uit de cursus ‘Kosmologie’ (hoofdstuk 5) – februari 1977
De geest en de wereld.
De geest heeft in het gehele scheppingsproces altijd een grote rol gespeeld. Er zijn entiteiten, die reeds tot bewustzijn zijn gekomen in de periode dat het Al zich vormde. En toen zij kwamen tot een binding met de materie, zijn ze haast onwillekeurig betrokken geraakt in de wervelingen van de eerste sterrennevels. Deze entiteiten hebben geprobeerd zich daarin uit te drukken. Want alle contact tussen geest en stof is altijd gebaseerd op het uitdrukken van jezelf, het nemen van proeven waardoor het besef omtrent, jezelf en je beleving van de wereld wordt uitgebreid. Naarmate de entiteiten sneller tot bewustzijn komen, wordt hun neiging om zich aan de materie te binden ook groter.
Als wij kijken naar het allereerste begin, dan zien wij dat er entiteiten zijn die zich met de zon en met de planeten verbinden. De mens heeft hun later namen gegeven die nu nog bekend zijn. Uit deze bezieling van de planeten is ook weer een soort scheppingswerk voortgekomen. Scheppen betekent in feiten waarmaken wat je kunt. En aangezien elke persoon op een andere manier experimenteert, is het duidelijk dat er op elke planeet ook een andere ontwikkeling onvermijdelijk wordt. Maar alle, dat is een feit, zijn verbonden met de zon.
De zon zelf is waarschijnlijk het oudste bewustzijn van het zonnestel. De zon zelf waarschijnlijk, want vanaf het punt, waarop ik mij nu in hoogste bewustzijnstoestand kan bevinden, is dat niet met zekerheid te constateren. Wij zullen eens nagaan wat er gebeurt, als een wereld bezield is.
Een wereld die bezield wordt is nog in actie, in wording. Het is meestal een roterende gloeiende massa waarin langzaam maar zeker een afkoeling intreedt waardoor de zwaarste delen van de materie de neiging hebben naar binnen toe te graviteren waardoor ze dan weer vrijelijk elektronen en protonen, in vangen en langzamerhand tot bepaalde zwaardere elementen worden. Voor de aarde is dat o.a. nikkel.
Kijk ik nu wat zo’n entiteit doet, dan is dat eigenlijk gewoon experimenteren met mogelijkheden. De afkoeling wordt bepaald door de situatie. Er zijn bepaalde velden (u zoudt ze waarschijnlijk magnetische velden noemen) die mede bepalen op welke manier de aarde draait en wat ze precies zal doen. De zon beweegt zich door de ruimte. De aarde is ermee verbonden, dus heeft de entiteit die de aarde bezielt zeker niet de mogelijkheid om helemaal een eigen weg te gaan. Ze heeft echter een aantal mogelijkheden en die worden benut.
Het merendeel, van die mogelijkheden hangt in het begin samen met de materie, dus met materialen en temperaturen ofwel met de beweeglijkheid van de materie. Langzamerhand komt er echter – dat heeft u ook in de vorige les kunnen horen – een afkoeling tot stand waardoor zich een atmosfeer en een vaste bodem gaat vormen. De gasvormige elementen hebben zich nu geheel gescheiden van de zwaardere elementen. Er ontstaat een korst die veel vulkanische werking vertoont. Het is eigenlijk een beetje een oertijd.
In deze tijd gaan de elementalen zich reeds met de wereld verbinden. Als kleine geestelijke elementen zijn ze anders dan de ziel van de aarde, maar ze zijn wel degelijk belangrijk, want ze stralen impulsen uit van behagen en onbehagen. Zo ontstaat er een steeds duidelijker scheiding van de elementen, omdat de zuivere vorm van een element vreugde is voor de entiteit die ermee verbonden is. De aardgeest reageert dus zeer duidelijk op al datgene wat er aan bewustzijn rond de aarde aanwezig is.
Nu komt er leven op aarde. We nemen maar een grote sprong. Dat leven is te gering om in geestelijk opzicht een persoonlijkheid te kunnen hebben. Een eencellig wezen kan niet zonder meer een eigen ziel hebben. Het kan bezield worden, maar dan door een entiteit die over het algemeen een groot aantal (dat kan in de miljoenen lopen) van die wezens probeert te bezielen. Het is ook duidelijk dat bij elke scheiding (de deling zoals bij een amoebe) die geest niet zegt: Nu komt er een nieuwe ziel. Neen, hij zegt: ik krijg een andere bewegingsmogelijkheid.
Als een entiteit eindelijk tot de conclusie komt dat dit geen voldoende ervaring oplevert, dan is niet meer delen van de cellen de meest logische oplossing. De meercelligen zijn dan ook vooral in het begin zeker nog wezens die van buitenaf worden bestuurd.
