Enkele wenken voor het dagelijkse leven

image_pdf

uit de cursus ‘Algemene zelfvorming’ (hoofdstuk 6) – maart 1960

Wanneer de mens is gedoemd in de stof te leven, dan kan hij geestelijk nog zo ver gaan in zijn ontwikkeling, hij kan geestelijk nog zo veel bereiken, hij zal toch te allen tijd en wel met de grootste intensiteit de stoffelijke ontwikkelingen ondergaan. Hij kan hieraan moeilijk ontkomen. Indien wij nu in dat normale leven staan, zullen wij juist voor een praktische geestelijke bewustwording de nadruk moeten leggen op aspecten, die voor geest en stof gelijkelijk bestaan en gelijkelijk bruikbaar zijn. Ik wil hierbij niet in de eerste plaats de nadruk leggen op al die paranormale verschijnselen, maar wil blijven bij het normaal, voor iedereen bruikbare. En dan vind ik als allereerste punt de kwestie van impuls.

De doorsneemens heeft stoffelijk een reeks impulsen. Die impulsen zijn niet altijd gemakkelijk te beheersen. De mogelijkheid om tot beheersing daarvan te komen aan de hand van redelijk overleg is zeer klein en vraagt een zeer grote wilskracht. De impuls op zichzelf echter en de daaruit voortvloeiende gedachte betekent, dat een weerkaatsing van de impuls en de impuls verwekkende waarde zal worden geboren in elke sfeer, ook wanneer zij geen deel was van de oorspronkelijke geest.

Het is moeilijk om elke impuls te beheersen en er meester van te zijn. Wij hebben er in de vorige lessen al op gewezen dat een impuls gebruikt kan worden mits op de juiste wijze gericht. Voor een praktische geestelijke bewustwording kan echter ook nog gebruik worden gemaakt van het volgende:

Ten eerste: Als men in zichzelf een bepaalde impulsiviteit ontdekt en de gronddrijfveer daarvan kan vinden, zo zal men die gronddrijfveer zelf moeten beschouwen als een bewustwordingswaarde. Wij nemen aan dat noch in het stoffelijk lichaam, noch in de geest enigerlei blijvende drijfveer aanwezig kan zijn, die niet onmiddellijk met onze bewustwording verbonden is. Wij zullen bewust trachten, op een voor ons aanvaardbare en juiste manier, de ervaringen op te doen die noodzakelijk zijn. En de drijfveer is daarbij een richtlijn.

Ten tweede: Wij vinden in het leven over het algemeen een gebrek aan rust. Ongeacht hetgeen ik u de vorige maal over ontspanning heb verteld, wil ik er de nadruk op leggen dat rust over het algemeen niet alleen van de mens zelf kan uitgaan, maar ook vaak uit de omgeving van de mens kan worden gewonnen. Op zichzelf misschien wat moeilijk, omdat u niet altijd uw eigen omgeving, uw eigen milieu kunt bepalen. Voor geestelijke bewustwording echter is het mogelijk die sfeer toch in zekere mate te scheppen en wel als volgt:

  1. Als wij merken dat wij te onrustig zijn – ook als wij menen dringende bezigheden te hebben e.d. – moeten wij ons een ogenblik ergens begeven waar ons schoonheid treft. Schoonheid kan worden gevonden in de duinen, in de bossen, aan zee, in een tuintje, in een museum; dat ligt aan uzelf. Als u de mogelijkheid vindt om u een kwartier lang te verdiepen in iets, wat voor u werkelijke schoonheid betekent, heeft u rust gewonnen. Deze rust komt zowel uw activiteit ten goede als ook de beheerstheid waarmee die activiteit wordt verricht. Verder voorkomt ze een optreden van zenuwuitputting.
  2. Het is voor ons niet altijd even gemakkelijk om tot een volledige concentratie te komen. Voor onze bewustwording is die concentratie wel vaak zeer dienstig en zelfs noodzakelijk. Maar wij moeten op een gegeven ogenblik rust kunnen vinden in onszelf, voordat een dergelijke procedure mogelijk wordt. Naast de bekende diepe ademhaling zou ik daarvoor hier het volgende willen aanbevelen: Probeer uzelf in de plaats van een ander te stellen, onverschillig welke mens. U kunt daarvoor een Chroetsjov nemen ofwel een Roosevelt; als u iets prettigers wilt hebben misschien een Gary Cooper of een Brigitte Bardot. Stel u in de plaats van die persoon en bouw voor uzelf een beeld op van wat u zou doen. Als u dat werkelijk intens probeert te doen, zult u hierdoor alle andere waarden volledig kunnen vergeten. Het gevolg is dat deze gedachteoefening op zichzelf, die een verwijdering van de werkelijkheid betekent, het mogelijk maakt met nieuwe visie en nieuwe intensiteit de werkelijkheid te benaderen. De beheersing is dan aanmerkelijk eenvoudiger, de innerlijke rust wordt gemakkelijker gehandhaafd en uit die rust kan wederom meer overlegd worden gehandeld.
  3. Op het ogenblik dat je als mens geestelijk gaat beleven sta je, zoals u weet, in een wereld die dwaalt op de grens van de fantasie, de droom en de werkelijkheid. Het is voor de doorsneemens onmogelijk precies vast te stellen waar de geestelijke beleving begint en de fantasie ophoudt. Maar elke fantasie elke droom is een onthulling van eigen wezen. Indien wij de achtergronden daarvan weten te zoeken, kunnen wij er veel uit leren. De geestelijke bewustwording, opgedaan in een geestelijke sfeer, zal echter ook beelden achterlaten. En deze beelden zullen wij evenzeer moeten interpreteren. U herinnert zich misschien wel dat alles wat u zich herinnert uit de sferen, wat u helderziend waarneemt, hoort e.d, een menselijke of liever een mentale interpretatie is van waarden die op een ander terrein bestaan. Het u houden aan de drijfveren die u erkent, zowel in het geestelijke, in het droomleven als in het fantasieleven, zal het u mogelijk maken voor uzelf harmonischer te handelen en daardoor voor uw geest ook een grotere eenheid te vormen.
  4. Nu heb ik nog een eigenaardig punt. Er treden nl. vaak lichamelijke ziekten op. Het is logisch dat niet alle lichamelijke ziekten zo zonder meer uit de geest alleen kunnen worden bestreden. Zeker niet door de eigen geest. Maar wij kunnen zeer veel doen om de voor ons onaangename symptomen van ziekten te beheersen en wij kunnen zelfs minder ernstige ziekten vaak aanmerkelijk bekorten, dan wel voorkomen. De instelling hiervoor kan als volgt worden omschreven:
    1. Het opwekken van eigen voorstellingsvermogen, waarbij zowel het eigen als eventueel helpende geestelijke krachten worden voorgesteld.
    2. Het u voorstellen van de bestrijding zelf. Het beste is het, indien u zich kunt voorstellen, dat uzelf deze handelingen verricht. Is u dat minder gemakkelijk mogelijk, dan kunt u zich ook voorstellen dat een willekeurige persoon uit de geest (meestal een z.g. Schein­gestalt), dit voor u doet. Hierbij moet altijd met het volgende worden gerekend: Gebrek aan vitaliteit kan aanmerkelijk verkleind worden en soms opgeheven, wanneer men zich voorstelt lichtende stralen uit de omgeving te ontvangen, geestelijke lichtstralen. Het feit, dat u nl. aanneemt dat dit geschiedt, brengt met zich mede, dat u inderdaad uzelf verder dan normaal openstelt voor de rond u aanwezige levenskracht; zodat u inderdaad wat zenuwkracht betreft erop vooruit gaat, terwijl bovendien de concentratie op zichzelf voorkomt dat u een psychische overdrijving van bepaalde symptomen verder pleegt.
      Als wij te maken hebben met infectieziekten dan stellen wij ons voor dat bv. het bloed of het lichaamsvocht (u mag dat zelf kiezen) door een filter van licht loopt; en daarvoor neemt u bij voorkeur een voorstelling van een filter van blauw licht. Stel u wederom gelijktijdig voor dat kracht uit de omgeving dit filter bouwt en in stand houdt. Het eigenaardige hiervan is, dat dit op zichzelf suggestieve proces een opbouw van antibodies, antilichamen aanmerkelijk bespoedigt, terwijl bovendien de bestrijding van de bacteriën zelf door het lichaam aanmerkelijk actiever geschiedt. Het maakt het u wederom mogelijk om op een prettiger wijze te leven en zoals ik al zei daardoor voor uw geest ook meer te doen.
    3. Bij zeer vele ziekten, ongeacht of zij ernstig of niet ernstig zijn, zal een groot gedeelte van de verschijnselen kunnen worden herleid tot psychische processen. Als wij weten dat ons denken en ons bezig zijn met de ziekte de verschijnselen aanmerkelijk verergert en in sommige gevallen tevens de weerstand van het lichaam daartegen aanmerkelijk verkleint, zullen wij ten koste van alles moeten trachten te voorkomen dat wij te veel met onze kwaal, onze ziekte bezig zijn.
      Om dit te voorkomen zou ik u willen aanraden in een dergelijk geval u regelmatig een zekere meditatieoefening op te leggen die u ongeveer vijf minuten per uur herhaalt en wel gedurende de waakperiode. Er behoeft dus geen slaap voor te worden onderbroken. Maar als u wakker bent en er is een uur slapende voorbijgegaan, dan mediteert u weer rustig. Bij deze meditatie is het zeer verstandig om onderwerpen te nemen uit het dagelijkse leven, die echter met ziekte en dood niet in verband staan.

