Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

image_pdf

16 april 1957

Als ik daarover begin, moet ik een heel eind voor het christendom zijn. Dan vind ik daar namelijk bepaalde geschriften op het ogenblik grotendeels vergeten of niet meer bestaand die wijzen op bepaalde krachten, die op aarde werkzaam zijn geweest in de kindsheid zullen we maar zeggen, van de mensheid. En een daarvan omschrijft, als volgt: “Zij weten (dat zouden wijzelf kunnen aanvullen) “zij weten omtrent het Al en alle krachten daarvan”, (dat is dus een weergaven van de denkwijze van deze mensen) en zij verschijnen ons. En gaande (dus de aarde verlatende) gaven zij ons de belofte. “Nooit zal de aarde eenzaam zijn en wij zullen wederkeren, wanneer de mensen dit noodzakelijk maken!”.

De vertaling is betrekkelijk vrij maar in verband met Pasen is het misschien goed dit punt voor ogen te houden. Klaarblijkelijk heeft dus in de tijd, dat de mens nog niet ver gekomen was, reeds een ander ras van groter beschaving, van groter wetenschappelijke ontwikkeling de wereld betredend en mogelijkerwijze zelfs het zaad van een eerste beschaving daarop uitgestrooid.

Dit is belangrijk, omdat Jezus zelf zegt, dat hij was voor Abraham. Dus voor de stamvader er was, was Jezus er reeds. En nu maak ik een sprong en ik citeer geschriften die op deze aarde niet bestaan maar wel elders: “Zij, die weten, worden tot eenheid. En gerijpt gaan zij op in deze eenheid tot groter kunnen. Maar zij, die voelen omtrent de eenheid en omtrent zichzelf, zij gaan uit en volbrengen de zending, die de eenheid oplegt.”

Het concept, zoals het hier gegeven wordt, doet ons een beetje vreemd aan. Het opgaan in eenheid. Het uitblussen dus van het menselijke, het individuele, zoals wij het zien. Wij mogen dan, ook niet vergeten, dat dit afkomstig is uit een geheel andere omgeving dan die van deze wereld.

Wanneer je lang genoeg gezamenlijk hebt geleefd en gestreefd, komt er een ogenblik, dat je moet gaan samenwerken. Dit samenwerken brengt grote voordelen met zich mee. Een ogenblik refererende aan hetgeen wij de vorige malen besproken hebben Wanneer individuen één-zijn, hebben zij elk voor zich de beschikking over de gezamenlijke capaciteiten van de groep, waartoe zij behoren.

Die groep zal zich niet beperken tot een vlak. Het is a.h.w. een opgaande weg, die verschillende sferen beroert en in elke uitingsmogelijkheid de geëigende individuen kan projecteren of bezit en daarin het vermogen van heel de groep kan openbaren. Maar wanneer die eenheid verder gaat, dan is ze niet meer beperkt tot een volk of een ras. Op de duur betrekt deze eenheid ook andere krachten in zich en wordt zo deel van de grotere krachten in het Al.

Over de grote krachten pan het Al hebben we o.a. op de cursussen af meer dan genoeg gezegd wij kunnen dat dus betrekkelijk vlug voorbij gaan. Het zij voldoende, dat u zich realiseert, dat grote en denkende vermogend voortdurend richting blijven geven aan de ontwikkeling in het Al, zoals u dat kent, maar onder deze conditie, dat zij de vrijheid van het individu niet beperken, terwijl zij anderzijds wel richtlijnen geven, waarlangs de algehele ontwikkeling wel verder gaat.

Wanneer zo’n groep daarmede een is, dan bezit dus dit een daardoor een gehele reeks van individuen, gebonden aan de eenheid, die op elk vlak zich kunnen uiten. Met andere woorden de grote kracht, die tot nog toe alleen leidinggevend was, kan nu in de vorm van de individuen (behorende tot die groep en in deze groep tot eenheid versmolten) zich overal openbaren, waar die individuen bestaan. En wel zo volledig, als de vorm toelaat, waarin de openbaring plaats vindt.

Hei is goed, dat wij ook dit begrijpen, omdat ook onder de mensen, die u zo kent en rond u ziet, soms wezens zijn, die reeds een band hebben met een groep, die verbonden zijn met een grotere eenheid. Het verband komt voor u niet kenbaar tot uiting hoogstens vindt u ze misschien wat eigenaardig of hebben ze gaven, die u vreemd vindt. Dat komt waarschijnlijk, omdat hun uiting onvolledig is. Maar elk van de delen van die groep zou een uiting kunnen geven aan het totaal van die groep. En vindt deze groep eenheid met de leidende kracht (laten we zeggen, de kleine God in de schepping, dus het wezen, dat voor ons het grootst voorstelbare is) daar kan ook Deze zich hierdoor openbaren en uiten.

Ik vertel u dit juist om duidelijk te maken, in hoeverre Jezus de gezondene kon zijn. We hebben al heel veel over hem gesproken. We hebben duidelijk gemaakt, dat er een splitsing bestaat tussen de Christusgeest en de mens Jezus. Maar ik hoop hiermede ook duidelijk te hebben gemaakt, waarom deze splitsing er was, dat deze tweeheid als eenheid op aarde handelend kon optreden. Dit is alleen maar het begin. Want Pasen is het feest der herrijzenis.

En daarvoor zullen wij ook teruggrijpen naar andere wetten. Deze wetten die ik hier citeer behoren achtereenvolgens tot Atlantische wijsheid. Egyptische magische overleveringen en enkele overleveringen uit de Maya cultuur.

In de eerste plaats: Alle wezen is in beweging, alle beweging kent ritme, alle ritme bepaalt de levensuiting. Dit is oud. Wij zouden tegenwoordig zeggen: Alle leven is een trilling de trilling verhouding bepaalt de wijze, waarop het wezen geopenbaard wordt in de wereld rond het wezen.

In de tweede plaats: Alle kracht, die in trilling leeft, is in zichzelf kracht, die geuit wordt. Alle kracht, die geuit wordt en in een vorm beperkt blijft, zal mits de vorm in staat is de kracht te behouden een veelvoud van zijn eigen oorspronkelijk vermogen kunnen afgeven aan de omgeving, mits deze kracht kan worden toegevoerd van elders. Wie het licht van de zon in zich draagt, kan als de zon leven geven en doden. Doch wie de zon in zich draagt en haar niet meer uiten kan zal in zichzelf zon worden en zo ontrukt zijn aan het bestaan, waarin hij vertoeft.

Ik breng deze punten alweer naar voren om duidelijk te maken, dat alles, wat in de overlevering wordt verteld over Jezus herrijzenis en de kruisiging in verband kan worden gebracht met veel oudere geloofswaarden, in verband kan worden gebracht ook met reële en vaststaande wetten. Op grond hiervan kunnen wij gaan stellen, dat Jezus op aarde de extensie was van een entiteit, opgebouwd uit vele individuen, die in zich de weg had gevonden naar (of zo u het anders wilt zeggen “de harmonie” met) tenminste de kleine scheppers, de scheppende geesten, die optreden in zonnestelsels en dergelijke. Wanneer wij verder gaan, dan blijkt ons dat Jezus in verband staat met de aardgeest, dus met de schepper van deze aarde. Dit komt bijzonder tot uiting, wanneer hij spreekt over zichzelf als zoon des mensen en zoon Gods, waarbij hij naast elkaar stelt de geestelijke kracht, de hemelde kracht en de aardse, de stoffelijke kracht. Hij is dus deel van een eenheid, die een verbinding vormt tussen materie en de voor ons vaststelbaar hoogst bewuste geest. (Er zullen hogere bestaan, maar die kunnen wij niet vaststellen.)

Als resultaat zal hij in elke uiting de kracht van het totaal kunnen openbaren, zover als het voertuig, dus het lichaam waarin hij vertoeft, dit toelaat. Zolang de uiting plaats blijft vinden, zolang dus de kracht van Jezus kan uitgaan over de wereld en hij daarin niet beperkt is, kan hij een veelvoud van zijn krachten aan die wereld geven. Dat blijkt uit zijn wonderen, uit zijn werken. Maar op het ogenblik, dat Jezus sterft, houdt voor enige tijd zijn contact met de wereld op.

