9 februari 1966
Wij hebben deze bijeenkomst een gastspreker. Maar allereerst wil ik uw aandacht vragen voor enkele zaken van meer mystieke waarde.
In het geheel van het leven is er voor mens en geest altijd weer de wereld van het niet benaderbare, de wereld van het onbekende. Dit onbekende kunnen wij voor een groot gedeelte voor onszelf bemantelen. We kunnen het wegpraten en we kunnen er een naam aan geven. Wij kunnen het echter niet voor onszelf waar maken. Zodra de mens met redelijke vermogens probeert om het onwerkelijke, het onbenaderbare voor zichzelf een vorm te geven, blijkt hij alle contact daarmee te verliezen.
Zo komen wij altijd weer terecht in die vreemde wereld van gevoelens, van halfbewuste reacties. Wat de kern is van deze wereld kan alleen met woorden, die betrekkelijk leeg blijven, worden omschreven. Wij kunnen zeggen; wij vinden daarin God, wij vinden er het licht in, we vinden er de kosmos in. Maar vanuit onszelf geloof ik, dat wij het eerder moeten omschrijven als het erkennen van een samenhang.
Wanneer je gebonden bent en gelijktijdig verbonden met iets anders, dan is het niet noodzakelijk dat je weet wat het andere is. Maar je erkent wel het feit van de binding. Je weet dat er iets is, waarmee je verbonden bent, en aan de hand van de binding kun je een zekere oriëntatie t.o. daarvan verkrijgen.
Misschien is de mens, die zoekt naar bewustwording in dit opzicht althans te vergelijken met iemand, die in een donkere cel of kelder is opgesloten en met, een touw is vastgebonden aan de een of andere pilaar. Hij kan niet zien waaraan hij vastzit. Hij kan echter het touw volgen. En aan de hand van deze benadering die van hemzelf uitgaat en niet van het andere kan hij althans met zijn tastzin trachten zich een voorstelling te maken van de pilaar of wand, waaraan hij vastzit.
Ik denk dat je, wat wij mystiek noemen, het best hiermee kan, vergelijken. Wanneer je in jezelf met alle raadsels bezig bent, dan voel je dat er ergens voor jou een contact is. Je weet niet waarom en je weet niet hoe, je weet alleen dat het bestaat. Zolang je dit contact alleen maar erkent en aan het andere ( datgene waarmee je verbonden bent) een naam geeft, kan je niet verder. Maar op het ogenblik dat je leert om die weg, die aantrekking te volgen, is er sprake van een contact met de voor ons hoogste harmonische kracht of waarde.
Dit klinkt misschien allemaal kinderlijk eenvoudig. Maar het vergt in vele gevallen een terzijde stellen van de z.g. menselijke redelijkheid. Er zijn samenhangen, die niet logisch verklaarbaar zijn. Het is een gang in een onbekende wereld. En wanneer ik een somber beeld hiervoor neem een duistere kelder, een kerker, waarin je ergens vastgebonden bent dan doe ik dit opzettelijk. Want het leven is door zijn problemen niet werkelijk vrede. Het is ergens een gevangenschap. Willen wij daaraan ontkomen via de overwegingen, ach, dan worden het verhalen als de geschiedenis van Peter Ibbetson, als u die kent. Een roman van een man, die zijn geest doet vlieden uit een kerker, maar hij blijft zelf opgesloten.
De mysticus kan natuurlijk op deze wijze ook naar een soort wolken Ruckucksheim, naar een luchtkasteel vluchten. Maar in dat geval blijft hij toch in wezen de gevangene. En alles wat hij meemaakt en beleeft is een droom. Ik meen juist, dat je moet proberen om niet in dromen te vluchten, maar om een werkelijkheid te vinden. Ook wanneer die werkelijkheid inhoudt, dat je vrede moet hebben met allerhande omstandigheden, die eigenlijk gelijk komen aan een soort gevangenschap.
Want wanneer die gevangene zich eenmaal heeft getast naar die pilaar, dan kan hij misschien die binding losmaken. Hij kan aan de hand van de bestaande binding een oriëntatie verkrijgen t.o.v. de rest van de kerker. Hij kan misschien leren, hoe te ontvluchten.
En dat is juist het element, dat zo’n bijzonder grote rol kan gaan spelen, wanneer wij die innerlijke vlucht naar het Hogere maken. Wij moeten proberen die aantrekking te volgen, zonder ons af te vragen waarom of hoe. Een aantrekking wel te verstaan van innerlijke waarde. Wanneer wij deze eenmaal gevolgd zijn, dan vinden wij niet – zoals wij misschien denken – een paradijs, een hemel of een oplossing. We vinden alleen een vast punt, van waaruit wij verder kunnen gaan.
De mystiek is dus eigenlijk niets anders dan het schijnbaar zinloos of redeloos volgen van een innerlijke verbondenheid, totdat een vast punt van oriëntatie bereikt is. Dit punt is niet redelijk te noemen. Het staat met rede en redelijkheid eigenlijk niet eens in verband. Maar het is voor het ik een punt, van waaruit voor het eigen leven onmiddellijk en direct krachten gewekt kunnen worden, waardoor dit ik zichzelf kan oriënteren, waardoor het ik weet wat het in zijn werelden in zijn beperkingen wel en niet kan doen.
En ga je nog een stap verder, dan kom je vanzelf terecht bij de z.g. tweede vlucht in de mystiek, waarbij het ik dus eerst eigenlijk een persoonlijke oriëntatie bereikt heeft en nu vanuit deze persoonlijke oriëntatie de weg tot vrijheid vindt. Want weten wij eenmaal wat het onbekende is, waarmee wij verbonden zijn, dan is de binding niet meer buiten ons om gelegd.