En nu moet ik natuurlijk dit laatste verduidelijken, want een praktische geestelijke bewustwording zien de doorsneemensen niet zo snel in dit bestrijden van ziekte. Maar u moet wel begrijpen, dat het voor de geest beter is op een beheerste wijze een ziekte te ondergaan ofwel de ziekteverschijnselen in het lichaam op de achtergrond te dringen, dan daaronder te lijden. De ziekte baart in de meeste gevallen een zeker zelfbeklag. Dit zelfbeklag betekent een zeer sterk egocentrisch denken en handelen gedurende de periode der ongesteldheid. Hieruit vloeit weer voort dat geen voldoende indrukken uit de buitenwereld worden opgenomen en dat alles wat in de buitenwereld geschiedt en van buitenaf als indruk op u aanstormt, verkeerd wordt geïnterpreteerd. Deze misinterpretatie betekent voor de geest vaak een reeks emoties, die zelfs met de stoffelijke werkelijkheid van uw wereld niets uitstaande hebben. We kunnen daaruit vanzelf de conclusie trekken: er ontstaan verkeerde impulsen, die wederom uitgewist moeten worden, althans gewijzigd en verbeterd moeten worden, willen zij niet een grote belemmering zijn voor de geest wanneer zij in andere sferen wil denken en handelen.

Nu hebben wij zo de ziekte gehad. Maar er is nog iets anders. En dat andere klinkt ook al heel erg stoffelijk. Wij weten allemaal dat de mens nogal eens zorgen heeft. Hij is opgewonden, strijdvaardig en komt hierdoor wederom tot een volkomen verkeerd reageren in de wereld. Vooral als hij zijn beheersing verliest is dat erg gevaarlijk.

Voor de geest zijn deze ervaringen soms nuttig, maar in de meeste gevallen zijn toch beheerste ervaringen veel nuttiger. Het is een heel eenvoudige raad die ik u hier geef en praktisch iedereen kan hem opvolgen. Wanneer u werkelijk mistroostig bent of wanneer u voelt dat u door woede dreigt te worden overrompeld en u kunt zich van de bron daarvan verwijderen (een belangrijk punt!), dan moet u eens gaan nadenken over bv. uw vakantie; wat u zult doen, waar u heen zult gaan. U moet plannen maken; plannen, die niet in de eerste plaats bedoeld zijn om gerealiseerd te worden, maar die toch zo zouden moeten sluiten dat, als u morgen in staat zou zijn ze te verwerkelijken, u zich aan dat plan inderdaad zou kunnen houden. Noteer die plannen desnoods eens. Op deze manier hebt u de gedachten wederom totaal anders gericht en nu op een activiteit in de wereld. Gaat u later na wat u hebt uitgekozen en hoe u het hebt overdacht, dan hebt u daar in de eerste plaats een aardige richtlijn voor uw eigen werkelijk denken en begeren. Een ieder zoekt nl. voor deze tijden plannen, die overeenstemmen met zijn eigen mogelijkheden, maar ook met zijn eigen verlangens. In de tweede plaats is door dit werken aan een dergelijk plan de werkelijke bron van onrust op de achtergrond gekomen. Het gevolg is, dat de geest niet de emoties behoeft door te maken, die onbeperkt in de richting gaan van ergernissen, haat en drift, maar in de meeste gevallen deze slechts ten dele doormaakt, waarna ze worden vervangen door iets, wat in feite een deel van een zelfonthulling is. Hieruit leert de geest terwijl de beheersing die daarna optreedt een reëler bezien van de condities in de buitenwereld, de condities in het probleem zeker mogelijk maakt.

U zult zich afvragen, waarom nu plotseling van alle sferen, van alle kunst van ontspanning en uittreding, de richting van de praktijk wordt uitgegaan. Kijkt u eens, het zijn deze kleine dingen, waar uw praktische bewustwording steeds op blijft berusten. U kunt daaraan niet ontkomen. Er zijn natuurlijk nog meer raadgevingen, maar deze moet ik onder enig voorbehoud geven. Zij zijn door ons gebaseerd op het gemiddelde van de mensheid. Alle voorgaande ideeën en plannen zou ieder mens kunnen toepassen, ongeacht zelfs zijn geestelijk peil en verdere scholing en milieu. Hetgeen nu volgt is alleen te gebruiken voor degenen, die bepaalde geestelijke capaciteiten hebben en die een bepaalde stoffelijke levenshouding als gevolg daarvan weten aan te nemen. Ter bevordering van een stoffelijk leven, dat op een eenvoudige wijze in grote geestelijke ervaring kan worden omgezet rekenen wij met het volgende:

  1. Wij dienen in het leven genoegen en vreugde te zoeken, mits dit niet tegen onze eigen begrippen van goed en kwaad ingaat.
  2. In het stoffelijk leven is het noodzakelijk alles zoveel mogelijk in het heden te concentreren. Zorgen voor de toekomst, die nu kunnen worden getroffen, maken inderdaad van het heden deel uit. Datgene wat echter nu nog niet in de praktijk is aan te zetten, mag nooit te lang worden overdacht.
  3. Wij moeten te allen tijde positief en actief zijn in het leven. Negativiteit en afwachtende houding zijn over het algemeen schadelijk, daar zij ons de mogelijkheid ontnemen onze ervaringen en belevingen zelf uit te zoeken en daardoor zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met onszelf.
  4. Degene die geestelijke bewustwording zoekt zal natuurlijk streven naar het erkennen van andere werelden en sferen. Als men echter redelijk wil leven en daarbij de grootste mogelijkheid tot bewustwording voor zichzelf verwerkelijken, houde men er rekening mede dat alles wat in de wereld geschiedt voor u belangrijker is dan hetgeen in de sferen geschiedt. Wat in de sferen geschiedt kan voor u nooit volledig stoffelijk worden beleefd. Datgene echter wat op uw eigen wereld geschiedt, kan beleefd worden door alle voertuigen en kan dus het volledige beeld van de persoonlijkheid beïnvloeden. De kracht hiervan is aanmerkelijk groter en de inhoud daarvan veelal rijker.
  5. We zoeken naar waarheid is een belangrijk deel van elke bewustwordingsgang. Zoeken naar waarheid kan echter slechts dan geschieden, als wij in de eerste plaats uitgaan van de waarheid in onszelf, voor zover wij die kennen. In de tweede plaats mogen wij onze eigen maatstaven niet aan anderen opleggen, doch moeten wel onszelf de vrijheid voorbehouden om volgens ons eigen inzicht en handelen een zo groot mogelijk resultaat te behalen.
  6. Elk negatief denken brengt geestelijk zowel als stoffelijk bezwaren met zich. Op het ogenblik dat u iets vreest, u ergens aan ergert, iets buitenmaten meent te moeten veroordelen, zult u hierdoor reeksen van gedachten oproepen die u in alle sferen beïnvloeden en wel in negatieve zin. Het is verstandig niet te spreken over verwerping en afkeur; maar te spreken over voorkeur en aanvaarding. Nadruk op deze punten in het leven, samengaande met een eigen activiteit in deze richting, geven voor de mens de grootst mogelijke en snelst mogelijke praktische bewustwording.

Dat waren dan wat kleine puntjes tezamen gegaard om u zoveel mogelijk in de praktijk te helpen. Nu hebben we echter op onze les van de vorige maal ook nog we1 het een en ander te zeggen als vervolg.

U herinnert zich ongetwijfeld hoe wij gesproken hebben over die voer­tuigen in die verschillende sferen en wat er kan ontstaan. Nu weet u allemaal dat een klein kind fantaseren kan, dit zo sterk kan doen, dat voor dat kind de fantasie tot werkelijkheid wordt. Een klein kind met een stoof en een stoel maakt voor zich een grote reis door het land met een trein. Het is gelijktijdig machinist, conducteur en passagier en in deze veelheid van functies toch steeds zichzelf. Het vreemde is dat het kind tijdens dit spelen zeer veel leert. Nu kun je als volwassene op aarde dergelijke spelletjes moeilijk meer spelen, dat is logisch. Maar in vele andere sferen en werelden bent u nog niet volwassen. Dat betekent dat de bekende spreuk: “Indien ge niet wordt als deze kinderen, zo zult ge niet ingaan in het Koninkrijk Gods,” inderdaad waar en waardevol is, zodra zij wordt toegepast op de geesteshouding en het geestelijk gedrag.

In de praktijk mag worden gesteld, als de mens t.o.v. al wat geestelijk is een kinderlijk vertrouwende en aanvaardende houding aanneemt, rustig zijn spel speelt met deze waarden, ongeacht of anderen dit reëel achten of niet, zal hij door deze gedachtewereld, deze fantasiewereld, voor elk van zijn voertuigen, die geestelijk zijn, een nieuwe reeks van ervaringen en vormen opbouwen. De geest mag en moet speels zijn.

Het is belangrijk dat u verschillende kunsten a.h.w. leert beheersen. Die kunsten kun je natuurlijk uitdrukken in een stoffelijk equivalent en dan vinden wij o.m.:

Het is belangrijk dat u terzake doende kunt spreken over die onderwerpen, waarover een mededeling noodzakelijk is. Het is belangrijk dat u leert een goede en geestige conversatie te voeren. Het is belangrijk dat u zich aanwent een gedachte steeds vol­ledig uit te denken in al haar consequenties, eer u haar wel overlegd uitspreekt. Het is belangrijk dat u oog krijgt voor verhoudingen.

Al deze dingen op zichzelf zijn moeilijk. Hier kan wederom het ontspannen ons aanmerkelijk helpen. De ontspanning van het stoflichaam en het stoffelijk bewustzijn, hetzij in de slaap, hetzij door concentratie of op andere wijze, brengt met zich mede dat de geest vrij is. Een vreemd verschijnsel doet zich hierbij voor. Het is nl. niet de lengte van een slaap, die het daarin mogelijke aantal geestelijke ervaringen vastlegt, maar het is de diepte daarvan.

Nu mag ik misschien weer even terugkeren tot de praktijk. Bij slapen is het voor vele mensen het eenvoudigst dat zij slapende op een niet te zachte matras en met een niet te hoog hoofdkussen, de houding aannemen ongeveer van het kind voor de geboorte. U zult hier even om lachen, maar deze houding brengt nl. voordelen met zich. In deze houding zijn de lichaamsstromen op de meest juiste en rendabele wijze geleid. Als de slaap gewonnen kan worden in deze vorm en deze zin, zal die mens verder ongetwijfeld daardoor een zeer grote ontspanning van vele belangrijke spieren kunnen ervaren. Hij zal door de houding zelf een suggestie van geborgenheid ondergaan, die eveneens het loslaten van het waakbewustzijn aanmerkelijk vergemakkelijkt. Ik wil niet zeggen, dat u zich deze houding dus moet opleggen, maar ik wijs u op de voordelen die deze houding heeft, als u in staat bent daarin te slapen. Dit is dus in tegenstelling met de poging tot fictieve geestelijke werkzaamheden, waarbij de houding die wordt aangenomen, is: zo ontspannen mogelijk, lang gestrekt met lage of geen hoofdsteun, de armen langs het lichaam met de palmen van de handen naar beneden gericht, de voeten met de hielen aaneensluitend maar aan de tenen iets wijkend, dus onder een hoek staand. Maar daarop kom ik later terug.

U zult begrijpen dat de ontspanning die wij kunnen bereiken, voor ons zeer belangrijk is. In. de ontspanning, dat hebben wij een vorige maal al verteld, is het mogelijk krachten uit andere geestelijke sferen in uw eigen wereld actief te doen worden en wel in uzelf. Het is verder mogelijk geestelijke ervaringen door te maken. En met kleine concentratie oefeningen is het verder vaak mogelijk een groot deel van die geestelijke ervaringen op enigerlei wijze in het bewustzijn te brengen. Het is logisch, dat wij deze ontspanning steeds weer trachten te beoefenen. Uzelf ontspannen mag echter nooit krampachtig geschieden. Er zijn mensen die zich met alle geweld willen ontspannen en daarbij vergeten dat de spanning, die zij opwekken om de ontspanning te bereiken, in vele gevallen zo groot is, dat hiermee de oefening zichzelf tegenspreekt. Ontspanning moet steeds geschieden op een zo prettig mogelijke wijze. De concentratie in het gedachteleven mag nooit haar uitdrukking vinden in het lichaam. Hierdoor bevorderen wij aanmerkelijk alle voor ons gunstige ontwikkelingen en stromingen.

