen. Een perfecte prognose, waarin alle gebeurtenissen en factoren geheel duidelijk bekend worden, betekent immers, dat de geest, die zo een voorspelling geeft, zelf deel wordt van de invloeden en eveneens zijn overzicht verliest. De geest kan wel tendensen scheppen, die niet de betekenis hebben van een direct ingrijpen en geen onmiddellijke invloed uitoefenen, of kennis verstrekken. Dan kan die geest door het scheppen van kleine en onbelangrijke wijzigingen vaak verder helpen, wanneer men ingegrepen heeft en zelf niet meer kan zien, wat gaat komen. Dit zal, evenals bij de mens, die onbewust is van zijn aanvoelen, ten gevolge hebben, dat men niet altijd beseft, waarom men iets doet, waarom men bepaalde dingen bevordert of tegenwerkt. Zeker is, dat de geestelijk bewuste mens met zijn gaven vele factoren in tijd en ruimte op de juiste wijze kan coördineren en zo de juiste tegenzetten kan vinden.
Stel eens – alleen als voorbeeld – dat het ergste niet meer te voorkomen zou zijn en een atoomoorlog uit zou breken. Zelfs dan zou de mens met redelijk ontwikkelde paranormale gaven in staat zijn eigen lot en het lot van vele medemensen aanmerkelijk te wijzigen en te redden. Er is alle reden de in het ik bestaande gaven en mogelijkheden zo goed mogelijk te ontwikkelen. Belangrijk is ook, dat de meer geschoolde en beheerst paranormaal begaafde reeds nu zich voorbereidt om in te grijpen, wanneer dit noodzakelijk is en aan de aanpassing van de mensheid mede te werken.
Stel het zo: er zou een tijd kunnen komen, dat men geen contact op afstand meer kan leggen door telegraaf, telefoon, of radio. Dan zal een telepathisch contact bijna zeker wel mogelijk zijn. Bijvoorbeeld, er kan een tijd komen, dat alle berichten, diensten en bladen u niets meer omtrent de werkelijke toestand mogen of kunnen vertellen. Het is bijna zeker, dat een helderziende in ruimte en tijd dit dan nog wel zal kunnen doen. Er kan een tijd – of plaats – zijn, waar geen enkele dokter aanwezig is om een zieke te genezen. Dan zal de paranormale genezer vaak toch nog enige hulp bieden en zo velen redden, die anders eenvoudig zouden moeten ondergaan. Er kan een tijd komen, dat de mens, die paranormale vermogens heeft ontwikkeld, contact heeft met de geest en dus voor zijn medemensen ongewoon veel kan betekenen.
Ik stel niet, dat dit het geval zal zijn. Indien alles goed gaat, zoals wij aannemen, dan zullen deze gaven niet overbodig zijn. Want ook in dit geval zullen dergelijke gaven het lot van de mensheid op een haast onvoorstelbare manier kunnen beïnvloeden en de aanpassing van de mens aan de heersende tendensen gemakkelijker maken. Degenen, die over deze gaven beschikken, zullen in staat zijn de andere mensen snel te brengen tot het aanvaarden en begrijpen van een op meer geestelijke waarden gebaseerd bestaan.
Bedenk, dat alle streven in deze richting altijd belangrijk is voor geheel de mensheid. Indien – tegen alle verwachtingen in – grote rampen de wereld zouden treffen, dan zijn mensen met de juiste gaven onontbeerlijk, omdat zij alleen dan in staat zullen zijn de pogingen en bestrevingen van hun medemensen op redelijke wijze te coördineren en zo te voorkomen, dat alle verworven wetenschap en beschaving ten gronde gaat, doordat steeds meer mensen afdalen tot het peil van een redeloos dier.
Hoe het ook gaat, altijd is er een grote behoefte aan mensen, die meer bewust zijn van hun eigen gaven, mensen, die contact hebben met de geest en zich meer bewust zijn van de Goddelijke vonk, die zij in zich dragen. Daarom besteden wij aan de toekomstige invloeden enz. zoveel aandacht, daarom doen wij zelf alles wat wij kunnen, en wij trachten de juiste harmonie op alle mogelijke wijze tussen mens en mens te bevorderen.
