Gedachtekracht, gedachte, werkelijkheid en de positieve wereld

image_pdf

 6 maart 1953

Aan het begin van deze bijeenkomst moet ik diegenen onder u, die hiervan nog niet doordrongen zijn, nog wijzen op het feit dat wij nu eenmaal ook nog behoren tot die pelgrims naar de oneindigheid die niet het totaal van het zijnde kennen en als gevolg daarvan niet alwetend zijn, ja zeer zeker ook fouten kunnen maken en feilbaar zijn. Wij trachten u datgene wat wij weten — of denken te weten — mede te delen en wij trachten dan tevens van u nog weer nieuwe wijsheid op te doen. Met dit doel komen wij hier. Achter dit naar voren geschoven doel zit een tweede, het doel u te leren denken. U moet zelfstandig kunnen denken. U moet zelfstandig — uit al datgene wat er in de wereld gebeurt — kunnen puren de positieve waarden die voor u van dit leven kunnen maken een festijn van bewustwording. En ik mag dan ook daar wel bijvoegen dat juist deze bewustwording inhoudt die gedachte, die wij in de profane naam van onze orde uitdrukken “Orde der Verdraagzamen”, het verdraagzaam zijn, het kennen der naastenliefde. Ik hoop dus dat u ons het genoegen zult willen doen om niet alleen te horen, maar om toe horen met een kritisch oor. En van hieruit zou ik over willen gaan tot de behandeling van een onderwerp dat zeer zeker onze belangstelling en naar ik meen ook de uwe ten volle heeft. Ik zou willen spreken over: Gedachtekracht, gedachte, werkelijkheid en de positieve wereld.

Dat klinkt misschien erg geleerd en erg diepzinnig. In werkelijkheid berust het op de feiten van uw en ons bestaan en is een onontkomenlijk iets. Wanneer wij denken dan moet er voor het denken iets zijn, laten wij het denkvermogen noemen. En wanneer dat denkvermogen de beschikking heeft over een groot aantal verschillende gedachterichtingen en uit deze velen bij voortduring één bepaald spoor kiest, dan moet daar een rede voor zijn. Dan is ergens ons een factor die ons dwingt juist deze beelden uit de totaliteit van onze ervaring te kiezen. U zult begrijpen dat dit denken een zekere kracht in onszelf opwekt. Allereerst — en dat zal voor u niets nieuws zijn elke gedachte berust op een elektronische werking in het brein. Het klinkt ook weer erg geleerd, maar het is heel begrijpelijk. Wij kunnen alles in het lichaam uiteindelijk verklaren door miniatuur—reacties aan te nemen, ontlading van statische ladingen, aanwezig in de cellen. En wanneer daar vanuit gaan, dan komen tot een redelijke verklaring o.a. van het lichaam, en aangezien het lichaam datgene is dat met uw bewuste denkvermogen het meest gekoppeld is, wil ik hiervan uitgaan. U denkt d.w.z. u kiest. U wilt een beeld iets bereiken en uw gedachten volgen het spoor, niet zoals uw bewustzijn dat dicteert, maar zoals de totaliteit van eigenschappen de platgetreden paadjes van het denken in brein als het ware in schijnbaar deze richting voerend, de gedachte aangeven ben mij ervan bewust dat het erg moeilijk is om een vast getreden, veel gedacht denkspoor, zonder meer te verlaten maar wij moeten toch nog een vraag erbij stellen: Gebeurt er dan nog iets meer behalve het denken van een bepaald denkbeeld als resultaat van een bepaald verlangen, een wens, een wils uitdrukking?

En dan komen wij tot de ontstellende ontdekking dat het mogelijk is op afstand gedachten te lezen: Telepathie. Bewezen, ook voor uw aardse wetenschap, telepathisch vermogen staat vast. Dit telepathisch vermogen toont dus aan dat uw gedachte werkzaam is buiten het eigen lichaam. Ik hoop dat geen van u mij deze conclusie bestrijdt. Als u dat wilt doen kunt u dat natuurlijk te allen tijde doen. Wanneer uw gedachten nu buiten uw lichaam werken en een werking uit kunnen oefenen op een bewuste ontvanger, zodat de gedachte of een deel daarvan wordt weergeven, dan zouden we ook dwaas zijn wanneer we zeiden: Dit is de enige mogelijkheid, die kracht is er. Nu leert ons verder en dat kunt u in de kosmobiologie bv. heel aardig zien — de ervaring in de materie alles beïnvloed wordt door elke straling die optreedt, dat die stralingen die homogeen gaan met de eigen absorptievermogens de stof, direct en sterk doordringen, dat de anderen echter — bij een voortdurende straling evenzeer onderworpen zijn aan de invloed daarvan en onder de invloed van deze straling zelfs hun karakter veranderen. Nemen bv. de kleur wit. Er is een wit vlak: Wit retoucheert zoals u weet de infra—rode straling die u normalerwijze warmte noemt. Wanneer echter deze straling met voldoende intensiteit en lang genoeg durende bestralingskracht gericht wordt on dit witte vlak, dan zullen we zien dat de kleur zich gaat veranderen d.w.z. dat door deze straling een omzetting plaatsvindt en dat deze straling daarmee voor u een andere kleur—reflex teweeg brengt. U zult denken wat heeft dat met gedachten te maken. Maar als we nu weten dat sommige uitstralingen dit kunnen doen, mits lang genoeg aangehouden en intens genoeg, dan geloof ik dat het voor u aannemelijker wordt wanneer ik ga vertellen dat ook de gedachtestraling de gedachtekracht als het ware — op deze wijze in kan werken op mensen, dieren, voorwerpen, kortom op al datgene wat rond u is en binnen het bereik van gedachtetrilling valt.