Nu zou het kunnen voorkomen, dat er onder u zijn die inderdaad zo nu en dan eens in de sferen terecht komen. Die sferen zijn natuurlijk door de interpretatie nooit volledig duidelijk te begrijpen en te zien. Maar wel bestaat, als wij ons van een sfeer bewust worden, een andere mogelijkheid. En dat is, dat wij zonder zelf naar het lichaam terug te keren, trachten het potentieel van die sfeer zoveel mogelijk in het lichaam over te hevelen. Ik wil u ook daarvoor een kleine methode geven. Als u meent (ik zeg dus niet eens dat dit feitelijk zo behoeft te zijn), als u meent dat u in een sfeer bent, die licht is en die voor u volledig acceptabel is (dit laatste is zeer belangrijk!), dan kunt u proberen, zodra u zich daar bevindt, zonder terug te gaan tot het lichaam naar het lichaam terug te zien en alle vermogen uit die sfeer (maar niet het bewustzijn) naar het lichaam terug te zenden.

Hierdoor kun je zelfs in een zeer korte tijd uitrusten. Wat wij ge­zegd hebben over het verdrijven van vermoeidheid stoffen, het vereenvoudigen van de processen in het lichaam, geldt hier natuurlijk ook volledig.

En dan kan ik mij ook nog voorstellen dat u in een sfeer zijnde, of menende in een sfeer te zijn, voor uzelf vraagt: “Wat moet ik hier doen?” Onthoud daarbij het volgende. Wat u daarbij moet doen, is te allen tijde zoeken naar datgene wat voor u het belangrijkste is. En dat zal, als u zich werkelijk voor deze cursus interesseert, zeker zijn: verdere bewustwording, dus geestelijke lering. Zeg dan tegen uzelf zo intens als u kunt: Ik wil de hoogste lering bereiken die in deze sfeer mogelijk is. Deze gedachte op zichzelf brengt een harmonisch aspect tot stand tussen u en de krachten, die in deze sfeer als leraren of als oudere broeders optreden. Het resultaat zal zijn: dat u aan hun denken kunt deelnemen. Stel u nooit voor dat men u precies zal zeggen wat u op aarde moet doen en hoe u moet leven. Alle regels die u zo meent te ontvangen, zijn voor 90 % onderbewust­zijn en voor 10 % misverstand. Wat wel wordt gegeven (en zeer duide­lijk wordt gegeven) is een bepaalde gedachtesfeer. Het is het mee­denken met het hoger bewustzijn van anderen, dat u in elke lichtende sfeer in staat stelt tot een nieuw bewustzijn te komen. Dit meedenken met anderen brengt u ertoe bij beschouwing van uw eigen problemen deze uit een nieuw en enigszins gewijzigd standpunt te benaderen. Hebt u een droom gehad waarin u deze lering hebt kunnen ontvangen of meent te hebben ontvangen, ook als u niet weet wat zij is, dan is het in de stof het eenvoudigst een voor u interessant of belangrijk pro­bleem te nemen en dit hernieuwd te overdenken. U zult ontdekken dat heel vaak wijzigingen optreden in uw standpunt, dat u nieuwe details ontdekte, dat het totaalbeeld zuiverder wordt. Het feit dat u het verkregene stoffelijk toepast, brengt niet alleen in de stof enige voordelen met zich, maar motiveert datgene wat u ontvangen hebt in dat geestelijke voertuig, behorend tot de sfeer waar­in u leerde en dat actief wordt gemaakt door alle voertuigen heen, zodat nu in alle sferen voor u een zekere roep naar lering ontstaat. Het gevolg is dat als je dit regelmatig doet, een permanente stroom van boven het eigen bereik liggende denkkrachten u meevoeren en u een voortdurend groter inzicht geven; voorlopig omtrent uw eigen wereld, maar daarnaast a.h.w. een klein kapitaal aan kennis vergaren, dat in elke sfeer afzonderlijk voor de daar behorende voertuigen bruik­baar is.

  • U had het over het opnemen van lichtstralen bij eventuele ziekten. Maar is daar een zekere houding voor nodig of kan men die ge­woon in het dagelijks leven ook opvangen?

Zoals ik reeds opmerkte is dit in zekere mate een suggestief proces. De werkelijkheid is deze: De mens, dus ook de stofmens zoals u allemaal hier, bevindt zich te midden van een kracht, die kan wor­den uitgedrukt in verschillende waarden. U kunt spreken over het luchtelektrisch potentiaal; inderdaad dat heeft er mee te maken.

Wij kunnen spreken over een gunstig stralingsgemiddelde, d.w.z. een zekere radioactiviteit a.h.w., maar een zeer lage. Daarnaast spre­ken wij over een magnetisch veld. Maar nu moeten wij ook nog gaan spre­ken over astrale velden, over kosmische velden. Al die krachten te­zamen omgeven u. Nu is het bij het doorsnee menselijk lichaam zo, dat het hieruit slechts een klein deel opneemt, nl. alleen zoveel als no­dig is om eigen tekorten aan te vullen. Is een mens wat minder gezond en voor velen ook wat ouder, dan zal deze opna­me in verminderde mate geschieden. Het opnemen van deze krachten uit die velden wordt door vele lichamelijke activiteiten aanmerkelijk be­vorderd. Het is zelfs zo, dat lichamelijke arbeid, vooral in de buitenlucht, geslachtelijk verkeer, sport ook natuurlijk, allemaal aanleiding zijn tot een vergrote opname. U verspilt daarbij wel energie, maar gelijktijdig stelt u zich open voor nieuwe krachten. En die opname kan over het algemeen iets groter zijn, iets meer zijn dan wat u hebt verspild. Wanneer wij dat allemaal moesten gaan doen met sport en zo, dan zou er voor de meesten weinig van terecht komen. Gelukkig bestaat er een andere mogelijkheid.

U hebt een chakrum dat ingesteld is op het opnemen van de voor het lichaam noodzakelijke kracht uit alles wat rond u is. Dat zijn krachten die lopen van het laagstoffelijke tot het hoog geestelijke toe en die zijn allemaal rond u. Men zou kunnen zeggen: “Gods kracht is rond u”, maar dat is dan een beetje erg algemeen uitgedrukt. Als wij ons nu voorstellen, dat bv. een lichtende kracht op ons indringt, hebben we a.h.w. de illusie dat die vitaliteit wordt opgenomen. Dat is een illusie, dat is nog niet reëel. Maar doordat wij ons dat zo sterk voorstellen, zullen het lichaam, het astraal voertuig en het mentaal voertuig zich daar evenzeer op instellen.

De lichamen reageren daarop, alsof in feite een grotere kracht zou worden aangevoerd en deze geabsorbeerd zou kunnen worden. Het is dus logische dat als gevolg hiervan de opnamecapaciteit, van de genoemde voertuigen, groter wordt. Zij openen zich a.h.w. (voor het lichaam dus het chakrum) iets meer en intensifiëren daarin de omzetting van kracht. Het gevolg is dus dat feitelijke vitaliteit wordt opgevangen en feitelijke activiteit aan het gehele lichaam kan worden toegevoerd. Het beginproces is dus suggestief. Maar u moet een ding niet vergeten: dat er al heel veel mensen op deze wereld die suggestie hebben weten te gebruiken om iets werkelijk te maken. De suggestiviteit van die mensen is voor hen voldoende om bij anderen wonderbaarlijke dingen tot stand te brengen. Wij weten dat zelfs door suggestie de z.g. wondergenezingen tijdelijk en soms zelfs blijvend tot stand kunnen worden gebracht. Wij weten dat door suggestie de eigen lichaamstemperatuur van de mens aanmerkelijk kan worden gewijzigd en zijn reactie op de buitentemperatuur kan worden veranderd. Wij weten dat alleen door suggestie het mogelijk is het arbeidsvermogen van de mens te vergroten, of te verminderen. Ook wat betreft eetlust en zelfs tot op zekere hoogte verslaafdheid, kan door suggestie worden beïnvloed ten gunste of ten ongunste. Het is dus zo dat suggestie geldt als het stellen van iets als werkelijkheid voordat het werkelijkheid is en het daardoor te verwerkelijken.

