3 oktober 1969
Allereerst moet ik u vertellen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het eerste, wat noodzakelijk is voor het gebruiken van gedachtekracht is denken. Dat klinkt misschien wat eigenaardig maar er zijn heel wat mensen die denken, dat zij denken zonder werkelijk te denken. Denken in zichzelf betekent: het bouwen van een voorstelling in jezelf, het begrip daarbij vormen dat noodzakelijk is – meestal zal dit een woordbegrip zijn – en aan de hand van deze beiden het eigen wezen afstemmen. Iemand die werkelijk denkt is verdiept in deze, zijn gedachte. Hij heeft een deel van zijn wezen als het ware afgesloten. Wanneer het goed is heeft hij alle functies van zijn bewustzijn zoveel mogelijk gericht op datgene wat hij overdenkt. Nu weet ik wel dat deze wijze van denken tegenwoordig zelden voor komt, maar toch is dit het denken dat een grote rol speelt bij het gebruik van gedachtekracht.
Denk je eenmaal zo dan is de gedachte niet alleen meer een functie van de hersenen. Door de overgave aan het denkbeeld is het tot een functie geworden van tet gehele bewustzijn, dat tijdelijk onderdanig wordt aan hetgeen je overdenkt. Daarmede wordt de gehele persoonlijkheid met alle delen daarvan – geestelijk zowel als stoffelijk – in de gedachte opgenomen. Zodra ik op deze wijze intens denk ontstaat er rond mij een uitstraling waarin de essentie van mijn gedachte weerspiegeld is.
Hoe maakt men daarvan dan gebruik? In de eerste plaats is natuurlijk van belang dat je het juiste denkt. Heel vaak denken de mensen verkeerd. Heel veel mensen hebben bijvoorbeeld gedacht dat een bepaalde arbeidswet er niet door zou komen, maar zij hebben niet juist en diep genoeg gedacht. Zij hebben niet gedacht aan het feit, dat voor degenen die het voor het zeggen hebben, het behouden van hun zetel wel eens belangrijker kan zijn dan het al dan niet aan de wil van het volk gehoorzamen bij de arbeidswet. Ook hun wijze van denken was daarbij verkeerd. Wanneer al die mensen dachten: het zal wel niet doorgaan… hebben zij daarmede geestelijk of via gedachtekracht geen enkele werkelijke pressie uit kunnen oefenen.
Zeker, je kunt als zovelen deden, er lang over praten, maar woorden hebben zelden invloed.
Natuurlijk, je kunt in een massa met woorden soms heel wat bereiken. Maar alleen zo maar wat woorden, desnoods over en weer, haalt – zeker wat gedachtekracht betreft – maar weinig uit. Stel nu dat die mensen allen hadden gedacht: dit is onmogelijk, wij zetten ons met geheel ons wezen in voor de bestrijding…. . Wat zou er dan gebeurd zijn? Niets! Wanneer deze mensen hadden gedacht: om deze of gene reden is er geen doorkomen van deze wet…, zou het anders zijn gegaan. Dan had desnoods Piet de Jong een beroerte gekregen in de wachtkamer, maar dan zou de wet niet aangenomen zijn. Wat alleen als een eenvoudig voorbeeld bedoeld is: de wijze waarop gedachtekracht werkzaam kan zijn wordt bepaald door de wijze waarop men denkt: de gebruikte denkbeelden moeten altijd positief zijn. Het gebruik van gedachtekracht kan alleen een grote uitwerking hebben, wanneer een positieve voorstelling in het eigen bewustzijn bestaat.
Wanneer u zegt: dit kan eenvoudig niet…., dan gebeurt er niets. Wanneer u zegt: om deze redenen is het gestelde niet aanvaardbaar – waarbij de redenen positief dienen te zijn en zo mogelijk een alternatief in moeten houden, zodat de gehele reactie positief wordt, dan blijft de afwijzing wel bestaan maar beïnvloedt men positieve werkingen die het afgewezene onmogelijk gaan maken.
Ander voorbeeld: wanneer iemand ziek is die je door gedachtekracht wilt genezen en je veronderstelt dat je alleen door maar eens flink aan die persoon en zijn kwaal te denken, deze kunt genezen, vergis je je. Hij geneest dan zeer zeker niet. In sommige gevallen wordt een rekening ingediend die dan even hoog blijkt te zijn als bij een slagen, maar daarover spreken wij nu niet. De resultaten die worden bereikt zijn in ieder geval praktisch nihil. Nu denk je: deze mens is ziek. Wat voel ik van die ziekte, wat weet ik over die ziekte en de zieke?
Je bouwt je een beeld op van hetgeen er in die mens aan de gang is. Of dat beeld nu medisch verantwoord en juist is, is daarbij niet eens van werkelijk belang. Het gaat er om, dat je een beeld, een voorstelling in je wekt, die ziekte en patiënt omvat. Dan zeg je: de ziekteverschijnselen moeten worden uitgebannen… . Dit wordt dan uitgestraald en aan de patiënt overgedragen, niet alleen maar als een soort suggestie, maar wel degelijk ook als een modulatie van levenskracht.
Meer nog: op de duur wordt het zelfs een meer geestelijke uitstraling van krachten – vooral bij veelvuldige herhalingen van hetzelfde -, waardoor geestelijke of astrale krachten met het streven in resonantie kunnen komen. Dan ben je als het ware niet alleen meer zelf in beweging in de door de gedachte bepaalde richting, maar veroorzaakt bovendien beweging in krachten rond je, zoals een steentje dat in een poel valt, beweegt, maar gelijktijdig beweging rond zich veroorzaak. Deze geestelijke beweging die zo tot stand kwam reikt vaak veel verder dan het door de denker veroorzaakte doel, maar zal in ieder geval alles wat hij in en voor de patiënt tracht te doen, versterken.
Nu zal het u wel begrijpelijk worden waarom als eerste regel moet gelden: Denk Juist! Vele mensen menen dat daaronder moet worden verstaan, dat je de zaak formuleert. Je kunt dergelijke zaken nooit genoeg formuleren om alles werkelijk te omvatten wat er in je leeft en gewekt kan worden. Het woordsymbool is de uitdrukking van een innerlijke toestand, een emotie plus een voorstelling. De letterlijke betekenis van de gebruikte woorden is veelal variabel en kan zo geen kracht in een en dezelfde richting stralen, terwijl mogelijk in anderen daarmede geheel overeenstemmende werkingen en krachten tot stand worden gebracht.
Voorbeeld: Er zijn drie mensen. De eerste heeft een porseleinhandel, tikt op een kopje en zegt “barst”. De tweede is een geoloog, die de resultaten van een proefboring nagaat. Hij bemerkt een bepaald iets op en bemerkt “barst”. De derde dacht dat hij de toto juist had ingevuld en hoort nu, dat zijn vrouw het formulier niet heeft ingeleverd. Ook hij zegt “barst”. De betekenis en stuwkracht van dat ene woord is in deze gevallen geheel verschillend. Indien 1 en 3 identiek zijn, krijgen wij bij een en dezelfde persoon aan de hand van een en hetzelfde woord geheel verschillende gevoels-, gedachte- en associatiewaarden. Een woord kan zowel veroordelend, beoordelend als explosief verwensend worden gebruikt. De zin van het woord wordt voor een groot deel mede bepaald door omstandigheden en associaties.
