Esoterie door Henri

image_pdf

20 juni 1969

Deze maal valt de esoterie weer mij ten deel. Ik hoop maar dat u het zult kunnen overleven.

Wanneer ik esoterie moet behandelen, betekent dit voor mij steeds weer een zoeken naar korte regeltjes. Zo zou ik nu willen beginnen:

Innerlijke wijsheid is 9/10de zelfkennis en 1/10de begrip voor het andere. Uiterlijke wijsheid is 9/10 pretentie en 1/10de begrip. Wijsheid is daarom alleen belangrijk, wanneer wij ze in onszelf bereiken. Maar wijsheid kan nooit gebruikt worden, zonder dat wij voortdurend blijven werken aan een beter begrip omtrent onszelf, daar wij anders eerder eigenwijs dan wijs zijn.

Vele mensen hebben de wijsheid in pacht. Helaas is dit nooit hun eigen wijsheid. Zij hebben die gepacht van anderen en de pachtprijs is tamelijk hoog: absoluut onbegrip voor zichzelf.

De realiteit waarover de mens spreekt, is over het algemeen datgene, wat hij voor zich wenst te zien, omdat hij de feitelijke werkelijkheid niet wil erkennen. De werkelijkheid, die een mens beleeft, is veelal een beleving, die hij middels vele rationalisaties aan zijn dromen weet te verbinden, omdat hij slechts middels een dergelijk rationaliserend noodverband hoopt enig beeld van eigen ideële gezondheid te kunnen behouden.

De consequentie van esoterisch denken en leven is in de eerste plaats niet een jezelf kennen, maar aan jezelf geen andere beelden voorhouden, wanneer je innerlijk niet geheel weet wat je nu eigenlijk bent.

De meeste mensen proberen met een soort tekening, die zij van een ideaalbeeld van zichzelf gemaakt hebben, die feilen te bedekken, die zij in de spiegel van waarheid bij zichzelf ontdekken.

Een mens, die esoterisch is en voortdurend aan het werk is om zichzelf vooral te verbeteren, is geen waar esotericus. Een werkelijk esotericus is eerder iemand, die zichzelf leert aanvaarden, zoals hij is, om vervolgens uit hetgeen er is, het beste te maken.

De mens die steeds weer de eeuwigheid zoekt, is iemand, die kennelijk niet tevreden is met hetgeen hij in de stof tijdelijk bezit. Daarom is het verstandig, hetgeen je nu tijdelijk bezit, maar te zien als de basis voor mogelijk eeuwige waarden en datgene wat daarmede mogelijk is, nu waar te maken, opdat je de mogelijk eeuwige waarden van dit alles dan eventueel ook morgen zult mogen bezitten en erkennen.

Dat gaat lekker zo. Alles kort en krachtig. Toch zou je er veel mee kunnen doen.

De meest mensen zijn bereid anderen hun zonden te vergeven, wanneer dezen die erkennen.

Hun vergevingsgezindheid komt voort uit het gevoel van eigen grootheid dat de erkende zonde van anderen hen schijnt te geven.

Velen erkennen gaarne hun eigen zonden, omdat zij zich dan beter achten dan degenen, van wie zij zonden zien zonder te horen, dat anderen dit zelf als zonde beseffen. Zodra echter ons schuldgevoel niet meer voortkomt uit een gevoel van verhevenheid of onvolmaaktheid, maar eenvoudig de erkenning is van noodzakelijk geworden verbeteringen in eigen gedrag, zullen wij onze schuld, zo er al een bestaat, als vanzelf afbetalen.

Heel veel mensen denken, dat de hemel iets is, wat je op aarde op afbetaling kunt kopen. De hemel is echter een toestand, die je in jezelf verwerft. Zij kan nooit bij delen worden verworven, zij kan ook nooit worden betaald. Zij is er.

De meeste mensen die proberen een hemel te kopen, zijn echter bang de werkelijke hemel, die in hen bestaat, te aanvaarden! Wat dat betreft, doen zij mij denken aan mensen, die geen suiker willen gebruiken en daarom honing in de thee doen.

Elke geestelijke wijsheid, die wij van anderen horen, moet de aanleiding zijn tot zelfonderzoek, onderzoek van de eigen werkelijkheid en onderzoek van de stelling van de ander. Zodra wij echter de waarheden en wijsheden van anderen zonder meer aanvaarden, verwerpen wij onszelf en komen wij zo tot een vervalsing van onze persoonlijke waarde en onze erkenning van eigen innerlijk.