Vrienden, ik ga mijn betoog voor vanavond besluiten. Ik kan dit niet anders doen dan door ook even te wijzen op zuiver geestelijke aspecten. Wij zijn te allen tijde omringd door een totaal aan kracht, dat zo groot is, dat het ons zou kunnen vernietigen op het ogenblik dat het zonder enige remming geheel op ons zou inwerken. Alle bewustwording en zeker de geestelijke bewustwording, bestaat dus hoofdzakelijk in het zich aanpassen aan de hoeveelheid kracht, die rond ons is en leren deze te verwerken. Vergelijkenderwijs zou ik hier willen zeggen: Wanneer u een zonnelamp gebruikt of gaat zonnebaden, dan is het het verstandigst dit in het begin te doen met korte perioden, maar regelmatig. Hierdoor wordt het uithoudingsvermogen van de mens aanmerkelijk vergroot en kan hij dus op den duur veel meer ultraviolette straling verdragen, zonder enige schade voor hemzelf. Een dergelijk proces probeert men tegenwoordig wel eens te versnellen, door gebruik te maken van zonnebrandolie e.d.. Het is echter geen resultaat dat de gezondheid ten goede komt.

Op dezelfde manier geldt dit voor de geest. Wij hebben natuurlijk inderdaad een voertuig, dat reikt tot in de hoogste sferen; want voor elke sfeer die bestaat (gemiddelde sfeer) is er in ons een corresponderend deel. Maar de krachten van de hoogste voertuigen zijn buitengewoon sterk en groot. Wij zijn niet voldoende in staat deze op te vangen, zodat het voor ons schadelijk zou zijn, indien wij ons in een te hoge sfeer te snel zouden willen bewegen. Voor ons is het belangrijk dat wij zoals in de stof en ook in de geest met regelmaat ons bezighouden met het geestelijke en ook regelmatig trachten geestelijke krachten te ontvangen. Voor de gemiddelde mens zijn de krachten van Zomerland zo ongevaarlijk, dat zij gedurende een periode van een kwartier à 20 minuten intens op u kunnen inwerken, zonder dat gevaar voor geestelijke storingen, voor lichamelijke of geestelijke schade daaruit voortkomt. Als u regelmatig hebt geleerd die kracht in u op te nemen, zult u langzaam maar zeker moeten overgaan naar een hogere sfeer en dus een veel grotere intensiteit.
De sfeer van klank en kleur laat voor de doorsneemens slechts een periode van krachtopname toe (uitgedrukt in de menselijke tijd volgens het menselijk lichaam en de normen daarvan) van ongeveer 2 minuten. Hogere sferen laten zelfs nog slechts enkele seconden toe, voordat zij schadelijk worden.
In onze gehele geestelijke bewustwording streven wij natuurlijk steeds naar een hoger gebied. Nu is het voor de geest betrekkelijk eenvoudig die werkingen vast te stellen, want je lijdt daar automatisch onder. Wie te hoog stijgt zonder daarop voorbereid te zijn, ondergaat dit als een soort pijn, als een soort smart. Hij wordt door de gevolgen teruggedrongen naar zijn eigen wereld. Een mens echter, die in de stof leeft, zou dit niet volledig kunnen begrijpen en dus voortdurend trachten de allerhoogste sfeer te bereiken. Dit is niet redelijk en niet aanvaardbaar. Om de geestelijke krachten van de verschillende sferen zuiver en goed te gebruiken, zouden wij dus moeten “timen”. We zouden de tijd moeten opnemen en dat kunnen wij niet. Want in de eerste plaats geldt hier de relativiteit zeer sterk (geestelijke tijden zijn slechts bij benadering te vergelijken met menselijke tijden); en in de tweede plaats is de gevorderdheid van uw wezen door u moeilijk geheel vast te stellen. Ik geef u daarom de raad om, wanneer u zich concentreert op een hoge geestelijke sfeer, voor uzelf een gebed, een formule of een incantatie te gebruiken. Een incantatie wil zeggen: een plechtige aanroeping. Een plechtige aanroeping moet echter altijd hardop worden gesproken. Voor de meesten onder u zal dit dus niet in aanmerking komen. Een gebed is duidelijk genoeg. Ik geloof dat u het beste doet, als u dit ongeveer als volgt formuleert en u daar dus ook met heel uw wezen achter stelt. U moet erin geloven. “Laat mij het licht dat ik kan dragen aanvaarden, maar behoed mij door de schaduw van Uw wezen.”(Richt dit desnoods tot God). “Behoed mij door de schaduw van Uw wezen voor datgene, wat mijn wezen nog niet kan verdragen en leid mij zo binnen tot in het hoogste licht.” Dat klinkt misschien een beetje dwaas, maar deze formule betekent een opdracht aan uw wezen om zodra een teveel zou kunnen ontstaan terug te keren. Het betekent dus dat nooit de gehele persoonlijkheid zal worden blootgesteld aan een te grote intensiteit, die uit een der voertuigen over het geheel uitstraalt. Het resultaat is, dat al uw geestelijke voertuigen op zichzelf een harmonischer ontwikkeling doormaken en daarbij zelfs de hoogste voertuigen voor zich grotere kracht kunnen opnemen, zonder dat deze onmiddellijk door schade aan het geheel teniet wordt gedaan.

Zou u overgaan, uittreden of op een andere wijze in de sferen binnenkomen, onthoud dan dat naast de lering wel degelijk het ondergaan van de gaven van zo een sfeer belangrijk kan zijn. Alleen sferen, waarin het licht niet goud of zilver is, maken dat niet mogelijk. Dus als u in een sfeer komt en u kijkt naar boven en u ziet parelgrijs, dan weet u: u mag zich voor deze sfeer niet openstellen, ook al is het er verder nog zo mooi. Wordt het duisterder, dan is het vanzelfsprekend dat u hier geen krachten opneemt. Het opnemen van deze krachten met regelmaat (ook al is het maar voor een korte tijd per dag, maar regelmatig) bereidt voor u een versterking van elk geestelijk voertuig en een vergroting van onafhankelijkheid van de voertuigen, die u zo dadelijk nodig hebt na de overgang. Het bevordert verder (en dat is het secundaire aspect) een harmonisatie in het lichaam, waardoor dit lichaam de innerlijke rust en de mogelijkheden daarvan geestelijk gaat uitstralen in zijn vorm en op de duur zijn eigenschappen ook in diezelfde richting zal wijzigen.

Ik hoop met deze gegevens u vanavond van dienst te zijn geweest.

De doelstelling van de mens in het leven.