Wij kunnen begrijpen dat bij het gericht uitdenken van gedachtekracht een woord zonder meer niet genoeg kan zijn. Zonder de achtergronden kan het moeilijk gelijke reacties bij anderen wekken. Daarom moeten wij in de eerste plaats een beeld, een emotie in onszelf tot stand brengen. Het uitstralen van de gedachtekracht is immers niet bovenal afhankelijk van de woorden die men zegt, maar vooral van hetgeen men voelt aan de hand van een voorstelling – zelfs wanneer deze laatste wat vaag zou blijven. De woorden die men gebruikt – of dit voor zichzelf gebruikt om dit alles aan te duiden – zijn eigenlijk meer symbolen die men kan herhalen om zo het geheel nog eens in intensiteit en besef verder op te voeren, beter samen te voegen tot een werkzaam geheel en te richten. Wanneer u dit kunt aanvaarden zult u ook begrijpen dat het woord dat men denkt of gebruikt op zich minder belangrijk is, zolang het maar innerlijk bestaande gevoelens en voorstellingen weergeeft.
Opeens is het niet meer zo wonderlijk dat er mensen zijn of waren die met schijnbaar zinloze formules en woorden, toverspreuken – wonderen kunnen doen. Er zijn dan ook mensen, die, wanneer zij iets met gedachtekracht vaak doen, voor de omschrijving woorden gebruiken als ‘mummelebub’, ‘hobbelebob’, of ‘abacadabra’. Soms zeggen zij dergelijke woorden dan nog hardop en met heel wat nadruk of zwier. Hubbelebub bijvoorbeeld. Een woord dat niets betekent. Voor die mensen is dan dit woord de omschrijving van alles wat zij in zichzelf gevoelen, van krachten en mogelijkheden, van voorstellingen en misschien zelfs van het goddelijke zoals zij dit innerlijk ervaren.
Dergelijke mensen doen ongeveer hetzelfde als iemand die in een kerkdienst zegt: “In de naam van god….” Het is natuurlijk een prettige klank maar op zich doet en zegt het verder niets. Wanneer degene die het uitspreekt gelooft dat hij het vermogen bezit om een zegen te geven, zodat voor hem het spreken van die woorden, een in hem bestaande en berustende kracht zo kenbaar wordt, dan draagt hij wel degelijk iets over aan de anderen. Of dit nu werkelijk van goddelijke oorsprong is weten wij natuurlijk niet zonder meer. Zeker is dat zij gedachtekracht hebben, dankzij de spreuk die hij gebruikt, omdat deze de uiting van innerlijke waarden voor hem vertegenwoordigt. Dit is een belangrijk punt. Eventueel gebruikte formuleringen en woorden zijn niets anders dan uitingen van in het ik bestaande voorstelling en emotie. Woorddenken zonder meer, innerlijk beredeneren, omschrijven enzovoort is nooit genoeg om – op welke manier dan ook – bruikbare gedachtekracht uit te kunnen stralen.
Veel mensen zullen het voorgaande nog wel aannemen en menen dat je deze kracht tegenover of voor medemensen zult kunnen gebruiken. Gedachtekracht bevat eigenlijk nog veel meer mogelijkheden. Eigenlijk zijn bepaalde vormen van gebruik van de gerichte gedachtekracht zoiets als een vorm van kosmisch zeuren. Indertijd heb ik een kleindochter gehad. Een schat van een kind. Een dondersteen soms, maar werkelijk een schat van een kind. Zij wilde met alle geweld een hondje hebben. Nu weet u allen dat de stage druppel de rots uit kan hollen. Wel, zij heeft haar hondje uiteindelijk gekregen omdat zij elke keer opnieuw begon: “Ik krijg een hondje, hè opa, pappa, mamma, tante, oom enzovoort “. Zij ging met deze verklaring eenieder af, tot de burgemeester toe – bij wijze van spreken. Zo nu en dan zocht zij een – volgens haar – bevoegde instantie op en informeerde: “Wanneer krijg ik nu mijn hondje” en zo kreeg zij haar hondje. Haar hele wereldje was opgebouwd rond dit denkbeeld: ik wil een hondje hebben…..! Bovendien deed zij er zelf ook iets aan.
Wanneer ik op het ogenblik op aarde zou leven en met alle geweld iets zou willen hebben, dan zou ik er aan gaan denken. Niet alleen maar een beeld van wat ik zou willen hebben, maar reeksen van voorstellingen: hoe ik het zou gebruiken, hoe het zou zijn wanneer ik het eenmaal zou hebben. Wanneer je zo een werkelijke voorstelling hebt, straalt die sterk uit in de omgeving. Er gebeurt werkelijk iets. Misschien kan ik het nog het beste zo stellen: de gehele wereld is opgebouwd uit bestaande situaties, plus vele mogelijkheden; de weg van een mens tussen de mogelijkheden en feiten door, is vaak van kleine zogenaamde toevalligheden afhankelijk. Door mijn gedachtekracht is het mogelijk een paar van de voor mij mogelijke situaties zodanig te verschuiven, dat het ‘toeval’ in overeenstemming komt met wat je wilt. Op deze wijze zou je als het ware kunnen bereiken dat de aardappelen net niet aanbranden, dat je schilderijen, een leunstoel, of een auto krijgt, dat je kennis maakt met een bepaald iemand, of zelfs dat iemand langs de weg met zijn auto stil houdt om je mee te nemen. Dan moet je niet alleen maar bij jezelf zeggen: ‘dit moet nu maar eens gebeuren’, maar je moet met je gehele wezen voelen dat het gebeuren zal. Je moet er werkelijk naar verlangen. Wanneer dit verlangen groot genoeg is moet je je voorstellen hoe de vervulling van dit verlangen zal zijn en dan moet je die kracht naar buiten toe richten, hoe dan ook. Desnoods hoef je niet eens een bepaald doel aan te stralen. Je kunt zelfs volstaan met het uitstralen van een gedachte in de wereld zonder meer, verbonden met het gevoel: nu moet het maar waar worden. Je kunt – mits je op de juiste wijze werkt – met gedachtekrachten eigenlijk alles doen.