Wij kunnen haar losmaken, wij kunnen haar laten. bestaan. We kunnen haar verbreken of herstellen, naar eigen believen. Wij zijn niet meer de slaven van onze problemen, we zijn tot op zekere hoogte de meester geworden.
En dan geldt in de mystiek dus: Elk probleem heeft in een bepaalde samenhang zijn betekenis. Het kan nimmer zijn betekenis hebben in het totaal van het streven. Elk probleem en elke binding houdt in zich de erkenning van mogelijkheden en middelen. Het gebruik van de mogelijkheden en middelen is echter weer afhankelijk van de oriëntatie, die door het probleem ontstaat.
Laten we nu het beeld wat vrolijker gaan maken. Je staat in een bos. Alle paden lijken hetzelfde. Er komen er op de plek waar u staat 10 of 12 samen. Vanwaar bent u gekomen? U weet het niet precies. Waar wilt u heen? U denkt dat u de weg kent. Maar elke weg ziet er precies gelijk uit. Het verschil in richting is zo klein, dat u het niet bepalen kunt. Dan heb je een kompas nodig. En met dat kompas plus de juiste indicatie, kun je dan de juiste weg kiezen.
Wanneer ik esoterisch wil leven en streven, dan is het allemaal mooi en goed. Ik kan daarmee mijzelf een zeker kompas scheppen. Maar mijn deel erken ik niet esoterisch. Ik erken het mystiek. Ik erken het dus achter het geheim van het leven a.h.w. En daardoor zal dus degene, die in het oerwoud der mogelijkheden de juiste weg wil kiezen, zich aan de hand van zelf erkenning oriënteren, maar zijn doel bepalen aan de hand van gebondenheid of attractie.
En dan moeten wij nog een kleine stap verdergaan. Wanneer ik eenmaal een pad gekozen heb, dan moet ik mij niet verbazen over de eigenschappen, die het pad bezit. De mystiek maakt het pad tot het juiste.
Misschien kan ik daarmee beter teruggrijpen naar een paar voorbeelden: Wij weten dat er een aantal gebruiken bestaan, die vanuit westers standpunt zeer afkeurenswaardig zijn. Wij kennen dingen, die wij eigenlijk een beetje dwaas vinden, als bv. het wassen van een Boeddha. We kennen, meer erotische cultusverschijnselen. We kennen allerhande soorten offers. En we vragen ons dan wel eens af, of dat zin heeft.
Op zichzelf hebben die dingen geen zin. Ze krijgen zin door de uitdrukking van verbondenheid, die ze vormen. Wanneer ik een weg volg in het leven, dan zal die dus een aantal afwisselende aspecten kunnen vertonen. Maar wanneer ik voel, dat de verbondenheid met die weg de juiste is, dan worden alle verschijnselen door dit gevoel van verbondenheid en harmonie veredeld.
Op het ogenblik, dat je daar de rede bij gebruikt, kom je niet verder. Je wordt bang. Je gaat tegen jezelf zeggen; Er is zoveel ellende en zoveel vervelends geweest op dit pad, zou ik nu wel dit of dat kunnen of mogen doen of laten. Dat komt heel veel voor. Maar dat is zinloos. Want alle aspecten die optreden zijn deel van het pad. Alle werkingen die optreden zijn in wezen noodzakelijk om de mystieke verbondenheid, die men gevoelt, waar te maken.
Het waar maken van de innerlijke verbondenheid kan daarnaast een aantal vormen verkrijgen, waarvan we denken; is dit eigenlijk wel redelijk? En dan gaat men zich terugtrekken of zijn belangstelling anders richten. Maar op het ogenblik, dat de doelstelling zich wijzigt en deze doelstelling niet bevestigd wordt door een innerlijke verbondenheid, is elke oriëntatie ook de esoterische onmogelijk geworden.
Daarmee heb ik heel wat gezegd. Ik heb u nl. verteld, dat de mystieke verbondenheid, die er in het leven bestaat niet t.a.v. personen alleen, maar vooral t.a.v. doel en levensbestemming, die men als waar aanvoelt noodzakelijk is voor een werkelijke geestelijke bereiking. De vraag: Hoe definieer ik dan deze gebondenheid, is misschien eenvoudiger dan u denkt.
Vraag u in de eerste plaats af: Wat geloof ik werkelijk? Waarvoor ben ik bereid alles op te offeren? Vraag u af, zonder welke dingen u niet zoudt kunnen leven, naar uw eigen idee op dit moment. Bouw u zo een beeld op van datgene, wat uw leven vormt. U zult ontdekken, dat naast een aantal meer materiële aspecten er altijd een vage, bijna illusoire gedachte achter zweeft. Er is iets wat met al die dingen verbonden is. Dat is in de eerste plaats uw gerichtheid.
Op het ogenblik dat u die gerichtheid, los van de fenomenen in uzelf gaat ervaren, wordt zij u een soort leidsnoer en geeft zij u de mogelijkheid om in het leven, in de geest, in de esoterische bewustwording, uit de veelheid van mogelijkheden in het leven, steeds de juiste te kiezen.
Dan in de 2e plaats: Wanneer ik een mystieke gebondenheid bezit, dan zal ik dat altijd zelf kunnen weten. Datgene nl. dat voor mij mystiek waar is ongeacht of dat verder waarschijnlijk of reëel is voor anderen zal voor mijzelf altijd een intense beleving en een soort ontrukt zijn aan het normale leven kunnen veroorzaken. Wanneer deze waarden voor mij op de voorgrond komen, hoe dan ook, is er voor mij een gevoel, dat veel verder reikt dan mijn eigen wereld al kan ik het niet verklaren. Het is dus wel degelijk mogelijk na te gaan, of de mystieke richting, die men volgt, inderdaad voor het ik mystieke waarde heeft, of dat het alleen maar een spelletje is.