Als wij over de doelstelling van de mens in het leven willen spreken, moeten wij ons allereerst realiseren wat “mens” betekent. Je kunt dit natuurlijk beperken tot wat hier op aarde zich mens noemt. Maar er zijn in het heelal heel veel mogelijkheden om mens te zijn, in een door de “mens” niet als zodanig erkende vorm. (En dan is de “mens” hier de mens op aarde). Ik geloof dus dat wij als mens moeten stellen: een wezen dat in staat is zichzelf t.o.v. de omgeving te beschouwen, de eigen relatie met de omgeving met enige zelfkennis vast te stellen en daarbij, voor zover het een stoffelijke vorm betreft, een stoffelijk voertuig heeft dat hem een bewuste samenleving en uitwisseling van gedachten met zijn soortgenoten mogelijk maakt.
Stellen wij dit, dan komen enkele vragen op de voorgrond, waarvan de eerste zal luiden: Wat is de zin van het menselijk bestaan? Het antwoord dat de praktijk hierop geeft is in de eerste plaats: het leren de wereld te beheersen i.p.v: daardoor beheerst te worden. In de tweede plaats: het verwerven van een zelfbeheersing, waardoor men in staat is in de wereld zelf te bepalen wat men doet, zonder door een driftleven steeds gedwongen te worden. En dan ook nog dit: de mens heeft de mogelijkheid om, gezien zijn denkvermogen, abstracte waarden te leren kennen, deze te hanteren en zelfs de conclusies daarvan toepasselijk te verklaren en te gebruiken in zijn eigen wereld. Zodat die mens dus over een reeks kwaliteiten beschikt, die op zichzelf zin moeten hebben. Als in een ontwikkeling abstract denken absoluut geen zin zou hebben, zou het zeer waarschijnlijk niet voorkomen. Wij weten dat alles in de wereld een doel heeft en dat datgene wat schijnbaar doelloos is, het product is van een vroegere doelmatigheid die ontaardde, dan wel de groei van iets, waarvan wij thans het werkelijke doel en de betekenis nog niet kunnen overzien.

Dan ga ik de conclusie trekken, dat het vermogen van de mens om abstract te denken zin moet hebben, ook wanneer die abstractie niet altijd in zijn eigen wereld is toe te passen.
Ten tweede: dat zijn vermogen om zichzelf te beschouwen in relatie met de buitenwereld, zeker ook bedoeld is als iets wat voor de mens belangrijk is. Zijn vermogen om zijn milieu te beheersen door middel van zijn kennis moet evenzeer een doel hebben. Dan stel ik, dat het doel van de mens o.m. door de drie genoemde punten moet worden bepaald en de doelstelling van de mens in het aardse leven dus het resultaat moet zijn van de zin, die de bovengenoemde waarden hebben.

Dan gaan wij heel rustig verder door te zeggen: Het abstracte denken maakt het de mens mogelijk met zijn gedachten andere werelden te betreden, ja, zelfs andere dimensies te kennen en te berekenen, die voor hem klaarblijkelijk niet direct kenbaar zijn. Hieruit volgt dat voor de mens deze andere werelden, mogelijkheden en dimensies een zekere inhoud en betekenis moeten hebben, ook wanneer deze op het ogenblik niet onmiddellijk te kennen zijn. Dientengevolge zou een van de doelstellingen van het menselijk leven moeten zijn: het zoeken naar en verwerven van kennis omtrent andere werelden en levensmogelijkheden, waarin gezien de zin van het leven en de doelmatigheid deze mens te enigerlei tijd zal komen te verkeren.

Het leren kennen van zijn eigen verhouding t.o.v. zijn milieu moet ook zin hebben. De zin daarvan zal ongetwijfeld gelegen zijn in het feit dat slechts degene, die zichzelf kent, precies kan begrijpen waar hij in de schepping behoort te staan. Een mens die precies weet wie en wat hij is, kent zijn capaciteiten, zijn mogelijkheden, zal daarvan zo gunstig mogelijk gebruik kunnen maken en dientengevolge in zijn wereld of dat nu de aarde is of een sfeer, de juiste plaats bekleden. Ik meen dus op redelijke gronden te mogen aannemen, dat een van de doelstellingen in het menselijk leven ook moet zijn: het zoeken van de juiste plaats.

En dan blijft er nog het beheersen van jezelf en de wereld; mogelijkheden die de mens inderdaad ook zijn gegeven. Nu neem ik niet aan dat dit alleen bestaat in een stoffelijke of aardse vorm. De ervaring op geestelijk terrein heeft ons trouwens wel geleerd dat het hier precies hetzelfde is. Ook hier hebben wij een zeker gezag t.o.v. onze omgeving, zijn wij in staat deze te beheersen en vele dingen daarin te bepalen. Dan zou dus ook de beheersing van het voor de mens kenbare een van zijn doelstellingen moeten zijn. Het is alleen de vraag op welke wijze. Ik meen dat de mens slechts dan gelukkig is, wanneer zijn beheersing niet betekent het uitschakelen van elke tegenstelling met zijn wezen; maar eerder het op harmonische wijze de tegenstellingen, die rond hem bestaan, met het eigen wezen te verenigen.

Dan ben ik hier aan het einde gekomen van mijn poging te definiëren en te omschrijven en gaan wij de doelstellingen van de mens in het leven nu zuiver toepasselijk verklaren op het stoffelijke en aardse bestaan. En we zullen proberen daaraan een reeks van praktische leringen te verbinden.

Het allereerste en belangrijkste punt in elk mensenleven moet zijn: te leven en wel zo positief en prettig mogelijk. De doelstelling van het menselijk leven zal dus in de eerste plaats moeten zijn om – zonder met zichzelf, eigen opvattingen en gedachten in strijd te komen – op een zo harmonisch mogelijke wijze in de wereld te bestaan, met die wereld samen te leven en al datgene wat die wereld aan vreugde en mogelijkheden biedt, inderdaad zoveel mogelijk van te genieten.

In de tweede plaats zal die mens – omdat zijn buitenwereld voor hem zo belangrijk is – moeten trachten het contact met die buitenwereld wederom zo harmonisch mogelijk te houden, waarbij dus een wisselwerking tussen die mens en de wereld moet ontstaan. De meest juiste uitdrukking van zijn persoonlijkheid krijgt hij door zichzelf op de meest juiste wijze tegenover die wereld te plaatsen. Want eerst wanneer hij voor die wereld een betekenis gewint, die voor hem bevredigend is, kan hij voor zichzelf gelukkig en tevreden zijn en gelijktijdig in die wereld de juiste indruk en betekenis verwerven.

Den krijgen wij punt 3. De mens, die zich als doel stelt de menselijke regels na te leven, onderwerpt zich aan de z.g. wet van het gemiddelde. Die wet van het gemiddelde ligt altijd beneden de werkelijke mogelijkheid en norm van elk individu dat de massa vormt. Dientengevolge zal een van de doelstellingen van de mens in het leven zeker moeten zijn: zich ontworstelen aan de invloed van de massa en aan de algemene regels die door de massa worden gesteld, om daarvoor in de plaats te stellen zijn persoonlijke benadering van de levens problemen en mogelijkheden wederom op een voor het “ik” juist en prettig mogelijke wijze, waarbij de harmonie met die wereld zo weinig mogelijk wordt geschaad.