En dan wil ik u verwijzen naar de Maya wijsheid, die zegt, dat Jezus, (en ieder in zijn toestand, die zich niet meer uiten kan.) wordt als de zon zelf. Wij kunnen dat misschien met een korreltje zout nemen, maar het neemt niet weg, dat er van Jezus wordt verteld, dat er bij zijn graf een verblindend licht was, e, d.. Het lijkt mij helemaal. Niet zo dwaas aan te nemen, dat bepaalde stoffelijke verschijnselen in verband staande met deze overlading van een bepaalde entiteit met kosmische krachten ook mede voor dit verschijnsel aansprakelijk worden gesteld.

Dan gaan we verder, want Jezus wordt gekruisigd en hij sterft. Het voertuig kan natuurlijk sterven, doordat de levensgeest daaruit is teruggetrokken.

Maar het voertuig is niet te doden in de ware zin des woords, omdat het behoort tot de levenskracht, die sterker en groter is dan de stoffelijke. Conclusie: Jezus zou dus ook als mens hebben kunnen voortleven, zonder dat iemand daarvan iets zou beseffen of begrijpen. Maar het feit dat dit niet is gebeurd, kan alleen worden verklaard door een voortduring van de uiting door het stoffelijk voertuig. En wel een uiting, die nu gezien de individuele bewustzijnswaarde, die in het voertuig ontstaat niet meer kan liggen op een gedeeltelijk onbewust vlak, waarbij dus mysticisme e.d. in de plaats treden van bewustzijn. Wanneer Jezus herrijst en na zijn dood werkzaam is, dan moet elke werkzaamheid niet alleen bewust zijn qua taak en volbrenging, maar ook qua kracht. Dit betekent, dat elke belemmering voor hem verbroken is, want hij is nu kracht in de eerste plaats en pas voertuig in de tweede plaats.

Maar het houdt ook in, dat wanneer hij de krachten, die hij op dit ogenblik in zich draagt (en dus op het nieuwe bereikte vlak van bewustzijn zou moeten kunnen uitstralen) moet blijven beperken tot een lagere wereld, dat hier dan een volledige uiting niet mogelijk is. Dat dus een teveel aan krachten in het voertuig kan optreden, waardoor dan de noodzaak ontstaat om ofwel het voertuig, als geheel op te nemen in een wereld met een hoger trillingsgetal, waardoor dus grotere krachten geuit danwel het geheel te vernietigen, waarbij aan het doel van alle streven waarschijnlijk niet tegemoet kan worden gekomen.

Jezus herrijzenis is dus voor ons iets, dat we volledig praktisch mogen bezien. We mogen heel rustig zeggen, zoals hij heeft geleefd heeft hij een aantal mogelijkheden gerealiseerd, die haast voor ieder onzer ook zo bestaan. Hij heeft door de volledigheid van zijn realisatie krachten verkregen, die voor de meeste onzer benaderbaar, voor weinigen onder ons zelfs bereikbaar zíjn. Hij heeft verder door zijn bewuste overgave aan het geheel de laatste resten van individualiteit in zich vernietigd en is als zodanig vrij komen te staan van de wereld.

Daarvoor zijn ook alweer verschillende bewijzen aan te halen. Jezus treedt binnen daar, waar gesloten deuren zijn. Jezus vertoont nog de bloedende wonden, ofschoon hij daaronder niet lijdt. Hij weet grote afstanden af te legen. Hij gaat met de mensen. Hij eet en drinkt met hen als normaal, maar heeft daaraan klaarblijkelijk geen behoefte. Hij kan dus buiten voeding. Hij houdt zich dus blijkbaar zelf in stand door hogere kracht. Hij gaat over de wateren. Hij zweeft en straalt licht uit. Hij verdwijnt uiteindelijk in licht. Ik geloof, dat al deze punten een bevestiging kunnen zijn van de voorgaande argumentatie.

Dan moeten wij terugkeren tot onze eigen wereld. Je eigen persoonlijkheid kun je zien als een wezen, dat op het ogenblik bewust is in een bepaalde wereld, daarnaast in zich de mogelijkheid van vele andere werelden draagt en alleen door een verplaatsing van het bewustzijn, zonder werkelijke wezensveranderingen in die andere wereld kan bestaan en leven. Daar hebben wij het vroeger over gehad.

Indien ik nu verder zeg, dat elke vergroting van bewustzijn de fasen, waarop uiting mogelijk is in hetzelfde vlak, verder uiteen legt, dan kunnen wij ons die spiraal uitgetrokken voorstellen.

Hebt U dat experiment nog gedaan? Dus een spiraal die uitrekt? Wanneer ik nu een vlak neem, dus hier een raaklijn, dan zal bij het uitrekken van de spiraal elk vlak dus verder van het volgende liggen. Maar zie ik de ontwikkelingsweg, dan bevat ze evenzeer alle momenten en alle fasen en sferen, zoals ze ook in een kleinere en meer in elkaar gedrukte spiraal aanwezig waren.

Hieruit valt te concluderen, dat wanneer het bewustzijn vergroot de weg, die wordt afgelegd, verkort wordt ofwel de intensiteit van belevingsmomenten op zo’n weg vergroot wordt. Wanneer dus ons bewustzijn door een deel hebben bv. aan een groter bewustzijn kan worden verheven boven normaal, dan zal hierdoor de reeks belevingen, die wij doormaken in eenzelfde tijdeenheid (persoonlijke tijdseenheid) zeker verveelvoudigen, naarmate de afstand tussen twee punten in onze bewustwording op een vlak groter wordt.

Elke bewustwording betekent dus een versnelling van beleven, een versnelling van tijd t.o.v., het huidige vlak. M.a.w. in een proces van bewustwording, zoals Jezus het doormaakt, is het mogelijk de fasen, waar een ander duizenden levens over doet, in een enkel leven volledig te volbrengen. Ja meer. Hij kan meer volbrengen in dat ene leven, dan een ander misschien in duizend levens, omdat hij in dit ene leven alle mogelijkheden en momenten doorloopt, die voor een ander in veel groter aantal levenswindingen liggen opgesloten.

Nu moeten wij voor onszelf natuurlijk trachten een weg te vinden om deze beleving niet alleen voor onszelf mogelijk te maken, maar ook aanvaardbaar. Want een van de grote gevaren, die bij een grotere bewustwording bestaan, is dat wij de daad in de bewustwording op onze levensweg gedeeltelijk trachten uit te schakelen. Deze uitschakeling kan in zoverre goed zijn, dat ze voor ons eenheid met de groep betekent, en een grotere eenheid, dan individueel bereikt kan worden. Maar gelijktijdig neemt het de uitingsmogelijkheid van de groep in ons als individu voor een groot gedeelte weg. Wanneer wij streven naar bewustwording, moeten wij dus leren om meer lijden te dragen dan een ander, meer vreugde te verwerken, meer te beleven, meer waar te nemen, zodat een minuut aardse tijd voor ons een veelvoud gaat betekenen van hetgeen ze voor een ander kan inhouden.

Verder. Wij zullen moeten leren onze belevingen onpartijdiger te bezien. Want eerst indien wij als van buiten af een waardering kunnen geven omtrent het versnelde beleven, zullen wij in staat zijn bepaalde dwaalsporen te vermijden, die ons anders brengen tot een afbuigen en een continueren op een vlak, dat wij dan zelf op dat ogenblik aangenaam vinden.

Bewustwording in deze zin kan nooit zijn het bereiken van een punt en daar rusten. Het is een continu proces, dat bestaat uit voortdurende wisselen van ervaringen, van lijden, van vreugde, enz. Maar naarmate de afstand, die ligt tussen ons en de eerstvolgende wereld, waarmee wij contact hebben, die dus in de raaklijn van het heden ligt, zullen wij ongetwijfeld ook hogere werelden vinden als actieve macht in ons eigen bestaan.

Op het ogenblik, dat ik mij hiervan bewust ben, zal gezien het parallel stijgen van alle delen der spiraal onder dezelfde hoek dit voor mij betekenen, dat elke verdere stijging in beleving een verplaatsing maar ook gelijktijdig een stijging in geestelijk vermogen betekent.

