4 oktober 1968
Bij het begin van deze bijeenkomst moet ik u er op wijzen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Wij hopen dat u zelf na zult denken.
Leven omvat niet slechts bestaan, maar vergt ook bewustzijn en daarnaast emotie die het ons mogelijk maakt een eigen standpunt in te nemen ten aanzien van alles wat wij zien als werkelijkheid. De kern van het Ik is altijd de geest. Om deze kern de mogelijkheid te geven, zich verder te ontplooien – wat voor u onder meer zou kunnen betekenen een zodanig bewustzijn bereiken dat contact met andere geesten, al dan niet in de stof, mogelijk wordt – zullen wij zodanig moeten leven dat de hoofdwaarden van bestaan en besef allen een voldoende aandacht krijgen, terwijl daarnaast de geest deel kan hebben hieraan. Wij mogen hier niet vergeten dat, gezien vanuit de mens, de geest niet op zich ontwikkeld kan worden, zonder dat het bewuste leven in de stof daarbij betrokken is, zodat de eigen wereld en alles wat daartoe kan behoren, voor ons steeds mede op de voorgrond van streven en besef zal moeten staan.
U hebt mij verzocht u enkele regels te verstrekken die een ontwikkeling van de persoonlijkheid en vooral van de geest mogelijk maken.
Het zal u nu duidelijk zijn dat wij daarbij, indien wij voor de mens op aarde iets belangrijks willen stellen, altijd weer in de eerste plaats aandacht zullen moeten geven aan de materie. De materie is als het ware voor u de voedingsbodem voor de geest. Wanneer wij ons ten aanzien van de materie verkeerd oriënteren, zal de geest, zo goed en sterk zij ook verder moge zijn, geen juiste voedingsbodem kunnen vinden, zodat het bewustzijn als het ware eerder belemmerd dan uitgebreid zal worden.
In het leven van de mens zijn de volgende waarden van het hoogste belang: Het vinden van een doel, het vinden van inhoud en betekenis voor jezelf en het vinden van een voor het ik en wereld passende en aanvaardbare discipline. Het is dus niet van groot belang, welke discipline u in het leven verkiest te volgen, mits u deze erkent als gelijkelijk geldende voor uw relatie met de wereld buiten u, als in het innerlijke leven, terwijl u een reeks vaste regels daarbij erkent, waaraan u zich ook houdt. Slechts een dergelijke vorm van zelfbeperking en discipline zal de mens die deze bewust aanvaardt, de mogelijkheid geven, alles wat hij doet en beleeft te overwegen op doelmatige wijze, de consequenties van eigen gedrag en denken beter te beseffen en – niet als laatste punt van belang – inzicht te gewinnen omtrent het doel dat hij zich gesteld heeft, zodat hij daar juister naar kan streven en meer mogelijkheid zal vinden zijn doel ook te bereiken.
In de tweede plaats geldt: Zoek u een levensdoel. Dit doel moet altijd naast geestelijke elementen ook een meer materieel element omvatten. Een zuiver geestelijk doel kan niet reëel worden beseft en nagestreefd, daar men zonder referentiewaarden in eigen wereld nimmer tot een juist besef, een juiste omschrijving en erkenning van mogelijkheden zal komen. Wederom kan ik hieraan toevoegen dat het doel dat u zich stelt, niet zo belangrijk is. Belangrijk is gericht streven, waardoor actie, beleving en op den duur zelfs bereikingen voor u mogelijk zullen worden en bewust kunnen worden erkend.
Ten derde: Willen is belangrijk. Willen kan betekenen een begeren, maar evenzeer een als wenselijk erkennen. Wat twee verschillende waarden in de mens omvat dus. Daar waar geen wil is, zal de mens een discipline niet kunnen aanvaarden of kunnen volbrengen, terwijl hij ook steeds weer van doel verandert en er niet toe komt zijn inzichten aan de werkelijkheid te toetsen.
Het is daarom niet alleen van belang dat u iets wilt, maar ook dat u het vermogen iets wat men werkelijk wenselijk acht of begeert, met concentratie na te streven en te bereiken, zelfs wanneer het veel moeite kost.
Misschien lijkt u dit alles maar een treurig begin, want u verwacht van mij eenvoudige leefregels die u zouden moeten voeren tot een snelle geestelijke ontplooiing. Maar zoals ik u reeds zei: wanneer je begint, moet je in de eerste plaats daar beginnen, waar je iets bereiken kunt. En dat is steeds weer je eigen wereld en de eigen persoonlijkheid. Daarom moet ik het voorgaande wel voorop stellen. Alle andere regels die ik u geven zal, moet ik vervolgens afhankelijk stellen van het eerst aanwezig zijn in uw besef en leven van: wil, zelfdiscipline en doel.
Nu zullen wij eerst nagaan wat van belang is voor de geestelijke bewustwording in de beleving. Een beleving, waarbij geen emotie optreedt is in feite slechts een constatering, ten hoogste bepaald door mentale waarden. Mentale waarden zijn samengesteld uit ervaringen, en begrippen en kennis die u door anderen zijn bijgebracht, zonder dat u in staat bent de algehele juistheid en toepasselijkheid daarvan, zeker op persoonlijk terrein, te overzien. Het persoonlijke element zal bij dergelijke belevingen bijna geheel ontbreken. Het is daarom belangrijk dat men emotie kent in zijn beleven. Waar geen emotie kan worden opgebracht, zal een beleving of actie in zijn nut voor de geest zeer beperkt van waarde blijven.