Van hieruit zouden we eigenlijk een klein uitstapje moeten maken in de normale denkwereld van de mens. De normale mens vertrouwt erop dat het leven hem alles zal geven, vandaar dat er zoveel pessimisten zijn, die dus pessimistisch spreken.  Die in hun leven en werken volledig optimist zijn, ze nemen aan dat het wel in orde komt. De maatschappij is gebouwd op dezelfde verwachting, dat het wel in orde zal komen, dat niemand zal falen, dat niemand zich onttrekken zal aan de wetten die nu eenmaal geschreven zijn en dat alle dingen het geleidelijke en normale verloop zullen hebben dat men altijd heeft gekend. Wanneer dat niet gebeurt dan treedt er een crisis op, of een ramp. Dan is de hele mensheid voor een ogenblik in de war.

Is dat nu alleen doordat een positieve verwachting of gedachtestraling niet geheel vervuld kon worden, dan is dat niet zo erg, want aan keert deze kracht tot de drager terug en versterkt zo diens reactievermogen in weerstandsvermogen. Maar laten wij nu eens ons voor gaan stellen al deze negatieve dingen in de wereld van de mensen: Ja ik zou dat wel doen, maar ik kan daar niet op rekenen. Daar heeft u de meest eenvoudige. Ja ik geloof wel dat alle mensen goed zijn maar het hemd is nader dan de rok; ik vertrouw niemand verder dan ik hem zie. Ik geloof wel dat ze het goed met ons bedoelen, maar naar wat ik ervan zie, brengen ze niets dan onheil en verwarring. Ik geloof dat we vandaag of morgen midden in de ellende zullen zitten. Ik geloof niet dat er één onder u die mij kan ontkennen dat deze gedachten — die paar die ik dan grijp uit de veelheid die mij ter beschikking staan — dat deze paar gedachten regelmatig door velen der mensen worden geuit. En hebben we nu het eigenaardige; dit denken is absoluut negatief, het is nl. geen bevestiging van bestaande waarden of een schepping van nieuwe waarden, maar een ontkenning van bestaande of aangenomen waarden. De enige positieve gedachte die nog steeds blijft bestaan is het egoïstische; dit ben ik en liever alles ten gronde dan dat ik onder ga.

Dit kan natuurlijk worden ondergebracht in een assimilatie van, laten we zeggen aangenomen stellingen die een doctrine vormen of een geloof en dan wordt dit ego deel van deze gedachtewereld, maar het blijft egoïstisch. Wat er ook in de rest van de wereld gebeurd en — zou men het anders kunnen zeggen onze staat moet zijn levenspeil handhaven; onze staat moet machtig blijven, moet rijk blijven, moet welvarend blijven; noemt u ze maar op.

Egoïstisch denken; en dat zou nu niet zo erg zijn, als dit egocentrische niet tevens inhield het ontkennen van elders bestaande waarden. Ik heb u dat aan de hand van de gedachten van het individu getracht kort aan te tonen. Het is te begrijpen wanneer voortdurend dergelijke gedachten worden uitgezonden, dat op den duur — zoals bij warmte — de kleur der gebeurtenissen, de tendens van het gebeurde, de hele gedachtestroming en ook de reactie daarop van alle dingen, langzaam maar zeker gaat veranderen, totdat op een gegeven ogenblik misschien datgene wat wit was, zwart geworden is.

U zult begrijpen waarom ik wit en zwart heb genomen. Wij kennen nl. witte en zwarte magie, witte magie gericht op het Al bewustzijn en onzelfzuchtig en zwarte magie gericht op het zelf, gebruik makende van alle verworden krachten die er maar te vinden zijn. De wereld heeft zelfs nu nog een vlak dat het wit zeer dicht benadert; nog altijd leeft er in de gedachten van de mensheid een ideaal, onverschillig hoe gevormd dit uitgedrukt wordt, welke staatkundige of religieuze vorm ook, leeft er in de mensen een begeren naar beter, naar hoger en ik zou ook zeggen sneller voortgang. Daardoor is dus inderdaad de grondtoon van het menselijke gedachteleven nog wit—magisch maar niet meer geheel, want de voortdurende stroming van wantrouwen, van ik mag het misschien noemen defaitisme, een ontkenning als het ware van het bestaande goed, moet langzaam maar zeker ertoe leiden dat dit goed ook werkelijk uit de wereld wordt geruimd en het is begrijpen het is menselijk.

