Formule – denken

image_pdf

22 juni 1962

Zelfstandig zult u na moeten denken, omdat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Mijn onderwerp is: Formule – denken.

Zeer vele mensen zullen, wanneer zij na moeten denken, zich eerst werkelijk op hun gemak voelen, wanneer zij, voor het rangschikken van hun gedachten en indrukken, een formule kunnen gebruiken. Deze formules, al zeer fraai en kort uitdrukbaar binnen meetkunde en algebra, maar vaak ook veel eenvoudiger gesteld, worden voor deze mensen dan de basis van geheel het bestaan. Zij stellen: Wanneer 100 mensen iets zeggen te willen en wij beginnen daarmee, dan zullen die 100 mensen ons daarbij steunen. Dit klopt niet, want wanneer je begint te verwerkelijken, wat de mensen willen, ontdekken zij opeens, dat zij toch liever iets anders zouden hebben, zodat je nimmer de steun krijgt, die je zou verwachten. Men zal nooit de oorzaak van een mislukking in verband brengen met de opzet, de formule, maar altijd een andere reden daarvoor zoeken.

Het is wel belangrijk na te gaan, hoe men tot deze denkmethoden komt en waar de mogelijke fouten ervan zijn gelegen. Allereerst dienen wij te stellen, dat men in het leven niet met de menselijke gedachten te maken heeft, maar met een werkelijkheid, die van die gedachten aanmerkelijk pleegt te verschillen en zich ook daarmee niet bezig houdt. In het denken van de mens kunnen vele waarden bestaan, die in de menselijke werkelijkheid niet voorkomen.

Voorbeeld: In gedachten is het stellen van een plat vlak volkomen mogelijk. Maar het is niet mogelijk te bewijzen, dat er in de wereld een werkelijk plat vlak bestaat, of zelfs maar kan bestaan. De schijn en de werkelijkheid verschillen vaak aanmerkelijk van elkaar. De aarde schijnt voor de mens een redelijk plat vlak te zijn. In de ruimte schijnen rechte lijnen mogelijk te zijn. Maar de aarde is een onregelmatige bol en de ruimte kent een afbuigingsfactor, waardoor ook daarin geen enkele werkelijk rechte lijn zal kunnen bestaan. Rechte lijnen en platte vlakken kunnen dan ook in de werkelijkheid niet ideaal bestaan, maar behoren tot de abstracties, die voor de mens alleen realiseerbaar zijn in het rijk van de gedachten.

Om het anders te stellen: De basis van alle meetkundige figuren en waarden is denkbeeldig en kan – beantwoordende aan de meetkundige regels – alleen in het rijk van de gedachten, maar niet in werkelijkheid bestaan. Toch zal de meetkundige formule, voor zover men na kan gaan, ook juist werken t.a.v. de stoffelijke werkelijkheid.

Hier komt een opvallende fout naar voren: men maakt op aarde van veel formules gebruik, die 99 van de 100 maal juist blijken. De mens is nu geneigd te stellen, dat de ene keer dat de formule niet werkt, de fout niet bij de formule zal liggen, maar aan andere, onvoorziene omstandigheden te wijten is. Indien op elke 100 keer dat ik een formule gebruik, een enkele afwijking optreedt, betekent dit in feite, dat de formule niet geheel juist is en niet werkelijk algemeen geldend kan worden genoemd.

Een ander deel van de menselijke denksystemen vormen de z.g. logische concepten. D.w.z. dat men stelt, dat een mens moet sterven, omdat een ieder nu eenmaal sterven moet, terwijl niemand ouder zal worden dan een bepaald aantal jaren, omdat dit nu eenmaal steeds weer blijkt. Is dit werkelijk zonder enige uitzondering waar? Natuurlijk kan men stellen, dat op het ogenblik van de geboorte, reeds het sterven begint. Immers zal reeds tijdens de groei een deterioratie van weefsels optreden die uiteindelijk in de dood zal resulteren. Wanneer op een bepaald ogenblik van het leven deze deterioratie van weefsels kan worden onderbroken – of zelfs stop gezet – zal er geen dood meer zijn. Is een onderbreking van het vervalproces mogelijk, dan zal een mens even gemakkelijk 90 jaren kunnen leven als 900, zelfs indien het onmogelijk blijkt dat uiteindelijk een overgaan naar een andere wereld niet geheel te overkomen is. Er zijn overigens wel gevallen, waarin mensen meerdere honderden jaren leven. Bij ons zijn gevallen van 500 tot 700 jaren bekend. Alle formules, waarmee men bv. de mogelijkheid van ouderdomsvoorziening heeft berekend, zijn dan ongeldig geworden.

Waarmee ik hoop duidelijk gemaakt te hebben, dat een formule weliswaar langere tijd – of het grootste deel van de tijd – proefondervindelijk juist kan zijn, maar dat het introduceren van een onbekende factor, die niet in de formule werd verwerkt, haar in waarde doet veranderen of zelfs geheel ongeldig kan maken. Alle abstracte berekeningen hebben hun volle waarde alleen buiten de werkelijkheid om. In de werkelijkheid blijken zij soms bruikbaar om een algemene lijn van handelen of mogelijkheden te vinden, maar zij zijn nimmer zonder meer en geheel juist.

Voorbeeld: Een mens in een auto zal sneller voorwaarts kunnen gaan dan een mens te voet. Dit klinkt logisch, maar is in wezen van de situatie, waarin men zich bewegen moet en de eigenschappen van de auto, afhankelijk. Menigeen houdt zich aan een dergelijke – schijnbaar logische – stelling, tot hij door vele ervaringen geleerd heeft dat de formule onder bepaalde omstandigheden niet meer juist is. In New York komt het tegenwoordig steeds meer voor dat in de binnenstad iemand die haast heeft zijn taxi verlaat en het laatste stuk te voet aflegt, omdat een mens te voet sneller blijkt te zijn, dan de – in vermogen veel snellere – auto. Dit betekent weer dat er altijd een element van onzekerheid optreedt zodra wij van de algemeen geldende logische regels en formules afwijken. De reiziger in New York gaat lopen, omdat hij aanneemt dat het verkeer voortdurend vast zal blijven zitten, zodat hij sneller kan lopen. Maar door omstandigheden zal soms opeens het verkeer wel sneller kunnen opschieten, zodat zijn vroegere ervaringen hem geen tijd sparen – zoals hij meende – maar tijd kosten.

Geen formule is volledig juist, wanneer zij binnen de menselijke samenleving wordt gebruikt, geen enkele logische redenering, zelfs indien zij op vele ervaringen is gebaseerd, zal volledig juist zijn. Wanneer de mens zich van de onjuistheden of onzekere elementen in zijn logica enz. bewust wordt, zal hij een keuze moeten doen uit alle mogelijkheden en/of wegen. Hierbij laat hij zich niet alleen leiden door berekeningen, maar zal hij bewust of onbewust op zijn eigen gevoelens en wensen een beroep doen.

Wat de vraag nader bepaalt tot: Waarom doet de mens een beroep op logica en formules, wanneer hij uiteindelijk toch zijn acties en handelingen, ja, zelfs zijn gebruik van formules laat bepalen door zijn gevoelens en niet door de z.g. vaste wetten en regels? De mens heeft behoefte aan een vast kader van gedachten en houdt zich in denken zowel als leven, aan bepaalde gewoontes. Hij zoekt zekerheid en veiligheid in formules, vaste wetten en regels. Hij is en blijft conservatief. De mens meent verkeerdelijk dat hij, wanneer hij nu maar vaste wetten en regels stelt, wanneer hij op een volgens hem logische wijze het optreden van onvoorziene gebeurtenissen kan voorkomen, hij volledig veilig en geborgen kan leven. Men kan alleen alle noodzakelijke maatregelen nemen, wanneer men alle mogelijk optredende omstandigheden kan voorzien.

Dit nu is niet mogelijk. Wanneer wij zoeken naar de reden van alle onzekerheden van de mens, zo zal een psycholoog stellen, dat de mens een kuddedier is, dat alleen binnen de vaste regels van wetten van de gemeenschap waarlijk zichzelf kan zijn. Naar ik meen is de voornaamste oorzaak van de behoefte aan gezelschap en regels niet gelegen in de mens en zijn stoffelijke eigenschappen, maar in zijn onbegrensd en onbeheerst voorstellingsvermogen, waardoor hij ontbrekende indrukken van zintuigen aanvult vanuit zijn eigen fantasie, omstandigheden geheel anders ziet dan zij werkelijk zijn enz..