Vanuit een zuiver stoffelijk standpunt bezien, kun je dus zeggen: Naarmate de mens meer leert de stof te verwerpen en daardoor te beheersen, zal hij zich verwijderen van het normaal stoffelijk levensvlak. Zich daar iets boven bevindend (niet veel misschien volgens menselijk zien) zal daardoor echter een geestelijk verhogen zijn bereikt, dat veel verder boven het vlak ligt, dat voor de normale mens bereikbaar is, dan beneden. Want onze stijging loopt over meerdere spiralen. Nu heb ik echter, wanneer ik een raaklijn trek, zeker niet te maken met alleen de eerstvolgende windingen. Ik zie een hele reeks van windingen (ik heb mijn hele wezen immers als een spiraal voorgesteld) waarvan de hoogste inderdaad voor mij de Allerhoogste beroert, terwijl het andere uiteinde daarentegen in het diep materiele gegrondvest en gebaseerd is.

Nu stel ik alarmeer ik op een punt contact kan krijgen met een hogere wereld, moet het gij mogelijk zijn via deze hogere wereld een nog hogere wereld te bereiken, enz. Op het ogenblik van beleving bestaat voor ons een soort ladder uit alle belevingsmomenten, die met het heden in overeenstemming zijn en die gelegen zijn in boven ons liggende sferen. Waar deze volledig harmonisch en onderling van gelijke afstand zijn, kunnen wij daardoor van uit elk belevingsmoment het contact met de Allerhoogste vinden. Om het in Jezus woorden te zeggen, waar we hem toch uiteindelijk hedenavond mede beschouwen: De weg naar de Vader ligt in het verwerpen van eigen belevensuitgang, maar in realisatie binnen een ogenblik van de totaliteit van het gehele wezen. Zo sprekende krijgt niet alleen de gestalte Jezus maar ook ons eigen leven een heel andere betekenis. Jezus wist deze rechte weg te bewandelen.

Maar het bewandelen van deze weg betekende voor hem ook een voortdurende verplaatsing van zijn contact met het Goddelijke, dat in de bovenste spiraal was gelegen. Eerst langzaam. maar zeker komt hij tot de totale overgave waarbij God niet meer buiten hem maar in hem staat het punt, waarop de spiraal ophoudt en afbuigt naar het middelpunt van het totaal der windingen. Hier heeft hij dus de Vader bereikt op het ogenblik, dat hij zichzelf negeert, (in het Hof der Olijven). Eerst van af dat ogenblik zal het totaal van de Goddelijke Kracht zich bewust in Jezus kunnen openbaren. Maar deze openbaring houdt in, dat de mens Jezus van af dat ogenblik niet menselijk meer is. En dat elke menselijke functie wordt omgezet in een andere.

Een proces, dat zich betrekkelijk snel afspeelt wanneer wij vaststellen, dat na Jezus overgave niet meer dan vijf dagen zijn verlopen, voordat hij absoluut verheerlijkt terugkeert. Voor onszelf: Wij kunnen misschien niet de kern raken, maar wij kunnen verder uitreiken, dan wij normaal gewoon zijn. Elke bereiking echter vanuit dit standpunt moet gelegen zijn in een innerlijk beleven. Dit innerlijk beleven brengt ons o.a. ook in vierdimensionale wijzigingen, waarbij onze gehele wereld een andere betekenis krijgt, waar ze als het ware slechts de grenslijnen, de ribben aangeeft van een veel grotere wereld, in welke vlakken een totaliteit van beleven ligt, die voor ons in de drie dimensionale zin niet realiseerbaar is. Wanneer we daar verder over moeten spreken, zullen we dat nog wel eens een keer doen, maar niet op dit ogenblik.

Gezien het feit dus, dat ik deze grote wereld rond mij kan realiseren in mij, kom ik tot het probleem: waar is de werkelijke kracht gelegen? In mij, of in deze grote wereld buiten mij? En dan blijkt mij, dat noch in mij, noch in deze grote wereld buiten mij van uit mijn standpunt krachten aanwezig zijn tenzij ik kom tot een identificatie daarmee. Dus een persoonlijke eenwording. Deze persoonlijke eenwording blijkt de kracht tot het absolute te kunnen vermeerderen. Tot het absolute. M.a.w. gezegd de volledige overgave aan God is gelijktijdig de volledige beheersing uit God. Het volledige offer aan God betekent niet alleen de volledige, aanvaarding, maar ook een volledig het offer ontvangen uit God.

Dat is een tweeledigheid, die voor ons zeer belangrijk kan zijn, wanneer wij zelf willen streven naar een bewustwording, waarin wij licht zijn en kracht voor de mensheid, zowel als ook tevens een groeiend bewustzijn, dat God kan aanvaarden voor onszelf. Wij hebben niet te maken met de vraag: Is dit redelijk of niet? Redelijkheid valt weg. Om hierover een mysticus aan te halen uit de vroeg christelijke periode: “Gaan tot de Vader wil zeggen gaan tot jezelf. Gaan tot jezelf is gaan tot God. Niet omdat je God bent, maar omdat God in je kenbaar is. Zo zul je de Vader vindend in jezelf de Vader zien in de wereld. Wie nu de Vader ziet in de wereld en kent in zichzelf, is ontrukt aan de macht der wereld.”

Iets wat ik u ter nadere beschouwing gaarne aanbeveel. Want hier ligt de praktijk voor ons klaar. Dan behoeven we niet met grote dingen te beginnen.

Op het ogenblik, dat wij in ons zekerheden weten te gewinnen, in ons dichter bij God kunnen komen, zullen wij in de wereld rond ons meer van God bemerken. En dat deel van God, dat wij in de wereld rond ons bemerken, zal voor ons logischerwijze een soort uitbreiding van ons eigen wezen worden. Het is de Kracht, die in ons leeft en buiten ons bestaat. Ons bewustzijn, dat tot erkenning in het ik kan komen, kan komen tot een erkenning buiten het ik en vanuit het ik strevende zich dus uitdrukken in het totaal van het erkende.

Het is een probleem, dat je juist langs deze weg het gemakkelijkst benadert, m.i.. Want het mysticisme is allemaal heel mooi en heel goed, maar wanneer het geen handen en voeten heeft, wanneer we er geen regels voor kunnen vinden, heeft het weinig te betekenen. Dan wordt het een soort wegdromen in toestanden, die wij niet kennen. Wij moet juist de gedroomde toestand a.h.w., kunnen verwerkelijken.

Nu blijkt mij, dat Jezus kan terugkeren op deze wereld. Niet alleen na zijn herrijzenis, maar ook na zijn verheerlijking. D.w.z. na Jezus hemelvaart, zoals men dat noemt, is de figuur Jezus meerdere malen op aarde terug geweest. Hij heeft daar contact opgenomen met mensen en was in die tijd ook bevoertuigd als mens. Hieruit blijkt ons weer. De kracht, die een is met het Grote, kan uit het grote op elk gewenst moment weer als individu gerealiseerd worden.

Niet alleen zijnde zichzelf, maar een beperkte verbeelding van de Grote Kracht, waarvan hij deel is.

Nu heb ik zo-even al opgemerkt. Er zijn onder ons en onder de mensheid velen, die al deel uitmaken van zo’n groter geheel. Je bent gebonden en je weet niet hoe. De een is misschien een naam of een voorstelling van een wereld, een ander met een geloof of een gedeelde ervaring in een verleden. Eenheid ontstaat. Die wordt steeds verder opgebouwd. Naarmate deze eenheid door ons bewuster beleefd wordt, actiever wordt uitgedrukt, zal deze eenheid in ons leven een groter betekenis krijgen en dus de ego waarde verminderen in onze eigen ogen.

Want het ik, dat wij waarderen, wordt overgewaardeerd, omdat er geen kennis van de omgeving bestaat.

Het is, alsof er een klein raadje in een groot uurwerk zegt “Ik ben het, waarop het uurwerk draait.” Wanneer het echter begrijpt “Ik ben deel van een functioneel geheel en heb daarin mijn bepaalde plaats en functie. maar hot geheel is de werkelijkheid en niet het deel, dat ik ben op zichzelf, want zonder, het geheel heb ik geen betekenis”, dan kom je hier in een geheel andere verhouding. Dan wordt het ik teruggebracht tot zijn ware betekenis en dan wordt het ik nu een uitdrukking van een noodzakelijk streven i.p.v., een laten we zeggen een poging om het Al rond ons te beheersen.

Jezus zelve heeft eens tot Johannes gezegd “Ik breng u de strijd. Niet omdat de strijd uit mij geboren wordt, maar omdat gij mij niet zult kunnen aanvaarden zonder uzelf te verwerpen.