Heel wat mensen denken dat je aan gedachtekracht niet veel hebt omdat je het alleen soms voor anderen zou kunnen gebruiken. Stelt u zich nu eens het volgende voor: U bent handelsreiziger en handelt in grafzerken, schoonheidsmiddelen, of iets anders. U staat in de morgen op en bedenkt dat u omzet moet maken, productie nodig hebt. Dan kunt u natuurlijk in uzelf – of tegen anderen – gaan vertellen, wat u allemaal wel zou willen, en wat u denkt te doen, maar dat zal weinig helpen. U moet eerst in uzelf de overtuiging weten te wekken: ik moet vandaag verkopen dus ik zal vandaag verkopen. Dan spelen factoren die men toeval pleegt te noemen, opeens een veel grotere rol en maken op onverwacht wijze een vervulling van de gedachte mogelijk. De reiziger zal bijvoorbeeld door een omleiding een geheel andere route moeten kiezen dan hij van plan was, daarbij nog een lekke band krijgen ook, en zo iemand ontmoeten die hem niet alleen helpt maar in gesprek komt en hem ook nog een ordertje voor grafstenen of zo zal geven. Begrijpt u wat ik hiermede wil zeggen? Hier is toeval aan het werk. De meeste mensen denken dat gedachtekracht de dingen waar maakt op een wonderlijke wijze, dat alles dan opeens geheel anders dan anders zal zijn. Een enkele maal zal er misschien inderdaad sprake zijn van een opvallende afwijking van de normen. Maar in de meeste gevallen presenteert het resultaat zich eerder als een toevalligheid.
Die dingen gebeuren natuurlijk. U denkt misschien nog aan gedachtekracht als een soort lamp van Aladin. u maakt de juiste bewegingen, denkt de juiste gedachten en er rijst al uit een walm een geest voor u op die eerbiedig informeert wat hij wel voor u doen mag. Dat is onmogelijk. De geest in kwestie zou tegenwoordig zoiets alleen al niet mogen doen vanwege de vakbond van djinni, want dergelijke dingen vallen niet onder zijn c.a.o. Feitelijk gaat het eerder als volgt: U schept innerlijk een beeld, een voorstelling. Gedreven door de emotie zoekt dit beeld in de werkelijkheid een analoge op en trekt u in die richting. Zonder dat u weet, hoe en waarom veranderen er rond u een paar kleine dingen. U handelt net even anders, reageert even anders dan normaal en opeens is de mogelijkheid er die overeenstemt met het gedachtebeeld. Dan moogt u niet denken: ik heb gedacht; de mogelijkheid in de stof is er nu, dus gebeurt het. U moet zeggen: nu is er opeens de mogelijkheid, ik zal haar aangrijpen. Je doet er zelf ook veel aan om je wensen, je denkbeelden, waar te maken. Het projecteren van gedachtekracht is als het ware scheppen van een situatie waarin het toeval de gewenste mogelijkheid schept tot – noem maar op – het bereiken of geven van gezondheid, rijkdom, of iets anders.
Nu zijn er heel wat mensen, die van dit alles wel wat afweten en verklaren: het werkt inderdaad wel aardig, maar voor mijzelf helpt het niet….. Enigszins kan ik mij dit wel indenken. Wanneer je iets voor jezelf wilt hebben geloof je daarin vaak minder snel in, dan in gevallen dat je het aan anderen zou willen geven. Het is of je de mogelijkheid dat je zelfs iets zou bereiken, wat tegen de onmiddellijk redelijke kansen in zou gaan, niet zo gemakkelijk kunt aanvaarden. Zoals men vaak gemakkelijker gelooft dat een ander slecht is, dan dat men het zelf is en in de deugden van anderen vaak innerlijk veel sterker gelooft dan in eigen deugdzaamheid; zelfs dan beweert men steeds weer tegen anderen dat men deugdzaam is.
Ook wanneer je iets middels gedachtekracht voor jezelf probeert te bereiken moet je geloven, ja, innerlijk voelen dat het zal gebeuren. Gevoelswaarde is de basis van alle bewust gebruikte gedachtekracht.
Vaak vraagt men zich dan ook af: wanneer kan ik dan gedachtekracht gebruiken? Daarvoor bestaan geen vaste regels. In het kosmisch en geestelijk verkeer staan nergens gebods- en verkeersborden, die stellen: hier mag je geen gedachtekracht gebruiken, daar moet je gedachtekrachten gebruiken voor anderen, en hier mag alles. Ofschoon in de praktijk van uw tijd ‘alles mag’ heel vaak schijnt te betekenen: alles mag hier wat je is voorgeschreven; wat niet voorgeschreven werd mag echter nooit. In feite is de situatie zo: zodra ik bewust iets voelen kan, bewust dit tot een voorstelling om kan vormen en middels een formulering in gedachten of woorden dit de wereld in kan brengen, komt er een response uit de wereld. Soms is dat een antwoord, waarvan je denkt: wat moet ik daar nu mee doen?
Een gek voorbeeld: Iemand heeft ontzettende kiespijn en wil van die pijn af. Hij besluit zijn gedachtekracht hier voor te gebruiken Even later kijkt een bromfietser niet uit, smakt hem tegen de grond. De man zit vol blauwe plekken op de grond, mompelt minder fraaie woorden en vergeet geheel dat hijzelf dit alles tot stand heeft gebracht. Zijn wens is namelijk zo vervuld want de oorzaak van de pijn ligt op de grond naast hem. Hiermee wil ik u maar duidelijk maken dat de resultaten wel eens anders kunnen zijn, dan u verwacht. De man dacht er alleen over dat hij die tand kwijt moest, stelde zich voor dat er in zijn mond een lege plek was, waar de tand zat en dat hij geen pijn meer hiervan had. Hij vergat iets te zeggen over de wijze waarop dit zou moeten gebeuren, zodat hij elke mogelijkheid om dit resultaat te bereiken, naar zich toetrok. Wij kunnen ons voorstellen dat hij onder de omstandigheden zijn gedachte met veel emotie uitzond. En bij voldoende intensiteit is een halve minuut van uitstralen vaak reeds voldoende om iets te laten gebeuren.
Het zou ook mogelijk zijn, dat de man zich voorstelde, dat de man zich indacht, dat hij een middeltje bij zich had waarvan hij een enkele tablet gebruikte en presto…, de pijn was weg.
Dan kan bijvoorbeeld het volgende gebeuren: hij loopt door een straat en ziet opeens in een winkel een reclame voor een pijnstillend middel waarvan hij nog nooit gehoord heeft. Al staat op de reclame: afdoende tegen alle pijnen, hij zegt tegen zichzelf: het zal toch wel niets zijn en loopt door….. Dan is de gedachtekracht uitgewerkt en heeft hij geen kenbaar resultaat daarvan gehad. Men moet als volgt redeneren: het feit dat een dergelijke reclame mij opvalt, kort nadat ik gedachtekracht heb gewijd aan het verdrijven van pijn, betekent dat er een relatie kan bestaan. Dus moet ik dan naar binnen stappen en het middel proberen. Let wel: de nadruk ligt hier op het onverwachte, het toevallige. Maar zo dit aanwezig is, is het resultaat zo goed als zeker.
Waarmede ik al heel wat over het praktisch gebruik van de gedachtekracht heb gezegd. Nu heeft men mij, toen ik hierheen ging, gezegd: maak het de mensen niet al te moeilijk met je geklets. Nu heb ik wel enige zelfkennis maar ik had toch nooit verwacht dat het zo in de gaten liep. De raad die ik kreeg, was: wanneer je meent dat je iets duidelijk genoeg hebt gezegd, herhaal het niet in andere beelden maar vat het samen in eenvoudige regels.