Naar mijn mening ondergaat de mensheid een evolutie, zodat men door het verkrijgen van grotere geestelijke rijpheid, automatisch beschikking krijgt over de mogelijkheden, die gelegen zijn in de nu niet – of niet bewust – gebruikte delen van de hersenen. Verder vind ik uw betoog erg pessimistisch. Ondanks alle grote machines zijn er kosmische wetten, waarin deze dingen weinig betekenen. Volgens mij zullen grote machten de mens veiliger over de drempel heen helpen, dan de mens zelf dit ooit zou kunnen. Bent u het hiermede eens?
Met bepaalde punten niet:
1. De gehoorzaamheid aan de beslissingen door een machine en het stellen van alle vertrouwen daarin, en niet in hogere krachten in en buiten het eigen ik, is een vrije beslissing van de mens. Hij valt hierdoor onder de wetten van oorzaak en gevolg en zal de gevolgen moeten ondergaan, die hieruit voortkomen. Dit zal tot het uiteindelijke verwerven van een beter bewustzijn bijdragen.
2. Pessimisme? Ik heb uitdrukkelijk gesteld, dat wij het gebeuren van het ergste voorlopig niet waarschijnlijk achten. Toe te geven, dat er een gevaar bestaat – iets, wat iedere mens toch moet weten – is volgens mij geen pessimisme. Ik besprak ook enkele condities, die in het ergste geval op zouden kunnen treden, maar dat is eerder realisme dan pessimisme, want men moet de toestand en de mogelijkheden onder ogen durven zien: door te stellen, dat het ergste waarschijnlijk niet zal gebeuren, ben ik volgens vele persstemmen e.d. zelfs optimistisch.
3. Ik dien de mensen toch te wijzen op de mogelijkheden, die voor hen bestaan en te wijzen op de belangrijkheid van hun bereikingen in de toekomst, zelfs indien het alleen gaat om het zich instellen van de mensheid op de waarden, die onder de nieuwe kosmische heerser optreden.
4. U meent, dat de hersenen zich wel zullen ontplooien als de mens geestelijk rijper wordt. Maar de mens beschikte vroeger over deze gaven wel. Dan zou – volgens u – de mens niet geëvolueerd, maar gedevoluëerd zijn.
Vroeger waren de mensen onbewust. Nu groeien zij naar bewust gebruik en bewuste beheersing. Zelfs een schijnbare achteruitgang is in de evolutie een feitelijke vooruitgang.
Dus het gebruiken van een deel van de hersenen inplaats van het geheel is een vooruitgang? Dat is niet redelijk, vriend. U vergeet, dat wij heden spreken over twee totaal verschillende factoren. Vroeger hebben gaven bestaan, die nu door omstandigheden latent blijven, maar desondanks zelfs bij een peil als vroeger gebruikt kunnen worden. Dientengevolge kunnen deze gaven ook heden onmiddellijk bruikbaar gemaakt worden en is een innerlijke en geestelijke rijping voor het gebruik hiervan geen eerste vereiste. Door deze gaven actief te maken, kan veel ellende voorkomen worden. Dit schuift u rustig terzijde.
Uw stelling is: wanneer ik geestelijk rijper word, zal ik innerlijk harmonischer worden en zal mijn wezen zich beter integreren op bewust vlak. Daardoor zal ik ook weer de gaven kunnen gebruiken, die ik een tijdlang niet kon of wilde gebruiken… Dit laatste ben ik met u eens. Indien wij van dit standpunt uit willen gaan, is het al te gemakkelijk om uit te blijven roepen: wij zijn geestelijk nog niet rijp genoeg. Wij hoeven niets te doen, want dat kunnen wij toch niet… Indien u wilt wachten tot de mensheid geestelijk rijp is om de huidige situatie ten gunste te wijzigen, zult u dat wel op een andere planeet dan de aarde moeten beleven. Vanuit de geest, de grote broederschap, alle krachtpunten en geestelijke centra, die op het ogenblik over geheel de aarde zijn opgericht of gesticht worden, trachten wij verder juist dit laatste te voorkomen.