Hieruit volgt weer dat de mens in zijn leven steeds weer de richting van werken, denken, streven en handelen zal moeten kiezen, waarmede hij ook gevoelsmatig zich verbonden kan gevoelen.
Het gaat er verder niet om, of de gevoelswaarden volgens menselijke erkenningen prettig of onaangenaam zijn, het gaat er om dat gevoelens mede bestaan naast de rationele oriëntatie. Naarmate het samengaan van rede en emotie in het bestaan veelvuldiger voorkomt, zal de geest zich meer verbonden weten met de materie en zal zij van haar zijde ook een sterkere inspraak in de waarden en belevingen in de materie kunnen gewinnen.
In de beleving is het verder van belang dat wij enig besef hebben omtrent hetgeen wij doen en ondergaan. Ons weten, zover dit gebaseerd wordt op de zogenaamde redelijke begripsmogelijkheden, zal altijd beperkt zijn. De erkenning van mogelijkheden, wetten, tendenzen, tradities enzovoort, is in het ik altijd uitgebreider, wanneer men niet alleen rationeel deze waarden benadert. Ga daarom in het leven altijd in de eerste plaats uit van uw persoonlijke inhoud, zelfs wanneer u steeds weer zult moeten trachten deze aan te passen aan de meer algemeen geldende redelijke normen van uw eigen wereld. Zo geeft u het geheel van eigen wezen de gelegenheid zich ook met het leven in uw beperkte wereld bezig te houden en zo ervaringen op te doen die voor het geheel van het ik en niet alleen maar voor het verstand of de portemonnee van belang zijn.
Van groot belang is ook de erkenning van bestaande verhoudingen en relaties. Een geestelijke ontplooiing kan nooit iets zijn dat geheel op zichzelf bestaat. Het zal altijd noodzakelijk zijn bewustwordingsprocessen en innerlijke bereikingen te omschrijven door ze met andere dingen te vergelijken. Zodat de omschrijving niet zozeer het eigen wezen van de ontplooiing als wel de verhouding van ontplooiing hier en elders betekent. Een dergelijke vergelijking die noodzakelijk is om tot een waardering te kunnen komen – en zo een doel en een streven te bepalen – kan zowel gevonden worden door het ik in het heden te vergelijken met dit zelfde ik in een vroegere fase, als door vergelijking met voldoende kenbare veranderingen ontwikkelingen, of persoonlijkheid buiten het ik.
Nogmaals, het bestaan van relaties en het besef daarvan is bij de mens onvermijdelijk en noodzakelijk bij elke constatering en waardering. Wat betekent dat de relatie eveneens noodzakelijk is voor elke bewuste beleving. Daarom kunnen wij als regels stellen: Realiseer u dat u denkt, spreekt en zelfs gevoelt en reageert in en op verhoudingen tussen ik en andere waarden. Tracht de verhoudingen die beoordeling en erkenningen mogelijk maken, te beseffen en zie deze als omschrijving van het noodzakelijke en onvermijdelijke contact tussen u zelf en het andere. Het wereldbesef wordt hierdoor aanmerkelijk meer omvattend en benadert de werkelijkheid meer, zodat een juiste ontwikkelingsmogelijkheid voor de geest hiervan het gevolg zal zijn. Ook bij dit alles speelt de materie en de stoffelijke wereld een belangrijke rol.
Maar het is dan ook wel zeer moeilijk, om geheel van buiten de materie om, te beseffen, te beleven en te waarderen, zolang je een stoffelijk mens bent.
Een mens die uit kan treden, zal na de uittreding alleen datgene zich kunnen herinneren wat reeds in vergelijkende beeld in zijn hersenen aanwezig was. Hij kan dus nooit de beleefde werkelijkheid omschrijven, maar zoekt uit bestaand besef begrippen tezamen die als geheel voor hem de beleefde werkelijkheid tijdens de uittreding weergeven en misschien zelfs de feiten daarbij enigszins benaderen. De zogenaamde herinneringen aan uittredingen zijn dus in wezen niet veel meer dan gelijkenissen, verteld aan jezelf, waardoor het wezenlijke van de uittreding voor de mens althans enigszins benaderbaar wordt. Onthoud dit steeds, wanneer u zich met geestelijke zaken bezig houdt. Er zijn eenvoudig geen menselijke woorden genoeg, om een geestelijke beleving geheel en nauwkeurig te omschrijven. Wel kan men enige eenvoudige richtlijnen stellen, op grond van de eigenschappen van de doorsnee psyche van de mens die het begrip voor geestelijke waarden iets vergroten.
Je kunt bijvoorbeeld stellen: elk beeld dat ik in mijn denken sterk fixeer, wordt voor mij, mede tot beeld van krachten en mogelijkheden in en vanuit niet-stoffelijke sferen. Het zo tot stand gebrachte zal dan ook zowel het stoffelijk als geestelijk bestaan van de mens beïnvloeden.