Neemt u maar weer een doodgewoon voorbeeld: Een mens is goed om het wille van het goed zijn, de wereld accepteert hem niet, gaat hem bijbedoelingen toeschrijven en gaat z’n hele karakter vertrekken tot een hatelijke zelfzucht die alleen geeft om meer te kunnen ontvangen. Deze mens zal dat een tijdlang kunnen verdragen, maar op den duur dit wantrouwen hem teveel en hij zal liever ophouden met zijn positief leven dan langer de last van verdenking etc. dragen. Daar heeft u zo’n heel aardig voorbeeld. Deze man was wit, trachtte goed te doen, onzelfzuchtig, witte magie in haar meest primitieve vorm. Deze mens wordt nu gedreven tot een egocentrische levensbeschouwing, omdat men hem niet accepteert, hem niet vertrouwt. Het is begrijpelijk dat daarbij de verwording van deze gedachten, deze opvattingen, niet blijft stilstaan en dat langzaam maar zeker een zich wreken als het ware op de mensheid. Aan de andere kant een zich geheel voegen uit angst, naar bedoelingen van de mensheid op de voorgrond gaat treden, daarmede zwarte magie, zelfzucht.

Kijkt u eens, in deze wereld zijn zoveel goede en schone dingen te vinden, zijn zoveel krachten ontketend, telkenmale weer, die goed brengen en niets dan goed, dat het bitter is om te zien hoe deze goede krachten telkens weer worden gekluisterd door het wantrouwen van de mensheid. En daarom zou ik een pleidooi willen houden voor het positieve denken, het denken dat niet zich bezighoudt met de ontkenning van waarden, maar met de bevestiging ervan, een denken dat niet zoekt de dieptepunten van het menselijk zijn, dat niet -mag ik het woord gebruiken, alweer – met een existentialistische opvatting de uitingen van het zijn uiteen gaat rafelen op een zuiver dierlijke basis en gaat trachten daaruit de verworden wereld vol problemen te scheppen, maar ditzelfde existentialisme opbrengt naar een hoger plan, een plan waarbij gezegd wordt: Ziet, zoveel goed is er nog in de wereld, geen jaar of de zon schijnt, de bloemen bloeien, de bomen dragen vrucht en het voedsel der mensheid groeit op een vruchtbare aarde, de ene maal meer en de andere maal minder, maar het is er dan toch.

Ziet, er zijn wat mensen die slecht zijn, maar tegenover één die slecht is, hoeveel zijn er niet goed? Hoe goed is eigenlijk de mensheid. Een denken in deze richting zou nog verder moeten gaan, je zou niet moeten zeggen: Ach wat ben ik eigenlijk hoog gestegen in mijn denken, wat ben ik nu toch eigenlijk bewust geworden en wat zijn die anderen allen dwazen, maar men zou moeten zeggen, ziet, in het hele leven toont zich telkenmale weer een groter verantwoordelijkheidsbewustzijn, een groter begrip van de bewustzijns voorwaarden, onverschillig onder welk geloof, onder welke vlag. Er groeit iets in de mensen, de mensheid veredelt zichzelf. En kost het dan smarten en pijn, we zien tenminste het goede resultaat.

Een dergelijk denken vrienden zou positief zijn. Weg vallen al die negatieve trillingen die met een voortdurende kracht trachten om hun eigen invloed af te drukken, in de materie en de mensheid rond hem. En daarvoor in de plaats komt het gezegende denken dat zachtjes bevestigend opvoert, mens en dier, plant en steen, tot een vorm die hoger en schoner is. Het is niet voor niets dat ik juist ook in deze dagen, in deze bewogen jaren, mijn stem voeg bij de velen die op enigerlei wijze dit onderwerp reeds met u besproken hebben.

Het is noodzakelijk dat u positief denkt, positief denken wil niet zeggen roekeloos optimist zijn, niet zeggen: Nu ja, de goede God zorgt er wel voor en laat de rest maar waaien of, wat gaat het mij aan wat er in de wereld gebeurt, als ik het, nou maar goed heb, dan vind ik het leven allang mooi. Dat is roekeloos optimisme dat onverantwoord is, dat niet rekening houdt met de werkelijkheid en uw werkelijkheid dringt zich te allen tijde weer aan u op. Daarom zal een roekeloze optimist steeds weer moeten vallen en telkenmale weer op moeten klimmen — indien hij enig verantwoordelijkheidsbesef heeft uit de diepe put van een afgrondloos teleurgesteld zijn. Een diepte die niet verdiept kan worden maar wordt tot een vlakte waarin men moeizaam voortstrompelt, ervarende teleurstelling over deze wereld, die dan toch niet voldoet aan deze verwachting, tot men weer een keertje wat boven water krijgt, totdat men eindelijk weer eens uit de put raakt en dan dansen we later even verder.