Wanneer wij de huidige wereld en de daarop bestaande menselijke bewustwordingsmogelijkheden van belang achten, kunnen wij niets bereiken of voorkomen door te stellen, dat de mensen wel eens rijp zullen worden. Vergeet daarbij niet, dat het merendeel van de huidige mensheid in het ergste geval een lange en vaak onaangename periode van rust door zal moeten maken, omdat men zich eerst weer op een andere wereld een ander voertuig zal moeten bouwen, dat voor een menselijke bewustwording geschikt is. Voor ons is dit laatste niet aanvaardbaar. Daarom zeggen wij: het is een achteruitgang, wanneer de mens de in hem berustende gaven blijft negeren. Het feit, dat men deze gaven zelfs nog bestrijdt, terwijl er in toenemende mate behoefte aan is, geldt voor ons zeker niet als een bewijs voor de aanstaande geestelijke rijpheid van de mensheid als geheel. Eerder zien wij dit als een bewijs van zijn onvermogen ook maar iets omtrent eigen wezen, vermogens en werkelijke situatie te beseffen.
Gezien mijn betoog herhaal ik: “Het is belangrijk de mensen er op te wijzen, dat zij bepaalde gaven bezitten, dat zij deze kunnen gebruiken en dat het ook voor hen zeer belangrijk is, dat zij dit leren doen”. Ik ben het niet eens met optimisme, dat uitroept: “Mensen, wanneer jullie nu maar zoet zijn en braaf geestelijk streven, komt alles wel voor elkaar… .” Dit is niet zo. De tijd is voor een dergelijk proces te kort. De veranderingen, die plaats gaan vinden, liggen ten hoogste nog enkele jaren weg en de mensheid is talrijk, vergeet dat niet. Indien u meent, dat de mensheid niet al die oude gaven binnen deze termijn bewust kan leren gebruiken en beheersen, ben ik dit met u eens. Maar hij kan een begin maken en daardoor de balans van de gebeurtenissen geheel in zijn voordeel door doen slaan. Ik neem aan, dat wij – zelfs indien de ergste ontwikkelingen dreigen – met onze geestelijke kracht nog enkele malen de balans ten goede kunnen doen hellen. Maar vergeet niet, dat het leven van de mensen en de vrede op aarde in een zeer wankel evenwicht verkeren.
U moet beseffen, dat zelfs in deze dagen de mens weer aan de grens staat van een alles vernietigende wereldoorlog. Vriend, wees realist! Besef, dat dit geen tijd is om met nadruk alleen te spreken over de perfectie, die de mensen eens zullen kunnen bereiken, over de kracht, waaruit men eens zal kunnen putten. Nu is de tijd om te zeggen: help een ieder naar de middelen, die hij heeft. Wanneer de boot dreigt te zinken, spreek je niet over de vóór- of nadelen van een bepaald hoosvat. Dan schep je water, desnoods met je hoed of je handen, doe niet als de dwazen, die, terwijl het heden dreigt te vergaan, uitroepen: “Als er een wonder gebeurt, kan alles nog goed worden, dus er ligt nog een glorieuze toekomst voor ons klaar! Wij hoeven alleen maar te wachten!” Die stelling is alleen waar, wanneer er nu onmiddellijk iets gedaan wordt en er zal niets gedaan worden, wanneer iedereen denkt, dat het zonder dat alles ook wel zal gaan, dat het alles toch wel in orde komt. Nu is het de tijd om de hand aan de ploeg te slaan, niet om een slaaplied te zingen over de grootheid van Aquarius heerschappij, die ongetwijfeld ook voor de mensen eens werkelijkheid zal zijn.
Misschien zegt u nu: “Maar ik voel innerlijk, dat de Lichtende krachten zullen winnen”. Fijn, zo voel ik het ook… . Maar wat doet u er aan om dit tot een zekerheid te maken? Ik ken uw stellingen, begrijp ze en ben het er ten dele zelfs mee eens. Maar desondanks, ik ben het niet helemaal met u eens, maar dit betekent nog niet, dat ik minder nadruk leg op de nood der tijden en de behoefte aan mensen, die ook actief hun medemensen willen helpen en zo mogelijk ook over paranormale vermogens beschikken. Want als wij dit uit het oog verliezen, meent men vandaag of morgen, dat men een wereldoorlog kan voorkomen met mooie woorden en het verkopen van speldjes op de straat. Zelfs dán zou men waarschijnlijk niet bereid zijn om zelf te collecteren, maar zal men menen te kunnen volstaan met het offeren van een dubbeltje. Geestelijk zien wij hetzelfde. Mensen menen met goede intenties alleen te kunnen volstaan en daarmee hun verplichtingen geheel te voldoen, maar dat is niet zo. Dit mag en kan niet meer.