Het is niet belangrijk, wat je doet. Het is belangrijk, hoe je het doet. Dat begrijp je pas wanneer je beseft dat je de meeste dingen doet, omdat je ze toch niet kunt laten. De mens echter, die de dingen doet ondanks zichzelf, is een zwakkeling of een dwaas. Hij doet de dingen in feite niet ondanks zichzelf, maar omdat hij ze wil doen. Hij weigert te beseffen, wat hij werkelijk ook wil en is daardoor weer niet in staat te beseffen, wat hij doet. Hij komt er dus niet toe te beseffen, wat hij wil en zojuist te doen, wat hij toch zal doen, maar dan verknoeit door de vele verontschuldigingen, die hij eraan verbindt. Iemand, die dus denkt, dat hij tegen zijn wil iets doet, is niet slechts een doetje, maar ook iemand, die zelfbedrog pleegt. Wilt u daarover even nadenken?

Vindt u dat er niets over na te denken valt? Nu ja, u moet het zelf maar bezien. Terwijl ik zo al deze korte punten zit op te sommen, zijn er mensen die denken: wel leuk. Het is net een fonteintje. Nu weet ik niet of u denkt aan de dingen, die tijdens een modernisatie, die ik nog net heb meegemaakt, op gangen en zo, placht aan te brengen voor het geval dat iemand even de handen zou moeten wassen. Maar ik kan in ieder geval wel dit commentaar geven: Ik ben zeker geen fontein van wijsheid. Ik druppel ook niet en heb geen kraan. Ik ben ook geen kraan en weet dit zelf zeer wel. Maar daar ik niet probeer als een soort tweede Münchhausen mijzelf omhoog te tillen aan mijn laarzen, tracht ik alles, wat ik wil zeggen, zo te zeggen, dat het weergeeft, wat ik zeggen wil, zonder dat het zo wordt gezegd dat u het niet horen wilt. Dat laatste is vaak nog het moeilijkste.

Mijn denkbeelden omtrent de esoterie zou u zo ondertussen wel moeten kennen. Ik geloof niet zo erg in al die systemen, leerstellingen en wat daar alzo bij behoort. Per slot van rekening, je kunt mij ook niet vertellen, dat je alleen met een pil in staat zult zijn een olympiade of zo te winnen, zelfs niet wanneer je Merckx heet. Ik meen, dat je alleen door middel van training, inzicht en hardheid – voor jezelf – tot werkelijke prestaties kunt komen.

Wanneer dit lichamelijk het geval al is, zal dit geestelijk nog meer het geval zijn. Het systeem enzovoort kan ten hoogste dienen als stimulans, als scholingsmethode, zonder de uiteindelijke resultaten op zich te kunnen bepalen. Wie meent dat procedure in de plaats kan komen van een persoonlijk streven naar bereiking, meent kennelijk ook, dat je met formulieren de honger van anderen kunt stillen, dat je de woningnood met een statistiek kunt bestrijden.

Ik geloof niet dat het verstandig is om te reageren, of dit op geestelijk gebied wel mogelijk zou zijn. Daarom zeg ik steeds weer tegen de mensen: wat werkelijk in jezelf bestaat, is een zo persoonlijke kwestie, dat niemand daarover iets definitiefs kan zeggen – buiten misschien, heel misschien, – jijzelf. En wanneer je verstandig bent en bepaalde dingen in uzelf erkent, dan zult u daarover niet al te veel praten. Per slot van rekening is het groots, om voor jezelf antipropaganda te maken. Maar eerlijkheid impliceert nog niet, dat je een ander alles eerlijk moet vertellen wat hij niet vraagt.

Naar mijn idee is God iemand, die dezelfde opvatting heeft. Wanneer je bij zelfonderzoek wordt geconfronteerd met de waarden van het leven en al dat soort dingen en je wilt weten, wat God ervan denkt, dan moet je niet zeggen: “Ik vraag Gods zegen”, of: “Dit is gods wet”. Dan moet je precies formuleren, wat je denkt wat je doet, wat je denkt wat je wilt. Daarna moet je in jezelf maar eens de vraag stellen: “Wat betekent dit voor u, God?” Nu weet ik wel, dat het een geloofskwestie wordt. Want er zijn mensen, die stellen dat er geen persoonlijke god is. Misschien is er ook wel geen, maar antwoord krijg je in ieder geval. Want hij, die in zichzelf de vraag juist, persoonlijk en goed gedefinieerd weet te formuleren, forceert voor zich als het ware reeds een innerlijke harmonie, waardoor een antwoord op de vraag – desnoods alleen uit eigen wezen – reeds onvermijdelijk wordt.