In de 3e plaats: Wanneer ik die mystieke waarde probeer te definiëren, dan kan ik dat natuurlijk doen aan de hand van kleur, aan de hand van graad of straal. Maar is dat nodig? De enige definitie, die wij nodig hebben bij de mystieke beleving, bij de mystieke werking is. Geeft dit ons een innerlijk vermogen, een innerlijke vrede en kracht en gelijktijdig een vermogen om naar buiten toe juist te handelen? Voor onszelf juist. Zolang de mystieke kracht ons het handhaven en bewaren van een zeker initiatief in het leven mogelijk maakt, behoeven wij ons over kleur en over de waarde ervan voorlopig niet druk te maken. Want hebt u eenmaal de gevoelswaarde bereikt, is zij voor u geconcretiseerd, dan zult u ontdekken, dat u een punt hebt, waaruit u al het andere kunt bereiken. En dat heet dan weer magie in de goede zin van het woord.
Het gehele Al is doorzaaid met sterren en levende wezens. U weet zelfs niet waar de bezieling ophoudt of waar ze begint. U weet niet of er in de micro-kosmos niet ergens een ion rond raast dat een wereld is zoals de aarde. U weet niet of de hele nevelvlek (Melkweg) misschien niet de discus is, waarmee een kind speelt in een macro-kosmisch geheel. Maar wat wij wel weten is, dat in die hele wereld die wij kennen geestelijk en materieel dezelfde normen gelden voor uitwisseling van krachten, projectie van krachten, opname van krachten en wat dies meer zij. En daardoor kom je vanzelf dus weer terug bij de mystiek.
De mystieke benadering en beleving is voor het ik in wezen het verwerven van een kracht, niet van een bekwaamheid maar van een kracht. En door deze kracht, die men bezit, ontstaat de mogelijkheid om bekwaamheid of macht te verwerven. De toepassing van de. verworven bekwaamheid, van de verworven macht, is weer afhankelijk van de harmonie, waarop het mystiek bereiken is gebaseerd.
Zo is alles eigenlijk een wisselwerking. En als je hier zo samen zit met grote verwachtingen. (of helemaal geen verwachting, en ook dat varieert wel eens) dan zal het u wel eens zijn opgevallen, hoe sterk uw eigen gevoelswaarde van het ogenblik voor u bepaalt, wat de waarde is van hetgeen ik of een ander brengt en zegt en probeert buiten de woorden om nog mee in te leggen in de gemeenschap Dat hangt helemaal van u af. Afstemming is een van de voornaamste factoren in alle geestelijk werk, alle geestelijke beleving. Geestelijke afstemming kan nimmer gebonden zijn aan materiële normen. Zij zal wel binnen de normen der materie geuit kunnen worden.
En daarmee hebben wij niet alleen maar iets gezegd over mystiek zonder meer. Wij hebben iets gezegd over ons allen, zoals wij hier zijn. Wij moeten proberen de juiste weg te vinden.
Wij zijn het, die de juiste oriëntatie in de kosmos nodig hebben, nietwaar?
Maar dan zullen wij ook allereerst moeten beseffen, wat op dit moment onze harmonische mogelijkheid is. En kennelijk is in het totaal van het mystieke beleven de mogelijkheid niet altijd gelijk. Er zijn dus in het ik vele afwisselende mogelijkheden.
Wij kunnen dit wijten aan de kosmische stralen en kleuren, die op een bepaald moment de wereld beheersen. Maar dat is een veel te gemakkelijke uitleg. Wij hebben in onszelf een zeker ritme iets dat net zo regelmatig haast is als. de klop van het hart, als de ademhaling (dat is noodzakelijk), waardoor wij overgaan van de ene harmonie naar de andere.
Daaruit kunnen wij dus leren, dat in het mystieke streven meerdere doelen kunnen worden nagestreefd, maar nimmer gelijktijdig. Elk afzonderlijk en alleen op het ogenblik, dat de juiste relatie gevonden is.
En nu ga ik terug naar mijn voorbeeld: Wanneer ik meerdere bereiking mogelijkheden heb, dan behoeven dit nu niet direct pilaren te zijn in de duistere kelder. Het kan zijn, dat er ergens treden zijn, waardoor wij ons aan de kelder kunnen ontworstelen. Waardoor wij naar het licht kunnen stijgen. Wanneer wij de eerste trede niet gevonden hebben, is de tweede meestal van weinig nut. De derde onnut. Maar hebben wij de eerste gevonden, dan moeten wij ons het bestaan van de tweede trede realiseren, wij moeten een tweede punt van uitgang vinden, en op deze manier dus vrij te worden.
En zo kom ik dus tot nog een andere definitie t.o.v. het mystieke: Het volgen van de eerste harmonie, de eerste verbinding die men gevoelt, zal gevolgd worden door het erkennen van een andere, tweede binding. Soms kennen wij meerdere van die bindingen of harmonieën zelfs gelijktijdig. Wij moeten altijd echter na eerste binding in onszelf als een gevoelswaarde en als een zekere bron van kracht realiseren, voor wij de volgende mogen volgen. Voor wij ons daaraan mogen wijden.
En voeg dit nu weer in het kader van de esoterieën. Dan zeggen wij dus: De mystieke belevingen maken de progressie van het ik in de richting van de werkelijkheid eerst mogelijk.