En dit zal u strijd kosten.” Hij bedoel de daarmede: Het inzicht, dat jullie van jezelf hebt, de gedachten omtrent je eigen persoonlijkheid en de belangrijkheid daarvan, je vasthouden aan meningen, dat zal je strijd kosten. Want slechts degenen, die met mij een kunnen zijn en daardoor los met de groep en met de Vader, zullen in deze eenheid de strijd overwinnen en de vrede kunnen vinden. “Het individu overwinnen” was ook Jezus leerstelling het gewinnen van de eenheid was het doel van zijn leven.

Nu zijn er een paar kleine, maar voor mij niet onbelangrijke punten, die ik in verband met het paasgebeuren nog even wil belichten, ofschoon ze niet geheel met het onderwerp in verband staan.

In de eerste plaats: Jezus wordt voor het Sanhedrin gevoerd. Hij geeft slechts eenmaal antwoord. Waarom gaf Jezus slechts eenmaal antwoord.? Omdat de vragen niet van belang waren. Slechts een bevestiging van zijn eigen wezen, van de kracht, waartoe hij behoorde, was noodzakelijk ‘ Zijt gij de zoon van God?’ Antwoord “Gij zegt het,” Een zeer diplomatiek antwoord. Niet “Ik ben het.”, maar “Gij zegt het.” Maar: Ik aanvaard deze waarheid voor mijzelf en gij spreekt ze uit, maar aanvaart ze niet.

Hij zwijgt ook tegen Pilatus. Zeer opmerkelijk, omdat Jezus zeker Pilatus had kunnen beheersen en overwinnen. Wanneer hij gesproken had, was Pilatus’ oordeel waarschijnlijk anders uitgevallen Toch spreekt hij niet. Waarom? Een verschil tussen de groep, waartoe hij beheert en datgene waarvan Pilatus deel is.

Een zeer interessant onderwerp. Hij spreekt niet, omdat hij met dit spreken iets in de wereld zou moeten erkennen, dat niet behoort tot zijn eigen wezen en eenheid.

Verder: Jezus verwijt niemand iets, noch de soldaten, noch Herodus. Hij kan niet verwijten, want als deel van de eenheid is het immers de noodzakelijke functie in het Al, die hij vervult.

Mag hij zich beklagen, omdat hij een noodzaak vervult, die in zijn wezen is ingelegd? Neen.

Jezus heeft geen recht tot klagen, nu hij eenmaal zijn plaats in het bestel van het Al heeft geaccepteerd.

Jezus wordt te pronk gezet. Het bekende “Ecce Homo”, zie de mens. Men kiest Barabas. Wat blijkt daaruit? Jezus was niet een of niet meer een met het volk der Joden.

Zou deze eenheid bij hem bestaan hebben, dan zou hij ongetwijfeld op het volk der Joden een beroep hebben gedaan. Het feit, dat hij dit niet deed, ofschoon de mogelijkheid er was, bewijst voor mij, dat de eenheid, waarvan Jezus deel uitmaakt, zeker niet te beperken is tot een bepaald volk of een bepaald ras. Hij kon noch behoren tot de Romeinen, noch tot de Joden. Hij moest behoren tot een andere groepering. Waar echter vele groeperingen daar tezamen geschoold waren, al was het alleen maar om het oproer te zien, mogen wij ook verder aannemen, dat bepaalde Arabische stammen en bepaalde Grieken evenmin iets te zeggen hadden aan Jezus als Romeinen en anderen.

De conclusie, die ik hieruit trek, is, dat Jezus niet behoorde tot een groep of een eenheid, die een bepaald ras, een bepaald volk of zelfs een bepaalde ster vertegenwoordigde, maar van een kosmisch geheel. Dit wordt nog sterker benadrukt door het feit, dat Jezus, die niet spreekt tot degenen, die hem lijden aandoen, die ook vriendelijkheden afwijst en pogingen om hem te redden, wel spreekt tot sommige mensen. Hij doet dit o.a. op zijn kruisweg. Verder spreekt hij van het kruis tot velen, maar eigenaardig genoeg zal hij het woord slechts speciaal richten tot degenen, die reeds met hem een zekere eenheid bezitten.

Conclusie: Jezus als deel van de grote eenheid kan niet meer buiten deze grote eenheid iets erkennen. De consequentie voor ons Jezus komt niet tot ons. Wij moeten tot hem gaan. Of algemener uitgedrukt: de groep, waarvan hij deel is, en de God, die zich daardoor uit, zijn door ons eigen streven voor ons wel te bereiken. Maar eerst zullen wik het contact moeten vinden, voordat de openbaring in ons mogelijk wordt.

Heeft u bij het lezen. van die verhalen nooit deze consequenties daaruit durven en kunnen trekken? Het is maar een vraag.

Dan heb ik ook een paar laatste pijlen op mijn boog.

Indien dergelijke eenheden en groepen bestaan, is het logisch aan te nemen dat ieder, die tot zo’n groep behoort, beschikt over zoveel van het totaal vermogen, bewustzijn en weten van die groep, als hij in zichzelf kan dragen. Dat is belangrijker voor ons, dan u misschien denkt.

Wij vormen hier een groep, de Orde der Verdraagzamen. Deze groep kan in u precies zoveel werken, als in uw eigen ik kan opgaan in de groep. Het vermogen van de groep is betrekkelijk hoog. Dat komt, doordat de groep dus een eenheid bereikt, die steeds intenser wordt.

Er wordt gesproken over contact en samenwerken met andere groepen bij ons. Hieruit blijkt, dat er nog verdeeldheid bestaat. Eerst wanneer wij de eenheid met die andere groepen evenzeer bereikt hebben, zal ons vermogen tot hoger geestelijk stijgen of groter geestelijk bewustzijn nog sterker worden. Er blijft ons dan echter de vraag, of de uiting op uw vlak nog mogelijk zou zijn. Theoretisch is dat mogelijk, maar in de praktijk staan er belemmeringen van de vorm.

Wanneer ons bewustzijn zo groot wordt, dat het zich onttrekt aan het kennen en weten van deze wereld, is een uiting op deze wereld nutteloos. Het geheel zal zich daar dus niet meer kunnen uiten of slechts zeer gedeeltelijk. Wanneer echter een uiting dan plaats moet vinden, zal deze te alle tijde de vorm krijgen van een openbaring, waar de grondregels niet kunnen worden geleerd, doch slechts de methode om een contact met de groep te bereiken, waardoor de grondregels te verwerken zijn.

Dan kan men geen goed christen zijn, tenzij men eerst in het christendom heeft leren streven naar een contact met de kern daarvan, de groep, waarvan het een exponent is. Eerst wanneer men dit bereikt heeft, zal men Christen zijn en niet voordien. Zoals bij ons dus ook geldt: Men zal eerst verdraagzaam moeten zijn in feite en moeten voldoen aan hetgeen de kern inhoud van onze groep is, voordat een werkelijk contact tussen u en ons mogelijk wordt. Naarmate dit contact meer mogelijk wordt, zult u meer van de groep weten, maar gelijktijdig meer in de groep opgaan.

Dan blijkt uit het bestaan van onze groep naast de kerngroepen van christendom e.d., dat vele groepen, die eenzelfde God bereiken, in het begin van hun weg aanmerkelijk verschillen.

Wanneer deze verschillen zo aanmerkelijk groot zijn als bv. tussen de huidige dogmatische opvatting, van het christendom en onze opvatting van absoluut dogmavrij bewustzijn, dan moet hieruit worden geconcludeerd, dat dus de groepen, de grote entiteiten, gevormd uit de vele individuen, de wortels zijn van de levensboom, die reikt tot in de werkelijke hemel. D.w.z. tot de werkelijk allerhoogste Kracht, die er bestaat.

o-o-o-o-o

De leerstellingen van Augustinus, de kerkvader. 

Er zijn veel mogelijkheden om tot God te komen. Maar er bestaan nu eenmaal regelen, die wij allen daarvoor kunnen gebruiken. Want er zijn wijsheden, die voor ons bakens zijn op de weg naar de eeuwigheid. Een van de grootste bakens vind ik: De leerstellingen van Augustinus, de kerkvader.

 Nauwelijks is de mens geboren of hij leert te haten en te begeren. Nauwelijks leert de mens te dromen, of zijn droom is vervuld van hetgeen de werkelijkheid hem ontzegt. Nauwelijks dreigt de mens te sterven, of hij heet het leven dierbaar. Nauwelijks sterft de mens of hij noemt het leven van generlei waarde. Een hele levensgang.