De instelling en harmonie, die je bereikt – al is dit voor u weer meer geloof – zullen verder contact met hogere sferen, werelden, wezens kunnen betekenen, wat weer bij zal dragen tot een juister besef van de vraag en een juister definiëren van het antwoord.

Een vriend van mij heeft eens gezegd: Esoterici zijn mensen, die beginnen een dak met leien te dekken, voor zij de gaten voor de fundamenten van het huis ook maar gegraven hebben. Ik kan hem daarin geen ongelijk geven. Het hogere in de kosmos, in de wereld, in jezelf kun je niet opbouwen, zonder ook zuiver materieel, verstandelijk en de rest, een fundament van zelferkenning en ervaring hebt geschapen. Een dakdekken is pas mogelijk, wanneer je eerst een huis van begrippen, gedachten, gevoelens enzovoort voor jezelf hebt gecreëerd. Dan pas kun je God gebruiken.

En dan: God is niet het haantje op de toren van de kerk of tempel, die je voor jezelf bouwt. Hij is eerder de specie, waarmede de verschillende erkenningen, die in je bestaan, tot één geheel worden samengevoegd. Dat laatste is voor de meeste mensen weer onaanvaardbaar, omdat zij God liever ver weg of ver boven zich hebben. Een God die ver boven je staat, is een heerlijke boeman voor anderen en bovendien iemand, die jouw zonden niet snel zal zien, of, wanneer Hij ze al ziet, ze van zover afziet, dat hij ze onbelangrijk acht en vergeeft. Je God je voorstellen als iets of iemand, dat in elke fout bij je is, dat met elke daad verbonden is, dat in elke gedachte meespeelt, geeft de meeste mensen eenzelfde gevoel als iemand, die bij het kaarten achter je gaat staan en aandachtig kijkt, wat je uit gaat spelen. Zoiets ergert ze. Toch geloof ik, dat God dichterbij is, zelfs dan iemand, die staat te kissebissen bij het kaarten. Dus: laten wij beginnen met in de esoterie God niet te stellen als een doel, waarheen wij streven, maar Hem te zien als een bestanddeel van alles, wat wij zijn en doen. Dan komen wij al een stukje verder.

En laat ons dan nog verder gaan door te beseffen, dat in alles, wat wij doen, – of wij dit nu goed of kwaad noemen, – die God mede een rol speelt. Wij kunnen ons niet distantiëren van God, wij kunnen ons niet distantiëren van de essentie van ons eigen innerlijk leven. Zijn wij zover, dat wij dit kunnen aanvaarden, dan gaan wij ook begrijpen, dat de beperkingen en voorbehouden, die wij in het leven maken, ook onze persoonlijke beperkingen en voorbehouden zijn en niet van God komen.

Een kennis van mij heeft het eens heel mooi gezegd. Hij zei: Wanneer God de alscheppende, de al-behoudende, de alwetende kracht is, zal alles, wat mogelijk is, in die God reeds behouden zijn en uit hem voortvloeien. Dan zal er dus niets kunnen zijn, wat waarlijk tegen God gericht is, daar het dan buiten God zou moeten staan. Dientengevolge kan niemand iets doen, wat waarlijk tegen God of de goddelijke wil gericht is. Hij kan slechts handelen tegen zijn besef van zichzelf of zijn begrip van het eeuwige, het goddelijke, zoals dit in hem zelf bestaat.