Een goed voorbeeld hiervan is wel de proef met de mens, die in absolute stilte wordt opgesloten. Wanneer de ruimte waarin hij vertoeft ook zijn eigen geluiden en stem enigszins dempt, zal hij – naar gelang zijn persoonlijkheid – na 4 uur, 6 soms 12 uur stemmen gaan horen, aanvallen van razernij krijgen. Een mens, die 72 of meer uren in absolute stilte vertoeft, is psychisch en lichamelijk een wrak. Dit systeem wordt op het ogenblik gebruikt bij onwilligheid in een naburig, maar niet zeer bevriend oostelijk land. De oorzaak ligt kennelijk in het menselijke denken, dat geen werkelijke rust kan aanvaarden. Aan de andere kant heeft de mens een bepaalde mate van rust wel degelijk nodig, want zonder ontspanning kan de mens niet leven.

Absolute rust blijkt de innerlijke processen niet tot ontspanning te brengen. De mens heeft dit onbewust reeds lange tijd beseft en reageerde hierop door rond zich, geheel kunstmatig, starre verhoudingen op te bouwen en in zich bepaalde beperkingen van denken tot stand te brengen, waaraan hij zich als wanhopig vast pleegt te klampen, omdat deze hem een bestaan in redelijk besef mogelijk maken. Het systeemdenken en formule-denken vervangt in feite de innerlijke rust, die voort zou moeten komen uit een absolute lotsaanvaarding en een werkelijke kennis van eigen vermogens, mogelijkheden en onvermogen.

Het zal u duidelijk zijn dat de mens dan ook niet geneigd zal zijn het formule-denken te baseren op de praktijk en te binden aan de praktische mogelijkheden. Integendeel: Zolang er nog dingen zijn die hij zelf direct kan hanteren en beïnvloeden, zal hij nog wel improviseren. Hij zal dan de formule een ogenblik terzijde stellen en daarvoor een eigen reactie op de omstandigheden in de plaats stellen; maar de formule zelf zal hij hierdoor niet terzijde laten, zelfs indien zijn eigen handelingen daarmee in strijd zijn. Zodra de mens geconfronteerd wordt met waarden in de kosmos of eigen wereld die hij niet kan beïnvloeden, voelt hij zich onzekerder dan ooit en grijpt met vernieuwde woede naar de formule, alles, wat daarbinnen geen plaats kan vinden, eenvoudig als niet bestaand bestempelende.

De mens zou gaarne de koning van de Schepping zijn, de absolute heerser. Wanneer dit in werkelijkheid niet mogelijk is, zoekt hij naar een weg, waarbinnen hij zijn gezag en waarde kan uitdrukken in regels waaraan alles gehoorzaamt. Zelfs wanneer het gaat om absoluut oncontroleerbare punten in het leven als geestelijke ontwikkeling enz., zal de mens zich wetten en regels stellen en deze zonder meer als juist beschouwen. Esoterie wordt voor velen een kwestie van kennis, regels en wetten. De mens maakt zijn contact met God afhankelijk van door de mens gestelde regels en wetten. Hij tracht precies vast te stellen, wat er in het Al en mogelijke andere sferen of werelden gebeurt, zelfs indien hij daaraan niets heeft en dit alles hem werkelijk niets aangaat.

Alle wetten en regels stelt hij als algemeen geldende, terwijl hij in feite deze wetten niet eens geheel gelijk met ieder ander mens kan beseffen en volgen. Elk erkennen van regels, elk gebruik van formules wordt nl. beïnvloed door een zuiver persoonlijk vooroordeel. De formulering zal gelijk blijven, terwijl een ieder van het geheel een andere interpretatie geeft. Zelfs de waardering van mogelijkheden en omstandigheden op aarde wordt door dit persoonlijk standpunt bepaald.

Voorbeeld: Werkman: Wanneer ik i.p.v. 48 uur slechts 40 uur werk voor hetzelfde loon, verdien ik niet meer dan vroeger. Werkgever: Gezien de kosten, die de verkorting van werktijd voor mij met zich meebrengt, verdient de arbeider niet slechts meer; 8 uur loon per 40, of 20%, maar gezien de verdere kosten bijna het dubbele. De staat: Gezien de sociale noodzaak en de zo geschapen vermeerdering van arbeidsgelegenheid, is hier geen sprake van een werkelijke verhoging van loon of vrije tijd, maar slechts van voldoen aan een sociale noodzakelijkheid. Zo heeft een ieder zijn eigen zienswijze en is van de juistheid daarvan zonder meer overtuigd.

De huisvrouw: De een zal stellen, dat er nu eindelijk eens iemand is die voor haar boodschappen zal doen op zaterdag, zodat zij enige vrije tijd wint, terwijl een ander zal stellen dat gedurende de vrije tijd haar man haar maar voor de voeten loopt zonder werkelijk iets voor haar te doen, zodat zijn vermindering van werktijd in feite voor haar een vermeerdering van werktijd inhoudt. Een gelijkblijvende reeks van feiten kan voor ieder mens een andere betekenis verwerven door de persoonlijke benadering. Hierbij zal men dienen te beseffen, dat de werkelijke oorzaken en mogelijkheden in het persoonlijk interpreteren grotendeels teloor gaan.

Hetzelfde geldt bij formules. Ook hier kan de interpretatie steeds weer verschillen aan de hand van eigen behoeften en in het ik bestaande vooroordelen. Het gevolg is dat wel een voor allen gelijkluidende formulering te denken is, maar geen formule die voor allen op aarde dezelfde uitwerking, inhoud en betekenis feitelijk bezit. Verder zal geen enkele formule onbeperkt waarde bezitten of gelden onder z.g. praktische omstandigheden. Met de tijd zal de waarde van de formule, de stelling, zich wijzigen: De waarheid kan door alle eeuwen gelijk blijven, zelfs indien zij door een formule wordt weergegeven, maar de interpretatie en daarmee de werkelijke mogelijkheden van de formule zal voortdurend veranderen.

Voorbeeld: Vroeger sprak men over hemelwerelden, die schijnbaar gelijk zijn aan uw zomerland. Maar men dacht zich alles in die hemelwerelden geheel stoffelijk concreet. Alles daar bestaat – evenals op aarde – uit materie enz.. U erkent reeds, dat dit niet redelijk denkbaar is. Dezelfde voorstelling, dezelfde waarheid brengt u dan ook reeds tot de stelling, dat in deze wereld een andere soort materie zal bestaan, zodat een vergelijken van de stoffelijke wereld en zomerland maar beperkt mogelijk zal zijn. Dan hoort u ons spreken. Wij hebben alweer een andere interpretatie van de feiten gevonden die op zich nog even waar zijn als in het verre verleden. Wij zeggen dat de gedachten van de mensen in zomerland tijdelijk vormen aan nemen en stof lijken, zonder ooit stoffelijk te zijn. Gezien het voorgaande zou ik voor alle formule-denken dan ook enkele punten van belang willen stellen, die vooral belangrijk worden, wanneer men met formules en stellingen wil werken.

  1. Geen enkele formule, die voor mij werkt op bepaalde wijze, zal voor anderen een geheel gelijke betekenis kunnen hebben. Het is onmogelijk de juistheid van een door het ik gebruikte formule te toetsen aan de meningen en ervaringen van anderen. Men kan de juistheid slechts vaststellen, voor zover als men zelf de formules volgens eigen interpretatie aan het leven van anderen toetsen kan.
  2. Elke voorstelling, ja zelfs elke vorm, is aan zijn eigen tijd gebonden. Geen enkele formule zal dan ook blijvend kunnen gelden, tenzij men innerlijk groeit en deze formule aan het bereikte innerlijk bewustzijn aanpast, zonder zich op ervaringen en bereikingen uit het verleden daarbij te beroepen.
  3. Zodra een formule werkt met abstracties, kan zij door elke willekeurige andere formule vervangen worden, die eveneens abstract is. Elke abstracte symboliek is even bruikbaar, zolang het menselijk denken daarmee een voorstelling van abstracte en niet in eigenwerkelijkheid kenbare werelden, mogelijkheden, of omstandigheden kan bereiken. Daarom geldt ditzelfde voor elk willekeurige godsdienst, elk esoterisch systeem enz.. Bij het werken met abstracte waarden is de aanvaarding van de stellingen het enig belangrijke. Het feit, dat een stelling in eigen wereld redelijke resultaten oplevert, kan een aanmoediging zijn om deze ook op meer abstracte waarden toe te passen, maar garandeert niet dat zij daar eveneens juist zal zijn. Men dient te beseffen dat alle stellingen enz. alleen de betekenis bezitten, die wij daaraan toekennen, zodra zij zich van het terrein van de controleerbare werkingen en toestanden verwijderen.
  4. Zolang het gebruik van een geloof, een esoterische stelling, een abstracte formule, voor onszelf de begeerde en als juist gevoelde resultaten zal brengen, mogen wij aannemen dat deze voor ons bruikbaar is. De bruikbaarheid zal nimmer betekenen dat onze stelling, geloof e.d. alomvattend en geheel juist is. Wanneer men dit alles als punt van uitgang neemt, zal de onzekerheid waarin men leeft, ongetwijfeld groter worden. Maar door een begrip van de veranderlijkheid van waarden, zal men in staat zijn zich aan te passen aan de mogelijkheden en een maximum aan resultaten verkrijgen.