Als we nu verder gaan kijken, dan ontdekken wij dat er op een gegeven ogenblik plantengroei ontstaat. Waarschijnlijk eerst een soort algen: Deze hebben een eigen levensproces en daardoor wordt het aantal eenheden, dat je als geest kunt besturen en daarmee gelijktijdig experimenteren, kleiner. Je kiest dus voor beperktere mogelijkheden en tevens ga je ook kijken of je misschien als je veelheid ambieert andere kansen ziet. Die kansen zijn er heel vaak, als je van buitenaf besturend optreedt, voor wezens die weliswaar bezield zijn, maar dan door een minder bewuste geest. De situatie, die je dan aantreft is ongeveer de volgende:
Elke plant is bezield. Elke plant heeft door de gemeenschappelijke origine bepaalde eigenschappen en kwaliteiten waaraan de bezielende geest van elke plant afzonderlijk gebonden is. Maar gelijktijdig is degene, die eens daarmee was begonnen, nog steeds verbonden met zijn werk en heeft hij nog steeds de neiging te experimenteren. Alleen, die experimenten kunnen nu niet zonder meer worden uitgevoerd, want er is een goedkeuring nodig van de bezielende kracht van elke soort afzonderlijk. Er ontstaan dus wat men zou kunnen noemen soort of rassengeesten, die eigenlijk alleen kunnen reageren in overeenstemming met het besef van alle bezielende entiteiten, die in hun ontwikkeling niet ver genoeg zijn gekomen, althans ten aanzien van de materie.
Het wordt nog interessanter, wanneer wij gaan kijken naar de dieren. Levende wezen kun je ontwikkelen. Ook daar kun je als geest het proces van de celdeling beïnvloeden; je kunt het levensproces beïnvloeden. Wordt het eenmaal zo ingewikkeld dat een eigen bezielingsmogelijkheid nodig is, dan kun je nog altijd van buitenaf proberen aanwijzingen te geven. Soms loopt dat mis.
Een aardig voorbeeld daarvan is, de sauriërs, die grotendeels al waren uitgestorven voordat een verschuiving van de aardas en verandering van polariteit van het aardmagnetisch veld voor vele andere grote dieren (de warmbloedigen) het einde ging betekenen. Waarom stierven ze uit? Het was eenvoudig: ze ontwikkelden een te grote massa, terwijl een evenredig denkvermogen niet werd ontwikkeld.
Een entiteit, die zo’n wezen bezielde, had maar zeer beperkte reactiemogelijkheden. Dat was op zichzelf al niet interessant, maar bovendien kwam er van buitenaf de impuls: laten we het nog groter maken: laten we zien wat we kunnen bereiken. En dan ontstaan er soorten als de Tyrannosaurus Rex.
Er ontstaan de verschillende pterodactylen. Al deze dieren kunnen wel verder worden geëvolueerd; maar dan moeten ze worden onttrokken juist aan degene die de impuls geeft van groter worden: de soort of rassengeest. En dat gebeurt inderdaad: U weet waarschijnlijk dat de pterodactyl ergens de voorvader is van o.m. de kip die u dat heerlijke ei bezorgt en van alle andere vogelsoorten. Zoals ook bepaalde reptielen de voorvaders zijn geweest van de warmbloedige dieren maar die hebben zich aan de rassengeest onttrokken. Daaruit kunnen wij de volgende lering trekken:
Een geest, die op aarde bezielend optreedt, kan niet worden verplicht zich voortdurend aan zijn soort ¬of rassengeest te onderwerpen. Hij kan zich daaraan onttrekken en daardoor. variaties tot stand brengen, die een afzonderlijke ontwikkeling volgen.
De sauriërs zijn uitgestorven. Hun massa was te groot om op het land te leven. Hun eisen aan voedsel waren eveneens te groot t.a.v. de omgeving waarin ze bestonden en ten laatste: ze hadden niet het nodige denkvermogen.
De planteneters zoals b.v. een plesiosaurus (slanghagedis) of een brontosaurus, zelfs een tyrannosaurus Rex, dat toch een heel verscheurend dier was, hadden twee soorten hersenen: een klein impulsgedeelte waarin zintuiglijke impulsen en een kleine beredering mogelijk waren en een tweede hersendeel, dat lag waar bij u tegenwoordig de zonnevlecht ligt. Vandaaruit werden allerlei impulsen gezonden die het automatisme bestuurden en daarnaast een aantal erfelijke reacties. Het wonderlijke was nu, dat deze twee hersendelen op den duur elk voor zich aan zulke grote eisen moesten beantwoorden dat een snel reageren niet meer mogelijk was. Dat betekende, dat een eenmaal begonnen strijd niet kon worden afgebroken omdat, wanneer je besefte dat je die strijd ging verliezen het meestal al te laat was om op te houden. Bijvoorbeeld: Als je een beweging maakt en tot jezelf zei:- zintuiglijke waarnemend- dit wordt gevaarlijk, ik moet een andere kant uit. Maar voordat je zover was dat je dat wist, was het ongeluk al gebeurd. Zo verdwijnen in zeer korte tijd een groot deel van de sauriërs. Wij zien dat andere, meer warmbloedige soorten een dergelijke periode doormaken. Maar wij zien ook dat ze tevens de neiging hebben om de soort te veranderen.