Leven is zoeken naar eeuwigheid. Eeuwigheid is zoeken naar leven.

Want geen werkelijk bestaan kan zonder de voortduring betekenis gewinnen. Maar geen voortdurend bestaan heeft waarde, wanneer het bewustzijn, dat het leven uitmaakt, zich daarin niet openbaart. En zo zijn alle verschijnselen van alle werelden voortdurend voor ons de mogelijkheid om in de eeuwigheid te bestaan, zelfs al zijn we gebonden aan tijd.

Nauwelijks is het kind geboren of het leert te haten en te begeren. Dat is begrijpelijk. Verworpen uit de warme beschutting van de moeder wordt het kind aangevallen door de onbekende verschijnselen van de wereld, die eerst vaag en dan scherper en scherper zich aftekenen. Een kleine wereld, waarin de tijd onnoemelijk snel gaat. Een wereld, waarin de haat zich uit in het geërgerd gehuil van de baby. En een begeren, dat bij gebrek aan beter dezelfde uiting vraagt.

Wonderlijke mens, die zo begint. Want met het haten en het begeren samen heeft hij reeds in de eerste weken van zijn menselijk leventje alles omschreven, wat het menszijn inhoudt.

Verder leven is alleen maar steeds weer variaties brengen op hetzelfde thema. En elke variatie is uiteindelijk niets meer dan een terugkeer tot de kern. Dus ook tot het kind, dat wij eens waren en dat, wat wij waren, voor wij als kind de wereld betraden.

Augustinus leert ons, dat deze dingen natuurlijk zijn. Maar hij voegt er aan toe: “De natuur in ons is de vijand van God.” Hoe kan dat? Kan Gods schepping de vijand zijn van God? Voor ons wel. Want op het ogenblik, dat wij de schepping belangrijk zien en niet de Kracht, die in haar leeft en beweegt, zullen de uiterlijkheden ons van de kern verwijderen, ons terug dwingen in een onbewust zijn en daardoor het onmogelijk maken het doel van het leven te vervullen.

Vandaar dat het begrip van reïncarnatie bv. voor mij aanvaardbaar is geworden, ofschoon ik het eens heb verworpen.

Het leven zelf kan in zeer korte tijd soms wonderdadige dingen geven. Het kan ons leren één te zijn met God en de wereld, of indien u het anders wilt zeggen: precies zo te leven als noodzakelijk is voor ons eigen wezen. Kunnen wij dat, dan is één leven meer dan voldoende.

Dan kan een kort ogenblik in de stof meer betekenen dan duizenden levens van anderen.

Maar er zijn nu eenmaal vijanden bij ons. Vijanden, die in onszelf schuilen. Want wij proberen vaak voor onszelf te redeneren. En dan zeggen wij bv. “Kwaad is relatief.” We bedoelen daarmee “Alles is goed, wanneer je het maar goed bedoelt.” Maar dat is zeer algemeen. Want onze omgeving, onze wereld, bouwt voor ons de begrippen goed en kwaad op. Zo woeden goed en kwaad door onze wereld, door onze omgeving, evenzeer bepaald als door ons eigen ervaren ervan. Naarmate wijzelf leren meer bij anderen te veroordelen en te beoordelen, zullen wij voor onszelf groter mogelijkheid tot kwaad scheppen.

Kwaad is volgens Augustinus “Een verwerpen van de wetten, die wij erkennen als de wetten Gods, waardoor wij onszelf verwijderen van God, om niet gewraakt te worden in onze daden.”

Hij is nuchter, heel nuchter voor een kerkvader. Hij zegt het heel eenvoudig. Wanneer je kwaad doet, verwijder je je van God, omdat het herkennen van het kwaad betekent een erkennen van je eigen minderwaardigheid. En zo gaat hij verder “Zo zullen zij God, het meest haten, die het meest van eigen onwaardigheid overtuigd zijn.”

Dat is veelbetekenend. Er zijn veel mensen, die zeggen, dat zij weinig te betekenen hebben en dat alleen God voor hen alles is. Maar dat zijn dan mensen, die van hun eigen waardigheid wel zeer overtuigd zijn, want anders kunnen zij dat niet zo zeggen. Ik meen dan ook werkelijk, dat het goed is, wanneer we voor u proberen om die zaak recht te zetten.

Alle dingen zijn in principe geoorloofd, zegt men, omdat zij uit God ontstaan niet slecht kunnen zijn in God. Maar wie in God het goede doet, zal slechts handelen volgens Gods wil, zoals die geuit wordt in hem. Dat kan soms kwaad zijn volgens de mensen. Heeft men onze Meester niet voorgeworpen, dat hij de tempel wilde vernietigen? Zo zal het goede ongetwijfeld vaak kwaad genoemd worden.

Maar zal het kwade ook altijd goed kunnen zijn? Voor ons niet. Elke realisatie van iets als niet aanvaardbaar, elk weten omtrent overdrijving, omtrent afwijken van de redelijke normen, is kwaad. Niet omdat het voor de wereld kwaad is of voor een ander, maar omdat wij hierdoor voor onszelf onvolkomenheid erkennen.

Je moogt rustig weten, dat je zelf niets bent, maar dan moet je gelijk weten, dat met God je alles bent. Wie dit weet heeft de volle bewustwording doorgemaakt en kent alle wijsheid.

Ik geloof, dat ik u te veel bekende dingen voorhoud. Maar misschien zijn er een paar punten bij, die al zijn ze bekend toch niet voldoende de aandacht krijgen. Want wij zeggen “God is liefde”, en wij erkennen zijn liefde niet in al hetgeen voor ons werkelijkheid is. Wanneer wij zeggen “God is liefde” en ons verzetten tegen Zijn raadsbesluiten, wanneer dus ons eigen pogen faalt, dan hebben we daarmede God en Zijn liefde verworpen, ook al zeggen we duizend keer dat God liefde is.

Wanneer we zeggen, dat iets een gebrek is, dat ons werd gegeven. dan geven wij toe, dat de Schepper dus volgens ons onjuist heeft gehandeld. Dan kunnen we nooit een en met hem zijn en niet volledig. Elke aanvaarding moet een volledige aanvaarding zijn en elke volledige aanvaarding brengt met zich een volledig werken in God.

Nu hebben wij allen onze eigen gewoonten en eigen eigenaardigheden. Wat dat betreft heb ik nog nooit een mens gezien, die in de ogen van anderen niet eigenaardig was. Ik heb mezelf nog nooit kunnen zien als iets, dat normaal was in de algemeen aanvaarde normen en termen.

Maar toch ben ik normaal, want ik geloof niet alleen in de liefde Gods, maar ik tracht ook deel te zijn van de liefde Gods. Ik mag misschien dwaas en behoudzuchtig lijken, maar ik heb de uiterlijkheid gemaakt tot drager van de innerlijke vorm, het innerlijk weten, het innerlijk beleven. En dat is het belangrijke.

Er is geen werkelijkheid en geen weg tot werkelijkheid dan de weg, die voert over onze aanvaarding van onszelf. Elke mens, die zich goden bouwt en goden schept, tracht zichzelf te vervullen in zijn scheppingen. Wie zich vervult in zijn scheppingen en zich niet bewust is met zijn eenheid daarmede, blijft afgezonderd van de werkelijkheid. Maar wie weet, dat zijn scheppingen en zijn ik één zijn en onverbrekelijk verbonden, zal in de schepping vinden de uitdrukking van zijn eigen wezen. Zoals naar mijn geloof de Schepper Zelf geschapen heeft en Zijn wezen heeft uitgedrukt in de Schepping, om voor Zichzelf volledig en volmaakt te kunnen zijn.

Er zijn vele krachten in de wereld die u niet begrijpt. Er zijn vele dingen waar u aan twijfelt. Er zijn vele waarden in uw wezen, waarvan u zich niet bewust bent. Maar al deze dingen worden opgeheven, wanneer ge leert uzelf te aanvaarden als een perfect deel in een perfecte schepping. Wanneer ge leert de tekorten, die ge meent te veronderstellen bij het ik, op te vangen, door te geloven, intens en oprecht, dat er krachten zijn, die ze aanvullen.