De strategie geeft ons een verder voorbeeld: Von Clausewitz stelde: “Men dient zijn troepen zodanig te stellen, dat men de afdelingen van de vijand kan flankeren en met mobiele eenheden zowel zijn flanken als aanvoerwegen bedreigen. Zolang ik dit kan doen, zal ik steeds de meerdere zijn, zelfs wanneer mijn troepen een numerieke minderheid hebben. Slechts de dichtheid en houdbaarheid van het eigen front bepaalt in hoeverre men dit door kan voeren. Bestaat de mogelijkheid niet de vijand te overvleugelen, zo dient men een aantal gescheiden eenheden zodanig op te stellen dat zij een zo groot mogelijke weerstand kunnen bieden en de kracht van de vijand zoveel mogelijk verdelen.”

Andere strategen komen tot soortgelijke conclusies. Maar wanneer ik de werkelijkheid ga bezien, blijkt in zeer vele gevallen de schijnbaar strategisch juist behaalde overwinning niet in de eerste plaats aan de opstelling van de troepen te danken, maar aan het persoonlijk ingrijpen van mensen die geen inzicht in de gehele situatie hebben, of misschien zelfs geheel niets met de militairen gemeen hebben. Denk aan de slag bij de Marne, Verdun, toen de taxi’s van Parijs op het laatste ogenblik voldoende troepen aan konden voeren. Het voorstel kwam van een chauffeur, het organiseren van dit transport geschiedde grotendeels door burgers die van de militaire situatie onvoldoende op de hoogte waren. Toch was dit gebeuren het keerpunt in de strijd tijdens de eerste wereldoorlog.

Wanneer wij in de laatste wereldoorlog de strijd in Noord-Afrika volgen, blijkt weer dat zowel voor Rommel als zijn tegenstanders – vaak tegen alle bevelen in – de huzarenstukjes vaak de beslissing brachten. Bij nadere beschouwing blijkt dat kleine groepen van militairen die verrassend en geheel aan de hand van tijdelijk bestaande mogelijkheden optreden, in verhouding belangrijkere en betere resultaten behalen, dan grotere eenheden die zich alleen volgens de erkende strategische patronen bewegen. Aangezien de mogelijkheden en het individueel optreden niet berekend kan worden, zal een goed officier en strateeg bij de staf van deze mogelijkheden geen gebruik maken, voor zij buiten zijn beheersing en zonder zijn instigatie tot stand zijn gekomen. Hij moet gebruik maken van zijn wetenschappelijke opstellingen en bewegingen die een overzicht mogelijk maken. Wel zal hij er voor dienen te zorgen, dat er steeds een reserve aanwezig is, zodat hij in feite rekent op het gelukkige toeval en van de gelegenheid onmiddellijk gebruik kan maken om door te stoten.

Wanneer dit niet gebeurt, zullen de gevolgen vaak onevenredig zwaar zijn. Wanneer men i.v.m. Arnhem gebruik had weten te maken van het doorstoten van een 4-tal Canadese tanks, vergezeld door een afdeling Poolse soldaten, zou er geen slag om Arnhem noodzakelijk zijn geweest. De strateeg dacht alleen aan het algemene beeld dat hij voor zich ontworpen had.

Gevolg: vele mensenlevens gingen teloor en zeer grote materiële schade werd veroorzaakt. De strategie leert ons dat de formule als belangrijk en algemeen bruikbaar moet worden beschouwd, omdat wij toevalligheden niet kunnen berekenen.

Aan de andere kant blijkt, dat wij bereid moeten zijn om – ongeacht de gebruikte formule – de onverwachte ontwikkelingen onmiddellijk te gebruiken. De kleinste kleinigheid, het onbelangrijkste persoonlijk initiatief dat zich losmaakt van regels en formules, kan onverwacht grote gevolgen hebben. Daarvan dient men gebruik te maken. Cicero, spion, had uiteindelijk geheel het verloop van de oorlog kunnen wijzigen, wanneer men van zijn diensten een juister gebruik had weten te maken. Hij kwam tot zijn daden, omdat hij zich onrechtvaardig behandeld voelde. Bedenk: Schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen en mogelijkheden kunnen een geheel leven wijzigen en alle formules, die u tot dan hanteerde, geheel waardeloos maken, tenzij u deze onmiddellijk weet aan te passen bij de nieuwe mogelijkheden en omstandigheden. Dogmatisch volgen van bepaalde regels en formules kan fatale gevolgen hebben.

Verder dienen wij te beseffen, dat de mens zelf niet volmaakt is. Het is goed te rekenen met abstracte formules als in meetkunde en algebra. Deze geven de mogelijkheid ook niet vergelijkbare waarden zodanig voor te stellen dat hun onderlinge samenhangen en werkingen afleesbaar worden. Zij maken het mogelijk met schijnbaar onverenigbare waarden te werken en inzichten in de mogelijkheden te verwerven. Daarbij dient men te beseffen dat abstracte en ideële stellingen alleen volledig kunnen gelden en volledig de waarde kunnen bezitten in een wereld en onder mensen, die even abstract of idieëel volmaakt zijn. Zolang de mens zelf een volmaaktheid, overeenstemmend met de volmaaktheid van zijn formules, niet bereikt heeft, zal hij bij een strak toepassen van zijn formules, steeds weer zijn zaken spaak zien lopen.

U zult zich nu wel afvragen, wat dit alles voor nut heeft. U leeft in een maatschappij, waarin dit formule-denken hand over hand toeneemt. Steeds meer wordt hierbij de formule ook gebruikt voor waarden waarvoor zij zeker niet bruikbaar is. De waarde van de formule op zich ontken ik dus niet, wel de juistheid van het gebruik. Wanneer ik mensen ga behandelen als eenheden, zoals dit bv. bij het berekenen van gemiddelde productiemogelijkheid, verzekeringsomslag enz. geschiedt, vergeet men de persoonlijke eigenschappen van de mens. Aangezien de meeste mensen wel enigszins aan de gestelde normen beantwoorden, zullen de berekende waarden redelijk nauwkeurig zijn. Tenzij er iemand is, die zo zelfstandig handelt en denkt dat hij alle wetten van de waarschijnlijkheid breekt en anderen daarin meesleept. Berekeningen kunnen alleen juist zijn, wanneer geen variabele factoren van overwegend belang optreden. Voorbeeld: The one armed bandits van Reno, Las Vegas etc.. Deze automaten zijn zo geconstrueerd, dat zij normaal nimmer alles, wat wordt ingeworpen, terug kunnen geven. Het kansspel berust op de onregelmatigheid, waarmee bepaalde uitkeringen door de machine gedaan worden. Dit is een automatische onregelmatigheid. Marges, uitkeringsnormen, worden op basis van deze – in zich enige regels kennende – onregelmatigheid gebaseerd. Een handige jongen uit Chicago had een brein, dat hem in staat stelde de mechanische onregelmatigheid te begrijpen en te berekenen. Zo was hij in staat – op volkomen wettelijke wijze – de werkomstandigheden van de machine zodanig te wijzigen, dat hij voor elke 10 gewaagde munten er rond 20 terug kreeg. Nu is hij in dienst van een groot hotel in Las Vegas tegen een heel groot salaris onder de conditie, dat hij zijn wetenschap niet aan anderen mededeelt en zelf niet met automaten, of aan goktafels, met mechanische kans bepaling mee zal spelen. Alle berekeningen, de gehele winstformule, bleek niet meer te kloppen, zolang hij aan het spel deelnam.

In Nederland heeft u rond 1935 iets dergelijks mee kunnen maken. Daar had een piccolo de werkwijze van de z.g. kraanautomaten begrepen en wist alle kostbaardere prijzen ver beneden hun waarde uit deze kasten te vissen. Ook deze jongeman werd door ondernemers afgekocht, terwijl het – tot dan als onfeilbaar beschouwde – systeem van de automaten gewijzigd werd.