Er is een voortdurend hernieuwde ontdekking van het eigen ik en van de kosmos gelijktijdig. Daarbij zal steeds meer de waarheid vanuit kosmisch standpunt erkend worden en zal steeds meer de betrekkelijkheid van eigen z.g. waarheden worden geconstateerd.
Dit moeten wij nu weer met de magie in verband brengen. Want de magie is een uiting van krachten. Naarmate ik verder kom in mijn mystieke beleving en daardoor ook in mijn bewustwording progressie ken, zal mijn streven, mijn macht en mijn machtsuiting niet alleen groter worden, maar ze zal zich wijzigen in de richting van het Goddelijke. In het begin volbreng ik mijn werken in overeenstemming met wat ik meen dat de Goddelijke Waarheid is. Wanneer ik de trap bestijg, vervul ik de Goddelijke Waarheid met de kracht en de middelen, die ik ook in mijzelf erken. En dat is heel iets anders.
Op deze wijze ontgroei je langzaam maar zeker de menselijke beperking, zonder daarom minder mens te zijn. Want wanneer u een spreker hoort, die vanuit zijn eigen standpunt probeert u de waarden van het leven, van de kosmos te belichten, dan gaat u al veel te gauw zeggen: Nu ja, die heeft gelijk. Of… ik kan er niet inkomen. En u laat het erbij. Wanneer in het leven dingen gebeuren, dan bent u door het een hevig ontroerd en het andere zegt u eigenlijk niets. Wanneer u weet waarom, wanneer u begrijpt dat hier die verbondenheid, die gerichtheid belangrijk is, dan kunt u in plaats van negatief de zaak alleen maar te verwerpen, positief gaan streven door al datgene, wat betekenis heeft in die gevoelswereld, te sublimeren tot een gevoelsbeleving. Wij maken de cirkelgang rond. Wij gaan vanuit het nu bestaande (de zg. werkelijkheid) langzaam maar zeker langs de weg van besef en gevoel (schijnbaar dingen met zeer verschillende waarden), en wij bereiken het punt, waar beide elkaar weer bereiken, het punt waarop zij dus werkelijk een zijn.
Is dit punt van eenheid bereikt, dan. ontstaat een hernieuwde integratie van de persoonlijkheid, maar op hoog niveau en dan hebben we dus een werkelijk punt van uitgang gevonden voor al datgene, wat belangrijk zal worden, wat voor ons van het hoogste belang is.
Daarmee heb ik mijn les van heden zo goed mogelijk gegeven. En nu moet u niet denken, dat ik u ga verlaten. Want wij hebben vanavond een gastspreker en deze gastspreker moet wel even worden toegelicht.
U moet zich deze mens voorstellen als iemand, die in zijn leven eigenlijk nooit een werkelijke leraarsrol heeft gespeeld. Hij is een soort van eeuwige discipel. Een mens, die met anderen meetrekt, hun wijsheid absorbeert, hun wijsheid leeft en in de wereld brengt, maar die niet een eigen wijsheid brengt. Een mens, die in de vele verschillende levens geprobeerd heeft wijsheden om te zetten in concrete waarden. Hij is een van diegenen, die (uitzonderingen onder de mensheid ongetwijfeld) steeds weer beseft hebben, waarom het systeem bv. van een Boeddha, van een Jezus moest falen. Die begrijpt, waar het grote verschil ligt tussen wat je noemt een systeem of een leer en datgene, wat alleen maar is een praktijk. En dit onderscheidt hem toch wel van de meeste andere sprekers.
Ik ben ervan overtuigd dat zijn persoonlijkheid u hier en daar wat bleekjes zal voorkomen in het begin. Later zal dat wel verdwijnen. En dan moet u dus zien, waar het om gaat. Hier spreekt iemand die geen leraar is. Iemand die geen grote van deze wereld, van uw wereld, is geweest. Iemand die alleen maar tracht het geheel te vinden van een werkelijkheid uit de delen, die in de verschillende leringen verborgen zijn.
Zijn opvattingen zullen hier en daar ongetwijfeld afwijken van wat nu gangbaar is. Ook daar moet u zich niet te veel aan storen. De details zijn onbelangrijk. Het gaat om een totaal beeld, dat deze spreker volgens mij inderdaad kan geven van de menselijke ontwikkeling, de fouten daarin, maar ook de enorme mogelijkheden. En juist met zijn ontwikkeling en voorgeschiedenis geloof ik, dat hij, die op dit moment althans een zeer belangrijke rol speelt (hij is een van de dienaren van het witte Licht geworden zo langzaam aan), dat juist deze persoon u dus ergens kan helpen om in uw eigen leven en wereld een oriëntatie te vinden.
U weet dat wij meestal zo’n lange inleiding niet houden en liever na afloop een commentaar geven. Ik geloof, dat dit op het ogenblik niet juist is. Wat gezegd wordt is meer dan woorden alleen, en een commentaar achteraf zou ongetwijfeld iets van die werking kunnen verstoren.
Door te zeggen wie en wat hij is, heb ik u enigszins voorbereid. En wanneer ik dan een uitleg aan moet toevoegen van woorden, die nog niet gesproken zijn, dan kan ik dat alleen doen, afgaande op de entiteit, zoals ik deze ken en vereer.
En dan zeg ik al wat gezegd wordt is een waarheid, die alleen beseft kan worden in verband met vele gelijkwaardige, maar anders gestelde waarheden. Er zullen vaak brokdelen ontbreken. Er zullen hiaten zijn in het totaal. Maar ondanks deze hiaten zal het beeld, dat wordt gegeven, absoluut waar en bruikbaar zijn.