Ja, dat is niet de methode, dat is geen positief denken. Maar wat wel positief denken is dit, is rekening houden met de feiten, maar uit alle feiten het goede puren en het mede beschouwen als een middel om dit goede te verstevigen en te bevestigen; dan denkt u positief en dan schenkt u aan de wereld iets van dit positieve denken. Denkt u maar weer aan de telepaat aan het begin van mijn betoog: Stelt voor dat er in de duizend mensen die u passeren, vijf of zes zijn die misschien nog onbewust, ontvangers zijn van u, en die een ogenblik met meer vertrouwen in de mensheid door het leven stappen, alleen flarden van gedachten van u ontvangen. Stelt u zich voor dat de mens in afgronddiepe wanhoop om steun komt, om hulp; dat u in staat bent deze te geven — niet misschien de vorm van het royale gebaar; ik zal het heel even voor je opknappen — maar in de vorm van het wel overdachte: Kijk eens, zoveel schaduwpunten zijn er, maar we zien licht. Kijk daar zit het licht van je probleem. Daar is een kant die goed is, hoeft niet wanhopig te zijn, je hoeft niet angstig te zijn, want kijk, in de diepe  duisternis verschijnen er nog sterren, zolang er nog een glimp Godsbewustzijn in u leeft.

En daarmee ben ik aan het laatste punt gekomen van mijn betoog, een betoog dat u misschien wat vreemd en misschien zelfs wat oppervlakkig voorkomt. Wanneer wij positief denken, wanneer wij onze gedachtekracht willen laten werken, dan kunnen wij niet doen in vlagen, dan kunnen wij dat niet doen alleen uit eigen kracht, omdat er ogenblikken zijn dat jezelf ondanks alle positieve onderzoeken van de dingen, ondanks het positieve aanvaarden van het leven en z’n lasten toch nog een moment komt dat je zegt: Ja maar dit is mij te zwaar. En dan is er een macht – ongekend en toch geweten te bestaan – dan is er een macht die dicht is en die soms een troostend, helend licht een ogenblik u als het ware de krachten geeft om verder te gaan en die kracht noemen we God. Zonder God kan men niet positief denken, God wegvalt daar wordt alles negatief, een schromelijk misbruik van levenskrachten en van materialen, weggesmeten in een ledigheid.

Waar God is, daar vrienden, hebben we een opbouwende grootheid, daar hebben we een kracht die doel en inhoud geeft aan alle leven en die het ons juist door onze verzuchting, door ons ogenblik dat we even, even alles van ons af willen schudden en tot God spreken, even onze zorgen uitstorten; hoort Hij het? Ach, wie weet of God oren heeft, maar weet Hij het? Ja, want hij leeft ook in u en Hij kent uw zorgen ook voor u ze uitspreekt. Maar spreek ze uit; stort rustig uw zorgen uit in dat onmetelijke leven waarvan ge deel zijt en ge zult de krachten van dat leven in u voelen en ge zult verder kunnen gaan. Een positief levend, een positief handelend, een positief denkend mens, een mens die gebruik maakt, niet alleen van het machtige wapen van de daad maar van het tweede machtige wapen; de gedachte die gericht is op de voleinding der dingen wordt het positieve zijn.

Er zijn juist door gedachtekracht veel dingen tot stand gekomen die leed betekenen voor de mensheid, en uit dit leed wordt soms weer een enkele positieve gedachte geboren. Een wereld in barensnood, een wereld van gebonden geest, gekluisterd aan de stof; die zich afvraagt waar God dan eigenlijk is. Dat is uw wereld. Maar in deze wereld is het tevens de bewustwording, de geboorte van een nieuwe, groter, beter bestaan. Bestaan van geest en stof voor beide, geboren wordt uit de barensweeën van een mensheid die moet leren de kracht der gedachten bewust en gericht en voor alles positief te gebruiken. En daarmee vrienden besluit ik dit betoog.

  • Ik had nog één vraag aan u en die is de volgende: Speelt de telepatische werking ook niet een belangrijke rol bij het magnetiseren, ik bedoel dat een magnetiseur eventueel, door z’n instraling, ook de gedachte van een patiënt uit het ziektebeeld weghaalt, waardoor genezing nog bevorderd kan worden?

U geeft een zeer schone omschrijving voor de z.g. persoonlijkheid die nodig is wanneer de magnetiseur of ook de arts optreedt naast zijn rol van behandelend geneesheer als het ware, ook tevens als suggestor— als drager van een zekerheidsgedachte die het ziektebeeld doet verdwijnen door de gedachte die het versterkt in z’n uitingen — weg te nemen. U heeft dit volkomen juist gezien.