Conclusie: een formule is alleen hanteerbaar, zolang daarbij geen menselijke waarden in het geding komen. Zuiver persoonlijk zal men formules met redelijk resultaat kunnen hanteren, indien men over voldoende zelfkennis beschikt. Elke formule geeft alleen maar de waarschijnlijke uitkomsten en mogelijkheden weer, nimmer een zekerheid, zoals de doorsnee mens deze in de formule denkt te vinden.

Wij weten nu dat elke formule die niet slechts abstract en ideëel gesteld wordt, maar op de mens en zijn wereld van toepassing wordt geacht, hiaten zal vertonen, zodat zij nimmer geheel waar zal zijn. Dan volgt hieruit, dat de formule en haar uitkomsten wel als leidraad gebruikt kunnen worden, maar dat men daarop nimmer geheel mag afgaan. Men kan stellen dat de mens de onzekerheid ten dele aan kan vullen door op zijn gevoelens af te gaan. Maar het menselijke gevoel heeft hetzelfde vooroordeel dat ook bij interpretatie en zelfs aanvaarding van een formule tot uiting komt. Met zuiver menselijke gevoelswaarden zal men dan ook de tekorten van de formule nimmer geheel kunnen onderkennen of op kunnen heffen. Op deze wijze kunnen wij slechts het verstandelijk redelijk element ten dele met het onredelijke en niet verstandelijke element aanvullen, wanneer zonder dit geen besluit mogelijk is.

Eerst wanneer wij gaan werken met een wereld en waarden waarin de abstracte en volledige waarden die de basis van elke formule plegen te vormen inderdaad geheel en zonder uitzondering gelden, zullen wij met de formule zonder meer iets kunnen bereiken en van zekere resultaten kunnen spreken. Uit een hogere wereld, waarin het abstracte volledig waar is, zullen wij eveneens uit de gevoelsimpulsen en reacties kunnen putten, die het ons mogelijk maken rekening te houden met de uitzondering, met het huzarenstukje, de inspiratie en uitvinding die zowel voor het verloop van de gebeurtenissen in de massa als voor de eenling uiteindelijk bepalend kunnen zijn.

Nu zijn er bepaalde werelden in de geest waarin men het vorm-bewustzijn en de vastheid van vormen achter zich heeft gelaten. Daar is er geen sprake meer van symbolen als driehoeken e.d.. Wat wel bestaat kan het beste omschreven worden als een reeks van trillingen, trillingsverhoudingen die kunnen worden benaderd door kleursymbolen.

Ik heb u reeds gezegd dat wij, zolang het gaat om ideële – dus niet praktische – waarden en omstandigheden, elke formule door elke andere kunnen vervangen, zolang geen  onmiddellijke en praktische gevolgen van die formule verwacht worden. De waarden uit de hoogste geestelijke werelden kunnen overeenstemmen met de menselijke mathematica. Dit met dien verstande, dat de mathematica wel omstandigheden, mogelijkheden en toestanden kan berekenen, die zonder twijfel of uitzondering in de ideële en door menselijk denken bepaalde omstandigheden van een geestelijke wereld voortkomen, maar niet de op aarde daaruit kenbare gevolgen.

Zo komen wij ook hier weer terecht in de werelden van de geest en moeten wij de nadruk leggen op de banden tussen de mensen in de stof en de geest. Wanneer de levende kracht Gods het bewustzijn van een hogere sfeer in uw wezen mogelijk maakt, zodat deze sfeer voor u kenbaar en/of voelbaar wordt, zo bestaat er in u een verbinding met een wereld waarin bepaalde formules geheel hanteerbaar en verwerkelijkbaar zijn. In dergelijke sferen zijn alle denkbeelden en stellingen die men op aarde alleen abstract kan stellen, deel van de realiteit.

Zolang het formule-denken alleen maar op de menselijke wereld en het stoffelijk bewustzijn wordt toegepast, zal het slechts zeer beperkte mogelijkheden bezitten. Toegepast in de werelden van de geest en werkende met de krachten van de geest zal een volledige verwerkelijking van alles wat bij de formule gesteld wordt, mogelijk zijn. Dan kunt u stellen: Wanneer ik in contact sta met een bepaalde sfeer en ik zou – aan de hand van menselijke symbolen – binnen mijn stoffelijk bewustzijn alles wat ik in die sfeer erken en aanvoel, tot uitdrukking brengen, dan zal ik vanuit mijn stoffelijk bewustzijn een toestand en mogelijkheid in de sfeer kunnen veroorzaken, die geheel aan mijn formule beantwoordt, zodat de resultaten van de werkingen in deze sfeer en – beperkt – zelfs de invloed die vanuit deze sfeer naar mijn wereld als gevolg wordt uitgezonden, berekenbaar zullen zijn. Dan kunt u, geachte vrienden, de krachten die uit een hogere wereld komen, gemakkelijker en juister begrijpen en berekenen dan alles wat er op uw eigen wereld gebeurt.

Dit klinkt misschien eigenaardig, maar ofschoon uw formules nimmer alle waarden en mogelijkheden van een hogere sfeer zullen kunnen omvatten, omdat het verschil tussen menselijke waarden en geestelijke mogelijkheden te groot kan zijn, is de formule in de hogere sfeer een werkelijk bestaande verhouding. Ongeacht alle beperkingen van het menselijke denken, zal het gestelde volledig waar en daarom ook volledig bruikbaar zijn. Hierop berust een groot deel van de occulte wetenschappen, van de verschijnselen en mogelijkheden, die de moderne wetenschap maar liever verwerpt. Wanneer wij te maken hebben met de astrologie, zullen de wetenschappelijk gevormde mensen zeggen: “Dit is kolder. Hoe kunnen zon, maan, planeten die zich immers op andere plaatsen aan de hemel bevinden dan de astroloog in zijn efemeriden stelt, het menselijke leven kunnen beïnvloeden?

Zolang wij daarbij alleen maar van zuiver stoffelijke verhoudingen uitgaan, hebben zij zelfs gelijk. Maar wanneer wij aannemen, dat het hier niet gaat om zuiver stoffelijke beïnvloedingen, maar eerder om geestelijke waarden en verhoudingen die in het verleden met de planeten vereenzelvigd werden, kan de astroloog volledig gelijk hebben. Alleen is alles wat hij berekent, in feite niet iets uit zijn eigen wereld, maar een waarde uit een andere wereld. De invloeden die hij erkent, zijn invloeden die niet direct van planeten uitgaan, maar eerder voortkomen uit een wereld waarin grote lichtende krachten, sterrengeesten enz. bestaan.

De meer materiële verklaring voor de astrologisch vastgestelde werkingen is wel waar, maar kan nimmer het geheel verklaren. Dit is alleen mogelijk wanneer wij aannemen dat een groot deel van de invloeden, die berekend worden, niet uit de eigen wereld voortkomen. De invloeden stammen uit een wereld waarin de formule van de astrologie wel logisch is en wel werkt. Wanneer een magiër werkt met vele vreemdsoortige voorwerpen en stoffen die hij schijnbaar willekeurig samenvoegt, zal de man van de wetenschap minachtend de schouders ophalen en uitroepen: “Hoe kan men zich ook maar voorstellen dat je daarmee, plus enkele lijnen op de grond, iets tot stand kunt brengen wat wij wetenschappelijk nog niet kunnen”. Hij heeft gelijk, wanneer hij dit alles vanuit een zuiver materieel standpunt beziet. Wat hij niet kan begrijpen, is dat de magiër hier een aantal ideële formules toepast, die elders waar zijn, zodat alle krachten, die door zijn manipulaties gewekt worden, in die andere wereld geheel werkelijk zijn en daardoor ook op aarde merkbaar zullen zijn. De schijnbaar niet logische en stoffelijk niet aanvaardbare waarden in astrologie, spiritisme, magie enz. worden verklaarbaar en aanvaardbaar, wanneer wij eerst maar beseffen dat de mens niet alleen in zijn stoffelijke werkelijkheid bestaat, maar tevens deel heeft aan meerdere geestelijke werelden.