Maar ja, voor we zover zijn, zal het nog wel even duren. En daarom nog één citaat: “Jezus is ons voorgegaan op een weg, die wij allen kunnen volgen. Maar de weg leidt tot God en Gods rijk ligt in ons. Zo is de weg van Jezus de weg, die roert naar ons hart.” Dat heeft men hem verweten en men heeft gezegd dat dat ketterij was. Maar hij had gelijk. Want niets, mijne vrienden, werkelijk niets kan betekenis gewinnen, tenzij het in ons leeft. We kunnen niet zeggen “Hij is de weg en de waarheid” en hij leeft buiten ons. Alleen “Hij is de weg en de waarheid, omdat hij in ons leeft en ons de waarheid toont over ons leven en ons wezen.”

Zo is het begin en het einde van alle bewustwording steeds weer’ Zelfkennis. Doordringen tot jezelf, tot je eigen wezen en weten. Wie zichzelf waarlijk kent, kent God. Wie God kent, weet, dat er in hem niets verborgen is.

o-o-o-o-o

De groepen en groeperingen in de sferen.

Ik zal trachten u althans een zeer klein beeld te geven van wat er in uw wereld en buiten uw wereld bestaat.

Men heeft wel eens gezegd “Wanneer de rijst wordt geplant, dan lijkt het, of de waterspiegel slechts hier en daar gebroken wordt door een kleine punt groen. Maar is de rijst rijp, dan is het een veld, dat in zichzelf een golvende zee wordt.”

Zo is het met de groepen in de geest. Wie aankomt in onze wereld en zoekt naar groepen en groeperingen, die lijkt het, of er praktisch geen binding bestaat. Je maakt kennis met individu na individu en al deze persoonlijkheden ziet men afzonderlijk. Maar men wordt gevat door een bepaalde gang van gedachten en daarin ziet men dan plotseling meer eenheid. Men voelt dat er een band bestaat, die men nog niet kent. En langzaam maar zeker groeit men daar naar toe, totdat men deel heeft aan een soort gezamenlijk denken.

Wanneer je nu een groep gevonden hebt, dan meen je een tijdlang, dat dit de enige groep is. Doch langzaam maar zeker ontdek je, dat er naast deze groep vele andere groepen bestaan. Je leert eerst veel later begrijpen, waarin de verschillen gelegen zijn. Voor mij persoonlijk heeft het lange tijd geduurd, voordat ik in staat was de verschillen werkelijk af te meten en af te lezen.

Maar zoals het mij thans schijnt, ligt het verschil tussen de groepen in de grondslag van de gedachten, die men aanneemt. Een groep als de onze, die zegt vrij te zijn van dogma, kent minder dogma’s dan menige andere groep, maar zij heeft ook haar eigen vaste stellingen, waarop zij zich baseert. Dit lijkt mij vanuit dit standpunt een noodzaak, zodat wij daaraan niet kunnen ontkomen. Dan kunnen wij de groepen in de geest in de eerste plaats onderscheiden in geloofsgroepen. D.w.z. de stellingen, die zij aanvaarden, zijn bepalend voor hun wezen en voor de soort van de groep, die wordt opgebouwd. Naarmate in dergelijke groepen de ik-heid van sommige personen sterker naar voren komt, zal de groei kleiner zijn en haar optreden over het algemeen dogmatischer. Naarmate de groep groter en hoger is, zal zij over het, algemeen minder dogmatisch optreden, maar ze zal toch evenzeer op haar grondstellingen blijven baseren.

De kleinere groepering is aan groepering, die meent alles te weten, alles te mogen zeggen, alles te kunnen dicteren. Deze kleine groeperingen vervreemden, zich daardoor van de grotere groepen en leiden een afzonderlijk bestaan. Van deze groepen zijner ongeteld vele. Dan kennen wij de grotere groeperingen, waartoe ook onze Orde o.a. behoort. Deze groeperingen hebben een bepaald streven. Zij kunnen, doordat dit streven betrekkelijk algemeen gesteld is, zeer veel opnemen, zodat hun weten en hun kracht ongetwijfeld vaak groter is dan van de zo-even genoemde kleine groepen Toch zullen deze groepen, juist doordat zij bepaalde stelregels huldigen en niet geneigd zijn daarnaast andere stelregels op te nemen, (als redelijk aan te nemen ook) vaak nog vervreemd blijven van groepen, die verder praktisch parallel werken.

Van dit soort groepen zijn er nog zeer vele. Maar was het eerste aantal praktisch ontelbaar, hiervan kunnen wij de grootheid bepalen op enkele honderdduizenden op Uw wereld. Dus groepen, op Uw wereld werkzaam. Deze groepen hebben verschillende werkwijzen en ook daaraan kunnen wij ze onderscheiden. Er zijn er, die zich uitsluitend tot inspiratief werk beperken. Er zijn er, die hun bezigheid zoeken in het bevorderen van technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Er zijn groepen die zich speciaal werpen op het verdrijven van lijden bij de mensheid. Daarnaast kennen wij verschillende soorten van docerende groepen en demonstrerende groepen. Al deze groepen zullen op hun wijze een goed doel nastreven, mits zij natuurlijk in een lichte wereld staan.

In de lichte wereld zijn de groepen over het algemeen zeer homogeen, dus vele daarin eenmaal is opgenomen, hoort er ook werkelijk bij, verbreekt niet snel de banden er mee, men leeft daarin en daarmee.

In de lagere sferen, de duistere sferen is een dergelijke organisatie meestal een kwestie van ogenblikken. Voor een bepaalde gelegenheid wordt een zekert macht gegroepeerd, die zeer snel daarna weer uiteenvalt in persoonlijkheden. die onderling strijden.

Nu heeft de ontwikkeling van onze eigen groep verder aangetoonde dat je niet met de uiting, dus met de methode van werken op zichzelf, maar wel met een soort gezamenlijke politiek kunt komen tot een samenwerking op hoger niveau. Dit geldt bv. op het ogenblik voor onze groep en sedert enkele jaren voor ruim 70 á 80 andere groepen. Wij zijn daarmede nog een kleine groep, ondanks deze verrijking. Wij behoren nog niet tot de grote wereld-orden, maar wij hebben ons wel aangesloten met deze andere groepen bij een dergelijke grote groepering, een wereldorde.

Zo’n wereld orde moet u zien als iets, dat veel maar sferen omvat dan onze groep omvatten kan en opgebouwd is uit hogere krachten, die ook via verschillende groepen als de onze, hun werk op aarde verrichten, maar daarnaast ook op andere wijze kunnen optraden. Van deze grote groepen zijn er voor uw wereld maar heel weinig. Ik heb er tot nu toe nog maar negen geteld. Deze grote groepen zullen ongetwijfeld ofschoon ik het niet met zekerheid kan zeggen ook waar tot een onderlinge samenwerking zijn gekomen. Zodat wij zouden kunnen zeggen, dat er sprake is van een soort geestelijk bestuur, dat in verschillende groepen uiteenvallend, naar gelang neiging, doel, weten en overtuiging van de verschillende entiteiten een apart werkzaam zijn voor ieder mogelijk maakt en gelijktijdig toch aan zekere eenheid waarborgt.

Om enkele verschillende groepen voor u te noemen, althans indien u daar prijs op stelt. Onze eigen groep, zeggende niet dogmatisch te zijn, baseert zich op filosofie, wetenschap en bepaalde vaststaande geloofspunten.

Daarnaast Christelijke groepen als o.a. de Kruisbroeders, de broeders van de Witte Bloem, van de Lichtende Ster, over het algemeen groeperingen, die zich op sterker geloofsvorm baseren, en wier werken met het onze ongeveer parallel loopt. Vandaar dat bij ons met deze groepen een uitwisseling van sprekers en krachten mogelijk is.

Dan kennen we b.v. de Orde van de Healers, de genezers. Deze groepering onderscheidt zich van de onze zeer sterk door een zekere uniformiteit van uitdrukking. Wanneer zij zich openbaren, zullen zij meestal zichtbaar zijn als gehuld in een pij. Deze pij varieert van grauw tot lichtend wit. Ze zijn a.h.w. de graden van bewustzijn, die men daar van de leden afzonderlijk kan aflezen.

Deze groepering stelt zich ten doel: het genezen in de eerste plaats van geestelijke, in de tweede plaats van stoffelijke kwalen, waarbij men zowel werkt op de wereld der mensen als in de lagere sferen.

Dan kennen wij de z.g. Grootorde van Gidsen. De Grootorde van Gidsen is een zeer eigenaardige groep, die zeer heterogeen is samengesteld. Daaronder vallen o.a. entiteiten uit een bepaalde periode en een bepaald ras, die zich bezighouden met geestelijke genezing daarnaast materialisaties en dergelijke manifestaties.