  • Kan u iets zeggen over de angst en de crisis van de moraal?

Ik willen beginnen met een vraag te stellen: Wat is eigenlijk moraal? Wat is eigenlijk moraal? Moraal zoals de mensheid het begrijpt is het grootst gemiddelde van de algemeen aanvaarde waarden der massa, meer niet. Elke ontkenning van deze waarden is immoreel, elke bevestiging ervan is moraliteit of moreel verantwoord. Ik geloof dus dat we — wanneer we spraken van een crisis in de moraal — allereerst even vast moeten stellen dat dit betekent eerder een evenwichtsverstoring der gevestigde waarden dan dat het wel betekent een nu laten we zeggen — werkelijk losbreken van het dier in de mens. En als we vandaar overstappen op de angst, dan krijgen we natuurlijk ook met deze crisis te maken want wat is angst? Angst mijne vrienden dat is — laten we zeggen — een eigenaardige sensatie, waarbij alle redelijke, logische reacties worden uitgeschakeld en vervangen door een zuiver instinctief, ja dierlijk handelen, dat rekening houdt met niemand dan de persoonlijkheid zelf.

Kijkt u eens, de angst betekent dat in een ervaren dus het redelijke en logische denken wordt uitgeschakeld.  Men is niet meer in staat de kansen te berekenen die men heeft; men is niet meer in staat om oude waarden te handhaven, men handelt grotendeels instinctief. En wanneer dit instinctieve denken wordt tot de achtergrond van een leven, dan zullen wij zien dat aan de oppervlakte een zeer redelijk uiterlijk monomaan zijn, waarbij monomanie de mensheid uiteindelijk wordt getoond, een geestelijke maar dat afwijking de daden is die zoals van een u weet; monomaan zijn waarbij monomanie is over het algemeen een uiting van angst, trouwens zeer veel van de z.g. psychische afwijkingen zijn uitingen van angst, dat mogen wij niet vergeten. Het is een angst misschien voor dingen die u geen angst inboezemen; dat is wat anders. De één is bang voor het leven, omdat hij zich niet in staat voelt de voorwaarden te vervullen die hij zichzelf stelt. Een mens verlangt van zichzelf te zijn een geacht burger met een zeker werkvermogen en een zekere populariteit. Nu blijkt deze populariteit niet te bestaan en deze mens gaat streven om die te bereiken; hierbij treedt een steeds toenemende onzekerheid in het eigen—ik, hoeft uiterlijk niet getoond te worden, en deze onzekerheid zal zich uiteindelijk onttrekken aan het leven en de condities zoals die als ideaal eigenlijk bestaan in deze mens.

Het leven kan niet gedrongen worden in de vorm die men er voor bestemd had en dan krijgen we de vlucht in de waanzin in sommige gevallen, in de dood in andere gevallen, kortom het onredelijke denken, een denken dat niet meer gebonden wordt door de normale zijns wetten zoals de massa die kent. Wanneer deze angst nu alleen optreedt bij één persoon, dan hebben we af te maken alleen met één psychische afwijking, niet waar? Maar stelt u zich nu eens voor dat een angst een deel gaat uitmaken van het leven van de massa. Wat betekent dat? Dat deze massa evenzeer uit, haar normale denkspoor wordt gedreven; dat zij — juist door deze op de achtergrond liggende gedachte gedreven wordt tot handelingen die zij anders zeer zeker niet zou stellen. En daar krijgen we nu de crisis van de moraal, want geachte vrienden, op een ogenblik dat dit denken niet meer normaal is, treedt op datgene wat ik zou willen noemen ontvluchtingsdrang; de Engelsen noemen dat heel aardig escapism, de poging tot ontvluchting.

Deze poging tot ontvluchting nu, kan zich op vele wijzen uiten. Wij zien dat wanneer een wereld zeer geschokt is en in zich de diepe angst voelt voor datgene wat de mensheid tot stand heeft gebracht; denkt u eens aan een oorlog, aan bijzonder zwarte dagen van rampspoed en dergelijke, dan zien wij zeer vaak — en juist wanneer deze angstgedachte sterk op de voorgrond komt — een afwijking van het normale bestaan in twee richtingen; de eerste richting die dan misschien nog de meest aanvaardbare is, is die van de religiositeit, niet waar? U kent de geschiedenis Nigel van de Nikhoek die te allen tijde zich genoopt voelde om de naam des Heren te lasteren op de meest flagrante wijze, bij de kleinst voorkomende gebeurtenissen en, die – toen het storm was – plotseling op z’n knieën viel, toen er niets anders meer te doen was, en begon te bidden uit het diepst van z’n hart. Deze mens trachtte een beroep te doen op een hogere macht die hij misschien redelijker wijze niet eens als bestaand aannam, alleen maar omdat hij daar nu een houvast aan had; hij zocht te ontvluchten in God. Er zijn andere mensen die een voor de moraliteit slechtere richting kiezen. Zij zeggen, nu ja, vooruit dan maar; laten we dan tenminste uit het leven nemen wat er nog te leven is en zij beginnen uitbarstingen, gaan roekeloos om met de hun toevertrouwde kapitalen of goederen, verbruiken hun bezit, werpen zichzelf is de goot het ware en wentelen zich in de draf van de mensheid om daardoor tenminste een ogenblik van de bezinning te verliezen om deze angst levend te maken.