Buiten het ik geprojecteerde denkbeelden veroorzaken een inductie in de schepper die het gehele wezen van deze betreft. Veel verder ben je daarmede echter nog niet. Wanneer ik vele denkbeelden projecteer en deze lichamelijk en geestelijk onderga en beleef, heb ik immers nog niet met een objectieve werkelijkheid, maar in feite nog steeds alleen met mijzelf te maken. En een geestelijke bewustwording zou toch tevens enige groei in de richting van grotere objectiviteit en werkelijkheidserkenning in zich moeten bergen. Bewustwording betekent namelijk ook een meer los worden van een te sterk persoonlijk en juist daardoor in illusies gevat leven. Mijn inziens kunnen wij daarom de volgende, meer uit de magie stammende regels aan het geheel toevoegen:
a) Realiseer u dat elk sterk gevormd denkbeeld dat u langere tijd handhaaft of met anderen langere tijd deelt, de neiging heeft zichzelf te kristalliseren in uw werkelijkheid – dus tot feit te worden. Kristalliseer daarom vanuit uzelf alleen die denkbeelden, door alleen de denkbeelden van anderen die passen bij uw erkende eigen persoonlijkheid. Zo bereikt men een grotere beheersing van leven en een juistere vorm van erkennen.
In zich een eenvoudige regel van de magie, maar toch zijn hieraan enkele aspecten verbonden die ik nog wil belichten, voor ik u regel b. geef. Het denkbeeld dat men uitstraalt, kan bij een mens bijvoorbeeld in woorden betekenen: ik wil gezond zijn. Theoretisch zou voor eenieder die deze gedachte steeds weer herhaalt, daaruit ook een werkelijke gezondheid voort kunnen komen. Maar wat men zegt te willen, strookt niet altijd met de werkelijkheid van het ik. Zo kan iemand die beweert gezond te willen worden, innerlijk wel redenen hebben, waardoor hij in feite verlangt ziek te zijn. Het geprojecteerde denkbeeld wordt dus niet door het gehele wezen in besef en emotie werkelijk gesteund. De neiging gezondheid te geven ontstaat nu wel, maar buiten de persoon. Alleen wanneer hij anderen hun gezondheid benijdt, kan de gedachte voor hen een tegenovergestelde, dus gezondheid verminderende, invloed hebben. Zelfs in het meest gunstige geval kan men wel aannemen dat desnoods iemand in de omgeving wat gezonder zal worden, maar dat de persoon zelf eerder ziek wordt en zeker niet gezonder zal worden.
Hieruit blijkt wel dat de geprojecteerde gedachte ook op anderen in kan werken en wel als uitdrukking van houding die de projecterende persoon tegenover deze anderen aanneemt. Het is dus, menselijk gezien, zeker niet juist dat elke geprojecteerde gedachte zonder meer tot het ik terugkeert en zich aan het ik vervult. Alleen waar men met geheel zijn wezen werkelijk en zonder voorbehoud de gedachte projecteert en alle gevolgen van de geprojecteerde wens voor zich zonder meer aanvaardt, geldt de gegeven regel. Zelfkennis is dus hierbij noodzakelijk.
Projecteert men echter een gedachte op de juiste wijze, dan bevestigt men eigen wezen in alle werelden waarvan men deel uitmaakt, zelfs indien de projectie alleen in de astrale en desnoods levenssfeer bestaat. Alle in het ik bestaande waarden, voertuigen enzovoort ondergaan dus de invloed, en niet alleen de stof. Hieruit volgt dat een scherp omlijnde gedachte die op de juiste wijze wordt geprojecteerd, niet alleen eigen gekende wereld beïnvloedt, maar gelijktijdig een gelijkrichting van het gehele ego tot stand brengt, zodat het gehele wezen als eenheid ondergaat en ervaart op het in het denkbeeld omschreven terrein.
b) Doe wat je wilt, maar nooit zonder reden die groter is dan eigen voorkeur alleen. In de magie oriënteren wij ons steeds weer op datgene wat met het ik harmonisch is. Men tracht zelfs harmonieën mogelijk te maken met andere wezens en werelden. Zonder dit is een werkzame bezwering, incantatie en dergelijke niet denkbaar. Een contact met hogere geesten kan volgens het occultisme alleen bereikt worden door een juist instellen van het eigen Ik – ofwel zoals men pleegt te zeggen: het vinden en bereiken van het juiste trillingsgetal. Wanneer ik doe wat ik wil, lijkt het er misschien op dat ik elke wet en regel terzijde stel. Waar is dit echter niet, want alles wordt bepaald door mijn willen, en dit inzicht bevat regels en voorwaarden. Denk aan hetgeen ik eerst stelde, het willen bepaalt dus de harmonie die men zal bereiken. Willen heeft alleen zin, wanneer ook een doel is. Je moet iets willen, geestelijk bereik je alleen iets, wanneer je je een doel stelt dat iets verder reikt dan eigen ogenblikkelijke wensen of bevrediging.