Neem b.v. de voorvader van het paard Het dier is ongeveer zo groot als een kleine dog. Het heeft een groot gedeelte van die capaciteiten, alleen is zijn darmkanaal iets korter dan het tegenwoordig is. Deze diersoort kan blijven bestaan door de aantallen; die zijn in die periode tamelijk groot. Maar wanneer het dier sneller moet worden, dan kan het dat niet vanwege de geringe omvang of afmeting. Het resultaat is dat er een pony-achtig dier ontstaat dat een aanmerkelijk grotere schofthoogte heeft en een grote bewegingsmogelijkheid. Het betekent gelijktijdig dat soorten zich afsplitsen en dan krijgen we de gazelle-achtige en de ezel, die oorspronkelijk ook van het paard afstamt, maar zich in het bijzonder gaat aanpassen aan de berg- en rotsige milieus.
Op deze manier laat elke soort elke keer weer bepaalde groepjes achter, die aan een nieuwe ontwikkeling beginnen. En elk van die groepjes zal door degene, die de aanleiding werd tot die eerste verandering (toen hij zelf nog bezieler was van een stuk materie), worden geholpen en geleid. De soort of rassengeest wordt vaak bij de splitsing van de soorten geboren uit de soort zelf. Ook dat is interessant om te weten.
U zult zich waarschijnlijk afvragen: Hoe zit het met de mensen, want dat vinden mensen altijd het meest interessante. Het is heel eigenaardig, mensen houden vaak het minst van mensen, maar ze spreken er het meest over. Wanneer de eerste mensen op aarde komen (dat zijn verschillende groepen), dan hebben ze nog de keuze hoe ze zullen gaan leven. Sommigen zijn in die periode zuiver planteneters, anderen zijn jagers. Dat wil zeggen, dat hun darmlengte aanmerkelijk verschilt, dat er een verschil in bouw is en ook in zintuiglijkheid. Een wezen, dat zich met planten voedt, moet wel goed planten kunnen herkennen, maar het behoeft niet zo snel te reageren dan alleen door een vreesimpuls. Een jager moet in de eerste plaats gemotiveerd worden door een lustimpuls.
Zijn beweging is dus voor het grootste gedeelte gebaseerd op een behoefte-element, een wil. In de tweede plaats heeft hij daarbij een veel groter aanpassingsvermogen nodig. De grazer heeft te maken met een soort leven dat hij in zich opneemt, dat zich niet verweert en ook niet vlucht. De jager daarentegen heeft te maken met wezens die vluchten en die dat vluchtinstinct steeds verder ontwikkelen. Het is duidelijk dat onder de voorvaders van de mens nogal wat verschillen bestaan in het begin. Maar wanneer de vlakten er eindelijk zijn en je je prooi het gemakkelijkst vooral in de vlakte kunt vinden, dan zien wij een versmelting tussen de planteneter die daar naartoe trekt en zijn soortgenoot de vleeseter. Het resultaat is de omnivoor.
De omnivoor staat dus niet aan het begin, maar is deel van een ontwikkeling. Deze omnivoor heeft grote voordelen. Hij heeft nl. in de eerste plaats een snel reactievermogen en een goed waarnemingsvermogen. In de tweede plaats heeft hij de mogelijkheid zich praktisch overal mee te voeden en kan bovendien ook nog combineren en is geneigd tot samenwerking. De eerste mensen zijn dus ook kuddedieren.
In het begin zal de soort ontwikkeld zijn door een enkele rassengeest. Maar toen de splitsing in voeding kwam, waren er al twee. Toen de planteneters en de vleeseters weer moesten samensmelten, ontstond er een grote moeilijkheid, want de derde soort viel onder de invloed van twee bestaande rassengeesten, maar had zoveel eigenschappen en kwaliteiten, dat de eerste bezielers van de nieuwe soort zelf ook weer als rassengeest gingen optreden. Zij bonden zich echter aan speciale groepen. We krijgen nu werkelijk met groepsgeesten te maken.