Weer hetzelfde, de ontvluchtingsgedachte. Nu lijkt misschien aan de oppervlakte het zeer redelijk dat iemand zegt: nu ja, ik zie er toch niets meer in het leven, ik ga dansen en ik ga…. nu ja, kortom al datgene doen wat de mensheid misschien niet goedkeurt maar wat dan op het ogenblik mijn lusten zijn, want dan ben in tenminste een ogenblik mijn eigen denken. Men kan zich ook automatisch laten verdoven door films, sensatie—lectuur, kortom elke prikkeling, ja zelfs een sport; dat kan op een ongezonde wijze beoefend worden, een ontvluchting in worden uitgevoerd. Kijk, dit is nu de crisis van de moraliteit. Op dit ogenblik zou de persoonlijkheid nog kunnen zeggen: Ja goed, al deze dingen best, maar hier trek ik een lijn want dit is voor mij niet acceptabel, dat is niet aanvaardbaar. Maar doet die mensheid dat? Heel vaak niet. Ze wijkt af van de hem ingeprente gemiddelden en de regels en wetten waaraan hij zich te houden heeft, en wordt wat men noemt immoreel; zijn handelingen zijn niet meer in overeenstemming met de gebruiken en leefregels van zijn tijd. Op zichzelf zijn deze gedachten en handelingen vaak niet zo fataal als op het eerste oog lijkt; een aardig geval bv. juist van deze crisis der moraliteit kunt u vinden bij de jeugd, een gedeelte van de jeugd van deze dagen, u zou zeggen: waar moet deze jeugd bang voor zijn?

Deze jeugd is bang omdat ze voelt hoe de ouderen geladen zijn met angst en deze jeugd wenst die angst van zich af te zetten, want ze past niet bij haar leven en wat doet ze? Ze gaat over tot wat u noemt roekeloosheid, baldadigheid, lust tot vernietigen en wat dies meer zij. Wat betekent dat eigenlijk? Dat betekent dat de wetten van uw moraal niet aangemeten zijn aan de omstandigheden van het ogenblik, dat u niet in staat bent om de juiste regels van leven te scheppen, want indien de moraal van een tijd aangepast is aan de mogelijke angsten en verlossende gedachten van die tijd, dan zal blijken dat ze zich handhaaft. En mogen wij bij de angst één ding niet vergeten, wat ik ook wel zeer belangrijk acht en dat is feit wanneer de angst eenmaal geleden is, dan treedt een tijdelijke, laten we zeggen, verzwakking van het denkvermogen op en krijgen wij een uitbundigheid die niet normaal aan de persoonlijkheid toegeschreven mag worden. Het is een reactie waarbij plotseling het totaal van de handeling omslaat in het tegendeel. De religieuze mens zal waarschijnlijk een paar dagen onder water blijven of misschien ook wel onder de sterkere vochten, niet waar? Terwijl omgekeerd om de verloren zoon die zich aan uitspattingen heeft overgegeven, plotseling tot een religieus denken en voelen. Het is begrijpelijk dat dit gebeurt want, alleen door een flagrante tegenwaarde te stellen voor het doorleefde, kan men uiteindelijk het evenwichtige weer bereiken; het evenwichtige dat noch het één noch het ander is, begrijpt u? Dat is een zich herstellen dus als het ware de recuperatie van het organisme en van de geest.

U gaat u psychisch en fysisch instellen op gebeurtenissen die niet bestaan. En wanneer deze omstandigheden tot vervulling komende, ook maar een klein tikkeltje van de voorgestelde omstandigheid afwijken, dan zult u in angst en gedreven door uw angst, komen tot daden die misschien voor u betekenen de zelfvernietiging, zowel geestelijk als stoffelijk en daarom mag ik misschien deze verhandeling, besluiten met  een verzoek: wees alsjeblief nooit bang; het is nooit zo erg als het lijkt. Je kunt beter zonder angst door het vuur wandelen en de kwelling daarvan ondergaan, dan dat je met angst en vreze door het paradijs gaat; geloof me dat.