Langs deze weg kan het ik echter harmonieën scheppen die de stoffelijke, half-stoffelijke en geestelijke werelden omvatten. De harmonie in het totale ik verscherpt daarbij niet alleen het kenvermogen – ook in de stof dus – maar vergroot ook het vermogen tot ageren ten aanzien van een gebeuren en geeft ook een meer algemene kennis, waarbij in de plaats van de wat menselijke details die de kennis in de stof meestal bepalen, een meer algemene wet of regel komt. Kosmische wetten kunnen langs deze weg duidelijk erkend worden en gelijktijdig zo worden geformuleerd dat zij in het eigen persoonlijk bestaan zin hebben. Deze regel is dan ook niet slechts voor bereikingen, maar zeker ook voor en geestelijke bewustwording van belang.
c) Indien ik wil ageren in geest of stof, is altijd een passende en voldoende voorbereiding van node. Slechts daar, waar een primaire oriëntatie plaats vond, kan een bewuste gerichtheid ontstaan die voert tot beheersbare gevolgen en reacties. Dit lijkt ingewikkeld, maar kan eenvoudig in een beeld worden verduidelijkt. Wanneer u gaat wandelen, zonder de weg te kennen en u te oriënteren, wilt u misschien wel naar Madurodam, maar de kans is even groot dat u bijvoorbeeld in Leidschendam terecht komt. Wil de wandeling meer zijn dan eenvoudig beweging nemen, dan zal men eerst zijn doel moeten bepalen, vervolgens zijn punt van aanvang moeten beseffen en tet laatste zich informeren omtrent de tussenliggende wegen en mogelijkheden. Zelfs indien er sprake is van een voorlopig doel zal men te voren de weg moeten bepalen die men wil gaan. Het is immers nog altijd mogelijk om, aan de hand van omstandigheden – bijvoorbeeld regen – later opnieuw zich te oriënteren en te kiezen voor een bezoek aan het Vredespaleis of het Mauritshuis. Met andere woorden, zelfs wanneer het nog lang niet vast staat dat men het doel ook werkelijk zal kunnen bereiken, zal men zich voor moeten bereiden, opdat men bewust de juiste kant uit zal kunnen gaan, de juiste harmonieën zal kunnen vinden enzovoort. Elke actie, vooral wanneer deze mede geestelijke elementen in zich zou moeten dragen of zal moeten bijdragen tot geestelijke bewustwording, vergt voorbereiding. Dit geldt altijd. Actie is slechts zinvol, wanneer zij gebaseerd is op erkenning.
Erkenning kan men verwerven door beschouwing en eventueel het winnen van de gezichtspunten op het zoeken van de wijsheid van anderen.
Ook in de magie zal elke ritus beginnen met een soort intro. Noem het een introïtus, een introductie desnoods. Men begint dus te stellen wat men zelf is wat men wil, welke krachten bij het geheel betrokken zullen of moeten worden. Pas wanneer dit in voldoende mate is geschiedt en het ik zich heeft voorbereid hierop, kan men overgaan tot de eerste actie die bij een magische rite inhoudt dat men de relatie tussen de betrokken krachten en het ik plus de zin van het geheel – bijvoorbeeld het bevorderen van mijn doel, het geven van bescherming enzovoort – zijn vastgelegd. Eerst wanneer dit volbracht is en men zich dus reeds enigszins heeft ingesteld, kan men aan de derde fase beginnen. Hierin gaat het om het bereiken van een werkelijke harmonie – men zegt ook wel de juiste afstemming enzovoort. Je gaat dan geheel op in hetgeen je wil doen. Men verliest zijn eigen persoonlijkheid als het ware en wordt één met zijn doel en de beheersende krachten in dit doel. Middels deze instelling blijkt het dan inderdaad mogelijk een volledige harmonie en soms zelfs beheersing van geestelijke krachten tot stand te brengen.
Voor u in het dagelijkse leven betekent dit alles: wanneer je iets wilt doen, moet je overwegen wat daarbij buiten het eigen ik betrokken is en hoe ver. Dan dient men te overwegen, op welke wijze men op de meest harmonische wijze de juiste relaties, samenwerking enzovoort – of zelfs stemmingen – tot stand kan brengen om aan de verwezenlijking van het gestelde doel te beginnen. Zodra men erkent dat een voldoende samenwerking, harmonie, begrip aanwezig is, zal men eigen belangen en denken terzijde moeten stellen, tot het doel waar gemaakt is, bereikt is. Voor de geest betekent dit dat de beperkingen van het menselijke ego – mentale beperktheid, retardismen – worden uitgeschakeld.
De gehele persoonlijkheid kan dan dus in een streven tot verwezenlijking ageren. De residuen die in het stoffelijke ik ontstaan als gevolg van een dergelijke actie, in de sferen of de stof, omvatten niet alleen ervaringen, herinnering, maar tevens een soort kengetal, een kenmerk van het eigen ik, waarin de harmonische mogelijkheden van het nu bestaande en bewuste ik uitgedrukt worden. Dit maakt het streven op gelijksoortige wijze bij volgende pogingen eenvoudiger, terwijl de harmonie met eigen geest of andere krachten eenvoudiger en meer bewust hersteld kan worden. Zo zal men steeds meer langs deze weg kunnen bereiken.
Ook het volgende is bij dit alles mijn inziens van belang. Geestelijke ontplooiing en ontwikkeling zijn nimmer parallel met mentale ontplooiing en ontwikkeling. Het is beter één ding goed te begrijpen en daarmede te werken, dan 1000 dingen half te kennen en daarmede te werken zonder geheel te beseffen wat men doet. Je kunt dus ten aanzien van magie, esoterie en alle andere aspecten van streven, leven en denken dus stellen: Ga uit van het besefte en gekende.