Deze groepsgeesten zijn dus niet meer en niet minder dan de bezielers van die lichamen, ze zijn alleen anders. Ze hebben een bepaalde evolutie doorgemaakt en daardoor staan ze nu op een punt dat dit leiding geven voor hen het meest interessante experiment is en ook de beste mogelijkheid betekent tot zelferkenning en een zich juister bewegen in de eigen wereld.
Naarmate de entiteiten, geïncarneerd in de lichamen van de mensen zelfstandiger worden, is er minder behoefte aan juist de rassengeesten. Dezen trekken zich a.h.w. terug en blijven alleen nog wat genetische, mogelijkheden bepalen.
De groepsgeesten worden echter erg belangrijk. Want de groepen zetten zich tegen elkaar af. Er is een voortdurend strijdelement. Men wil zichzelf in stand houden. Er is op den duur ook het verwervingselement, dat niet meer alleen slaat op voedsel, maar op den duur op bezit, op jachtgebied en ten slotte op een eigen territorium, eigen wetten, eigen denkwijzen.
Het is in deze periode dat bepaalde groepsgeesten zich beginnen te manifesteren aan degenen die stoffelijk leiding geven. Men meent waarschijnlijk dat dat een sprookje is, maar ik kan u garanderen dat deze z.g. goden of halfgoden – men kent beide namen daarvoor- reële wezens zijn. Het zijn entiteiten, die vroeger ook een voertuiglijke ontwikkeling hebben doorgemaakt en die nu de groep die zij proberen te leiden, trachten nieuwe impulsen te geven door zich te vertonen meestal aan de leiders (dat zijn lang niet altijd de heilige mannen, het kunnen ook helden zijn), die een grote betekenis hebben binnen de gemeenschap. Ze zullen in vele gevallen worden aangesproken als voorouders, wat helemaal niet zo dwaas is, want vele geesten die als groepsgeest optreden zijn in feite voorouders van deze groep en deze soort.
Dan gaan de mensen kunstmatige tegenstellingen scheppen. En nu wordt het moeilijker. Want u zult begrijpen dat een groepsgeest, die toevallig thuishoort b.v. bij de Germanen niet vraagt waar de grens loop tussen Nederland en Duitsland of tussen Duitsland en Denemarken. Hij heeft alleen met de soort te maken. Maar de nationaliteiten gaan zich als zelfstandigen gedragen. Dat gebeurde ook al in een ver verleden.
Ais u weet hoe dat vroeger was, met alle strijd rond b.v. Egypte, dan kunt u aardig wat voorbeelden hebben hoe daar zowel de trekkende stammen (een soort bedoeïenen) als ook de Nubische stammen, die eigenlijke rooftochten maakten en slaven wilden hebben, binnenvielen. U ziet hoe daar het nationaliteits-begrip al bestond. Hier gaat het om de soort. En aangezien het Boven Egyptische rijk voor een groot gedeelte toch een Nubische afstemming had, is het ook duidelijk dat er een groot verschil kon zijn tussen de mensen, die nu toevallig onderdanen waren van de koning van Egypte en degenen die onderdanen waren van de vorst of de heerser van een andere stam of een ander rijk. Het is zelfs aardig te zien hoe die mensen dat oplosten. Zij aanbaden a.h.w. gelijke goden, ook al werden ze anders uitgebeeld of afgebeeld.
In Egypte komen de goden van de Nubische stammen vooral van het Boven Egyptische rijk voortdurend op bezoek. Later zien we dat het één enkele maal, als eenmaal de twee Kronen verenigd zijn, toch nog geschiedt als een soort statiegebeurtenis. In plaats van de vorsten die elkaar bezoeken, zijn het nu goden die elkaar bezoeken. Deze goden zijn reële entiteiten, niet goden. Ze zijn soort- en groepsgeesten. Daarnaast zijn er geesten ontstaan die naties vertegenwoordigen. Een natie kan deel zijn van een groep; en deze groep kan weer deel zijn van een ras. Hier krijgen we dan de kunstmatig geschapen entiteiten.
Deze entiteiten zijn veelal geen reëel bezielde wezens. Het zijn eigenlijk meer projecties. Het is alsof de mens in dit geval astraal voor zich een vorm opbouwt, meestal geen waarschijnlijke vorm. Ik vind Michaël voor Duitsland evenmin aanvaardbaar als Marianne voor Frankrijk en ik moet zeggen dat ik de Maagd voor Nederland ook bedenkelijk vind. Deze symbolen krijgen een astrale gestalte en worden geladen met denkwijzen.