En wanneer u in onze wereld komt, dan zal u dat nog veel en veel sterker opvallen. Daarom vrienden, de angst mag niet bestaan; er mag geen angst zijn, aan angst heeft u niets; angst dat is iets waar u zichzelf alleen maar mee kunt schaden. En weet u hoe angst het beste bestrijdt? Niet door ze weg te duwen in een kastje, maar door ze uit te spreken, door eerlijk tegen uzelf te zeggen: Ja maar ik ben bang dat er een atoombom valt en ik ben bang dat er vandaag of morgen een overstroming komt, en ik ben bang dat er dit gebeurt en ik ben bang dat hij dood gaat en ik ben bang dat zij ziek wordt. En dan tegen uzelf  gaan zeggen: Ja nu ben ik en wel bang voor, maar hoe groot is nu de kans dat dit verwerkelijkt wordt? En dan gaat u rustig de bestaande feiten na, het verleden en dan gaat u alles afleiden en dan zegt u: Nu ja, eigenlijk valt het nog wel mee als ik zo balans opmaak. En dan heeft u iets gedaan om uw angst te bevechten. Niet wanneer u zegt, ik wil niet bang zijn, dus ik denk en ik praat er niet over.  Dan heeft u toch in uzelf die diepe angst en deze angst die in uzelf verborgen blijft, die als het ware weggedrukt wordt totdat het kritieke ogenblik komt, die leidt u tot die daden die wij inderdaad kunnen noemen de crisis der moraliteit, de crisis waarbij zal worden vastgesteld of u inderdaad voldoende moreel besef hebt u vast te houden aan die regels die uw leven uitmaken of dat — ze verbrekende — als een dolle hond door het leven zult stormen.

  • Uit uw spreken valt dus af te leiden, te concluderen, dat angst geen natuurlijk element is, dat angst eigenlijk een element is dat niet in het leven, in de natuur thuis hoort. Echter we zien die angst overal, dus die angst is een zeer natuurlijke reactie ten gevolge van het feit dat — in dit geval een mens — staat tegenover krachten die hij niet beheersen kan. Het is nu eenmaal zo, als er bv. een muur dreigt in te storten en je kunt die muur tegenhouden, dan is er geen reden om angstig te zijn, maar als die muur zo zwaar is dat je haar niet tegenhouden kunt, dan is het redelijk dat je angst krijgt. Als je dan geen angst krijgt dan hoef je alleen te zeggen: Die vent is krankzinnig, die ziet het gevaar niet, die is volkomen…. ?

Weet u, als ik zo’n muur zie die op wankelen staat, dan vind ik eigenlijk — om daar eerst even op in te gaan degene die zich daar angstig over maakt een onredelijk individu; een redelijk individu vind ik diegene die de maatregelen gaat nemen om te zorgen dat die muur ten minste geen kwaad kan doen, hetzij door ze omver te halen hetzij door ze te steunen. Dat is het menselijk standpunt wat ik verwacht, want ik verwacht juist van de mens — misschien is het teveel gevraagd, dat geef ik toe — een andere reactie dan van het dier. En nu zien wij inderdaad het dier zo nu en dan met angst, maar waar komt deze angst uit voort? Uit het onbegrepene; het dier kan niet begrijpen, dat kan zich niet realiseren wat er gaande is of het realiseert zich wat er gaande is en gaat dan af op de omstandigheden. Geloof mij, wanneer er een ogenblik komt van werkelijk groot gevaar, dan zult u heus bang zijn; bang zijn en angst hebben dat zijn eigenlijk ook nog dingen die een klein beetje van elkaar verschillen, want op dat ogenblik realiseert u zich wel degelijk wat er gebeuren gaat, wat de omstandigheden zijn.

En nu is de man die angst heeft, de mens die dan losbreekt en als een dolle hond wegloopt, misschien wat, goeds doet en misschien ook het averechts verkeerd doet, terwijl zoals de man die een grote brand ziet en met een klein kinderemmertje gaat proberen om te blussen; dat is een dwaas, die noem ik dwaas, begrijpt u? Maar de mens die zegt: Kijk eens, dit is niet te redden, dus geeft ik het prijs en die heeft geen angst; hij kan onder de indruk zijn van het geweld en hij kan zich voornemen — omdat hij het er niet mee eens is — om daar bepaalde maatregelen tegenover te stellen; dat is begrijpelijk. Maar ik geloof juist dat de diepere intentie van uw vraag zou luiden: de wereld moet bang zijn en dan antwoord ik daarop: Omdat de wereld bang is, is er een oorlog gekomen, omdat de wereld bang is heeft een Hitler datgene kunnen zijn wat hij waarschijnlijk zelf niet eens wenste te zijn nl. een beest in mensengedaante voor het volk dat hij leidde, ondanks al het goede, want ik wil niet zeggen : Hitler was slecht, maar Hitler werd gedreven tot iets door de angst van de mensen rond hem, dat het niet zou gaan; daardoor werd hij geleid o.a. tot z’n waanzinnige propaganda, waardoor het erkennen van de reële feiten onmogelijk werd gemaakt. De angst voor het communisme leidt het Westen ertoe om te bewapenen en de angst voor het Westers—imperialisme leidt ertoe dat het Oosten zich bewapent tegen het Westen. Ik vraag me niet af waar ergens de beginfactor zit, want die zouden we anders dan met angst op kunnen lossen, maar ik vraag me af: Is de drijfveer die ook u ertoe brengt om te zeggen, ja maar denk erom, we moeten toch minstens een paar kanonnen hebben en een paar vliegtuigen. U vraagt zich niet af: Wat is redelijk? U bent bang, de wereld is bang, de mensheid is bang. En deze angstige mensheid, ziet dan geen andere uitkomst meer dan de hand aan zichzelf te slaan of aan z’n buurman, terwijl er heus wel een andere oplossing mogelijk zou zijn.