Een tweede deel van deze groep houdt zich bezig met optreden in lagere sferen, waar bijzondere effecten worden veroorzaakt, om zo de daar aanwezigen vatbaar te maken voor krachten uit hoger sfeer.

Verder zal deze groep meestal enkele of meer gidsen, (geleidegeesten zoudt u kunnen zeggen in dit bijzondere geval) beschikbaar stellen, wanneer iemand overgaat, die op de grens staat tussen bewustzijn en onbewustzijn. Zij doen alle pogingen om zo iemand tot een wereldaanvaarding in het licht te brengen.

Dan kennen we verder de Orde van de Tempel (niet een tempel, zoals men hier op aarde een groep heeft). Deze Orde van de Tempel wordt gekenmerkt, doordat haar plaats van samenkomst zich aan de aardse bezoekers meestal voordoet als een cirkelvormige ruimte, omringd door hoge pilaren waartussen smalle vensters, een oosterse bank met bekleding daar langs heen en een vloer van grote blokken, waarop eventueel wel gebedskleedjes liggen. Zij is dus genoemd naar deze plaats waar men zich samen denkt.

Deze groep beperkt zich vaak tot het geven van leiding aan bijzondere individuen en het opleiden van mediums, genezers, predikers en kunstenaars, om aan hun werk een zekere geestelijke inhoud te geven. Daarnaast ze staan hoger dan zeer velen van onze eigen groep

zullen ze onderricht geven aan diegenen uit de geest, die daarvoor in aanmerking komen.

Dan kennen we de z.g. Moedergroep. De Moedergroep heeft een ietwat vrouwelijke inslag en beperkt zich over het algemeen tot het opvangen van geesten, die nog een kindsheid willen simuleren in de geest, het hen mogelijk makend daar door te gaan.

Ik heb u nu zo verschillende voorbeelden gegeven. U kunt nu misschien begrijpen, dat voor elke groep een afzonderlijke taak zeker mogelijk is.

Zo zijn er ook nog de Broeders van het Licht, die wel speciaal studeren op esoterisch terrein.

We kennen ook de z.g. Kerkorden, die zich speciaal ten doel stellen in de z. g. “duistere hemelen” (dus hemelsferen, die gefantaseerd zijn, maar waarin men toch tezamen komt) te bezoeken en daar vaak hetzij zich manifesterend als engelen, soms zelfs als de lichtende figuur, die men daar dan neemt als God trachten om deze aanwezigen te bewegen zich buiten hun zelf geschapen stramme en vervelende zaligheid te begeven en deel te hebben aan het werkelijke leven.

Dan wil ik graag van mijzelf uit nog een paar kleine, onbetekenende gezegden ten beste geven. “Wie zijn jas opent, wanneer de storm waait, wordt gedreven waar hij niet wil gaan.” Een zeer aardse en simpele zegswijze, maar toch is zij duidelijk.

Wie zichzelf openstelt voor invloeden, die hij niet beheersen kan, zal niet in staat zijn te bepalen, welke wegen hijzelf gaat. Daarom is het noodzakelijk dat men zich zo veel mogelijk beschermt tegen alle geweld, dat buiten optreedt en leert slechts dat te gebruiken, wat in overeenstemming is met het eigen streven.

Ook zegt men: “Wanneer twee oude vrouwen praten, zeggen zij meer dwaasheid dan alle dwazen, en meer wijsheid dan alle wijzen, maar zij zijn zich van beide niet bewust.” Ook weer een gezegde, dat inhoud heeft. Want wanneer u veel spreekt, wanneer u gaarne argumenteert, dan zult u zeker vaak een wijsheid spreken, maar u zult zelf niet weten, dat het een wijsheid is of waarom. Aan de andere kant zult gij vaak menen wijsheid te spreken, terwijl wat ge zegt waanzin is. Het is daarom verstandig, dat een ieder zich gedraagt, zoals het heet, als een eerste zoon, die zijn vader eerbiedigt. Want de eerste zoon, die zijn vader eerbiedigt, zwijgt, tot de vader het woord tot hem richt. Zo hij tot hem spreekt, vraagt hij eerst of hij spreken mag. Wie zelf steeds vraagt aan de kracht, die in hem woont “Mag ik hier spreken?” en dan aan die kracht, steeds vraagt “Heb ik goed gesproken?”, die zal zeker wijsheid spreken, wanneer het nodig is. maar vooral zwijgen als het niet nodig is te spreken. En dit is zeer belangrijk.

Dan nog een voor u misschien wat vreemd gezegde “Wie de vreugde niet kent van de wijn en het theehuis, wie nooit een pijp heeft gerookt of een vrouw hartstochtelijk heeft liefgehad, weet niet, wat leven is.” Ook hier is weer waarheid in. Wanneer wij het overbrengen op een ander plan, dan kunnen wij lezen: Hier op deze wereld zijn bepaalde dingen gegeven om beleefd te worden. Wanneer men die beleeft binnen de perken van eigen mogelijkheid, binnen de perken van eigen geweten, heeft men werkelijk geleefd. Maar wie zich afzijdig houdt van deze dingen, terwijl ze hem als mogelijkheden zijn geboden, die loopt gevaar dat zijn leven voorbij gaat zonder leven geweest te zijn.

Zo zegt men bij ons ook: “Wanneer het lijden komt, komt de arts. Wanneer de arts komt, komt de priester. Wanneer de priester komt, komt de dood.” Waarschijnlijk lijkt u ook dit een lichtzinnige toespeling, maar zij is waar. Want wanneer wij lijden, zijn wij in verzet tegen de wereld. Verzet tegen de wereld schept innerlijk disharmonie de elementen worden tegen elkaar verstoord. En zo roept men iemand, die u genezen kan. Maar wanneer de genezer slechts stoffelijk kan genezen, is hij machteloos. Zo komt de priester, die echter slechts geestelijk kan genezen. Zo blijft er slechts een over, die waarlijk genezing kan geven de dood. Want de dood is een uitblussing van een bestaande wereld en het daarvoor geven van een nieuwe.

Toch zegt men: “Wie op het feest der lichten een lantaarn wil ontsteken, werpe niet de oude weg, voor hij het geld heeft gevonden voor een nieuwe, betere te kopen.” Zo geldt het ook voor uw wereld en uw geloof. Het is goed, om alle dingen, die oud zijn te vernieuwen. Maar een vernieuwing mag eerst dan geschieden, wanneer men de zekerheid heeft, dat het nieuwe beter zal zijn dan het oude.

Of zoals een wijs mandarijn eens zeide “Ik heb drie kisten gekocht voor mijzelf, want ik weet niet, hoe vaak de armoede mij bezoekt. Dan zal ik misschien een kist verkopen en zeggen “Ik heb er twee.” Ik zal misschien twee kisten verkopen en zeggen “Ik heb er een.” Maar wanneer de armoede mij noopt tweemaal mijn laatste rustplaats te verkopen, zo zal mij geen kracht overblijven om dit aan de derde ook te doen.”

Hij bedoelde daarmee te zeggen: Slechts degene, die drie wegen en drie mogelijkheden heeft, kan zeker zijn, dat een van die wegen en mogelijkheden openblijft. Want niemand is meester over zijn lot. Maar wie vele zekerheden voor zichzelf schept, zal altijd nog een uitweg behouden, waardoor uiteindelijk het doel, vervuld wordt.

Dit is schijnbaar in tegenstelling met de Christelijke leer. Deze zegt immers “Gij zult niets bezitten dan wat ge nodig hebt voor dit ogenblik, voor dit uur.” Maar deze mandarijn meende ook niet, dat men deze dingen moest bezitten om ze te behouden, maar dat men ze moest bezitten om ze te kunnen geven.

Zo bestaat er een verhaal over de z.g. witte mens, die in de bergen leefde. Deze witte mens was een zeer zonderling en magisch begaafd wezen. Dat wezen nu had grote rijkdommen tezamen geroofd en gebracht in een beschutte tuin boven op een berg. En niemand kon dit rijk betreden. Tot een groot mandarijn binnentrad en zeggende “Heer, beschouw mij als uw gast.”

De witte mens moest dit aanvaarden, want wie gastrecht vraagt, kan men niet weigeren. En toen hij gast was en als gast werd aanvaard zei hij “Heer, ik zie zoveel onrecht, dat ik de dood mij voel naderen.”