Nu is er een kracht ontstaan, die zich soms zo sterk kan uitbreiden, want een heel volk geeft er zijn gedachten zodat ze in staat is de invloed van de werkelijk bezielde groeps- en rassengeest deels te neutraliseren, deels af te buigen. Het is alsof, de mensheid steeds onafhankelijker wordt. De eenling is echter nog steeds gebonden. Hij is gebonden aan het ras, aan de groep en nu vooral aan dit projectie wezen, deze door mensen geschapen illusie, die toch zijn gedrag voor een groot gedeelte beheerst.
Er komen bezielende wezens in mensen die zeggen: Ik kan dit niet aanvaarden. De projectie kan verworpen worden. Als je er geen deel meer aan hebt, valt een groot gedeelte van de invloed weg. Zeggen, dat je b.v. een wereldburger bent, betekent niet dat je het bent in wettelijke zin. Maar het betekent wel, dat je je steeds meer onafhankelijk maakt van een Uncle Sam, een John Bull of van een andere symboolfiguur die een natie representeert.
In het voorgaande heb ik geprobeerd u duidelijk te maken hoezeer, de geest eigenlijk verknoopt is met alle ontwikkelingen op aarde, want wat er op aarde gebeurt, valt mede onder de aansprakelijkheid van een geest. Het kan daarnaast deel zijn van een experiment dat een bepaalde geest probeert te voltrekken; een poging om zichzelf te erkennen of uit te drukken. En als het nu ergens vastloopt, dat is het typische dan, kan een entiteit zeggen: Ik trek mijn invloed terug. Wat betekent dat voor de mens? Het betekent, dat het richtend element, waardoor de geest ondanks alles in een individueel streven toch weer gebundeld werd, wegvalt. Er ontstaat een verdeeld zijn. Men weet niet meer waar men naar toe moet. Ieder kiest voor zichzelf. Er ontstaat in plaats van een nationaal illusie wezen een groot aantal secundaire illusie wezens, die de belangen van bepaalde groepen binnen de natie representeren. En ook zij zijn tamelijk machtig.
Er zijn veel mensen die aan hen geloven of met hen werken. Naarmate ze groeien neemt de nationale schijnfiguur in invloed af. Het betekent dat nu de rassen of groepsgeest weer een grotere greep kan krijgen op zijn onderdanen, maar die zijn inmiddels vervreemd van de wil van een dergelijke rassen of groepsgeest. Wat moet hij dus doen? Hij moet zorgen, dat alles weer in het rechte spoor komt. En dat betekent, dat er heel veel verandert waarop niemand had gerekend en wat iedereen erg onaangenaam vindt. Want een rassen of groepsgeest denkt in de termen van de ontwikkeling van een bepaalde soort, niet in termen van de emoties die bepaalde mensen ondergaan. Dit vergeet men wel eens.
Men denkt wel eens, zo’n geest moet het toch wel goed met ons voor hebben. Die geest heeft het goed voor met b.v. de mensheid of met het Nederlandse volk of met een bepaalde groep daarvan. Maar hij heeft het niet zonder meer goed voor volgens uw voornemen. U zoudt misschien rijk willen worden. Die geest zegt doodgewoon: Die lichamen worden te papperig. Wij moeten dus een situatie creëren waardoor die mensen meer moeten doen en minder kunnen eten, dan worden ze vanzelf een beetje taaier.
Deze leidende geesten zijn zeker niet bereid om op elke persoonlijke invloed in te spelen. Als dat gebeurt, dan is dat alleen omdat het bezielde wezen in de stof op dit ogenblik optreedt als een perfecte representant van die sterkere entiteiten, die leiding geven aan een bepaalde ontwikkeling.
Nu komen wij aan een heel interessant deel: de mensheid zelf. Elke mens is natuurlijk bezield. Het zou denkbaar zijn dat er soms menselijke vormen rond lopen die niet bezield zijn, maar dat zal in de praktijk niet voorkomen, omdat het bestaan van zo’n wezen in feite zinloos is. Het betekent, dat het van buitenaf in stand houden van het gehele biologische proces, de toevoer van bepaalde energieën en het reguleren daarvan een zeer grote inspanning zijn voor een entiteit die daar eigenlijk geen interesse voor heeft. Het resultaat is dus dat het weinig gebeurt.
Een mens is bezield. Wat is de geest die de mens bezield? Het is een wezen; dat een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ja, maar waar? De ervaring wijst uit dat een mens over het algemeen wordt bezield door een entiteit die reeds op aarde heeft geleefd of bindingen heeft gehad met de materie. Maar het is ook denkbaar dat een natuurgeest in een eigen evolutie besluit te incarneren als mens. Dan wordt hij/zij mens. Het geslacht, dat voor mensen zo belangrijk is, is in de geest eigenlijk niet veel meer dan een illusie, een herinnering aan het verleden; een soort terugkeer tot de oude mode, wanneer je weer contact opneemt met de mensheid.