Wanneer wij gaan spreken over alles wat er op het ogenblik gaande is, over alles wat er op aarde zal gaan gebeuren en daarbij de nadruk leggen op de mogelijkheid die de mensen hebben om daar een verandering te brengen, is het geheel, vanuit een materialistisch standpunt gezien, eenvoudig kolder. Er bestaat dan geen grotere onzin dan de opmerking dat Aquarius de komende tijd beheersen zal en reeds nu de wereld beïnvloedt. Maar wanneer ik aanneem dat hetgeen ik op aarde Aquarius noem, slechts een symbool is van een elders werkende, bestaande kracht, een werkelijk bestaand wezen, terwijl er in de mens een relatie met de wereld van die Aquarius bestaat, zal de berekening, de formule die met de krachten van Aquarius werkt, werkelijk juist blijken te zijn, terwijl alle gevolgen van de inwerking van deze kracht, ondanks het schijnbaar onzin-zijn van deze stelling, feitelijk en steeds meer kenbaar tot uiting komen.

Nu lijkt het mij noodzakelijk een zo redelijk mogelijke verklaring te geven voor het werkzaam zijn van de invloeden van Aquarius, de planeten, het resultaat van incantaties, meditaties, magie, want deze dingen blijken onder omstandigheden wel degelijk een op aarde kenbare invloed op alle materie uit te oefenen. In de eerste plaats meen ik dat wij aan moeten nemen dat de mens, die in vele sferen zich bewust kan zijn, onverschillig het door hem bereikte bewustzijn, altijd met zijn God gebonden is. Zodra er een Godsbesef in de mens bestaat, zodra hij gelooft in een grotere werkelijkheid, daardoor zijn beperkte stoffelijke mogelijkheden gebruikende om te komen tot een weergeven van waarheden, wetten en formules die in het Goddelijke ideëel bestaan, zo zal elke manipulatie van Goddelijke krachten en waarden een voor hem kenbaar, zowel in als rond hem kenbaar resultaat hebben. Een ieder, die op dezelfde wijze bewust is en op ongeveer gelijke wijze met de Godheid verbonden is, zal dan deel hebben aan het gebeuren en de invloed vanuit het Goddelijke, op ongeveer gelijke wijze in en rond zich ondergaan. Wanneer de mens zijn formule-denken beperkt tot eigen wezen en begrip, tot eigen wereld, zal hij onlogisch en irreëel handelen, verkeerde gevolgtrekkingen maken enz.. Op het ogenblik dat de mens beseft hoe groot wel de krachten zijn die buiten de voor hem direct kenbare stoffelijke wereld liggen, zo aanvaardende dat er werelden bestaan waarin elke voorstelbare waarde volledig kan worden uitgedrukt en elke denkbare mogelijkheid in feite reeds een werkelijkheid is, zo zal hij tevens kunnen beseffen en aanvaarden dat het abstracte denken en de formule van bovenmatig groot belang kunnen zijn op het ogenblik dat hij met een van deze werelden in contact komt.

Als de formule die de mens in zich als juist erkent, tot uitdrukking wordt gebracht in een hogere wereld, waarin zij reeds een bestaande werkelijkheid is, zal zij gebruikt kunnen worden om in die hogere wereld bepaalde krachten werkzaam te doen worden en te manipuleren. Men is door zijn kennis van mogelijkheden en werkingen – zij het beperkt – meester geworden van invloeden in die wereld en kan zo bepalen wat zich daar af zal spelen. Zodra die wereld ook op de eigen wereld invloed uitoefent, zal het ook mogelijk zijn deze invloeden te bepalen en te richten.

Dit blijft gelden zelfs indien de beheersing en het inzicht in een bepaalde wereld zeer beperkt is. Het inzicht zal altijd harmonisch zijn met die wereld en voor die wereld geheel waar moeten zijn. Onze formule zal steeds waarden moeten stellen die tot een bepaalde sfeer bestaan en bereikingen na moeten streven, die binnen een bepaalde sfeer ook te verwerkelijken zijn. Iedere mens heeft in zich goed en kwaad, groei en ondergang die met hem vergroeid zijn en die voor hem slechts één betekenis kunnen hebben. Toch kunnen deze grondwaarden van de mens geheel tegengesteld zijn aan de werkelijkheid, zoals die in een andere sfeer bestaat. Dan zal geen harmonie met die wereld of sfeer mogelijk zijn.

Wanneer men zich in zijn formules alleen baseert op het stoffelijke en met het geestelijke geen rekening wenst te houden, zal men werkingen kunnen veroorzaken die met eigen wezen en wereld niet harmonisch zijn, terwijl de oorzaak ervan niet beseft wordt en de werking ervan dus niet beheerst kan worden. Wie het geestelijke mede in zijn formuleringen betrekt, zal altijd een sfeer of wereld aantreffen die met zijn wezen voldoende harmonisch is, een wereld, waarin zijn stellingen en formules waar zijn en zijn bestrevingen passend zijn.

Onbeheerste uiting van krachten is, ongeacht de inwerking op anderen enz., voor het ik altijd kwaad. De juiste harmonie te vinden, is buitengewoon belangrijk, wanneer men met niet stoffelijke krachten iets tot stand wil brengen. Daarom dient men te beseffen wat – gezien vanuit het eigen ik – kosmisch goed, wat kosmisch kwaad is. De mens, verbonden met het Goddelijke en via dit Goddelijke met elke sfeer en alles wat er in de Schepping bestaat, zal in zich alles wat lichtend is als vreugdig, vredig, als goed ervaren. Alles, wat niet met eigen wezen strookt, zal worden aangevoeld als onrust, iets wat verborgen moet worden, als duisternis, als iets wat gevreesd wordt.

Wanneer deze laatste gevoelswaarde in ons bestaat, zullen wij een bepaalde formule dus niet mogen gebruiken. Wanneer wij in onszelf een gevoel van kracht en licht dragen, zullen wij de eenvoudige formules, die wij geleerd hebben, kunnen gebruiken om de krachten in het Goddelijke, die daardoor voor ons weer gegeven worden, te richten. Dan is het mogelijk aan de hand daarvan de inwerkingen tot stand te brengen, die voor het welzijn van de mensheid noodzakelijk zijn. Door de instelling die men heeft t.o.v. het Goddelijke, plus de redelijke banden die in de formule voor het ik vastgelegd zijn, kan de formule opeens worden tot een samenstel van kosmische krachten en eigenschappen, die in de plaats treden van de eenvoudige letters en cijfers.

Indien wij bereid zijn uit het besefte innerlijke kracht te putten, zullen wij tevens rond ons deze krachten wekken op elk vlak waarop harmonie met ons denken en leven bestaat. Wij menen dat op het ogenblik de tijd rijp is om u niet alleen te zeggen: Het is tijd, dat er iets gebeurt, maar tevens om u te zeggen, op welke wijze u iets kunt doen. Deze avond ben ik op bescheiden wijze daarmee reeds begonnen. Nogmaals dus: Wat u als wet erkent, geldt in elke sfeer waarin u zich deze wet voor kunt stellen, terwijl u innerlijk vreugdig bent, vrede kent en het gevoel van licht kunt bereiken. Een absolute overgave aan het Goddelijke kan buitengewoon belangrijk zijn, maar het is minstens even belangrijk dat wij leren binnen het totaal van Goddelijke krachten alles te erkennen waarmee wij reeds harmonisch zijn en waarmee wij nu reeds kunnen werken.

Misschien kunt u betreuren, dat u niet in staat bent om met het geheel van de Goddelijke krachten in te grijpen en met één enkel wonderdadig ingrijpen geheel de wereld vredig en gelukkig te maken. Erken dat deze mogelijkheid niet in u bestaat. Blijf niet denken over alles wat u dan zou kunnen doen, maar begin met het betrekkelijk kleine begrip en de enkele harmonische waarden die in u bestaan reeds onmiddellijk ten goede te werken. Bedenk ook dat de formule waarmee u werkt, niet ingewikkeld behoeft te zijn. De één gebruikt de meest abstracte vergelijkingen, een ander stelt: Indien ik goed doe zonder daarvoor iets terug te eisen, zal er elders op de wereld hieruit goed ontstaan, dat voor alle anderen, maar uiteindelijk ook voor mijzelf een verbetering, een toename van het goede zal betekenen.

Ook dit is in wezen reeds een formule die misschien zou kunnen luiden: Een uiting van goed zonder condities zal het goede in veelvoud baren. Zoek niet naar ingewikkelde formules, maar besef dat iedere mens reeds in zich bepaalde opvattingen draagt die – mits doordacht – een formule vormen. Wanneer men verband met een dergelijke formule in zich aanvoelt, dat er licht en kracht, iets goeds mee verbonden is, dan kan men zonder meer die formule als werkzaam beschouwen binnen dit licht en die kracht.