- De eerste regel luidt: denken betekent het hebben van een voorstelling en niet alleen het in jezelf woorden spreken.
- Iets, wat je denkt waarvan je een voorstelling hebt zonder dat dit gevoelsreacties in je wekt is niet bruikbaar voor het uitstralen van gedachtekracht.
- Als je een emotie hebt gekoppeld aan een voorstelling, kan elke woordomschrijving daarvan en elk woordsymbool daarvoor gebruikt worden om de voorstelling en de emotie in het ik hernieuwd te wekken. Door middel van dit woord dat voorstelling plus emotie in je wekt, kun je dan op elk gewenst ogenblik de gerichte gedachtekracht uitstralen.
- Gedachtekracht schept mogelijkheden maar geen wonderen. Dit betekent dat u, wanneer u gedachtekracht gebruikt ook voortdurend bereid moet zijn mede te werken aan elk verschijnsel, of in elke mogelijkheid waardoor het gewenste wordt bevorderd.
- Gebruik de gedachtekracht wanneer u er al mee wilt werken, regelmatig. Train u om op een bepaalde wijze deze kracht te wekken. Wanneer er dingen zijn die u regelmatig wenselijk vindt voor uzelf of anderen, moet u zoveel mogelijk gelijke voorstellingen in uzelf wekken, een altijd gelijke emotie daarbij en – om het geheel af te ronden – een verbale sleutel, een woord, een omschrijving waardoor u in uzelf deze toestand van emotie plus voorstelling zo snel mogelijk kunt wekken.
Hiermede hebben wij de eerste beginselen wel gehad en kunnen we nu gaan zien, wat er over gedachtekracht meer in het algemeen te zeggen valt.
Elke mens straalt gedachtekracht uit. Wanneer twee mensen gedachtekracht uitstralen van gelijke aard maar niet in dezelfde richting, zal degene die het sterkst is, bepalen wat er in de sterkste mate gebeurt. Stralen twee denkers gedachtekracht uit, gelijktijdig maar tegengesteld gericht, dan zal het resultaat bepaald worden door de resultante die ontstaat bij het elkander ontmoeten van hun krachten. Het werkelijke resultaat kan bij gelijk sterke personen, halverwege beider denkbeeld liggen en in een richting die geen van beiden heeft bedoeld. Is er één sterker dan zal het resultaat meer overeenstemmen met zijn voorstelling, maar toch op een ander doel manifest worden dan hij zich stelde enzovoort. Nu werken er in deze dagen heel wat mensen bewust of onbewust met gedachtekracht, maar meestal op de verkeerde wijze.
Voorbeeld: de meeste mensen die hun gedachtekracht willen gebruiken om vrede op aarde te gebruiken, denken en voelen niet: wij willen vrede, dus zal er geen oorlog komen maar reageren: als er maar geen oorlog komt Wat betekent dat je aanneemt dat er wèl een oorlog zal komen. Zoals men zich in de meeste gevallen geen vrede of iets wat door vrede bereikt wordt voorstelt, maar de verschrikkingen van de oorlog die men vreest, of beëindigd zou willen zien. Door deze voorstelling die immers belangrijker is dan de woorden die men daaraan verbindt, trekken zij veelal geweld en oorlog eerder aan dan dat zij deze afremmen. Zij trekken hetgeen zij willen bestrijden aan. Het lijkt wel het probleem van elke vrouw: wat trek ik aan? Het antwoord in dit geval luidt: wat je door middel van gedachtekracht aantrekt, is datgene wat op dat ogenblik je aandacht gevangen houdt. In het onderhavige geval is dat niet de vrede maar de oorlog. Indien u bang bent voor een atoombom is het niet meer dan redelijk, dat uw denken vervuld is van die atoombom. Het gevolg is dat, ongeacht de emotie en de beredeneringen waarmede u die bom benadert, u daartegen nooit een werkelijk afdoende reactie kunt krijgen. Daarom is het noodzakelijk dat alle voorstellingen die voor het uitstralen van gerichte gedachtekracht gebruikt worden, positief zijn.
Nu vrees is dat positiviteit van denken in deze dagen een nadere omschrijving en uitleg behoeft. Er zijn mensen die redeneren: wij streven naar de vernieuwing dus slaan wij alles klein. Wij willen het nieuwe dus is het vernielen van het oude – al hebben wij nog geen alternatief – positief. Anderen protesteren tegen het geweld op de wereld en om dit met nadruk te kunnen doen, steken zij wat auto’s in brand en slaan zij een paar agenten het ziekenhuis in. Wie beweren wil, dat daarin – qua emotie en denken – iets positiefs schuilt, vertelt kolder. Wanneer je met gedachtekracht werkelijk iets wilt bereiken moet je in de eerste plaats consequent zijn. Iemand die gedachtekracht wil gebruiken moet niet alleen consequent zijn maar daarnaast ook vrij zijn. Dit vrij-zijn is ook een leuze, die in uw tijd maar al te vaak verkeerd wordt gebruikt zodat ik ook deze verder meen te moeten verklaren in dit verband.
Wanneer ik denk en de gedachten van anderen daarbij gebruik als basis voor mijn werken, zal ik in mijzelf nooit iets kunnen vinden wat daarbij geheel past. Je moet zelf denken en op je eigen gedachten reageren zelfs indien zij afwijken van hetgeen in uw wereld gebruikelijk is, of goed wordt geheten. Je moet zelf reageren op de voorstellingen en problemen en geen reacties simuleren die anderen hebben ontworpen omdat zij zeggen, dat dat zo goed is. Voor heel wat mensen betekent dit dat zij veel van hetgeen zij normaal zeggen en doen, terzijde zouden moeten stellen. Het is bijvoorbeeld niet voldoende om in de bijbel te lezen en zo in een gewijde stemming te komen om tot een wonder te komen. Je moet een stelling hebben, of die nu uit de bijbel stamt of niet, die bij jou past. Oude wijsheid is misschien bruikbaar voor meditatie maar zelden voor het bewust gebruiken van gedachtekracht omdat de betekenis van de dingen veranderd is. Denk maar eens aan de kuise Suzanna in het bad en de ouderlingen.
Die scene heeft in uw dagen een heel andere betekenis dan in het verleden. Bovendien is er nog een andere factor in het spel. Mensen, die zich willen baseren op een geloof dat zij aanvaarden zonder het innerlijk werkelijk en geheel als waar te gevoelen, zullen bij het uitwerken van hun gedachtebeelden, onwillekeurig alle associaties veroordelen, waardoor zij zich onzeker gaan gevoelen – wat dan negatieve resultaten pleegt te brengen.