Beperk u desnoods in hetgeen u zoekt te leren, te beseffen, te kennen, opdat u het punt van uitgang bij uw streven redelijk kunt beheersen. Slechts waar dit punt van uitgang redelijk beheerst is, kan de verdere ontwikkeling voor het ik eveneens beheersbaar blijven.
Enerzijds pleit u voor objectiviteit, anderzijds voor een meer emotioneel beleven. Is dat niet tegenstrijdig?
Een objectiviteit is nimmer geheel bereikbaar, zeker niet ten aanzien van het geestelijke dat nu eenmaal niet mentaal of redelijk kenbaar en omschrijfbaar is. De emotie is noodzakelijk, om tot een bepaling van eigen standpunt te komen en dit is zeer zeker weer noodzakelijk, indien men tot een bruikbare, objectieve waardering van de werkelijkheid wil komen. Vergeet niet dat emotie een vorm van erkennen inhoudt, zo goed als waardering. De emotie maakt het de mens vaak voor het eerst mogelijk iets te erkennen dat buiten het gebied van het mentaal en redelijk besefte en omgrensde kan bestaan. Zelfs intuïtie en inspiratie omvatten gevoelswaarden die buiten het redelijke uitgaan, zelfs wanneer het resultaat later in de redelijke sfeer kenbaar en ontleedbaar wordt. De zaak ligt dus nogal eenvoudig. Het begrip emotie betekent voor mij: elke gevoelservaring die niet verstandelijk is, maar meer dan alleen lichamelijke factoren omvat. Pijn voelt men lichamelijk; zodra die pijn echter met een begrip wordt geassocieerd dat nog geen lichamelijke werkelijkheid is of niet meer lichamelijk werkelijk is, zal een emotie ontstaan, waardoor een andere waardering en beleving van de pijn ontstaat.
Het resultaat is echter weer als feit afleesbaar. Indien een weide voor mij sereniteit uitademt, zo is dit geen feit, maar een interpretatie. Mijn waardering voor die weide is dus in wezen emotioneel. Hierdoor kan echter mijn beleven en gebruiken van de weide mede worden bepaald. Slechts indien ik ook met deze gevoelens rekening houd, zal ik de werkelijke betekenis van de weide voor mij en mogelijk voor anderen geheel kunnen beseffen. De fout die men in uw dagen te vaak maakt, is dat men meent objectief te zijn, wanneer men alleen met de feiten rekening houdt en niet met de reacties die zij opwekken. Maak dus niet de fout een term als emotie te vertalen in termen van vuistgevechten en tweepersoonsbedden. Ook daarbij kan emotie een rolspelen dat is duidelijk, maar het begrip emotie omvat alle elementen van het leven, waarbij het Ik zich persoonlijk oriënteert. Een persoonlijke oriëntatie is noodzakelijk, indien men tot een objectief beeld van iets wil geraken.
De emotie zal hierbij vele niet redelijk besefte, maar wel bestaande aspecten kenbaar maken. Lichamelijke opwinding is dus lang niet altijd ook emotie in de geestelijke zin van het woord. Houdt bij uw interpretatie van hetgeen ik stel, hiermede rekening. Anders zou u grote fouten kunnen maken.
Na dit intermezzo nog enkele eenvoudige leefregels.
Zoek nooit de wereld te veranderen, maar zoek bewust naar de mogelijkheid om in de wereld zo goed en juist mogelijk jezelf te zijn en te uiten. Hij die tracht de wereld te veranderen, zal niet meer juist beseffen wat hijzelf in wezen is en kan, en zo hetgeen hij voor de wereld betekent zowel als in hetgeen hij omtrent zichzelf beseft, fouten maken en feitelijk steeds ver achter blijven bij zijn bedoelingen.
Niet oordelen is een vorm van wijsheid, men kan slechts over zichzelf oordelen in een bepaald geval. Indien ik als hypothese stel wat een ander zou moeten doen in een dergelijk geval, zal de reactie die men zelf ten aanzien van de ander heeft, onjuist zijn. Het heeft daarom geen zin te oordelen over de feiten, zoals dezen zogenaamde objectief buiten het ik bestaan, maar zal men slechts werkelijk kunnen oordelen over de relatie die tussen het ik en de feiten bestaat. Dit is een oordeel over het ik en de mogelijkheden daarvan, niet over de waarde van de feiten.
Ik heb dan nog een raad voor u. Leer geloven. Geloven is in feite een kwestie van imaginatie, van voorstellingsvermogen, maar het voorstellingsvermogen van de mens kan in zeer vele gevallen voor hemzelf een bruikbare aanvulling vormen, waar zijn kenvermogen niet voldoende is. Het geloof is echter nimmer een onveranderlijke zekerheid. Het is, ook voor de mens, in wezen, eerder een werkhypothese die zichzelf in de feiten, voor het ik als juist en bruikbaar bewijzen kan. Wanneer een dergelijk geloof gebed, incantaties etcetera met zich brengt, of bepaalde leefregels stelt, geldt: houdt u daaraan strikt, zolang voor u innerlijk hierdoor een erkenning van harmonie mogelijk blijft – een gevoel dat het goed is dus – terwijl ten aanzien van de buitenwereld als gevolg daarvan geen grotere conflicten door het ik worden opgeroepen.