Het richten van krachten geschiedt door het stellen van een bepaald en niet zelfzuchtig – met het ik direct gebonden – doel. Men zal door waarden die men niet onmiddellijk in de geest kan uitdrukken – dit eerst in de stof te uiten en daarna om te zetten in een geestelijk besef en streven – zijn gehele leven tot een bewust geestelijk werken met de hoogste krachten omvormen op een wijze, die in de stof kenbare gevolgen met zich brengt. Denk niet dat dit alleen voor anderen bestemd is, voor mensen met meer verstand enz.. U draagt, wanneer u het maar beseffen wilt, in uzelf meer formules en wetten, dan u nu weet. Tracht uw opvattingen over eerlijkheid, goede manieren, zaken doen, enz. om te zetten in eenvoudige regels. Besef dan, dat deze regels in uw eigen wereld nooit volledig zullen kunnen werken, maar dat ergens een sfeer of wereld bestaat waarin deze regels geheel waar zijn en volledig werkzaam. De innerlijke werkingen en harmonieën die u dan zult voelen, zullen u duidelijk maken dat u, zo goed als ieder ander mens, deel kunt nemen aan het geestelijk werk van deze dagen. Want wij doen vanuit de sferen alles wat wij kunnen, maar wij kunnen niet eeuwig bommen onschadelijk blijven maken. De werkelijke redding moet uiteindelijk vanuit de mensen zelf komen. Wanneer de mensheid daarvoor niet de mogelijkheid ziet, dient zij naar de Goddelijke krachten en de geestelijke mogelijkheden te grijpen die zij bezit en deze aan te wenden om zo de mensheid te redden voor zichzelf, de wereldvrede te geven en een waar bewustzijn. Wij kunnen trachten de vrede nog enige tijd langer te handhaven, de verhoudingen op de wereld iets gezonder te maken, maar wij kunnen niet alles doen. De mens die leert alle krachten en mogelijkheden die er voor hem bestaan, in zichzelf te verwerkelijken, uit zichzelf voort te brengen, kan dit wel.

Wij, in de sferen, hebben niet het recht de vrije wil van de mens op aarde aan te tasten. Maar de mens levende in de gemeenschap van mensen, heeft de mogelijkheid anderen in hun vrije wilsuitingen te belemmeren, of tegen eigen oorspronkelijk verlangen in te heroriënteren. De mens kan zelfs dwingend optreden zolang zijn ingrijpen niet een bewust aantasten van de vrijheid van handelen en leven voor anderen inhoudt. Wanneer de mensen in de stof niet mee zouden werken, zou er zelfs voor de hoogste geest een ogenblik komen waarop zij zou moeten toegeven: Hier houden onze mogelijkheden, hier houdt ons ingrijpen op; een ingrijpen zou meer kwaad dan goed baren.

Tijdens deze bijeenkomst heb ik getracht u een klein inzicht te geven in de mogelijkheden, die er voor de mensheid bestaan. Dit deed ik zo populair mogelijk, ook andere sprekers zullen ongetwijfeld van een dergelijke gelegenheid gebruik maken wanneer zij maar even de mogelijkheid zien u te bereiken. Doe ons het genoegen over dit alles eens na te denken. Van u durf ik niet te verlangen dat u dit alles nu zonder meer aanvaardt. Maar indien u meent dat er ook maar één enkele kans op 1000 is dat het gestelde waar is, neemt u dan de proef. Neem – zo u kunt – andere proeven. Ik ben ervan overtuigd, dat zelfs met deze twijfel, dit kleine vertrouwen, er resultaten te voorschijn komen, waardoor u – mits u onbevooroordeeld bent – kunt zeggen: Ja, er is iets gebeurd….. Dan heeft u geen geestelijke kennis nodig, maar alleen goede wil, liefde voor de mensheid en vertrouwen op God. Gezamenlijk kunnen wij alles tot stand brengen. Ik hoop dan ook, dat velen van u zich zullen voegen bij de andere mensen die deze lessen reeds kregen – of nog krijgen zullen – en over zult gaan tot het in de praktijk brengen van hetgeen ik u trachtte te leren.

Esoterie.

Ons onderwerp is natuurlijk weer esoterie. Zij is niet slechts een beschouwelijk systeem, maar ook een praktische weg. Men heeft mij verzocht u daarvan de praktische kant toe te lichten. Dit wil ik dan doen aan de hand van beelden en voorstellingen die ook in de oudheid reeds bestonden. Elke mens gaat zijn weg, zoekende naar de onderwereld. Slechts hij die door weet te dringen tot de Vorst van de Onderwereld en hem in het gelaat durft schouwen, heeft het recht zijn vrijheid uit het duister te eisen. Wie vrij is, behoeft nimmer tot de onderwereld terug te keren.

Hier wordt u een typisch beeld gegeven van de mens op het pad van de bewustwording: De mens heeft vele dingen die hij vreest. Hij overlaadt zichzelf met angsten en problemen. Deze zijn voor hem de vorst van de onderwereld.

Op het ogenblik dat de mens zijn stoffelijk voertuig verlaat – zij dit voorgoed dan wel tijdelijk – wordt hij geconfronteerd met deze angsten en problemen die gedachtevormen werden. De mens die deze vormen als een dreiging ervaart en niet verder durft te gaan tot hij de problemen afgeweerd heeft, zal nimmer werkelijk vrij daarvan worden. Degene die zijn angsten en problemen in het gelaat durft zien, bevrijdt zichzelf daarvan. Wie ontwijkt, is blijvend aan het duister van zijn onderwereld, zijn wereld van angsten en problemen, geketend en vindt, door deze spookgestalten achtervolgd, geen mogelijkheid tot verdere en vrijere bewustwording. Wie zijn problemen erkent en tot de kern daarvan door weet te dringen, wie zijn angsten erkent, voor wat zij werkelijk zijn, zal vrij zijn van alle dreigingen en angsten zijn weg naar het lichtende kunnen gaan.

De gedachte aan een onderwereld heeft de mensheid veel langer beheerst, dan bv. De gedachte aan hemelwerelden. Lang voor men droomde over een wereld waarin anderen dan Goden eeuwig in vreugde zouden kunnen leven, dacht men reeds over de verborgen krochten en spleten van de aarde waarin zich de meest gedrochtelijke en demonische wezens schuil zouden houden. Even oud haast is het geloof dat dergelijke wezens uit de onderwereld elke gewenste gedaante aan zouden kunnen nemen. Kentekenend voor deze gedachte is wel de uitspraak van een Chinese wijsgeer, die stelde: Wanneer de draak zich kleedt als een mens, zo zult gij met hem spreken, eten, drinken en zelfs handel drijven, zonder hem te erkennen. Doch zodra het duister over de wereld komt, zal hij zijn vlerken ontplooien en ieder beheersen, zowel mens als landschap. Het is niet gevaarlijk met de draak te handelen, te eten, of te drinken. Gevaarlijk is het u op hem te verlaten. Wie vertrouwt op hetgeen dat hij niet werkelijk kent, zal daarin zijn ondergang kunnen vinden. Wanneer wij voor een draak – een symbolische figuur – weer de problemen van de wereld stellen, problemen waarin God en duivel, hemelverwachting en vrees voor de onderwereld een rol spelen, mogen wij concluderen, dat de mens, tijdens zijn menselijk bestaan, zal handelen, werken en leven met wezens of krachten van bovennatuurlijke oorsprong.

Het duister waarop hier wordt gedoeld, kan zowel de dood zijn als de wanhoop die de mens alle licht en alle rede rooft. Wanneer deze wanhoop en dood komen, terwijl u zich gebonden heeft aan waarden die u niet kent, zo kan dit uw ondergang zijn. Daarom is het noodzakelijk niet slechts te erkennen wat er in uzelf leeft, maar ook om af te gaan op alles, wat buiten u bestaat, terwijl u het in uzelf beseft en al dan niet geheel erkent.

Ware esoterie is een je baseren op eigen ervaren, weten en kennen, zo goed als een erkennen van eigen innerlijk wezen en persoonlijkheid. Ga nimmer af op de stemmen die lokken uit de wildernis. Soms zijn zij de geesten van de overledenen die zonder rust dwalen en u afgunstig dreigen, soms ook eigen demonen die zich een offer zoeken. De moedige die zichzelf aanbiedt als vrijwillig offer aan de demonen en de geesten van de overledenen niet vreest, is de heerser van alle geesten, want zijn innerlijke vrede is zijn kracht en maakt hem tot de meerdere van alles wat nog vrees in zich kent.