Die mens heeft een geest met een voorgeschiedenis. Een watergeest b.v. kan brandweerman willen worden. Een vuurgeest zal meer voelen voor stoker. Het klinkt gek, maar het ligt niet ver van de waarheid af. Een mens, die vroeger in zijn leven zijn beste emoties heeft gevonden in muziek, zal waarschijnlijk, als hij incarneert, proberen in de richting van musiceren of het aanhoren van muziek te gaan. Er wordt wel degelijk een preferentie geschapen voor zover dat mogelijk is. De geest bepaalt dus niet welke eigenschappen het lichaam heeft, maar wel hoe de aanwezige eigenschappen zullen worden gebruikt. Dus kun je zeggen, dat elke mens een karakter heeft dat door een bepaalde entiteit, die in hem is geïncarneerd, toch mede is vastgelegd.
Die geest heeft natuurlijk daarmee een bepaald doel, maar ook incarneren in de stof is in zekere zin een experiment. Het is een je confronteren met bepaalde denkbeelden, bepaalde mogelijkheden en zo weer het verwerven van een beter inzicht in jezelf en in de kosmische of geestelijke wereld waarin je feitelijk bestaat. Dat laatste heeft implicaties.
U kunt niet alleen zijn, dat is duidelijk. Een geest is verbonden met allerlei geesten. Als u nu toevallig op aarde incarneert, dan betekent dat niet dat alle contacten worden verbroken. Het kan zijn dat anderen ook met u incarneren in andere rassen en soorten, o.a. die hogere entiteiten die met de stof experimenteren. Maar het kan evengoed dat die geest in de sferen blijft en zegt: Voor mij is het nog geen tijd. Dan zal de band blijven bestaan. Ook op deze wijze beïnvloedt die geest uw wereld en de mensheid in sterke mate.
Mensen denken aan dergelijke geestelijke contacten vaak in termen van beschermgeesten of duiveltjes die je voortdurend zondige gedachten influisteren. Nu is dat bij de meeste mensen niet nodig; op die gedachten komen ze zelf wel. We moeten wel stellen: Dit richting geven berust vaak op een eenzijdigheid.
Als u contact heeft met een entiteit op basis van muziek (laten we dat beeld nog even gebruiken), dan zal die entiteit u inderdaad beschermen, leiden en beïnvloeden zodra het gaat om muziek. Maar als het gaat om het componeren van een nieuw gerecht, dan is die geest niet aanwezig; die trekt zich daar niets van aan.
Er zijn entiteiten, die samen een bepaalde groei hebben doorgemaakt. Dan is die groei en het doel daarvan de basis van het contact tussen de mens in de stof en de geest die nog in de sferen is. U kunt dus niet zeggen: ik heb een vaste beschermgeest. U zoudt eerder moeten zeggen: ik ben net een soort rijk: de geesten waarmee ik verbonden ben, reageren ongeveer als ministeries; elk reageert alleen op hetgeen hemzelf aangaat. Het is zelfs mogelijk, dat op grond van een en dezelfde waarde in de mens feestelijk verschillende strijdige invloeden worden uitgeoefend.
Wat die invloed betekent? Voor een individu betekent het inspiratie, geneigdheid of een zekere emotie. Het is geen dwingende factor, maar het betekent wel dat het hele denkvermogen, voor zover dat stoffelijk bestaat, in een bepaalde richting wordt getrokken. Dus de geest heeft wat dit betreft ook een grote invloed.
Nu gaat u zo dadelijk over. Wat zal uw contact met de wereld zijn? Wat zal uw invloed op aarde zijn? In de eerste plaats moet u zich realiseren dat het enige tijd duurt voordat u weet wie u bent in de geest. U denkt dat u overgaat, zoals u op aarde heeft geleefd. U denkt aan uzelf in dezelfde vorm die u op aarde had. U heeft bepaalde voorstellingen omtrent het hiernamaals en u klampt zich daaraan vast. Die zijn er natuurlijk niet, tenzij u ze zelf kunt projecteren. In het begin zal dus uw invloed betrekkelijk gering zijn. Maar u heeft een aantal banden op aarde gehad. Sommigen zijn u voorgegaan, laten we zeggen uw ouders. Sommigen blijven na u op aarde bestaan: uw kinderen en kleinkinderen. Wat hebben die voor u betekend? Dat moet u dan niet meer uitdrukken in menselijke termen, maar werkelijk in: wat hebben mijn ouders in mijn bewustzijn vastgelegd en wat heb ik in mijn kinderen of mijn kleinkinderen in mij aan besef veranderd? Het zijn die besefsveranderingen die weer een band betekenen.