Daarom zou ik vrij-zijn als volgt willen formuleren: een mens is innerlijk werkelijk vrij, wanneer hij – ongeacht wat hij leert wat men hem zegt en zelfs, wat hij aanneemt – op grond van eigen gevoelens, eigen voorstellingsvermogen, zich een beeld vormt van de wereld dat voor hem emotioneel en in voorstelling juist is. Je kunt deze waarden dan middels elke formulering, ook die, welke u door anderen werd gegeven, of zelfs opgedrongen, uitstralen, maar de inhoud moet je eerst zelf en op grond van eigen wezen vormen.
Wanneer je zegt, dat je bepaalde dingen niet moogt denken , of je niet moogt voorstellen, zit je meestal zwaar in de puree. In de eerste plaats is het al zo dat degenen, die menen dat zij iets niet mogen denken of voorstellen, zich al een denkbeeld of voorstelling moeten bouwen van hetgeen zij zich niet mogen voorstellen om te kunnen besluiten, dat dit verboden is.
Waardoor de vreemde situatie ontstaat dat zij opbouwen wat zij zeggen te moeten verwerpen en vermijden, daar zij eerst kunnen verwerpen en vermijden wanneer zij het eerst opgebouwd hebben Besef s.v.p. goed: daarom mag je bij het bewust gebruiken van gedachtekracht nooit iets verwerpen of verdringen. Je kunt voor jezelf emotioneel de waarde van sommige dingen ontkennen. Voor het ik kan dit dan waar zijn maar men mag nimmer stellen dat dit voor alle anderen gelden zal. Je weet immers niet of dit wel klopt? Wanneer ik voor mijzelf negatief op iets reageer en daaraan toch een voorstelling van meer positieve aard kan verbinden: ikzelf zal er beter, een ander zal er gelukkiger door worden enzovoort , dan kan ik op grond van de emotie en de daarbij passende expliciete voorstelling gedachten uitstralen en resultaten behalen. Zodra de resultaten die ik nastreef, zouden betekenen dat een ander in zijn vrije beleving en denkwijzen zou moeten worden beperkt, zal ik er niet meer in slagen, omdat de beperking die ik voor anderen stel, gelijktijdig van toepassing is op mijzelf en mijn mogelijkheden. Gedachtekracht die anderen zoekt te beperken, slaat altijd op het eigen ik terug en veroorzaakt zo vaak ongelukken.
Gedachtekracht kan 1001 vormen aannemen, zoals u weet. Een van de aardigste dingen, die daarbij voor kunnen komen, is de opbouw van astrale schillen of boden. Er zijn zelfs magiërs die er een astrale bodedienst op na houden. Zij hebben zichzelf zovele figuren en gestalten opgebouwd en regelmatig overdacht als symbool voor bepaalde werkingen, dat zij, wanneer zij maar de juiste emotie in zichzelf weten te wekken die astrale krachten kunnen projecteren voor hun taak op elk gewenst punt. Dit hangt samen met zwarte magie waarin wij het projecteren van vrees, ziekte, ondergang, op deze wijze aantreffen. Maar daar men dergelijke astrale wezens ook op kan bouwen voor zichzelf, hangt dit verschijnsel eveneens samen met het opbouwen van engelbewaarders en dergelijke, die opeens in verschijning treden, of aansprakelijk worden gesteld voor de hulp die iemand onverwacht steeds weer krijgt. Om een dergelijke astrale figuur met enige kracht en duurzaamheid op te kunnen bouwen moet men steeds dezelfde voorstelling ten aanzien van een bepaalde actie of hulp, die nodig is, koesteren, gepaard gaande met steeds dezelfde of ongeveer dezelfde emotie.
Om dit tot stand te brengen, kent men dan allerhande systemen. Het wonderlijke is, dat deze systemen vaak niet eens spreken over astrale persoonlijkheden of vormen, maar beweren dat een bepaalde instelling voldoende is. Zij geven je een voorstellingswereld omtrent deze instelling waarbij je automatisch eigenlijk een zeker beeld in de astrale wereld, sfeer, pleegt te projecteren. Bij astrale zendboden en dergelijke hebben wij altijd te maken met energieën, die in de loop der tijden buiten ons zijn ontstaan. Dat wil zeggen: de energie die astraal in een dergelijke vorm bestaat, is groter dan de energie die wij maximaal kunnen gebruiken om een gedachte uit te zenden. Wat betekent dat, wanneer een dergelijke kracht op een specifiek punt is gericht en op dit punt tot ontlading kan komen, grote werking heeft, maar ook dat, zo zij daar niet tot ontlading kan komen, zich zal ontladen op het andere harmonische contact, namelijk degene, die haar richt en zendt. Dit vormt tevens de verklaring voor het sprookje, dat men vaak hoort over een boosdoener die een ‘duivel’ zendt om een ander kwaad te doen, waarbij die ander onschuldig is. De duivel kan niets doen en keert terug tot de boosdoener, die dan verbrandt, wordt gewurgd enzovoort.
De ontlading van de gezonden energie op de zender, wanneer dit niet op het gestelde doel mogelijk is, gebeurt evenzeer bij het goede als het kwade dat gezonden wordt. Dit betekent dat iemand die zijn gedachtekracht op deze wijze ten goede voor anderen gebruikt, niet altijd voor deze anderen de mogelijkheid zal scheppen die hij begeert. Wanneer dit niet het geval is zal hijzelf de geprojecteerde mogelijkheden ontvangen, zodat je er altijd beter van wordt.
Zolang je gedachtekrachten positief gebruikt, onverschillig of je het doel bij anderen bereikt of niet, gaat er geen kracht teloor. Wanneer je negatieve gedachtekracht uitstraalt – zelfs wanneer dit met de beste bedoelingen geschiedt – en deze haar doel niet kan bereiken zal zij op jezelf terugvallen en je tenminste krachten en mogelijkheden ontnemen. Het is altijd verloren moeite. Daarom geldt ook wanneer men met astrale overdracht te maken heeft: denk positief, denk eenvoudig, ga steeds uit van een voorstelling die tot in details bij je opgebouwd kunnen worden; herhaal deze steeds weer en tracht steeds iets op te bouwen. Vermijd alles wat op slopen kan gelijken.
Nogmaals: wanneer je een zieke door gedachtekracht – al dan niet via astrale wezens – wilt genezen, moet je nooit beginnen de ziekte te bestrijden, maar met het vergroten van de mogelijkheid die de zieke heeft, zijn ziekte te overwinnen. Het is eigenlijk een soort oerwet.
Zodra ik opbouw maak ik gebruik van mijn eigen creatieve vermogens. Ik schep iets, wat altijd – hoe dan ook – goed zal zijn. Op het ogenblik, dat ik tracht af te breken, te remmen, te beletten, kan ik misschien tijdelijk daarvoor gunstige mogelijkheden doen ontstaan die stroken met mijn doel, maar de kracht omvat altijd negatieve waarden en dezen zullen op de duur altijd alles gaan overheersen. Het is misschien gemakkelijker voor u wanneer u ook dit weet, zelfs wanneer u er niet toe komt er mee te werken.