Ik vertaal deze woorden zeer vrij naar een uitspraak van de Tibetaanse abt Yönten. Deze monnik maakt ons duidelijk dat de plechtigheid die de Tibetaanse wijzen vaak houden: een zich in duistere nacht eenzaam als offer aan de demonen aanbiedende, zo eigen inwijding zoekende, of eigen priesterschap bevestigende, in feite een noodzaak is. Wanneer ik het kwade uitdaag, zal het mij ontwijken. Indien ik het kwade vrees, zal het op mij toekomen…… Dit geldt in uw eigen leven, want dat wat u het meeste vreest, zult u – door er voortdurend uw gedachten op te richten – het eerste verwerkelijken. Maar alles wat u waarlijk geen vrees inboezemt – al wordt het door anderen ook nog zozeer gevreesd – ontwijkt u. Geestelijk zowel als stoffelijk geldt dit gelijkelijk. Zolang u nog iets vreest voor uzelf, zult u in uw innerlijke wereld moeten zoeken, moeten zoeken ook in de wereld buiten u, het kwade steeds uitdagende. U dient dit te doen, opdat u, erkennende dat het voor u niet werkelijk is, desnoods er aan ten offer vallende en erkennende, dat het niet belangrijk voor u is, het ware meesterschap over uzelf zult vinden. Hoe kan immers een mens, die geen meester is over zichzelf ooit waarlijk bewust zijn? “Een speelbal van het lot, gejaagd door de golven is de mens, wanneer hij drijft op de stormachtige zeeën des levens”.

Dit is volledig waar voor de mens, die geen meester is over zichzelf, doch zich steeds weer door de omstandigheden laat drijven. Wij hebben een bepaalde stroming van leven en tijd, waaraan wij gebonden zijn, maar binnen die stroming kunnen wij vrij zijn. Laten wij ons drijven door de gebeurtenissen, zo kunnen wij duizenden malen uitroepen, dat wij bewustzijn willen verwerven en duizenden malen beweren, dat in ons het innerlijke licht schijnt, zonder dat wij daardoor ook maar iets meer bewustzijn verwerven. Zelfs indien God Zich in ons wezen zou openbaren en wij daaruit geen krachten zouden putten, zo zal dit alles voor ons geen werkelijke waarde en betekenis hebben.

De waarde en mogelijkheden van de mens, de bewustwording en bereiking van de geest komen alleen voort uit het meesterschap, waarmee men zijn eigen verhoudingen tot de wereld en hogere waarden zelf weet te bepalen. “Een slaaf acht zich altijd slecht behandeld en klaagt steeds over de slavernij die hem is opgelegd. Maar menige slaaf is niet in staat de vrijheid te dragen.” Menig mens zegt wel, dat hij vrij wil zijn, vrij van conventie, banden van geloof, vrij van alle vrezen en ongewenste gedachten, maar terwijl hij naar vrijheid streeft, tracht hij nimmer meester te zijn over zichzelf. Ofschoon hij over vrijheid spreekt en er naar streeft, beseft hij innerlijk wel de vrijheid niet te kunnen dragen. Juist in de banden die hij zegt te verwensen en te willen verbreken, voelt hij zich zozeer geborgen. Op het ogenblik dat alle banden werkelijk voor hem verbroken worden en de vrijheid werkelijk zou kunnen aanbreken, vlucht hij terug naar zijn slavernij.

Menig mens gaf geheel zijn leven aan het bevorderen van vrijheid van denken, maar een meesterschap over zichzelf streefde hij daarbij niet na. Op het ogenblik dat de absolute vrijheid van gedachten aan schijnt te breken en geen consequenties meer bestaan, het ogenblik dat de dood naderbij komt, vlucht hij weer terug naar de banden van het geloof dat hij eens in zijn jeugd beleden heeft.

Denk niet, dat dit alleen de dwazen van uw wereld betreft. Ook bij wijzen komt het voor. Denk niet, dat het zeldzaam is, want het herhaalt zich steeds weer bij ongetelde mensen die wel zeiden vrij te willen zijn, maar de uiteindelijke consequenties van deze vrijheid niet dorsten te aanvaarden. Hoe kunt u, een werkelijke innerlijke bewustwording en kracht verwerven, indien u niet vrij bent, indien u niet voldoende meester bent van uzelf om werkelijk uw eigen wegen te gaan en niet de moed heeft de consequenties van eigen leven en werken vrijelijk en zonder verzet te aanvaarden? U bent pas werkelijk vrij, wanneer u bewust en beheerst kunt stellen, dat niets voor u belangrijker is dan uzelf in waarheid te zijn en te leven, zo uiting gevende aan al het goede, wat in u leeft.

De esoterie, de innerlijke wereld, wordt soms omschreven als een reeks van trappen, langs welke u langzaam tot de werkelijke bewustwording stijgt. Telkenmale weer, zo stelt men, zal opeens de wereld zich anders aan mij tonen, zal ik meer beseffen, wat belangrijk is. Is dit wel redelijk? Kan er werkelijk verwacht worden, dat op een bepaald ogenblik mijn bewustzijn zich zonder meer zal verhogen, zo de wereld voor mij vernieuwende? U zult misschien, zoals anderen, uitroepen dat eens Saulus van Tarsus door het Goddelijke licht getroffen werd en zich bekeerde. Ik antwoord u, dat – vóór hij werkelijk bekeerd was – hij vele weken als een blinde door de wereld ging, niet wetende wie en wat er rond hem bestond, afhankelijk van de goedwillendheid van zijn medemensen. Zelfs indien wij het wonder van licht en Goddelijke stem aanvaarden, blijft er nog een tijd waarin Saulus tot Paulus moet worden, waarin geleidelijk het nieuwe bewustzijn zich baan gaat breken. Neen, het pad van de bewustwording is een lange en geleidelijke weg. Het is een spiraal pad waarlangs wij, steeds weer hetzelfde erkennende en belevende, onbemerkt voortgaan, zo steeds hetzelfde herhalende op een steeds weer hoger niveau. Uiteindelijk zullen wij, al stijgende, onszelf ontworstelen aan onze eigen beperkingen.

Men weet dit zeer wel, maar toch verwacht de mens het ogenblik van het wonder, het ogenblik van een plotseling wegvallende sluier, een plotseling ontwaken tot nieuwe wereld, nieuw licht en nieuwe werkelijkheid. Hij verwacht de wonderdadige en miraculeuze verandering waardoor opeens zijn wereld geheel andere kleuren zal vertonen en opeens alles zich kenbaar zal maken als uiting van andere krachten. De mens wacht verlangend op het ogenblik dat men hem uit hogere sferen een mantel van macht om zal werpen, zeggende: Ziet, nu bent u ingewijd, nu bent u in staat uw wereld te beheersen en te regeren…..

Maar het zijn slechts dwazen, die zich in dergelijke dromen blijvend vermeien. Zo’n mens wacht en wacht en wacht, zoekende naar het ogenblik, wachtende op het ogenblik dat hem van elders uit alles gegeven zal worden. Daarbij vergeet hij voort te schrijden op het langzame pad van beleving en bewustwording. De werkelijkheid is een geleidelijk voortgaan waarbij men slechts, soms op een enkel ogenblik terugziende in het verleden, zichzelf kan zeggen: Dit wist ik niet, maar nu ik terugzie, verwonder ik mij. Hoe ver immers ben ik reeds gestegen…….

Alles wat u geleerd wordt omtrent de innerlijke wereld, alles wat u gezegd wordt omtrent de tijd waarin u leeft en de wereld waarin u leeft, geeft blijk van dezelfde geleidelijke ontwikkeling. Voor u schijnt alles zich geleidelijk te voltrekken, omdat u er volledig deel vanuit maakt en dus evenmin kunt beseffen, hoe snel de veranderingen in uw wereld zich voltrekken als een blad, pas onder invloed van de lentezon, ontspruitende aan de knop. Prijkende als een groene schemer aan de tak zegt het zichzelf: Zie, ik ben, maar het beseft nog niet, dat ongetelde anderen met dit blad zijn. Het blad ziet slechts eigen bestaan en beseft niet dat door het gelijktijdig ontwaken van vele duizenden bladeren het aanzien van het landschap als bij toverslag gewijzigd is. Het stelt voor zich: Alles gaat geleidelijk, maar mijn uit de knop breken is een plotseling wonder. En het vraagt zich af, waarom niet geheel de wereld dit beseft en eer betoont aan een blad, dat de knop heeft verlaten. Daarbij past de volgende lering zeer goed.