Daar ben ik het toevallig geheel mee eens. Ik vind dit wel leuk. Vooral omdat u allen zo “ja” zitten te zeggen. Ik kom mij voor als de Griekse komediespeler, die zijn teksten zegt met een koor op de achtergrond. Dat doet prettig aan, omdat het voor je eigen gevoel een zekere kracht geeft aan het argument. Ik meen zelfs, dat onze behoefte om gelijk te krijgen, daarop ook gebaseerd is, zelfs in de esoterie, zelfs bij het onderzoek naar de diepste innerlijke vragen hebben wij behoefte aan een koor, dat ons antwoord geeft en zegt: zo is het goed. Wij voelen een behoefte aan dit bevestigen van ons denken en doen, of het nu van God klinkt, gezegd wordt door een rij van kloosterzusters, de vrouwen van Troje, of iets anders. Wie het zegt, is eigenlijk vaak onbelangrijk, zolang er maar iemand is die zegt, dat wij gelijk hebben, dat wij het goed doen. Ik vrees, dat dit een onzer grootste fouten is: wij zoeken naar een erkenning, een waardering, zelfs in ons innerlijkste bestreven. Is dan het feit dat wij streven in zich niet voor ons de erkenning dat er in ons iets van waarde bestaat? Wat anderen er dan verder van denken, moeten zij dan maar weten; het is niet belangrijk dat anderen ons heilig verklaren. U weet wat daarvan komt. Na verloop van tijd zegt iemand dat je niet historisch bent en dan kun je weer opnieuw beginnen. Laat ons dan maar liever zelf heilig zijn, onverschillig, of anderen dat weten of niet. Dan zijn wij in ieder geval na dit leven zeker van een plaatsje, dat wat prettiger en wat zonniger is.

Zo hebben de meeste mensen ook het gevoel dat zij het duister moeten bestrijden. Ik zou zeggen: het duister bestrijd je niet, dat constateer je. Maar iemand, die het duister bestrijdt, is zeker geen groot licht. Want wanneer je zelf licht bent, is er rond je geen duister. Met andere woorden, het komt allemaal op jezelf neer. Ook wanneer je worstelt met de duivel, voer je in feite meestal een soort poppenkast op tussen twee delen van jezelf. Dan speel je aan de ene kant voor duivel, aan de andere kant voor engeltje en zit je vol rechtvaardigheid tussen die beide uitersten van je wezen in, blij, dat je de verantwoordelijkheid voor alles, wat je doet en bent op andere invloeden af kunt schuiven. Maar of het verstandig is zo te reageren, weet ik niet.

Per slot van rekening, wanneer er een duivel is – en laat ons dit nu maar even aannemen – dan kan de duivel alleen doen, wat zijn Schepper hem toestaat te doen. In mij is die Schepper aanwezig. Wanneer ik dus ook de duivel zie als een vervulling van Gods wil, maar niet de duivel aanval noch een agressie tegen God zoek, maar gewoonweg het geheel zie als de vervulling van hetgeen ik ook in mij binnen het goddelijke vind, dan is die duivel ten hoogste iemand, die mij hulpmiddelen verkoopt om de waarheid van God beter te beseffen. Een contract, dat je met de duivel sluit, omdat je je daarmede van God wilt verwijderen, is als het ware een blinddoek, die je jezelf over de ogen zoudt trekken. Maar een contract met de duivel, dat je sluit om datgene wat je als gods wil ziet, beter te vervullen, zou een tijdelijke prothese zijn, waardoor je in staat wordt gesteld, hetgeen je als taak binnen het goddelijke gevoelt, beter waar te maken. En als zodanig in wezen een goddelijke waarde!

De meeste mensen denken er wel niet zo over, maar zo is het toch eigenlijk wel. Het is heel prettig ons te beroepen op de zondigheid van de wereld. Vroeger zat ik in de handel – in een zeer beperkte handel, hoor. Ik was zogezegd een beperkt soort detaillist en detail. Wanneer ik in een dorp kwam, moest ik ter kerke gaan – waar, dat lag aan het dorp. Soms deed ik katholiek, een andere maal protestant. Alleen Jiddisch ben ik nooit geweest, want daarvan had je geen dorpen. Hoorde je dan bijvoorbeeld een dominee, dan begon hij over de zondigheid van de mens en deze wereld. Hij had het niet over zichzelf, maar wist er kennelijk meer vanaf dan ik. Daarna ging het over hellepijnen en de toorn des Heren enzovoort. Daarna kwam er dan veelal nog een heel klein stukje, dat ging over de genade des Heren. Waaruit je dus wel op kon maken dat dominee meer van de hel dan van de genade wist. Zodat ik mij steeds weer heb afgevraagd: dominee, waarom noem je die wereld toch zo zondig? Want als jij die wereld zo zondig ziet, moet je toch wel slecht zijn, dat je al die dingen zo opmerkt. Een onschuldig mens ziet dat alles niet eens. En dominee, wanneer je de genade achter je betoog doet aanwapperen als de staart van een half gecoupeerde hond, dan schijnt het mij toe, dat je met die genade niet al te veel ophebt. Ik dacht dan altijd weer: dominee, ik vrees, dat het enige belangrijke voor u altijd weer de buitenkant is. De schepping is voor u een decor, waarin wij komedie spelen, terwijl wij de regisseur voor aap laten staan. Het is beter minder komedie te spelen en aan God, de regisseur, maar alles over te laten. Hoogstens zal ik moeten zorgen mijn rol te kennen: dat ben ik zelf. Ik moet immers mijzelf kennen, om eerlijk mijzelf te kunnen zijn?