Een volgende punt is de in vele mensen levende vraag, of men gedachtekracht wel voor zichzelf mag gebruiken. Men meent vaak dat dit onwaardig, ongeoorloofd zou zijn en dergelijke. Het doet mij denken aan een verhaaltje over een negerprediker die zo bevangen was door eerbied voor hetgeen hij anderen bracht, dat hij zich af ging vragen of hij zijn mond nog wel mocht gebruiken om te eten daar deze toch eigenlijk bestemd was om gods woord te verkondigen. Daar hij zonder voedsel op de duur geheel geen woord meer uit kon brengen, besefte hij uiteindelijk dat hij wel moest eten. Ook wanneer u pretendeert uw gedachtekracht alleen maar voor anderen te willen gebruiken, zult u op een gegeven ogenblik die kracht toch zelf moeten ondergaan en er zelfs van moeten profiteren omdat het zonder dat u niet mogelijk is voortdurend op dit vlak functioneel te blijven. Wees niet bang om het voor jezelf te gebruiken maar houdt hier ook rekening met de regels dat alles positief moet zijn. Je mag gedachtekracht nooit gebruiken om bijvoorbeeld een ander iets te ontnemen en dit zelf te verwerven. Dat is negatief en slaat in deze zin ook altijd weer op jou terug. Zeg niet: ik hoop, dat mijn buurman zijn auto eindelijk eens kwijt raakt, op een wijze, waardoor ik die krijg.
Wanneer u hem al zou krijgen op deze wijze, zoudt u hem al snel weer verliezen, hem kapot rijden, of iets dergelijks. In dit geval moet u denken: hij heeft een auto., wanneer ik nu ook over zo’n auto zou beschikken, zouden wij betere vrienden kunnen worden, of elkaar in vele dingen kunnen helpen….. Bij een dergelijke formulering kunt u het gestelde wel zonder angst voor tegenslagen verwezenlijken.
Dan is er nog iet, waarvoor ik u zou willen waarschuwen. Je moet de dingen nooit te ver ontleden. Er zijn mensen die beweren, dat zij graag met gedachtekracht zouden willen werken, wanneer zij maar zouden weten hoe het functioneert. Dit weten is een logisch mentaal proces.
Het is ook een ontledend proces. Zodra je iets tè logisch op wilt zetten gaat de meditatie erbij teloor. Dat kunt u wel begrijpen. In dit geval is de emotie de stuwkracht die je in de eerste plaats van node hebt. Tracht niet alle krachten en mogelijkheden te ontleden en in te delen. U kunt misschien een soort vizier ontwerpen voor het richten van gedachten op grote afstand, maar wanneer u niet in staat bent de nodige gedachtekracht op te brengen komt u nog nergens. Gedachtekracht is eigenlijk net een levend organisme. Wanneer je haar ontleedt, leeft zij niet meer. Vele mensen zullen nu in stilte vragen, of in dit verband niet het een en ander over de geest ook moet worden verteld. Gezien de verschillende mogelijkheden kan ik natuurlijk wel een ingewikkeld verhaal ophangen maar ik wil mij beperken in de hoop dat ik duidelijk kan blijven.
Wanneer u open staat voor de geest – zoals dit heet – betekent het in feite, dat u gelooft in die geest en er vertrouwen in hebt. Dat is ook een emotie. Hoe groter deze emotionele aanvaarding is hoe gemakkelijker u toegang kunt krijgen tot bepaalde krachten van de geest.
Om het anders te zeggen: hoe groter de doorsnede en daarmede de capaciteit wordt van de leiding waaraan u het waterpistool van uw gedachtekracht kunt bijvullen. Je beschikt over een grotere reserve maar moet je niet voorstellen dat je door middel van de krachten van de geest de draagkracht van eigen gedachtewerkingen vergroot. Je kunt wel de frequentie waarmede je werkzaam gedachtekracht kunt uitzenden, aanmerkelijk vergroten. Je kunt een groter aantal gerichte gedachten uit zenden, maar geen gedachten van grotere intensiteit. In dit verband spreken wij wel van resonantie- en harmonieverschijnselen.
Dat zit als volgt in elkaar: Vele mensen weten niet, of verlangen wel iets maar zijn zich daarvan niet bewust. Nu komt er iemand die uiting aan iets geeft, wat tot op dat ogenblik onbewust in hem leeft. Opeens wordt het in eenieder wakker. Men realiseert zich opeens: zo heb ik het altijd gevoeld en beseft: dus moeten wij handelen volgens degene die dit in ons wakker maakte.
Er zijn geestelijke waarden die niet bewust beleefd worden, emoties, die emoties blijven. Er zijn astrale krachten die wel een zekere lading hebben maar geen vorm kregen. Er zijn geesten die eigenlijk wel interesse hebben voor de wereld van de mensen maar eigenlijk niet weten wat zij voor die mensen met hun krachten en mogelijkheden zouden kunnen doen.
Wanneer u nu een idee, een emotie, treft, waarop dergelijke dingen kunnen reageren, gaan dezen op dezelfde manier aan het werk waarop u tracht te werken. Luister goed: een klein steentje kan een lawine veroorzaken. Die lawine kan enorme dingen tot stand brengen die voor het steentje nooit mogelijk zouden zijn. Maar als het steentje met de lawine naar beneden komt, is het beneden nog altijd hetzelfde steentje. Zo is het ook wanneer wij werken met harmonieën, sympathische trillingen enzovoort. Wij projecteren onze eigen gedachtekracht.
Deze kracht bereikt zijn doel. Wat daar omheen wel of niet mee zal kunnen komen, kunnen wij nooit nauwkeurig bepalen. Wanneer er veel mee komt, zal niet alleen het doel van onze gedachten maar vaak een groot gebied daar omheen mede beroerd worden en zal soms, hetgeen wij met die gedachtekracht nastreefden in de omgeving van een persoon of voorwerp in veel grotere mate werkelijk worden dan daarin.
Gek voorbeeld: Iemand zegt: je kunt met gedachtekracht veel doen. Ik stel mij een bitterbal voor die in mijn hand rust. Ik wil deze dan eten. Nu lopen er astrale schillen in de buurt die deze gedachte opvangen en ook voor hen zegt het begrip ‘bitterbal’ iets. Zij beginnen mee te bitterballen. Daarboven zit een aantal droeve geesten, die in het idee van die ballen even hun bitterheid kunnen vergeten en zo mee gaan concentreren. Nu denkt deze man: ik krijg zo dadelijk hier in mijn hand een klein bitterballetje. In feite zit hij even later in een soort bitterballen-rijstebrijberg en moet zich door de hete massa een weg naar buiten eten of smoren. Maar een van die vele bitterballen – waarschijnlijk die kleine, waaraan hij zijn hand brandt – heeft hij zelf gemaakt. Het is misschien een gek voorbeeld, maar het maakt het mogelijk de dingen plastisch en duidelijk te zeggen. Wanneer wij met sympathische en harmonische werkingen aan de gang zijn, moeten wij in dier voege logisch blijven dat wij nooit iets verlangen wat overbodig is. Juist het overbodige kan ons vaak ten gronde richten, wanneer wij ons denken geheel daarop richten. Zodra het om het noodzakelijke gaat, ligt de zaak anders. Voorbeeld: Ik zit in de woestijn en denk: wanneer ik nu maar één enkele beker water had, zou ik in leven kunnen blijven…. Wij hebben weer dezelfde geestelijke en astrale groep er bij. Het gevolg is, dat er een plensbui valt. Ikzelf heb dan nog steeds maar één enkel bekertje water, maar de woestijn bloeit ineens op, wordt vruchtbaar, terwijl de kans groot is dat ik – als gevolg hiervan, wanneer het later nodig is – nog meer water zal kunnen krijgen.