Wees altijd geheel eerlijk tegenover jezelf, maar beperk je eerlijkheid tegenover de buitenwereld tot het werkelijk noodzakelijke, zonder ooit naar de leugen te grijpen als vervangingsmiddel voor de waarheid. Dit klinkt misschien wat hypocriet voor iemand die geestelijke wijsheid tracht te brengen. Maar de waarheid die men in zichzelf erkent en wat men omtrent zichzelf erkent, kan men wel wegmoffelen, maar voor zich niet ongedaan maken of veranderen. Men zal er dus goed aan doen, alles wat men omtrent zichzelf erkent, ook ruiterlijk aan zichzelf toe te geven. Dit is het beeld, waarmede jezelf moet leven, de werkelijkheid van kunnen, leven, eigenschappen, waarmede je rekening moet houden bij alles wat je doet.
De waarheid omtrent jezelf, zoals anderen die menen te kennen, kan wel eens sterk van dit innerlijk beeld verschillen. Zoals de waarheden die ik ten aanzien van anderen meen te erkennen, in vele gevallen niet zullen stroken met hetgeen zij in hun verborgenste wezen als waar erkennen. Daarom heeft het weinig zin, hetgeen men als waar erkent omtrent zich en anderen, voortdurend in de wereld te etaleren. Men kan zich hierbij beter beperken tot datgene wat onvermijdelijk of noodzakelijk is geworden. Men zal echter nimmer een leugen omtrent eigen ik aan anderen mogen voorleggen, omdat men dan geneigd is deze ook zelf als maatstaf te nemen, bij anderen valse verwachtingen wekt en zo een relatie met de buitenwereld opbouwt op een verkeerde basis, zo een mislukken van het bewust nagestreefde bijna onvermijdelijk makende – zeker op langere termijn. Bovendien brengt de leugen altijd uiteindelijke disharmonieën tot stand die zowel voor het ego als voor anderen een onnodige verspilling van krachten betekenen.
Misschien zal na dit alles een weergave van enkele geestelijke oefeningen nuttig zijn. Daartoe is het nodig dat men weet dat de eigen geest alleen zover getraind kan worden, als men deze geest zelf kent en beseft. Voor u aan geestelijke oefeningen begint dient u zich af te vragen wat voor u de eigen geest is, wat zij kan, wat haar eigenschappen zijn. Hetgeen u stelt, zal wel niet geheel juist zijn, maar vormt een voor uw wezen harmonisch punt van uitgang. Oefen uw geest vervolgens door bij uw streven en de oefeningen die u kiest, de nadruk te leggen op het in verschijning treden van de eigenschappen die u in het bijzonder aan uw geest hebt toegeschreven. Dit zou bijvoorbeeld telepathisch vermogen kunnen zijn, het aanvoelen en kunnen uitstralen van kracht enzovoort. Tracht een van deze dingen aan te voelen en te beleven.
Tracht hiermede te werken. U kunt op deze wijze een verbinding tot stand brengen tussen het redelijk beeld van de geest dat u zich vormt, en de werkelijkheid van de geest. Blijkt dergelijke training resultaat te hebben op een bepaald terrein, breidt dan de proeven enzovoort uit tot de gave geheel beantwoord aan uw voorstellingen daarvan. Constateer falen en slagen en herzie aan de hand daarvan het beeld dat u zich van de geest hebt gemaakt. Op deze wijze kunt u de geestelijke werkelijkheid van uw wezen benaderen aan de hand van stoffelijk waarneembare proeven en waarden.
Ga bij dit alles nimmer zonder meer uit van hetgeen een ander gelooft of als waarheid poneert. Wanneer iets werkelijk belangrijk is voor je, moet je eerst trachten het innerlijk – emotioneel – als waarheid te erkennen en zoeken naar de wijze, waarop het mentaal redelijk aanvaardbaar wordt voor u. Eerst dan kun je er mee werken en ontkom je aan zelfmisleiding. Indien u contact zoekt met de geest, bijvoorbeeld door de hulp van geesten, engelen, God enzovoort in te roepen, moet u zich realiseren dat de uitwerking altijd een versterkte en meer feitelijke versie vormt van de voorstellingen die er toe voerden dat u het contact zocht, dit natuurlijk, wanneer een werkelijke harmonie of contact tot stand zou komen.
Hoe hoger u een geest inschat, hoe groter de afstand tussen die geest en uzelf zal zijn, wanneer eenmaal contact bereikt wordt. Dit betekent een grote afstand tussen uw verlangen en hetgeen een dergelijke geest daarvan beseft. Ga daarom steeds uit van een contact dat gebaseerd is op een zo groot mogelijke gelijkheid en harmonie tussen u en de geest. Zoek altijd naar de punten die u verbinden met de geest en de waarden die u met de geest gemeen meent te hebben. Let niet te veel op de verschillen. U zult ontdekken dat het volgen van deze raad niet slechts het contact met de geest vereenvoudigt, maar ook duidelijker maakt wat een geest kan, wil en doet.
Hierdoor wordt de geest met haar mogelijkheden en werkingen voor u meer werkelijk, terwijl vermeden wordt dat u de geest ziet als een soort deus ex machina die ingrijpt in uw leven. Je kunt dan beseffen dat de geest in feite voor u iemand is die u een handje helpt op hetzelfde niveau, waarop je zelf actief bent.