In deze dagen, zijn vele mensen, die mij, wanneer ik stel, dat het waarschijnlijk mogelijk zal zijn een wereldoorlog te voorkomen en zelfs de eerste 700 jaren een vrede op aarde te handhaven, eerder een dwaze optimist zullen noemen. Toch geloof ik, dat deze mogelijkheid bestaat, maar dat kan alleen door de mensen zelf. De geestelijke werkzaamheid van de mensen, zowel als het gebruik van de gaven die hij heeft en het verder doen ontwaken ervan, zal bepalend zijn. Want dat zal alleen mogelijk zijn voor een mens, die in de geestelijke stromingen van deze tijd meewerkt en meeleeft. Het behoud van de vrede wordt een onmogelijkheid, indien alle mensen onverschillig worden en de geest alleen voort laten ploeteren. Want in de invloed van de komende tijden liggen spanningen en veranderingen genoeg om juist de passieve en onbewuste mensen tot paniek te brengen. En juist die paniek zal in dat geval de schaal naar de verkeerde kant doen doorslaan.
Vergeet niet: er is een zekere vrijheid van leven en beslissing in het Al. U beroept u op kosmische wetten, maar vergeet, dat deze wetten uit God voortkomen. Zijn liefde houdt ook in, dat Hij een ieder vrijelijk tot Hem laat komen. De wet van harmonie houdt in, dat alleen dáár, waar men eerlijk naar harmonie zoekt, de gevolgen daarvan inderdaad kenbaar kunnen zijn ten goede, terwijl lusteloosheid en negatief denken steeds een harmonie met negatieve waarden in het Al tot stand zal brengen. Wie laatdunkend het leven ondergaat, alle verplichtingen daar- binnen afwijst, of zelfs alleen voor eigen genoegen en winst tracht te leven, zal dan ook alleen met duistere krachten in harmonie kunnen komen en daardoor betrokken worden in de werkingen, die naar chaos leiden. Contact en harmonie met de hogere geest kan alleen verkregen worden door bewust streven en zoeken, door het stellen van daden, want zonder dit is het verwerven daarvan onmogelijk.
Wie meent, dat het voldoende is alleen innerlijk naar het goede te streven, heeft de plank ook mis geslagen. Een groot deel van de met de aarde in contact staande geest besteedt 90% van de haar ter beschikking staande krachten en eigen energie aan de mensheid, om zo de mensheid te helpen en te sparen voor veel, dat geestelijk onaanvaardbaar en stoffelijk rampzalig zou zijn. De geest troost zich deze inspanningen en offers, om de mensheid bewust te maken en haar de middelen te geven zich op de juiste en meest bewuste wijze te kunnen handhaven. De mensheid geven wij onze kracht en alles, wat wij geven kunnen, vrijelijk en vol liefde, in de hoop, dat zij daardoor in staat wordt gesteld het kwaad, dat uit haar eigen denken dreigt, te overwinnen en zich aan de komende tijden aan te passen.
Naar ik meen, is het niet alleen logisch en noodzakelijk, maar ook niet meer dan redelijk, dat wij degenen, die nog niets doen, vragen eindelijk eens iets te beginnen en niet alles aan anderen over te laten. Misschien denkt u aan het feit, dat er toch al mensen zijn op aarde, die zo goed mogelijk doen, wat ik heden ook aan u vroeg. Maar wilt u een stormtij alleen met een paar zandzakken en zonder voldoende mankracht tegenhouden? Wij hebben dijken nodig tegen de ongunstige invloeden, die bij het wisselen van heersers onvermijdelijk vrij komen. Om binnen het beeld te spreken: mijn betoog van heden was bedoeld om dijkwerkers te werven.
Esoterie:
De esoterische kant van de zaak zal ik ook belichten. Je moet innerlijk groeien en verder gaan. Een mens die innerlijk stil blijft staan, is als iemand, die slaapt, of reeds bijna dood is. Wanneer wij in de drang der uiterlijke gebeurtenissen over moeten gaan tot een improviseren met de beperkte middelen, waarover wij op het ogenblik beschikken, zo blijft anderzijds de noodzaak te werken aan eigen innerlijke bewustwording, erkenning van eigen persoonlijkheid en erkennen van de plaats, die wij volgens het scheppingsplan bewust in de Schepping moeten innemen.