Ik besef, dat deze voorbeelden niet geheel passend of volledig zijn. Maar ja, ik heb – eerlijk gezegd – nog nooit iemand getroffen, die een meer abstracte zaak in een plastisch voorbeeld zo kon verduidelijken, dat alles geheel passend en logisch bleef. Volgens mij komt dit door het feit dat abstracte denkbeelden die opeens naar de praktijk worden overgebracht, in hun werking en verschijning meestal onlogisch zijn. De hoofdzaak is dat u begrijpt, waar het mij om gaat. Wij kunnen vaak – zonder dit te bedoelen – met onze gedachtekracht andere, soms zeer grote, energieën losmaken. Wij zijn voor die energieën niet aansprakelijk en kunnen het doel van die energieën ook niet zelf bepalen, al zal dit gemeenlijk dicht in de buurt van het door ons gekozen doel liggen. Zolang wij ons bij het gebruiken van gedachtekracht houden aan noodzaken en positieve beelden, zal er nooit een verspilling optreden en zullen geen tegengestelde resultaten optreden.
Wanneer wij bijkomstigheden met onze gedachtekracht willen gaan regelen en dan een harmonische treffen, zou de hoeveelheid bijkomstigheden wel eens zo groot kunnen worden, dat zij ons dreigen te verstikken. Daarom geldt dat u gedachtekracht regelmatig en zelf behoort te gebruiken, maar dat u zich daarbij altijd moet beperken tot de werkelijk essentiële dingen. Denk steeds positief, formuleer steeds positief, bouw altijd positieve beelden op. Stel je nooit voor hoe het zou zijn, als tante Jans die wrat niet had; je moet je voorstellen, hoe blij tante Jans is, als zij voor de spiegel staat zonder wrat. Het lijken misschien kleine dingen en velen zullen uitroepen: wat maakt het uit? Maar wanneer ik denk aan het verwijderen van de wrat, moet ik in de eerste plaats aan de wrat denken en versterk die zo mogelijk. Denk ik aan de vreugde van tante Jans, dan denk ik aan de egaliteit van haar huid en heb het beeld van de wrat niet meer in mij.
Indien u vragen of kritiek hebt, kunt u uw gang gaan. Kritiek op mijn betoogtrant is toegestaan, maar niet noodzakelijk. Enige zelfkennis heb ik heus wel, al doe ik er niet altijd veel mee.
Vragen.
Hoe projecteer ik gedachten naar buiten? Hoe voel ik het, wanneer een ander op mij inwerkt?
Eén: Hoe projecteer ik? Eenvoudig door te weten – en te voelen -, dat de kracht van mij uitgaat. Geen ingewikkeld proces, geen uitgebreide voorstellingen zijn noodzakelijk, al zal misschien iemand sneller dit gevoel bereiken, wanneer hij zich voorstelt dat hij een soort zaklamp is met stralenbundel, of zelfs een zoeklicht, een tuinslang is die een straal richt op het doel enzovoort. De voorstelling is niet belangrijk en zelfs niet werkelijk noodzakelijk. Belangrijk is dat je voelt dat de kracht van je uitgaat, dat je de kracht van je uit doet gaan zodat de gedachte ook buiten je gaat bestaan. Dat is de kern van het projecteren van de gedachte.
Duur is eveneens onbelangrijk, ofschoon er mensen zijn die alleen kunnen voelen dat het werkelijk werkt, wanneer zij er langere tijd mee bezig zijn. Wanneer je voelt dat de kracht van je uitgaat, is dat al voldoende. Wanneer je een geweer hebt en de trekker overhaalt, kijk je misschien nog wel hoe je getroffen hebt, maar je blijft toch niet verder bezig de kogel voort te stuwen nadat zij de loop eenmaal verlaten heeft. Zodra dan de actieontlading volgt en de kogel op weg gaat, houdt alle noodzaak tot verdere actie, richten, stuwen, voor u op. Ook wanneer u met gedachtekracht werkt.
Twee: Hoe voel ik het, wanneer een ander op mij in werkt? Soms is men sensitief. Iemand, die wat telepathisch van aanleg is kan wel degelijk voelen, dat er iets – of iemand – met hem bezig is. Het gebeurt maar zelden dat hij dan weet, wat de ander op hem afstuurt, tenzij het gaat om een zuiver telepatisch contact. In de meeste gevallen heb je alleen het gevoel dat je stemming verandert. De emotionele inhoud van de kracht betekent veelal een variatie ten aanzien van je normale emotionele toestand. Dit kan belangrijk zijn. Vaak gebeuren er toevallig dingen die je niet had verwacht zonder dat je er verder over nadenkt. Voorbeeld: een zieke wordt op afstand behandeld. Wanneer er een contact is- ongeacht de vraag of hij de tijd wel of niet kent, van de behandeling op de hoogte is of niet – zal de zieke zeggen: ik ga mij opeens anders voelen… . Heeft hij er verstand van dan zal hij vaak zeggen: men is op afstand met mij bezig… Dit laatste is dan een conclusie, geen gevoel. Wanneer iemand u het goede tracht te zenden en u bent niet al te gevoelig dan bemerkt u niet eens wat er aan de hand is.
Stel u wilt een brommer kopen maar u hebt niet veel geld en kunt normaal geen goede daarvoor krijgen, de ander wil u helpen en straalt dat sterk uit. U loopt – als gevolg daarvan – opeens tegen iemand op die een bromfiets te verkopen heeft en u dit zegt. U reageert: ik zou hem wel willen hebben, maar ik kan niet meer dan zoveel besteden. De ander zegt: hij is wel meer waard maar ik gun je een koopje. Neem hem daarvoor dan maar… Tegen jezelf zeg je dan: was dat een bof! Wat een toeval! Goed, dat ik zo gereageerd heb! Wanneer u degene die de kracht zond, treft, weet u nergens van en schept op: ik heb een brommer gekocht. Moet je horen wat mij gebeurd is….. Je vertelt dan waarschijnlijk hoe handig je bent geweest. Je beseft niet dat de ander er bij betrokken is geweest. Toch was het de gedachtekracht van de ander waardoor je op het juiste ogenblik naar een juiste plaats werd getrokken en kon reageren zodat de koop mogelijk werd. U hebt niets bewust gevoeld, maar was ten hoogste wat optimistischer
Ik begrijp niet, dat er een harmonie van een persoonlijke sfeer met een omstandigheid kan zijn.