Elke uitdrukking van geestelijke waarden en waarheden is à priori onjuist door haar onvolledigheid, zowel als door de nadruk die de mens pleegt te leggen, maar die lang niet altijd ook feitelijk aanwezig is. Beschouw daarom geen enkele stelling, zelfs niet de innerlijke erkenningen in de door u gevonden formulering, als geheel en onveranderlijk juist. Werk met hetgeen u hebt en probeer er mede te bereiken. Pas uw omschrijvingen en stellingen steeds weer aan de feiten aan. Besef dat het kenbare resultaat het enige voor u controleerbare kenteken van een juiste reactie of een juist besef kan vormen.
Loop nooit te ver op de feiten vooruit. Want ook dit is een fout die vaak gemaakt wordt. Indien u vandaag reeds tracht te reageren op en te werken met omstandigheden die in het volgende jaar zullen bestaan, zult u bijna zeker een deel van uw krachten verspillen, een verkeerde voorstelling van wereld en mogelijkheden opbouwen, waardoor erkenning van de waarheid, zoals die morgen voor u een feit wordt, moeilijker wordt.
Het gehele proces van geestelijke ontplooiing is voor de mens kennelijk allereerst een kwestie van juist leven. Wat juist leven is, kan voor elke mens verschillen. Algemene normen voor een “juist” leven vanuit geestelijk standpunt bestaan dan ook niet. Indien je tracht regels te geven, loop je altijd weer vast in de te grote diversiteit die er in menselijke waarden en mogelijkheden bestaat. Gelukkig zijn er echter enkele grondwaarden die, al voeren zij tot een te algemene en vage formulering, voor bijna alle mensen gelijk zijn. Indien ik u dus enkele regels en voorbeelden geef in de hoop dat u daarmede iets zult kunnen bereiken, zo moogt u niet menen dat dit nu het enig juiste recept is. Ik geef slechts zeer algemeen een richting aan. Ik geef voorbeelden die voor mij geheel juist zijn, maar voor u tot op zekere hoogte eveneens voorstelbaar en misschien zelfs juist kunnen zijn. Dit geldt ook voor de volgende aanwijzingen die een geestelijke training kunnen bevorderen volgens mij.
Erken elke dag wat je volgens eigen denken goed hebt gedaan, ga daarna na wat je aan fouten hebt gemaakt volgens eigen besef. Tracht elke dag op grond van deze gegevens tot een conclusie omtrent jezelf te komen aan de hand van deze ontleding.
Stel u daarna in op die krachten en beelden die voor u Licht betekenen. Kies een beeld uit, stel u daarop in. Tracht eens een voorstelling te vinden, waardoor dergelijke normaal eerder als gevoelens besefte waarden kunnen worden uitgedrukt – bijvoorbeeld het opgaan van de zon.
Wanneer dit “Licht” voor u een beleving wordt, moet u hetgeen u registreerde nog eens bezien, zo opnieuw alle goede en verkeerde daden van de dag beziende. U zult zien dat in uw waardering verschuivingen op gaan treden. Na enige oefening zal men deze verschuivingen zonder meer kunnen omschrijven. Deze verschuivingen nu geven aan dat een zekere oriëntatie op geestelijk gebied – bewustwording – plaats vindt. Uw instelling wijzigt zich zo en u komt tot een andere wijze van handelen en beleven die voor u past, zelfs al kunt u deze veranderingen niet altijd rationeel verantwoorden.
Bij het waarderen van eigen gedachten zal men nogal eens moeilijkheden ontmoeten. Stel daarom: wanneer een gedachte begint met “ik” of de nadruk legt op “mijn”, “van mij” en dergelijke, zal zij als waarde voor geestelijke bewustwording niet zonder meer bruikbaar zijn. Alle geestelijk streven dat in deze termen wordt uitgedrukt, zal nogmaals moeten worden nagegaan op zijn werkelijke betekenis en waarde. Geestelijke betekenis hebben vooral die denkbeelden, waarin de termen “ik doe”, “ik bezit”, “ik heb recht”, enzovoort ontbreken. Tracht dergelijke gedachten uit de gehele gedachtegang te isoleren. Wat overblijft is over algemeen een omschrijving of vaststelling die u in het begin niet geheel bevredigt, maar toch voor u juist is, daar het je instellen op een dergelijke formulering een zekere resonans met het totale ik tot stand brengt.
Tracht de zo gevonden begrippen, woorden, beelden, in uzelf zodanig te rangschikken dat een gevoel van geladenheid, spanning – en in enkele gevallen zelfs een gevoel van opluchting – wordt ervaren. Het gaat dus om het bereiken van een emotionele verandering in uw toestand. Treedt de verandering op, tracht dan de essentiële waarde daarvan te voelen, zonder haar echter te omschrijven.
Er ontstaat dan soms een voorstelling, waarvan u het gevoel hebt dat zij juist is. Deze moet u dan omschrijven. Doe dit kort. Elke omschrijving die meer dan 10 woorden omvat, deugt niet, zij is reeds te complex. Zo leert u, zij het vaag, maar voor u juist en zelfs een beheerst wekken van innerlijke toestanden mogelijk makende wijze te formuleren wat er in u kan bestaan en leven. Hierbij speelt het gehele ik een rol en niet slechts de stof en haar besef, zodat het de geest eenvoudiger zal worden gegeven zich in uw kenvermogen uit te drukken, u in haar krachten te doen delen en haar erkende noodzaken duidelijk te maken.