Nu vraag je je af: Hoe staan wij, tenminste als je mens bent op aarde, in het leven? Over het algemeen een klein beetje verward. Het hele leven is vol gebeurtenissen, die je niet kunt overzien. Er zijn aan alle kanten pressies op je, waaraan je niet kunt ontkomen. Je moet dus wel heel goed nadenken, wil je daarin een weg weten. Toch is het doel ook wel degelijk, je wereld te beheersen. Je mag nooit het slachtoffer zijn van de wereld of van de gebeurtenissen. Je kunt echter nooit de grote gebeurtenissen van deze wereld veranderen naar je eigen inzicht. Het enige dat je kunt doen is je eigen wezen volgens eigen denken en mogelijkheden zo juist en nauwkeurig mogelijk aan te passen aan de gebeurtenissen. En om dat te kunnen doen, moet er weer sprake zijn van inzicht in de wereld. Als ik dus als mens op aarde zou staan op het ogenblik, zou ik mijn doelstellingen als volgt formuleren:

  1. Het verwerven van kennis. Zonder kennis zal ik niet in staat zijn voldoende inzicht in de wereld en hetgeen daarin geschiedt te verkrijgen. Dit is echter voor mij noodzakelijk, wil ik op de meest juiste wijze de weg, die ik als de juiste zie, kunnen volgen.
  2. Naast deze kennis omtrent de feitelijke wereld, een zo juist mogelijk inzicht omtrent mijn eigen persoonlijkheid en de plaats die deze persoonlijkheid volgens mijn eigen denken en voelen in die wereld dient in te nemen. Dat is nl. noodzakelijk. Want als ik niet weet wat ik in die wereld wil zijn, dan heb ik wel 12 ambachten en 13 ongelukken, maar ik heb nooit het resultaat, dat mijn leven voor mij een werkelijke inhoud heeft. Het zal dus eigenlijk nodig zijn, dat ik zoek naar de plaats in de wereld, waar ik mijzelf thuis voel. Het beroep, dat voor mij het meest prettige is, de omgeving en de vrienden, die het best bij mij passen.
  3. Als mens zal ik verder moeten zorgen, dat ik niet alleen tegemoet kom aan mijn lichamelijke behoeften, maar ook aan mijn geestelijke behoeften. Dientengevolge zou ik mijzelf ten doel stellen, een zodanige kennis en begrip te verwerven omtrent datgene wat niet stoffelijk is, dat ik waar ik in de stof ontevreden zou zijn of mijzelf de mindere zou voelen, hieruit voldoende kracht en troost kan putten om in het stoffelijk leven zelf aan alle eisen, die mij worden gesteld, te beantwoorden, terwijl ik gelijktijdig meen daardoor een betere voorbereiding te krijgen voor een eventueel voortbestaan.
  4. Het laatste doel dat ik mij zou stellen in een menselijk leven, zou zijn: in mijzelf een zo groot mogelijke en haast onscheidbare eenheid te vormen van mijn geestelijk, mijn verstandelijk en mijn stoffelijk leven. Als die drie nl. volledig met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht, zullen al mijn handelingen van uit mijn standpunt volledig goed en aanvaardbaar zijn. Al datgene wat ik doe zal geen strijd in mezelf veroorzaken, maar integendeel mijn eigen invloed op de wereld vergroten en mijn kennis omtrent mezelf ( en zelfs de abstracte wereld rond mij) eveneens aanmerkelijk uitbreiden.

En dan heb ik daarmede eigenlijk de doelstellingen wiel zo een beetje behandeld. Ik geef toe, dat ik op dit onderwerp nog veel verder zou kunnen ingaan. Maar doelstellingen zijn over het algemeen tevens grondstellingen. Ik zou elke mens, die in het leven niet precies weet hoe of wat, de raad willen geven: Vraag je eerst eens af: Wat wil ik werkelijk? Zeg dan niet tegen jezelf:  Ja, maar dat is onmogelijk. Zeg niet tegen jezelf: Dat is – bv. gezien mijn godsdienst of opvoeding – voor mij niet aanvaardbaar of niet netjes. Vraag jezelf eerlijk: Wat wil ik? En wanneer je dat weet, vraag jezelf dan verder af: Hoe kan ik wat ik wens verwerkelijken?

Die verwerkelijking brengt heel veel nevenfactoren met zich. Werd het doel niet beïnvloed door wat de wereld ervan denkt of zegt? De weg om dit doel tot werkelijkheid te maken, om het te bereiken, is weldegelijk mede van de wereld afhankelijk. In deze fase wordt dus mede berekend, hoe de wereld er tegenover staat, wat u in die wereld in feite kunt bereiken en durft te doen. De derde fase moet zijn om – de beide vorige waarden eenmaal vastgesteld hebbende – met je hele kracht en je hele wezen, positief en actief, zonder ooit te wachten of een ander ook wat doet, er op af te gaan. Te zorgen dat je het bereikt, al kost het ook honderd jaar. Het feit dat je jezelf helemaal aan dat doel wijdt en daar zo goed mogelijk naar blijft streven, ongeacht wat er verder gebeurt, geeft je een innerlijke eenheid en zekerheid, die resultaten waarborgt, hetzij in deze wereld, hetzij in een andere.

Nu hoort er bij deze theorie natuurlijk nog iets, wat ten dele op geloof berust. U weet (ik weet niet of u het gelooft), maar u weet het in ieder geval, dat er veel mensen zijn die in reïncarnatie geloven; aan een wet van oorzaak en gevolg, waarbij je dus in vele verschillende vormen herboren wordt. Dat wat je op het ogenblik bent, is bepalend voor wat je zo dadelijk zult zijn, zowel in de sferen als bij een hernieuwde geboorte op aarde. Laten we zeggen dat u voortdurend hebt gestreefd om anders dan anderen te zijn, maar op een minder nette manier. Ik bedoel dus: op een voor uzelf minder aanvaardbare manier. Dan is het heel goed mogelijk dat u bij een volgende incarnatie inderdaad helemaal anders dan anderen zult zijn …… op een evenmin voor u aanvaardbare manier.

Kunt u daarmede dan weer tot evenwicht en harmonie komen, dan komt u van daaruit vanzelf weer tot een volgend leven, een volgend bestaan, waarin beide fasen elkaar opheffen.

Als je gelooft – of misschien zelfs weet – dat je vroeger geleefd hebt en dat je nog eens een keer zult leven, als je in jezelf de zekerheid hebt verworven, dat er een geestelijk voortbestaan is, dan zou ik me zeker in het leven ook als doel stellen: alle voorzorgen te treffen voor een zo prettig mogelijk verloop in die tijd.
En dat kan ik niet doen door nu alvast bv. geestelijke verdiensten te gaan hamsteren, want daar kom ik niet verder mee. Ik kan dit slechts doen door in het heden alle oorzaken, die er bestaan, ten goede te wenden. Dat betekent dat ik de slechte eigenschappen, die ik in mijzelf erken, moet leren gebruiken op een zodanige manier, dat er goed uit voortkomt. Dat ik mijn fouten zozeer weet te gebruiken in het schema van het doel dat ik mij gesteld heb, dat zij daar een positieve waarde worden. Hoe meer ik in dit leven positief streef, hoe meer ik ook de zekerheid heb, dat de volgende levens deze positiviteit in alle vormen en mogelijkheden zullen weerkaatsen.

Dientengevolge rijzen er nog een paar laatste vragen. En die vragen luiden in de eerste plaats zo. Hoe kan ik mijn gebreken en fouten positief gebruiken? Het antwoord hierop is dit: Er zijn bepaalde fouten en gebreken in elke mens, die hij eigenlijk niet kan overmeesteren. Zelfs indien hij ze althans voor de buitenwereld weet te verbergen, zullen ze toch voor zijn eigen persoonlijk leven (een soort geheim persoonlijk leven) een vaak overstelpende betekenis krijgen. Dit op zichzelf veroorzaakt allerhande strijdigheden. Je zult je dus moeten afvragen: Hoe kan ik iets dergelijks positief maken? In de eerste plaats kun je dit doen, door bv. de lusten of de angsten die met de fout verbonden zijn te richten op iets wat met je doel in onmiddellijk verband staat. Een aardig voorbeeld daarvan kun je bv. vinden in de liefde.