De harmonie met de persoon creëert een voorkeursselectie uit de bestaande reeks van mogelijkheden.
De methoden, die u gaf, zijn toch in feite magische handelingen?
Alles, wat een mens niet logisch redelijk kan verklaren en ondertekend weet te krijgen als wetenschappelijk juist door een paar erkende mensen met grote namen, is – volgens velen op aarde – bijgeloof of magie. In feite is magie niet veel meer dan gebruik maken van krachten die niet algemeen erkend zijn, op zodanige wijze dat men wel algemeen kenbare resultaten tot stand brengt zonder dat daarbij de wijze waarop het tot stand kwam, noodzakelijkerwijze mede bekend werd. Zo gezien is dit alles natuurlijk magisch.
Vaak denken wij: als er maar geen oorlog komt. Wanneer wij zelfs de mogelijkheid van oorlog geheel negeren, welke uitwerking heeft dat dan? Hoe rijmt dit dan met de tegenstellingen waarover hier wel werd gesproken als oorlog en vrede, wit en zwart enzovoort ?
In de wereld van de verschijnselen kunnen wij de absolute waarde niet bepalen. Maar wij kunnen wel degelijk de voor ons sterkste mogelijkheden bepalen door gedachtekracht. Om het vreemd te zeggen: je kunt niet waarlijk werken aan de vrede, zolang je bang bent voor oorlog. Je kunt niet werkelijk gelukkig zijn wanneer je vreest hetgeen je de basis van geluk noemt te verliezen. Daarom moet je, wat atoombom en oorlog betreft, je niet te sterk voorstellen, wat zij zouden zijn en betekenen. Je moet uitgaan van de goede mogelijkheden die er – voor jou en verbonden met jou – kunnen bestaan. Je moet nooit stellen, dat je met je gedachtekracht de gehele wereld zult gaan verbeteren. Dat lukt toch niet. Wel kun je zeggen: uit alle besefte mogelijkheden ga ik voor mijzelf, voor anderen ook het vredige selecteren. Dan kan een ander nog steeds stellen, dat er oorlog zal komen, maar u hebt daar mede niets te maken, u kunt er niets aan doen. U richt u alleen op de goede en positieve mogelijkheden. Je moet projecteren wat je als belangrijk en noodzakelijk en mogelijk voelt.
Dan komen die mogelijkheden als vanzelf. Wanneer je bang bent voor iets, kan juist dit je er toe brengen je beste mogelijkheden te laten bederven.
Wij hebben nu wel heel mooi gesproken over gedachtekracht. Het is leuk dat u er nu veel van kunt weten en het is nog leuker wanneer u er zelfs proeven mee gaat nemen om te zien hoe het gaat. Realiseer u toch vooral dat het geen speelgoed is. Hiermede bedoel ik niet dat je er heel erg voorzichtig mee moet zijn en er beter af kunt blijven, maar slechts dat je gedachtekracht nu eenmaal niet kunt gaan gebruiken voor dingen die voor jou niet werkelijk belangrijk zijn. Je moet er ook emotioneel mee verbonden zijn zodat sterke gevoelsreacties mogelijk zijn. U moet u iets voor kunnen stellen zoals het moet worden of zijn, dan pas is gedachtekracht hanteerbaar. Er zijn veel dingen die je langs een meer normale weg eenvoudiger kunt bereiken. Wanneer u wilt dat iemand weer eens contact met u opneemt, kunt u dat met gedachtekracht waarschijnlijk wel bereiken. Maar het is meestal eenvoudiger eens op te bellen.
Wanneer u er mee zou willen werken geef ik u wel de raad onderscheid te maken tussen de dingen, die je ook langs normale weg zou kunnen bereiken en de dingen die net uitgaan boven hetgeen men normaal mogelijk zou achten. Wanneer je bij dit laatste gevoelt dat het toch mogelijk zouden moeten zijn, bereikbaar zou moeten zijn, is het ogenblik gekomen om gedachtekracht te gebruiken. Gebruik haar in dergelijke gevallen zowel voor kleine als voor grotere zaken. Gebruik in het begin uw kracht vooral voor anderen. Wanneer je bij anderen resultaten boekt en zo enig zelfvertrouwen hebt gekregen en weet hoe het moet gaan, probeer het dan ook een voor eenvoudige dingen, die jezelf betreffen. Ook hier weer: kies geen dingen die je ook zelf en zonder meer waar zou kunnen maken. Beperk je tot de dingen die voor u net buiten de normale reeks van mogelijkheden liggen. U zult zien dat u zo uw eigen bestaan, uw leven, veel juister leert begrijpen, beheersen en bepalen, zelfs wanneer u niet alles redelijk kunt verklaren.
Een laatste waarschuwing: U bent zeker niet de enige die met gedachtekracht werkt. Probeer nooit het lot van anderen te veranderen volgens uw inzichten. Tracht slechts anderen te helpen hun lot te vormen, volgens hun eigen inzichten. Help hen machteloosheid, inzinkingen en dergelijke te overwinnen, maar bepaal niet van tevoren wat zij moeten worden of doen.
Dan hebt u maar weinig kans op nadelige wijze in contact te komen met de gedachte- uitstralingen van anderen. U weet het: je kunt misschien door gedachtekracht Jantje van de buren tot dokter maken, maar niet wanneer hij innerlijk alleen maar een goede beeldhouwer is en verder niets. Ten hoogste kan hij dan nog een redelijk plastisch chirurg worden maar daarvoor zal hem de interesse en doorzettingsvermogen wel ontbreken. Het resultaat bergt meer ellende dan plezier, voor hem en voor u. Als U voor uzelf de 100.000 wilt hebben, vraag u dan eens af, wat het u gaat kosten aan geld, emoties, overlast van anderen enzovoort.
Indien u bereid bent dit alles zonder meer en gaarne op te brengen, terwijl u een werkelijke en belangrijke bestemming hebt voor de gelden die u zouden blijven, terwijl u zich dat alles reeds nu als een werkelijkheid voor kunt stellen? De kans is dan groot dat, wanneer u er maar lang genoeg aan denkt en meespeelt in de loterij u eens een prijs zult hebben en misschien zelfs de hoofdprijs. Zolang u innerlijk niet intens kunt voelen hoe het zou zijn, hoeft u aan een dergelijke poging niet te beginnen.
Het is nu rond 17 jaar geleden, dat ik in uw land voor een groep van uw Orde heb gesproken. Ik moet constateren, dat de zwijgzaamheid ongeveer gelijk is gebleven, dat er redelijk vragen gesteld worden, ofschoon de domme vragen kennelijk nog niet geheel verdwenen zijn. Maar de sfeer is zelfs iets beter. Ik meen trouwens, dat die niet met een wat knuddig knusse sfeer beter gediend is. Ik sta weer voorlopig op het dienstrooster. U zult in de toekomst wel meer onder mijn betogen en betoogtrant moeten lijden.