Over al het andere wil ik niet oordelen. Wat ons bij de esoterie brengt. Wat is het leven anders dan een mysteriespel? Het is de uitbeelding van alles, wat wij zijn. Niets wat wij in deze wereld beseffen, is ons wezen vreemd. Want anders zouden wij er geen steek van snappen. Wanneer de wereld, die ik zie, bepaalt wat ik zelf ben, doe ik er verstandiger aan te erkennen wat ik zelf ben en mij van de wereld niet al te veel aan te trekken. Maak van je zelf het beste, wat je kunt.

Wees zo trouw aan hetgeen je zelf beseft te zijn, als je naar mogelijk is. En voor de rest, laat ze hun gang maar gaan. Wat maakt het uit.

Werkelijke esoterie betekent voor mij ook: geen haast hebben. Je hebt uiteindelijk de eeuwigheid voor je, nietwaar? Werkelijke esoterie betekent voor mij: trachten waar te zijn – niet omdat je de totale waarheid wilt onthullen, maar doodgewoon omdat je beseft, dat het dwaas is een erkende waarheid niet te beleven. Werkelijke esoterie betekent voor mij heus geen vroom zijn en bidden zonder meer. Het betekent wel de hogere krachten en zelfs God in jezelf erkennen en deze bewust betrekken in al hetgeen je bent. Ik meen dat werkelijke esoterie geen isolement is, waardoor je ergens ver boven de mensheid komt te staan, maar eerder een begrip van jezelf en misschien van de mensheid, waardoor je intenser en bewuster deel wordt van de totale schepping, waarin je uiteindelijk toch thuishoort.

Misschien heb ik hiermede wel een paar esoterische deuren opengetrapt, maar mogelijk zijn de lokalen daarachter wat duf en kan wat frisse lucht geen kwaad. Ik sluit met enkele korte commentaren, die u mijn visie op het leven verduidelijken.

Een clown is een wijze, die juist daarom dwaas kan zijn. Een wijsgeer is vaak een clown, omdat hij zijn dwaasheden niet durft beseffen.

Een mens, die met God leeft, is iemand, die beseft, dat God steeds bij hem is. Een godvrezend mens echter is vaak zo bang voor God, dat hij overal naar zoekt, behalve naar dat ene, wat je nodig hebt om de werkelijke waarden des levens te erkennen.

Zij, die zich beperkingen opleggen, zijn degenen, die verdienste menen te vergaren door niet te drinken, wanneer zij dorsten. Zij zijn nog stommer dan kamelen, want die drinken tenminste nog, waar zij kunnen, om de droogte te kunnen verdragen. Zij echter, die drinken, wanneer het hen dorst, zonder ooit daarbij te erkennen of te ontkennen, wat anderen tot hun lafenis hebben bijgedragen, zullen in dankbaarheid voor het ontvangene meer zichzelf zijn en meer presteren.

Zij kunnen niet alleen – evenals de kameel – lasten dragen, maar zijn bovendien als een zanger, die de duistere nacht door, zijn lied voor anderen nog een klankrijke schoonheid weet te verlenen.

Het leven lijkt vaak duister, somber of troosteloos. Dit is te wijten aan de bril, die wij onszelf opzetten en waarmede wij alle feiten kleuren op eenzijdige wijze. Elke dag brengt zijn schoonheid, zijn mogelijkheid tot vreugde, lering en wijsheid. Wie dit beseft en in zich opneemt bereikt als vanzelf de innerlijke vrijheid die men esoterische bewustwording pleegt te noemen.

image_pdf