U zult echter na enige tijd ontwaken uit uw voorstelling van een bepaald beeld: een soort stoffelijke persoonlijkheid die nu in de sferen leeft. Vanaf dat ogenblik wordt u steeds minder beperkt of bepaald door de soort- of rassengeest en de groepsgeest waaronder u eens ressorteerde. U kunt nu a.h.w. van buitenaf naar de ontwikkelingen kijken. De neiging zal dan groot zijn om te zeggen: Ik geef nu invloeden aan degenen die nog op deze of gene wijze bestaan. Ik neem eens contact op met mijn ouders (heb ik in het voorbeeld gezegd, het kunnen ook anderen zijn) die mij zijn voorgegaan. Zo kom ik tot een beïnvloeding van degenen op aarde waarmee ik mij verbonden acht. Die beïnvloeding kan ik echter veranderen, want ik ben niet meer gebonden aan de normen van de groepsgeest en ook niet meer aan de normen en bestrevingen van een rassengeest. Ik kan wijzigingen aanbrengen. Het is ongeveer een op de tien miljoen die dat doet. Het is niet veel, maar het betekent dat er in Nederland altijd nog een of twee geesten kunnen zijn die een dergelijke verandering in een nageslacht genetisch zowel als in mentale en geestelijke benadering tot stand proberen te brengen.
Voor de geest is natuurlijk de wereld van de geest de belangrijkste wereld. Dat geldt ook voor mij. Maar die belangrijkste wereld bestaat op aarde niet. Je realiseert je dat als geest meestal weinig. Je meent dat jouw waarden ook op aarde waarden moeten zijn en dat is lang niet altijd waar. Wat je dus eigenlijk doet, is weer experimenteren.
Dit experiment kan een zuiver persoonlijke zaak zijn, maar je kunt ook verbonden zijn geraakt, op welke wijze dan ook, met een groot aantal entiteiten, die toch iets gemeen hebben. En dan kom je terecht in een groep waar een Meester, zult u waarschijnlijk zeggen, een meer bewuste entiteit, eigenlijk een soort opperhoofd wordt voor een stam van geesten. Alleen noem je dat niet zo en er is ook niet het begrip van: die ander is meerwaardig. Hij weet gewoon meer. Je gaat daar voor een deel op af. Een deel van die Meesters, dus die entiteiten, voegen zich weer samen en dan ontstaat er een organisatie zoals de Witte Broederschap. Die broederschap staat als wezen alweer een heel eind af van de mensheid. Dat is iets wat je als mens over het hoofd pleegt te zien.
De invloed van de Witte Broederschap is gericht op de bewustwording van de mensheid. Maar welke? De bewustwording die geestelijk wenselijk is en dan geestelijk nog volgens een bepaalde sfeer, een bepaalde ontwikkelingsgang en voorstelling van ontwikkeling. Dat wil dus niet zeggen, dat de Witte Broederschap alles alleen maar ten goede doet vanuit een stoffelijk standpunt. Ze kan dingen doen die u stoffelijk onaanvaardbaar zoudt vinden, maar die voor haar de enige mogelijkheden zijn om die bewustwording tot stand te brengen. Dan kunnen heel veel entiteiten daaraan meewerken en terwijl ze u allemaal het beste wensen u eigenlijk de grootste ellende van uw stoffelijk bestaan bezorgen. Zij hopen dat u daardoor zult veranderen of dat uw besef daardoor zal veranderen.
Zij proberen u bij te staan, zeker. Wanneer u overgaat en u bent in harmonie met die broederschap, dan zal iemand proberen u te bereiken. Maar ze kunnen toch niet helpen, dat u eerst met uw begrip zult moeten afrekenen. U kunt doodgaan en zeggen: Hier ben ik, waar is de O.D.V.: (dat gebeurt wel eens) en dan kunnen wij proberen te antwoorden. Maar u kunt ons pas horen, wanneer u niet kijkt naar de O.D.V. zoals u zich haar heeft voorgesteld, maar zoals wij haar beleven. Dan eerst ziet u een licht. U ziet in uw gedachten een nieuwe invloed en dat vertaalt u als licht. Dat licht kan dan gestalten bevatten die proberen zich aan te passen aan uw voorstellingsvermogen. Maar het zal altijd zo zijn dat eigenlijk uw behoefte aan die gestalten moet verdwijnen voordat er een werkelijk contact kan zijn.
Tijd is voor de geest van geen belang. Een rassengeest kan een experiment doen dat 100.000 jaar vergt en het net zo beschouwen als u het fröbelen of een ander liefhebberijtje tussen de bedrijven door. Dat klinkt niet erg eerbiedig. Tijd telt niet. Tijd is in de geest niet iets zoals u het kent. Een groepsgeest kan een bepaald iets nastreven en zeggen: Of dat nu duizend of tienduizend of tien jaar duurt, wat interesseert dat mij, als het maar goed tot stand komt.