Ik hoop dan ook, dat u deze spreker met een zeker geduld in het begin zult willen aanhoren en dat u bij uw kritiek niet de details vooral zult bezien, maar het geheel.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Gastspreker.
Spreken over leven en over waarheid is eigenlijk een van de meest onmogelijke taken, waar je als mens of geest voor kunt komen te staan. Wat wij de waarheid noemen is in 90 van de 100 gevallen een poging tot zelfrechtvaardiging. Wat wij goed en ideaal noemen is ook haast altijd weer een poging om onszelf en onze eigen denkwijze en behoeften een uitdrukking te verschaffen, die voor ons een zekere plaats, een zekere waardigheid betekent.
Er is mij gevraagd hier iets te zeggen over de geestelijke waarheid. Maar wat is eigenlijk geestelijk waar?
Wanneer wij zo eens kijken wat er allemaal op de wereld is geweest (en ik kan meepraten over veel van die dingen) dan zie ik altijd weer, dat er een concept is van de mens, die vrij is van de materie. Een mens, die het Pad gaat (bij de Boeddha) en daarbij zoiets is als de pijl van de legende, die wordt afgeschoten en waar zij neerkomt, op een onmetelijke afstand, een rivier van eeuwige jeugd en reiniging doet ontspringen. Maar welk woord kun je afschieten op zo’n grote afstand? Een leer blijft een woord.
Ik heb de Boeddha horen spreken over onthechting. En ik heb, gezien hoe zijn volgelingen daar eigenlijk onverschilligheid van hebben gemaakt.
Ik heb Jezus horen spreken over naastenliefde. En ik heb gezien hoe zijn naaste leerlingen daaruit zelfverheffing hebben gefabriceerd.
Ik heb gehoord hoe Mohammed sprak over de noodzaak de ene God te verdedigen. En ik zag hoe iedereen, die iets te verdienen zag in een oorlog, daarvan onmiddellijk gebruik heeft gemaakt om de wapens op te nemen.
Ik heb – kort gezegd – het bankroet gezien van vele grote leraren. En toch weet ik, dat ze gelijk hadden.
Want de Boeddha heeft gelijk, wanneer hij zegt: De mens die zich onthecht, die geen angsten en begeerten meer kent als hem dominerend, maar die zich in dat, wat voor anderen angst en begeren is, soms uiten kan zonder ooit zelf beroerd te worden, dat is de ware bevrijde, dat is verloste. Dan heeft hij gelijk, Maar een mens kan niet leven zonder angst en begeerten. Angst en begeerten zijn de balans, waaruit de mens leeft. En dan kun je dat allemaal wel verkondigen en je kunt kloosters oprichten en je kunt langs de wegen trekken als bedelmonnik maar bereik je daar nu werkelijk mee, dat een mens anders wordt?
Je kunt Jezus zijn. Je kunt als Jezus verkondigen hoe het Koninkrijk Gods is. En de meeste mensen denken: Ja, zodra het hier op aarde komt, hebben wij er wat aan. Je kunt als Jezus vertellen, dat naastenliefde het beste is, de enige weg om te komen tot die universele broederschap, waarin God Zelf leeft in de mens waarin het paradijs a.h.w. herschapen wordt. Maar wat doet de mens? De mens maakt van die stelling iets, waardoor hij zich onderscheidt van anderen. Niet iets, waardoor je de eenheid, de broederschap zoals die bedoeld is, werkelijk aanvaardt.
Mohammed probeert uit de oligarchische anarchie van Arabië een maatschappelijk geheel te maken, waarin mensen rechten hebben. Maar wat hij zegt om de vrouw bv. recht te geven, wordt onmiddellijk tot een middel om haar tot een onmondig wezen te verklaren. Wat hij zegt over de strijd, die heilig is, wordt onmiddellijk een reden om vechten en bloedvergieten tot iets heiligs te verheffen. Hij is een mislukkeling, terwijl hij overwint. En dat zou je van de anderen ook kunnen zeggen.
En dat is nu een waarheid, waarover je misschien niet al te veel moogt praten op aarde. De mensen willen altijd graag tenminste het succes van hun eigen profeet of verlosser bevestigd zien. Maar voor mij is dat niet waar.
Elk van hen geeft ons wel een stukje waarheid, maar die waarheid kan alleen worden overgedragen met woorden. En een woord, waarin je de waarheid pretendeert te zeggen, is al ergens een leugen. Want het geeft geen volledig beeld.
Wanneer je ziet hoe ze leven, dan zeg je: Met hun leven tonen ze wel veel aan. Maar dat leven wordt zo gauw vervalst. De herinnering van de mens zal altijd teruggrijpen naar datgene, wat zijn zelfverheffing bevestigt. Niet naar hetgeen die zelfverheffing ontkent.
Als je er over spreekt, dat de Boeddha heus geen celibatair was, zelfs niet in de tijd dat hij predikte, wanneer je vertelt dat Jezus bv. heus niet zo ongehuwd was, als wordt voorgesteld en dat Mohammed niet zo’n trouwe echtgenoot was, als beweerd wordt, dan vliegen ze overeind. Dat is een aantasting van de waarde.
Maar die mensen waren mensen. En hun waarheid was veel meer dan menselijk. En daardoor, door het verschil tussen de waarheid en de mens, is er ergens een mislukking. Er is een kortsluiting.
Nu is het natuurlijk dwaasheid van mij te verlangen of te verwachten, dat ik dan wel een waarheid kan zeggen, die allesomvattend is. Dat kan ik eenvoudig niet. Wat groten niet gekend hebben, kan ik ook niet. Ik kan hoogstens proberen om een waarheid te stellen en vast te leggen op een manier, die minder eenzijdig is dan de groten dat gedaan hebben. En die dat moeten doen in hun tijd en in de maatschappij en het volk, waarin ze leefden.