Dat is het wat de angst voor de wereld heeft gedaan; de angst voor het bestaan heeft indertijd in de successie—oorlog het Zuiden van de Verenigde Staten aangezet tot een strijd die ze moesten verliezen; de angst om eigen superioriteit heeft later de Yankees aangezet om maatregelen te treffen in dat Zuiden die onverantwoordelijk waren. De angst voor het christendom heeft Turkije ertoe gebracht om duizenden Grieken te doden en Armeniërs; de angst mijne vrienden, de angst die heeft vandaag  de dag geheime organisaties in het leven geroepen waar de Mau—Mau maar een kleine uiting van is. De angst, altijd weer de angst en hoe banger u bent hoe meer u het gevaar op u toetrekt; de mens die recht overeind durft te lopen en uitkijkt en fier en fris voortgaat, die zal zelfs temidden van de gevaren, ja ik durf verder te gaan, te midden van de kogelregen van een oorlog, een redelijke kans hebben om te ontsnappen, omdat hij koel en redelijk is. En de bange mens die zou over het eerste takje wat er ligt struikelen en z’n nek breken, die zal in z’n angst zich precies daar verbergen waar zo dadelijk een bom explodeert. Een bange mens is het slachtoffer van machten die hijzelf oproept; een angstig mens is een gevaar voor zichzelf en voor de mensheid. En diegenen die angst prediken noem ik dwaas, dwazen omdat ze niet begrijpen dat juist het vertrouwen — het gezonde zelfvertrouwen en het vertrouwen op de menselijkheid in de mensheid in zijn geheel, dat dit meer waard is dan alle angstpsychosen.

Dat is de consequentie en wij zien het misschien een beetje makkelijker dan u, dat geef ik direct toe, maar ik geloof niet in de angst. Ik geloof dat deze angst juist teweeg brengt,  een crisis in moraliteit waarbij men niet mee zuiver ziet wat wel en wat niet verantwoord is, zodat men uiteindelijk zelfs gaat spreken dergelijke wartaal als er inderdaad is uitgesproken over defensieve agressie; kent u een grotere waanzin dan dat? Omdat mijn buurman mij misschien een klap op mijn hoofd zal geven, zal ik hem nu alvast zijn kop maar inslaan. Dat is de crisis in de moraliteit waarvoor de angst u slaat. En op het ogenblik dat u angstig bent lijkt u dat inderdaad een redelijke oplossing, maar het is het niet.

  • Sluit Godsvertrouwen niet de angst uit?

Het absolute godsvertrouwen, ja, maar dan zouden we uit moeten gaan van een mensheid die volmaakter is dan ze is, want het jammere is juist van de mens dat ze zo weinig aan God overlaat en alles probeert te doen en zo mogelijk beter dan God, daardoor is het een warboel. U heeft inderdaad gelijk; als we in God vertrouwen dan hoeven we niet bang te zijn en als we ons een beetje meer zouden instellen op de kosmische waarden van het Zijn, dan zou het ook heel anders zijn. Dan zouden we zeggen: Nu ja goed, misschien dat dit leven dan vandaag ten einde is, maar ik ga toch verder ‘ik besta verder’ ik besta voort; morgen komt er een ander leven, misschien een andere sfeer, misschien weer op de aarde, wie weet waar? En dit leven zal mij in staat stellen om dat af te maken wat ik vandaag niet heb kunnen voltooien, tenzij de wil van de Schepper is dat ik het niet voltooi en dan zal Hij mij ander werk geven. Kijk dat is het absolute godsvertrouwen; dan hoeft  u niet bang te zijn voor de dood, dan hoeft u geen angst te hebben voor armoede, u hoeft geen angst te hebben voor uw medemensen, want dan heeft u de zekerheid dat uiteindelijk alles toch weer terugvloeit tot God, maar hoeveel mensen hebben dit vertrouwen? Ik weet het niet, maar zelfs degenen die het woord “godsvertrouwen” zo vaak in de mond nemen – en er zijn er heel wat die dat doen – zijn vaak angstig als ze niet zien waar de boterham van morgen vandaan moet komen. Toch zou een absoluut godsvertrouwen inhouden dat men zegt: God zal mij voeden wanneer dit voor mij noodzakelijk is.

image_pdf