Indien u uitgaat van de mogelijkheid met krachten te werken – dit kan zelfs bidden zijn – zo moet u trachten te beseffen wat u werkelijk verlangt. Omschrijf nauwkeurig uw wens. Na actie, bezwering, bede enzovoort moet u trachten te beseffen dat het gestelde in en rond u tot onontkoombaar deel van de werkelijkheid is geworden. Vraag u af wat u dan voelt. Wees eerlijk hierbij. Dit maakt een juister besef van de relatie tussen uiterlijk stoffelijke waarden en innerlijke waarden, maar ook tussen kosmos en de gekende wereld mogelijk.
Voor de geest betekent het voorgaande dat zij een mogelijkheid vindt om op meer bewust vlak en intenser in gevoel deel te hebben aan uw leven. Dit is belangrijk en draagt onder meer bij tot het vinden van een evenwichtiger en gezonder wijze van leven en werken.
Ten laatste, houdt u niet bezig met vragen over later, het leven na da dood enzovoort. Dergelijke dagdromen kunnen zeer verlokkelijk zijn, maar zijn een spel, niet meer. Wil men door training, het geestelijk besef en aanpassing aan de werkelijkheid vergroten, dan zal men steeds uit moeten gaan van wat is wat men zeker weet, of als zekerheid gevoelt. Dit is de kern die redelijk omschreven dient te worden. Voeg eerst na de omschrijving – die besef betekent – de emotie toe aan uw werken enzovoort. Laat dan ook vrije associaties ontstaan. Het zo ontstane woord of beeld hoeft dus niet met het oorspronkelijke beeld samen te gaan of mooi en hoog-geestelijk te zijn.
De associatie is dan voor u de omschrijving van uw werkelijke verhouding tot de werkelijkheid, de werkelijke waarde van uw gevoelens en kan zo het beginpunt vormen van een voor u juiste wijze van handelen, denken, geestelijk werken. Het onderbewustzijn dat alleen conditionerend optrad bij uw denken, krijgt nu gestalte en kan zo bijdragen tot een nog harmonischer en geestelijk ook meer vruchtbaar werken en streven. Het hoeft geen uitvoerige verdere verklaringen: de gehele persoonlijkheid komt meer tot uiting en de algehele bewustwording wordt hierdoor dus ook bevorderd.
Zeggen de in u rijzende beelden bijvoorbeeld dat u kracht hebt, handel dan eens alsof het waar zou zijn. De ervaring leert u dergelijke dromen en beelden te ontleden in feiten en vormen van zelfbedrog die als aankleding van de feiten of rationalisatie van het onaanvaardbaar schijnende kunnen worden beschouwd.
Wanneer u dit alles eens doet – en het is heus niet nodig dat u dit alles nu opeens tegelijktijdig tracht te doen -, zo hebt u de mogelijkheid uzelf een scholing te ontwerpen die tot een geestelijke ontplooiing voert en zelfs de geestelijke werelden dichter bij u brengt. U hebt dan geleerd enerzijds menselijk en redelijk te blijven reageren en denken, terwijl u aan de andere zijde de begrenzingen van het redelijke leert overschrijden. U kunt dan middels emoties en gevoelens de grenzen van het redelijke overschrijden, zonder van uw wereld vervreemd te worden, daar u de resultaten steeds weer redelijk weet vast te leggen en zoveel van het erkende terug weet te brengen tot termen van de stoffelijke werelden, zodat u ook bewust daarmede kunt werken en iets bereiken.
Misschien noemt u alles wat ik u heb gegeven niet leefregels. Maar wetten en regels die u zeggen, hoe in de stof te leven en de handelen, kunt u overal bij de vleet vinden. Indien ik een leefregel moet geven, zo lijkt mij de eenvoudigste en meest juiste steeds weer de volgende:
Tracht nooit jezelf te bedriegen dat doen anderen wel voor je. Tracht nooit zo goed te zijn als anderen schijnen te menen dat je moest zijn; zij zijn zelf ook veel slechter. Tracht nooit wijzer te zijn dan degenen die zich wijzen noemen, maar tracht wel te begrijpen waarop hun wijsheid berust. U zult dan in de meeste gevallen wijzer zijn dan de wijzen. Richt u nooit alleen op stellingen, op theorieën, maar ga steeds uit van stellingen en theorieën plus de ondersteunende feiten. Wie alleen van feiten uitgaat, zal zich vaak kunnen bedriegen omtrent de oorzaken; wie alleen van theorieën uitgaat, veronderstelt maar al te vaak mogelijkheden die feitelijk niet bestaan. Beide gezamenlijk bezien, zal men niet alleen bijvoorbeeld oorzaak en gevolg leren kennen, maar zal men ook leren beseffen wat men zelf daarmede kan doen.
En nog een raad: Luister naar hen die prediken, slechts om uw eigen gedachten te verrijken, nimmer om een waarheid te vernemen. Want wie de prediking van anderen als waarheid aanvaardt, zal over het algemeen in zich onwaar worden ten aanzien van zijn ware ik. En als u het daarmede niet kunt doen, weet ik het niet meer.