En dat was eigenlijk de bedoeling van de door mij ontvangen uitnodiging, dat ik dat zou proberen. Van tevoren vraag ik u vergeving, als ik misschien zou falen.
De waarheid is, dat alle eenheidsbesef alleen gebaseerd kan worden op een volledige aanvaarding van het verschillend zijn. Wanneer de mens begrijpen kan, dat hij nooit iemand volledig begrijpen zal, en dat hij desondanks onthecht moet zijn dat hij desondanks naastenliefde moet kennen dat er dus eigenlijk door al die groten met hun wet, hun godsdienstwet, hun openbaringen niets anders wordt gedaan, dan een brug gelegd tussen het alleen zijnde individu en het alleen zijnde individu en de voor beiden even geïsoleerde Godheid, dan gaan wij pas begrijpen wat ze hebben gedaan.
Heb je naaste lief gelijk jezelf. Ja, een mooi woord. En het wordt dan ook voortdurend misbruikt. Het heeft zelfs aanleiding gegeven tot oorlogen, kruistochten, collectes en marteling van medemensen en al die dingen meer. Maar wat is mijn naaste? Mijn naaste is de mens, die ik bereiken kan. En meer niet. Mijn naaste is alleen de mens, die ik bereiken kan.
In de gehele wereld ben je als mens en ook als geest ergens alleen. En soms passeer je als een bootje ergens op een groot meer of een oceaan een ander scheepje. En je kunt elkaar een ogenblik beroeren. Je kunt elkaar wat post meegeven. Je kunt misschien vragen waar het goed vissen is. Meer bereik je niet. Maar dan die ander die hulp, die voorlichting, die vriendelijkheid geven, zonder daardoor te menen, dat die ander verplichtingen heeft, dat is eigenlijk de naastenliefde.
En dat kun je niet doen zonder meer. Je kunt dat niet gaan doen, omdat God bv. daarvoor loon zal geven. Want dan zeggen wij op een gegeven ogenblik Een geloof, dat alleen maar betaling geeft in het hiernamaals, daar heb ik, niets aan. Dat zou voor mij tenminste een logische reactie zijn. Ik moet, dus mijn relatie met God ook op die naastenliefde baseren.
En dan moet ik God niet liefhebben, omdat hij God is. Dat hebben ze er van gemaakt. God is de Vader. De Vader, dat is een heel vreemde relatie, Een mensvader, een kind vader, dat is verering, dat is bewondering, dat is een zekere afstand, zeker in Jezus tijd. Een beetje nijd misschien, dat die ouwe maar niet opschiet. Al die dingen bij elkaar. Dat is dus de relatie van een eenzame t.a.v. een eenzame.
En wanneer ik kijk, naar wat de Boeddha leert, of wanneer ik bv. terugga naar de leringen van Panouigeghastri, dan is dat ook hetzelfde.
God is eigenlijk de Eenzame. God is wel alomtegenwoordige misschien, of God is de adem, waaruit het Brahman leven schept, dat weten we niet eens. Maar God is eenzaam. En soms ontmoeten wij God. En daarom moeten we God niet liefhebben als een soort afgod. Neen, wij moeten Hem eigenlijk zien als een naaste.
Het klinkt erg brutaal, maar het is waar. Wanneer ik God liefheb als een naaste, wanneer ik die God niet ontmoet met een enorme afstand of met een poging om Hem vast te leggen, om er een beeld van te maken, maar wanneer ik God ontmoet als iets, waarvan ik vriendelijkheid krijg en met dank vriendelijkheid teruggeef, wanneer ik die God aanvaard als het geïsoleerde, dat dadelijk weer weg is, dan, dan heb ik God lief en anders niet. Dat is de waarheid.
De waarheid is geen God, die voortdurend bij je is. De waarheid is zo nu en dan een glimp van de oneindigheid, die weer verglijdt, die weg is. En dan kunnen we zeggen: Ja, we onthechten ons. We maken ons vrij. We vrezen niets. We bezitten niets. We zijn niets. We gaan door het leven. En het enige wat geldt is de waarheid.
O, ik heb het hen horen zeggen, allemaal. Maar wanneer ik dat alleen maar doe om daardoor wat te krijgen, dan heb ik mijzelf geketend aan een illusie en een waanbeeld. Dan is de mens, die aan de begoocheling ontsnapt, in feite er een, die zijn eigen begoocheling opbouwt. Dat is geen waarheid.
De waarheid is alleen maar, dat je als mens of als geest eigenlijk alleen maar wat kunt doen met en wat zeggen kunt over jezelf. Meer niet. Je hebt jezelf. Dan kun je zeggen: Ja, maar ik heb een man of een vrouw of ik heb kinderen, ik heb een vader, een moeder ik heb een neef, ooms, tantes, vrienden, enz. Ja, dat denkt u. Dat is alleen maar een uiterlijke relatie. Die dingen hebben met u eigenlijk niet zo veel te maken. Het is alleen de uitwisseling, die mogelijk is tussen u en die ander, die van belang is.
Maar die ander blijft zichzelf. Die is niet met u versmolten. Het zijn geen regendruppels, die met elkaar vervloeien tot een groot geheel. Nog. niet. Het zijn eerder graankorrels, die elkaar beroeren, maar naast elkaar liggen. Die de trillingen van buitenaf misschien overdragen op elkaar, maar verder niets.