Dit is alleen mogelijk vanuit onszelf. Er is voor ons maar één weg, die tot deze doelen kan voeren: de innerlijke. Wij leven in de kosmos, de bepaling van ons wezen tot een bepaalde tijd of plaats is uiteindelijk een momentopname uit het totale zijn van ons wezen. Wat wij nu doen en zijn, is natuurlijk van belang en heeft op het geheel van onze bewustwording invloed. Is het niet belangrijker, dat wij van goede wille zijn, dat wij vanuit onszelf voort streven met gedachte en daad en goed erkennen, daarbij de mogelijke consequenties van onze daden niet erkennende? Wanneer wij alles doen om een wereld te behouden, doch weigeren onszelf te ontwikkelen, hebben wij – gezien vanuit de eeuwigheid – in feite veel erger gefaald, dan bij het ondergaan van de wereld.
De wetten, die ons regeren, stellen, dat wij ons verder van onszelf bewust zullen worden, naarmate wij verder in ons eigen wezen leren door te dringen. Zij stellen, dat ons vermogen, ons leven en het totaal van onze ervaring in grotere mate tot onze beschikking zullen zijn, naarmate wij hoger komen te staan boven de eenvoudige tijd-, lust- en angstfactoren, die het stoffelijk bestaan nu eenmaal hebben. Het belang van het tijdelijk gebeuren is zo beperkt, dat, indien ons eigen streven juist is, zodat onze geestelijke ontwikkeling verder door kan gaan, de gebeurtenissen rond ons wel als persoonlijke waarden verwaarloosd kunnen worden.
De innerlijke weg voert ons steeds weer tot activiteit. Indien denken en handelen samengaan, komt men tot een uitbreiding van kennis en begrip en kan men zichzelf aan de hand van eigen ervaringen corrigeren wanneer in het denken fouten optreden. Bewustwording zonder daad en actie is onmogelijk, zeker wel in een stoffelijke en vormkennende wereld.
Wanneer je innerlijk streeft, kun je nooit uitgaan van een ander. Het punt van uitgaan is het ik. Daarom is het juist: alles, wat ik van de wereld en het Al werkelijk ken, is een deel van mijzelf. Dit is waar, omdat ik denk en bewust ben, omdat ik leef en dit alles kan doen krachtens hetgeen ik erken. In dit leven bestaat het bewustzijn voor mij meer uit het erkennen van de dingen, die ik zeker niet ken, dan uit het erkennen van waarden, die geheel aan mij gelijk zijn. Laat mij trachten mijzelf te leren kennen uit alles, wat mij omringt. Dit is de enige oplossing van het probleem van de innerlijke bewustwording.
Nu staan wij tegenover een situatie als de huidige. Men stelt: er is nog weinig tijd. Kosmisch gezien is dit dwaas, menselijk gezien is het al te waar. Er is een noodzaak om nu te werken. Dit laatste is kosmisch gezien raadzaam, menselijk gezien noodzakelijk. Wij moeten alle gaven, die wij bezitten, ontwikkelen. Is het noodzakelijk, dat wij daarvoor in een noodtoestand verkeren?
Is het niet altijd onze taak om geheel ons wezen zo goed mogelijk te kennen en te gebruiken, altijd en overal? Wat ik van mijzelf ken en kan, moet ik trachten te gebruiken en actief deel laten hebben in het opdoen van de ervaringen, die mij een grotere kennis van eigen wezen zullen verschaffen. Dit zowel geestelijk als stoffelijk.
Ik zeg u dit niet, omdat u, gevangen in de belangen van uw menselijke wereld, vergeet, dat er nog meer is. Voor u gaat het er niet om, of u de mensheid nu wel of niet helpt behouden door uw eigen streven. Het gaat er om, of u aan de krachten en waarden, die als een Goddelijk geschenk in u zijn gelegd en uw bewustwording bepalen, zult kunnen beantwoorden.
Wij kunnen alles verwerpen; mens, wereld en Al, en alles, wat daarmee gebonden is. M.i. kunnen wij zelfs dan niet stellen, dat wij niet krachtens onze eigen waarden en persoonlijk strevende wetten van de kosmos, het karma, voor onszelf doen werken. Het gaat er alleen om, dat wij kunnen falen ten opzichte van anderen, maar ook dat wij, door onjuist te reageren, voor onszelf een onaanvaardbare situatie kunnen scheppen. Wij moeten innerlijk één worden met de Kracht, die ons heeft geschapen.