Toen vroeg de gastheer “Welk onrecht aanschouwt gij?” Hij zei “Veel hier is, geroofd en is geen eigendom.”

Daarop zei de gastheer “Vriend veel zal ik u geven, wanneer gij heengaat,”

Maar de mandarijn zei “Ben ik niet uw gast?” En hij bleef. Door de vrees, dat zijn gast zich zou doden, over het onrecht, dat hij bij hem aanschouwde, gaf de witte mens alles terug.

De leer voor ons is duidelijk. Wij kunnen alle onrecht ongedaan maken, wanneer wij de moed hebben het onrecht steeds in de ogen te zien, ondanks de consequenties, die daaraan verbonden zijn. Kunnen wij dit, dan is het bezit of niet-bezit voor ons niet meer zo belangrijk.

Belangrijk is, dat wij zien als recht zegeviert.

Maar laat ik u niet al te veel vervelen met mijn oude verhaaltjes uit tijden die tot u misschien weinig meer zeggen. Ik wil nog slechts een klein verhaal aanhalen.

“Een man zag een kever met een schitterend schild, maar hij droeg ballen uit mest gerold.

Toen zei hij “Hoe kan schoonheid zo met verderf samengaan.” De kever keek op en zeide: “Indien schoonheid en verderf niet samengingen, dan zou de wereld niet draaien.” Daarop zei degene, die de vraag gesteld had “Gij kunt spreken?” De kever zei “Ja, waarom zou ik niet spreken. Want ziet, de nederigheid van mijn taak heeft mij gemaakt tot een, die hoger staat dan gij.” En zich ontdoende van zijn schild, was het een hemeling, die een nederige taak op aarde vervulde om zo de mensen te brengen tot de mogelijkheid eens een dergelijke taak te aanvaarden.”

Zo, mijne vrienden, zullen er ongetwijfeld vele krachten zijn, waarvan wij denken, dat zij minderwaardig zijn of onbetekenend. Maar die uit hoge kracht geboren ons trachten te dienen, opdat wij zullen leren in het dienen de hoogheid te verwerven, die zij reeds de hunnen noemen.

Maar denk niet, dat ik met deze gelijkenis mijzelf heb bedoeld. Ik ben nog als de dwaas, die praat tegen de kever. En u? U luistert naar mij. En dat geeft ons in dezen een zekere verwantschap.

 Meditatie:  Golgotha.

Een berg, klein en onbetekenend, verzadigd van het bloed der mensen.

Plaats van lijden en dood. Een ieder, die haar ziet, aarzelt en kiest vaak een ander, weg, benauwd door het lijden en de schuld, die op deze berg begaan zijn. En dan komt er een, die zonder schulden is, die die weg durft gaan. Dan staat er een kruis op Golgotha. De berg wordt verheven tot een troon, waaruit die krachten van licht uit het AL doordringen over heel de wereld.

Vreemde en zonderlinge plaats, kaal, verlaten, vol van bitterheid van lijden. Een plaats, zoals de wereld soms schijnt te zijn. Ook wij allen kennen de plaatsen in het leven, die ons tot lijden voeren. Voor ons allen doemen de, schimmen op, die ondergang schijnen te betekenen. En rond ons hangt evenals rond deze schedelplaats soms aarzelend de geur des verderfs, zodat wij ons afwenden en terugvlieden, hopende langs een andere weg ons doel te bereiken.

Daarom wordt Golgotha gevreesd. Deze berg, die het kruis draagt, een plaats die wij schuwen en ontvluchten. Want wij zien geen mogelijkheid om dit te dragen.

Maar wanneer eenmaal de tijd is gekomen, dan zullen wij willende of niet willende de weg moeten gaan. Wij zullen moeten gaan tot bovenop deze berg. Na Gethsemane komt ook voor ons Golgotha. Voor ons allen. Het ogenblik van lijden en nood, het ogenblik van ondergang.

En dan is de grote vraag: Hoe zullen wij die weg gaan? Zullen wij leren het onvermijdelijke te aanvaarden? Onze zware last te dragen tot dit oord, zonder verwijten tegen God en innig vertrouwend op de kracht, die ons geschapen heeft? Zo ja, dan wordt ook voor ons Golgotha de  plaats van verheerlijking. Dan wordt uit ons lijden licht en vrijheid geboren, nieuw inzicht en beter bestaan.

Waar zo wij vrezen. en verwerpen, zo honende trachten ons nog voor een ogenblik aan te passen bij de mensen rond ons, terwijl reeds onze kracht en ons leven vliedt, dan gaat het ons als een van hen, die met Jezus gekruisigd was.

Die vloekende stierf, gebonden in een duister, waaraan hij niet kon ontsnappen, omdat hij een wilde voelen met de wereld, en niet met de Kracht, die hem geschapen had.

Golgotha is de plaats van wroeging en van lijden. Voor een ieder komt het ogenblik van een grote proeve, komt een ogenblik van beslissing. Gelukkig degene, die dan die weg kan gaan met vertrouwen op God in zijn hart. Die lijden kan met een overgave aan het onvermijdelijke, vertrouwende dat het goed zal zijn. Aan die zal een herrijzenis gegeven worden. Voor die zal het kruis een symbool van overwinning zijn. De schedelplaats de plaats der verheerlijking.

Maar wee degene, die het lijden ontvlucht, die tracht te ontgaan langs duizend slinkse wegen.

Want wie zo gedwongen wordt tot lijden, zich wanhopig, verzettend, niet aanvaardend de goddelijke leiding en de geestelijke kracht, voor die is diezelfde plaats doem en ondergang, duisternis en verwerping.

Wij hebben het voorbeeld gehad van Jezus, die naar Golgotha ging. Hij is gegaan met meer lijden beladen, dan menig mens zich kan voorstellen. Gepijnigd met feller pijnen, dan een mens zich kan indenken. Struikelend en vallen heeft Hij zijn zware last opwaarts gesleurd. En toch was er een zekere vreugdigheid in Zijn gaan. Voor Hem was deze beslissing een noodzaak.

Ook voor ons is de beproeving en de overwinning daarvan een noodzaak. Niemand kan een volledig bewustzijn bereiken, wanneer hij zich ook niet volledig bewust is geworden van al in de wereld aan vreugde en aan lijden, aan goed en aan hetgeen hij verwerpt. Eerst wie dit alles heeft ondergaan is rijp om in te treden in nieuwe werelden, in nieuwe, lichtende sferen.

Daarom zou ik Golgotha willen samenvatten in de volgende woorden: Kale, verlaten plaats, vol van verbleekte beenderen. Plaats van angst en vervloeking, van lijden en pijn. Plaats, die ondanks zijn uiterlijk wezen een poort van beter bestaan kan zijn.

Berg van lijden, berg van streven, berg van grove werkelijkheid. Poort, benaderd vol van beven, die ontsluit een wereld buiten tijd en vol van licht.

Golgotha, berg van plicht, waar ieder eens Uw pad moet gaan, en met het kruis ‘t stervend licht van late dag moet staan, gij zijt de sleutel van het Al. Want wie u kan gaan temmen, die vindt een kracht, die nimmer meer een vorm of stof kan remmen. Die vindt een licht en werkelijkheid, die leeft door alle sfeer.

Wie, Golgotha, u overwon, keert niet ter aarde weer. Die is bevrijd en een met God tot aan ‘t eind van alle dagen, omdat hij ‘s Heren raadsbesluit ook wanneer het lijden is aanvaarden kan en dragen.

Golgotha is een sleutel. Een sleutel, die op elk leven past. En niet ieder weet haar te gebruiken.

Het is de sleutel wan lijden, die de poorten der bewustwording opent. Het is de grens van duister, die de wereld scheidt van het lichtend bestaan. Daarom, gezegend zij Golgotha, ook al staat het in ons aller leven. Ook al beperkt het zich niet tot een enkele wereld misschien, maar kan het soms lange. tijd en vele sferen voor iemand omvamen. Zonder het lijden geen bewustwording. Zonder bewustwording geen licht en geen vrijheid.

Daarom nogmaals Gezegend zij Golgotha, ons gegeven als laatste beproeving, maar ook als laatste zege. Gezegend zij Golgotha, omdat God ons hierdoor waardig maakt bewust deel te hebben aan Zijn werkelijkheid.

image_pdf