De waarheid ligt juist in dat vreemde element. Het isolement, waar we alleen uit kunnen komen, wanneer we beginnen met het isolement en het recht op het isolement van een ander te erkennen. En wanneer we dat niet alleen maar beperken tot onze eigen wereld of misschien tot een wereld daarboven of daaronder, maar wanneer wij dat in elke benadering, van het leven proberen te zeggen.
Ik merk, dat ik het niet helemaal kan zeggen. Een waarheid is niet te zeggen. Een waarheid kun je leven, maar je kunt hem niet in woorden uitdrukken. Beschouw het niet als een systeem, wat ik u zit te verkondigen. Helemaal niet. Het is het zoeken naar een beeld, waarin u begrijpen kunt, waar de benadering van uw waarheid, van uw werkelijkheid begint.
De grote leermeesters hebben ons allemaal iets geleerd van hun waarheid. Van hun eigen wereld. En die was net zo geïsoleerd van de rest als uw wereld in wezen geïsoleerd is van het wereldbeeld van elke andere rond u. Ze hebben daarvan iets kunnen aanvoelen. Maar het is nooit een complete overdracht geweest. Het is een soort conversatie geweest, zoals van twee schepen, die voorbijgaan. En iedereen heeft een paar fragmenten overgehouden.
En nu willen we van die fragmenten een geheel maken. Dat is eigenlijk gek. Ik heb nog nooit mensen meegemaakt, die lichtstralen wilden vangen, om daar een regenboog van te bouwen. Dat heeft zelfs geen magiër ooit geprobeerd. En toch doen de mensen dat met die fragmenten van de waarheid. Ze willen de fragmenten waarheid niet beleven. Ze willen ze vastleggen in woorden en daar een soort brug naar de hemel van bouwen.
Weet u, dat doet ergens pijn. Want wat je zoekt (en wat u ook zoekt in het leven, of u het weet of niet) is eigenlijk begrip. U zoekt het antwoord. En dat antwoord kun je alleen maar krijgen, wanneer je begint te zeggen, dat er niet altijd een antwoord kan zijn. Niet van God en niet van je medemens. Wanneer je gaat zeggen: Ik moet beginnen met mijn isolement te aanvaarden. Mijn eenzaam zijn. En vanuit die eenzaamheid komen dan de fragmenten, waardoor die eenzaamheid wat verbroken wordt.
Maar om werkelijk die eenzaamheid ongedaan te maken, moet je eigenlijk opgelost worden als een handvol zout, dat vochtig wordt. Je verliest je eigen vorm, je eigen wezen, zoals je het kent. Het blijft er wel, maar de vorm verdwijnt. Om te vinden wat je in die godsdiensten leert – en dan nog maar heel ten dele – moet je eigenlijk ophouden mens te zijn. Ja, meer. Je moet ophouden om een persoonlijke geest te zijn.
En wat rond ons is, is niet de ander zelfs niet God. Wat rond ons is, is voor ons het ledige, het Niet. Pas wanneer ik opga in het Niet, kom ik tot een leven, waarin ik meer ben dan alleen maar een geïsoleerd bewustzijn. Dan kun je bidden. Iedereen bidt. Maar weet u wat het gekke is? Die gebeden worden altijd voorgesteld met heel veel poeha, met heel veel fraaiheid. De Boeddha bad. Zolang hij bad, was hij nog niet de verloste. Pas op het ogenblik dat hij ophield met bidden, was hij de man, die iets van de eeuwigheid besefte.
En bij Jezus ook. Dat klinkt gek. Maar Jezus bidt in het begin van zijn loopbaan, als hij eigenlijk nog niet de werkelijke profeet is, zoals u hem nu kent. En hij bidt aan het einde, wanneer hij ook weer niet zeker is. Weet u, het gebed is een dialoog met jezelf, waarmee je je eigen onzekerheid probeert te verdrijven. Wanneer er een gevoel is van verbondenheid met God, is het wat anders. Maar dan is het geen gebed meer, dan is het een verklaring.
Ik weet van Mohammed, dat hij op een gegeven ogenblik, toen het nogal slecht ging, uit zijn tent kwam, waar hij een lange tijd in trance, in coma, of hoe je het noemen wilt, gelegen had. Dat hij toen niet bad en ook voor die tijd niet had gebeden. Hij was alleen maar uitgeput. (Hij was gauw uitgeput, hij was wat dat betreft niet erg taai.) Maar toen zei hij: Ik ben in de hemelen geweest en Allah heeft mij gezegd zo gaat het. En het ging zo.
Kijk, nu kun je zeggen: Dat is krankzinnig. Die man is niet naar de hemel geweest. Wie zal het zeggen? Maar hij had een zekerheid. Wanneer wij Jezus zien op het hoogtepunt van zijn werken, van zijn leven, wanneer wij hem zien wanneer hij zijn zwakte, zijn mens-zijn weer overwint zelfs als hij naar het kruis gaat en herrijst wat valt dan op? Hij heeft een zekerheid. Hij heeft contact gehad.
En wij weten ook, dat dat contact niet blijvend is. Zelfs bij de Boeddha niet. Bij de Boeddha zijn er ogenblikken, dat hij brandt en als een fakkel licht in de duisternis. Maar er zijn ook ogenblikken dat je alleen zegt: Och, het is een goedmoedig mens, hij moet heilig zijn hij heeft zo’n rustgevende uitstraling. Maar meer niet. En zo heb ik het ook bij anderen gezien.
Gebed is een dialoog met jezelf. De ontmoeting met God is altijd maar een ogenblik, een fragment. Een fragment, maar meer een zekerheid. Als je werkelijk contact hebt met God, is er geen sprake van vragen of van bidden. Dan is er geen kwestie van bedelen.