Als je nu voelt dat de liefde in jou een heel groot en belangrijk iets is (en daarmee bedoel ik de meer stoffelijke liefde ook), dan is het heel gevaarlijk om deze zo maar in de wereld te gebruiken zonder meer, als je doel zuiver geestelijk is. Nu zijn er mensen, die dat weten en dan nonnetjes worden. Dat wil zeggen, ze leggen zich dan een celibaat op, maar vervangen hierbij (voor de vrouw bv.) de stoffelijke bruidegom door een geestelijke; de man vervangt de moeder en de bruid eveneens door een geestelijke of een organisatie. Het gevolg is, dat indien men een geestelijke factor kan maken tot onderwerp van de hartstocht, alle activiteit die normalerwijze gebruikt zou worden om die hartstocht dierlijk te bevredigen, nu kan worden gebruikt of voor het grootste gedeelte kan worden gebruikt om het geestelijk doel, dat je nastreeft, te dienen. Er is dus in zekere zin sprake van een sublimatie, waarbij de voldoening voor het “ik” heel vaak gelijk kan blijven, maar alleen op een ander vlak komt te liggen. Op die manier kun je dus bepaalde fouten van je wezen inderdaad sublimeren.

Het is ook mogelijk dat een dergelijke vorm van sublimatie voor jezelf niet erg aanvaardbaar is. Dan kun je die dingen toch nog wel gebruiken. Laten we zeggen drift. Wanneer ik driftig ben, kan ik de drift natuurlijk laten uitrazen, zonder dat ze iets anders geeft dan verdere ellende en ruzie. Ik kan diezelfde drift ook gebruiken om – haar­ bedwingende – daaruit een groter uithoudingsvermogen, een grotere veerkracht of zelfs een groter arbeidsvermogen voor enige tijd te verkrijgen, alleen door mezelf te bedwingen en iets anders te kiezen dan het voorwerp van mijn toorn of drift.

In mijn tijd heb ik eens een boer meegemaakt, die een expert was in het kippen plukken. Dat deed hij zo ontzettend goed en vlug, dat ik mij wel eens heb afgevraagd: Hoe kan hij dit klaarspelen? Hij heeft mij zijn geheim een keer verteld. “Dat wijf van me,” zo zei hij, “dat is een taaie. Zo nou en dan zou ik haar de haren uit het hoofd willen rukken. En als het dan zover is, draai ik weer een paar kippen de nek om en pluk ze; dan zijn ze mooi schoon en kan ik ze gemakkelijk kwijt aan de poelier.” Hier was – zij het misschien wat onbewust – sprake van een substitutie van onderwerp, waardoor hetgeen op zichzelf zeer schadelijk zou zijn geweest (een beschadigde vrouw en misschien ook een beschadigde boer en vermindering van arbeidsvermogen), werd omgezet in een verbeterde arbeidsprestatie. Het onderwerp is misschien wat laag bij de grond gekozen, maar ik meen dat het duidelijk is.

En dan krijgen wij nog de kwestie van de fouten. Als je weet dat je erg goedgeefs bent en dat je graag iedereen alles geeft wat hij hebben wil, dan kan dat een fout zijn. Tenminste wanneer je als “het goede heertje” veel geld onder je beheer hebt en weinig eigen gelden. Maar aan de andere kant, zou je een beroep kunnen zoeken, waarin deze goedgeefsheid inderdaad zin krijgt, bv. bij een bedeling. Desnoods bij een of ander ministerie dat over subsidies beslist. Of zelfs in het spelen voor Sinterklaas e.d.. Het uitgeven van reclamemonsters. Al deze dingen maken de fout tot iets positiefs.

U bent misschien erg slordig. Die slordigheid is een fout. Maar wij kunnen deze slordigheid ook weer positief gaan gebruiken en wel, als wij onze slordigheid a.h.w. opsparen en onszelf leren steeds doelmatiger en sneller datgene wat wij aan rommel hebben gemaakt op te ruimen. Dat wil dan zeggen, dat wij zo getraind zijn, dat wij in staat zijn de slordigheden van een ander zeer snel op te vangen en hem daardoor een dienst te bewijzen.
Het klinkt misschien wat gezocht, maar toch is het waar. Een mens kan van zijn fouten, van zijn gebreken, zeer zeker altijd iets goeds maken, als hij maar weet op welke wijze in zijn levensdoel die fouten of de mogelijke gevolgen daarvan bruikbaar zouden zijn.

En dan als waardig sluitstuk van dit betoog zou ik nog willen opmerken, dat er een laatste vraag bestaat. En die is: Hoe nu, als ik niet weet wat ik met mijn fouten aan moet? Ik kan mij nl. voorstellen dat je zegt: Ik heb een levensdoel, maar ik weet waarachtig niet hoe ik daar mijn fouten in terecht moet brengen. In een dergelijk geval geldt, dat we ons over die fouten niet al te druk maken, maar dat wij onze aandacht voortdurend richten op de meer positieve dingen in ons wezen, die je doel wel helpen bereiken; en er niet over treuren, als wij eens een keer frauderen. Als wij eens die fout maken, als wij eens een keer vergeten om helemaal goed te zijn, is dat op zichzelf niet erg, tenzij wij daaraan te veel aandacht besteden. Laten wij altijd dit onthouden: de fout op zichzelf is over het algemeen niet ernstig en is in zijn gevolgen vaak betrekkelijk snel te herstellen. Maar als wij aandacht aan onze fouten besteden, wordt de suggestie van de fout veel sterker. Als u denkt dat u zult vallen, is de kans dat u valt zeker driemaal zo groot, dan als u denkt dat u niet kunt vallen. Als u denkt dat u die fout regelmatig maakt en dat het zo erg is, richt u de aandacht op de fout en al wat ermee samenhangt en zult u dus sneller in de verleiding komen die fout te maken. Dat wat je niet in je levensdoel en je doelstelling kunt onderbrengen, verwaarloos dat. Beschouw dat als een bijkomstigheid in het leven, die je zoveel mogelijk voorbij loopt en als het eens een keer gebeurt, je toch niet tot te grote inspanningen, berouw, etc. kan voeren.

De mens, die voortdurend het positieve in zijn leven gebruikt, zal zijn doel sneller bereiken, dan degene die zich voortdurend bezighoudt met het opsommen van zijn fouten. Ik denk dat heel veel regeringen een veel gelukkiger bestuur en bewind zouden kunnen voeren, als zij niet voortdurend bezig waren de fouten van zichzelf en anderen op de een of andere manier te verbeteren, maar eenvoudig zouden zeggen: “De oude fouten liggen er, laat ze maar liggen. Wat belangrijk is en wat nu gedaan moet worden gaan we eerst doen; en van de rest trekken wij ons geen steek aan.” Ik denk zelfs dat het de staatsschuld van vele staten ook ten goede zou komen. Want als ik mij niet vergis, bestaat het grootste deel van de staatsschuld uit gelden, die zijn aangetrokken om eigen fouten en de fouten van anderen te verbloemen of ongedaan te maken, terwijl de fouten op zichzelf minder kostbaar waren dan de middelen die er tegen werden gebruikt.

image_pdf