Gij, die uitgaat in de wereld en zegt: Als de Lotus zal ik mij openplooien, u zeg ik: De Lotus groeit lange tijd. Uit de modder neemt zij haar voedsel, in het water drijft zij. Eerst wanneer zij haast wanhoopt aan haar eigen mogelijkheden en wezen, ontstaat de knop. Dan voelt zij de werking van het onbegrepene en zich openplooiende, zal zij voor het eerst bewust de stralen van zon en maan drinken.

Dit omschrijft ook uw wezen, zo bent ook u: Niet een wezen, dat edel en stralend zich plotseling bewust wordt. Geen miraculeuze bewustwordingen, geen wonderbaarlijke veranderingen waardoor het geheel van uw leven en denken opeens een geheel andere richting krijgt. De innerlijke bewustwording is nu eenmaal een groeien. Dit groeien vindt nu eenmaal evenzeer plaats vanuit het geestelijk besef dat u heeft bereikt en de kennis waarover u uw meesterschap verworven heeft, als uit de grove materie, waarin u meent te leven waaruit u uw ervaringen trekt.

De Lotus voedt zich met de stoffen van de modder, zij drijft in het water. Eerst wanneer zij uit deze beiden voldoende geput heeft, vormt zich de knop. Zelfs dan nog is een langere inwerking van het licht noodzakelijk om haar zich in volle schoonheid te doen ontplooien.

De praktijk van de esoterie, mijne vrienden, is dan ook een andere dan men vaak pleegt te stellen. Misschien mag ik hier terug grijpen op een uitspraak van een dichter, die, ofschoon hij zijn pijlen richtte op de filosofen van zijn dagen, toch wel zeer bijtend een groot deel van hetgeen ik reeds zei, heeft uitgedrukt: Ziet, ik ga op de wolken. Zie, dolken draag ik in mijn handen en mijn ogen doden. Steeds luider roept hij, tot sommigen geloven. Maar hij schrijdt over de aarde, verdwaasd in het beeld van zijn eigen bereikingen en wijsheid.

De mens, die niet begrijpt, dat het wonder niet geschiedt, tracht het zelf werkelijk te maken. Hij tracht op de lucht te treden. Hij tracht boven en buiten de wereld te leven, van die wereld bewondering en erkenning voor zijn bereiken vorderende. Juist daardoor komt hij in de fatale situatie, dat hij aan de ene kant stoffelijk leeft en aan de andere kant zichzelf voorhoudt, dat hij alleen nog in en uit de geest wil leven. Er is een harmonische wet die al deze werkingen regeert. Er bestaat een theorie die – theoretisch niet zonder waarheid – stelt: Alles, wat u gelooft te zijn met een volledig en oprecht geloof, dat bent u waarlijk……. De mensen, die met deze theorie worden geconfronteerd, zijn vaak esoterici die een enkel punt over het hoofd zien: Ik kan geloven, op wolken te gaan, maar wanneer mijn ogen zien, dat anderen naast mij gaan, wier voeten normaal de aarde beroeren, zal ik niet meer in mijzelf geloven. Ik zal weten, dat ik de luchten nog niet treed. Dan overheerst de waan. Men gelooft niet waarlijk in zichzelf, maar kan dit niet toegeven. Met drogredenen tracht men zich naar buiten nog steeds voor te doen als degene, die waarlijk boven de aarde wandelt. Zo misleidt men wel zichzelf, maar zal men geen resultaten meer kunnen bereiken, omdat men innerlijk strijdig is. Het is noodzakelijk een intens geloof te bezitten, zo roept men u toe. Inderdaad.

Maar elk geloof kan alleen gebaseerd zijn op de feiten, die men kent. Er kan geen waar geloof bestaan, dat met alle gekende feiten in strijd is. Zolang het geloof niet bevestigd wordt door de omstandigheden, zolang uw geloof gelogenstraft wordt door de feiten, is dit geloof waanzin en dwaasheid. Dan gelooft men niet waarlijk zelf en heeft het geheel geen innerlijke betekenis en waarde.

Wanneer u in uzelf geluk vindt, een kracht, een mogelijkheid, dan zult u kunnen zeggen: Waarlijk, dit alles is mijn. Deze krachten bezit ik en uit mijn geloof zal deze kracht steeds groeien… Zeg niet: Ik ben esoterisch bewust en sta nu boven de wereld. Want een mens treedt nimmer waarlijk de wolken. Stel dat u leeft op deze wereld en voor alles een mens onder de mensen. Stel desnoods: de kracht in mij is een hogere kracht waartoe ik eens ontwaken zal, maar het is niet mijn werkelijkheid, mijn ogenblikkelijk wezen, staande boven wereld en mens-zijn.

In de wetten van een bepaald klooster dat bevolkt wordt door heremieten – het ligt in de buurt van de Khyberpas – staat geschreven: U zult uitgaan en leven in eenzaamheid, u bezinnende op het eeuwige. Doch zodra de klok roept, zult u komen tot de hal van het klooster, terugkerende uit hogere werelden, of uw werkzaamheden neerleggende, want u bent monniken. Nimmer zult u meer dan een jaar de vruchten van de eenzaamheid proeven, zonder terug te keren tot het klooster en volgens het bevel van uw meerderen naar de landen – lagere gebieden – te gaan, om daar enkele maanden als eenvoudig mens onder de mensen te leven. Want slechts hij die de aarde kent en beleeft, doch met zijn geest reeds de hemelen beroert, zal de innerlijke wijsheid ervaren en de grote vrijheid gewinnen, waarnaar hij streeft. De wereld is en blijft de basis van alle bewustwording, zolang men in menselijke gestalte leeft. Dit zeggen zelfs deze wijze monniken, wier hoogste doel het overwinnen van de wereld en de materie is. Er moet een wet, een mogelijkheid, een binding bestaan, waardoor wij tot de stoffelijke wereld kunnen komen, niet als gezondenen of ingewijden, doch als mensen onder mensen. Een mens die esoterisch streeft, zal zich soms af willen zonderen van alle mensheid en verlangen voort te leven in de innerlijke droom van verrukking alleen. Dit is voor velen inderdaad mogelijk. Maar het kan alleen werkelijke waarde hebben wanneer men ook bereid is om tot de stof terug te keren, wanneer de bel luidt van het klooster, dat “wereld” heet, wanneer menselijke noodzaken en verrichtingen aandacht vragen en op de voorgrond komen. Want wanneer de stof roept, zal degene die in mensengedaante leeft, terug moeten keren tot zijn stoffelijke verplichtingen, tenzij hij de werkelijkheid en alle mogelijkheid tot verdere bewustwording van zich wijst. Wanneer hij een lange tijd zo gestreefd heeft, dient hij ook bereid te zijn om te zeggen: Nu keer ik voor een korte tijd weer geheel terug tot mijn wereld. In die wereld leef en zoek ik nu, niet denkende aan en zoekende naar de hoge geest, maar mens zijnde met de mensen, opdat ik nimmer vergeet wat ik ben.

Misschien kunt u mij begrijpen. Het is goed om de wijn te drinken en u te koesteren in de zon, want wanneer de geest tot de hoogste sferen streeft en binnen treedt in de hemelse tuinen, zo voedt zij zich nog met de gloed van wijn en de koesterende glans van de eeuwige zon. Alles ontkennen wat materieel is, is dwaas. Slechts wie mens is, kan de taak die voortvloeit uit het mens-zijn, voldoende vervullen. Het mens-zijn is het punt van uitgang. Vandaar uitgaande zult u veel bereiken. Maar nimmer zult u zonder de basis van het eenvoudig mens-zijn geestelijk kunnen stijgen.

Hoed u voor hem die u veel biedt voor weinig, want hij zal u zeker bedriegen. Hoed u op het esoterisch pad voor de leerstellingen, de personen en leermeesters, die u veel beloven voor weinig, want zij zullen u zeker bedriegen, maar indien u ziet, dat men u de werkelijke waarde vraagt, of misschien iets meer dan de werkelijke waarde voor hetgeen u hoopt te verwerven, zo zult u weten, dat hetgeen u verwerft, ook werkelijk waarde heeft en niet alleen een doelloze en lege doos is.

Juist voor hen, die een snelle en eenvoudige bereiking zoeken op het pad van de esoterie, lijkt mij dit wel een praktische raad, want al te vaak belooft men u dat u zonder verdere moeite God zult zien, wanneer u nu maar een bepaalde leer wilt aanvaarden of een bepaald systeem aan wilt hangen.

Ik zeg u, dat u altijd zelf tot uw God zult moeten gaan. Hoe meer men u belooft, hoe minder men een eigen streven van u eist, hoe zekerder u kunt zijn, dat u langs deze weg uw doel niet kunt bereiken.

image_pdf