En dat is nu het kenmerk van de waarheid. Het kenmerk van de waarheid is, dat het fragmentarisch is. Altijd. Het zijn steeds kleine brokstukken, waaruit wij voor onszelf leven kunnen maken. Maar het zijn brokstukken, die in ons isolement zijn opgenomen. En die in een ander een andere betekenis kunnen hebben.
Met God kunnen wij spreken. Met de medemens kunnen we wel praten, maar vaak heel moeilijk spreken. En dat spreken is dan meestal een kwestie van een heel enkel moment. Nu kan ik blijven zoeken naar woorden. Blijven zoeken en niet verder komen. Maar als ik u dat nu maar heb kunnen zeggen over die waarheid.
U bent geïsoleerd. Begrijp het. Niemand begrijpt precies wat u bent en wat u zegt, en wat u doet. En u begrijpt van niemand anders precies wat hij of zij is of zegt of doet. En God, is ook precies hetzelfde. God is een isolement. Hij kan misschien alles omvatten maar voor ons is het een wezen, dat slechts zo nu en dan even contact met ons heeft. En waarvan wij niet weten wat het is, wat het doet, wat wij niet begrijpen.
Wij zitten in een wereld, waarin het begrip gebaseerd is op het overspringen van een korte vonk in een kortstondige ontmoeting. En uit die vonken moeten wij een houding vinden. Een houding, die niet gebaseerd is op een leer of op een rechtvaardigheid. Zelfs niet op een algemeen geldend oordeel of gevoel.
Wat wij moeten vinden is in onszelf een gevoel, dat de anderen hun recht van bestaan hebben. Maar dat wij, waar die anderen een contactmogelijkheid hebben met ons, nooit verdergaan. zonder iets van onszelf in die ander te hebben gelegd.
U denkt wel eens, dat het eigenlijk zo is. Dat, wat wij onze ziel noemen, zou je kunnen vergelijken met bloed in een bloedsomloop. En elke keer, wanneer wij iemand ontmoeten en wij kunnen ook maar één bloedlichaampje in die ander brengen, dan blijft ons wezen in die ander.
En toch zijn wij geïsoleerd. We wisten het niet meer. Maar onze ziel zal het eens beseffen. Wij zullen eens het fragmentarisch contact met het andere vervangen door een erkenning van het leven in het andere. Dat wij ook dáár bestaan. En dan weten wij, dat wijzelf dat andere zijn.
Dan zullen wij misschien voor het eerst ermee kunnen spreken, zonder dat wij geïsoleerd blijven en de waarheid niet zien, niet kunnen zien, al denken wij het. En vanaf dat ogenblik zullen wij geen mens of geen geest meer zijn in de gebruikelijke zin van het woord.
Ik geloof, dat wij allemaal, zoals wij hier samenzijn, het heelal zijn. En meer dan dat. Ik geloof, dat als wij allen tezamen, als wij, geïsoleerde wezens, tezamen zouden komen, men zou kunnen zeggen; wij zijn God. Wij zijn de adem, waaruit Brahman schept. Wij zijn de oneindigheid, waaruit de moeder van het bewustzijn de waan doet ontstaan. Wij zijn, wanneer wij niet meer geïsoleerd zijn.
En daarom moesten al die leraren falen. Wat zij gaven was een begrip van eenheid, dat de mens niet kan verwerken. Het begrip van een vrijheid, die de mens niet durft te hebben. Het begrip van een verantwoordelijkheid, waarvoor de mens wegvlucht. En daarom hebben de leraren gefaald.
Of neen, zij hebben misschien niet gefaald. Gefaald hebben wij, de volgelingen. Wij, die meenden dat wij de meester konden kennen en begrijpen. Wij die meenden zijn bedoelingen precies te kunnen vastleggen. Wij – die eigenlijk altijd doen wat wij heden ook weer hebben gedaan – proberen de waarheid in woorden te vangen, terwijl de waarheid alleen geleefd kan worden. En dat is alles.
Ik ben geen groot redenaar dat hebt u wel gemerkt. En zo dadelijk ben ik weg en dan zijn we ergens weer geïsoleerd. Misschien dat er nu zo nu en dan een vonk overslaat. Zo nu en dan. Maar ik wil toch niet weggaan zonder een ding te zeggen. Het is goed, dat wij geïsoleerd zijn. Het is goed, dat wij die eenzamen zijn, die langzaam in zichzelf eerst moeten leren de werkelijkheid van het andere te accepteren. Want pas wanneer wij het andere aanvaard hebben, dan kunnen wij boven deze trappen van persoonlijk bestaan uitkomen tot de samensmelting, die nodig is.
En geloof mij, zoals alle kleuren samenkomen in het witte licht, zo komen alle wezens op aarde samen in dat, wat je het licht van de schepping zou kunnen noemen. Ook wij. En daarom, of ik u beroerd heb of niet, eens zullen wij ergens een deel van elkaar zijn. Tot die tijd zullen wij misschien met een gedachte of met een woord elkaar soms kunnen bereiken, in de wetenschap: Wij veranderen elkaar niet, maar wij dragen er soms toe bij, dat een ander geruster, beter of zekerder of meer in waarheid zijn weg kan volgen.
En dat is de reden, waarom ik mij aan al die woorden gewaagd heb, vrienden. Het ga u goed. Tot wij elkaar weer eens een keer voor een kort ogenblik passeren.
0-0-0-0-0-0-0
Tot u sprak een meester uit de z.g. vierde kracht van de eerste sfeer. Leider van de vierde straal. Onderdaan van de eerste straal. Ik moest dit even overnemen om schade door een te spoedige wisseling te voorkomen.