Die invloeden zijn dus vaak strijdig met uw behoefte om iets snel te bereiken. Ze zijn in uiting vooral strijdig met uw verwachtingen. De vraag is nu maar: reageert u er op of niet? Want wanneer een bepaald volk in al zijn bestrevingen en met zijn mentaliteit in harmonie is met een rassen of met een groepsgeest en niet alleen met zijn eigen geschapen nationaal beeld, dan zal die entiteit zijn krachten geven. Dat betekent, dat de mogelijkheden van elk lid van die gemeenschap groter zijn dan anders het geval zou zijn. Men kan wetenschappelijk en kunstzinnig beter vooruit. Men krijgt nieuwe mogelijkheden en inzichten in sociaal opzicht. Er zijn snelle veranderingen. Alles wat je je maar kunt voorstellen. Is die harmonie er niet, dan loopt het allemaal in het honderd, omdat het alleen een feedback is van je eigen verlangens, je eigen herinnering, je eigen voorstelling. Dus een volk, dat één is met de entiteit die de groep en het ras beheerst, zal in een korte tijd een snelle vooruitgang doormaken. Op het ogenblik, dat die harmonie ophoudt te bestaan, valt de zaak uiteen.
De toekomst waarvan u droomt, legt u vast in de astrale projecties. Maar die toekomst kan alleen bestaan in termen van het verleden, in termen van uw denken. Het is daarom vaak heel moeilijk om het waar te maken, punt 1. Punt 2 betekent het vaak dat u gewoon niet meer reageert op de impulsen van de u beschermende geesten de groeps- en de rassengeest. Om daar iets tegenover te stellen heeft de wereld van de geest de mogelijkheid om zich in de stof te projecteren. Wij kennen deze mensen als de stichters van godsdiensten, als grote filosofen, als grote ontdekkers en wat dies meer zij. Wat gebeurt er in feite?
Eerst moet er worden gezocht naar een geval waarbij personen in hun relatie met het stoffelijk nageslacht proberen een verandering tot stand te brengen; iets los te maken van de eigen omgeving. Wanneer dit is geslaagd (meestal vergt dat 7 generaties werk), dan kun je pas incarneren. De geest die incarneert kan dan, uitgaande van het zuiver stoffelijke bestaan en alles wat daar bij behoort, daarin nieuwe geestelijke waarden, harmonische waarden, projecteren. Gelijktijdig zal hij zelf harmonisch zijn met zijn groepsgeest, zijn rassengeest of misschien zelfs met de geest van de aarde of van de zon. Daardoor zal hij ook vele dingen tot stand kunnen brengen die voor anderen onbegrijpelijk zijn.
De meeste Meesters zijn wonderdoeners in de ogen van anderen, omdat ze geen begrip hebben van de soort energie waarover die Meesters kunnen beschikken en meestal kunnen ze ook niet begrijpen dat de belichaming niet identiek is met hun eigen belichaming. Er zijn bepaalde veranderingen in aangebracht.
Deze Leraren en Meesters passen de mensheid waar het mogelijk is steeds weer aan, aan de harmonie met de hogere entiteiten. Die entiteiten noemt u dan god of goden. U noemt ze misschien ook aartsengelen of wat voor termen u daarvoor prefereert. Nu moet u goed begrijpen:
Een god is slechts een menselijke projectie, een voorstelling die nodig is om een harmonie met de in de stof levende entiteiten mogelijk te maken, zodat ze ook stoffelijke bevestigd wordt, meer niet. Een god, die zich aan de mensen toont, is dus geen god. En het beeld dat u ziet is niet het beeld van die god. Het is een combinatie, van de wil van de hogere geest en van uw eigen vermogen om die in een gestalte, in een vorm te verwerken.
Alle goden zijn droombeelden. Alle grote leiders en filosofen worden al heel snel- ook als hun leer weer wordt herinnerd- vervreemd van hun werkelijk wezen. Er ontstaan droomfiguren waarin het geestelijk uitgestraalde gemakkelijker kan worden overgebracht en daarin kan voortleven. Maar op den duur vervalsen de mensen het zodanig, dat er eigenlijk geen contact meer is. Dan wordt het tijd voor een nieuwe Meester of Leraar en is het tijd voor nieuwe manifestaties. Dit gebeurt dan ook regelmatig. We zouden nog kunnen zeggen:
Alle manifestaties van goddelijke kracht door Leraren, Meesters, profeten e.d. zijn in feite slechts een aanpassing van de menselijke tendens: de geestelijke wil van degenen die een bepaalde ontwikkeling proberen te beheersen en te richten. Daar zij een beeld hebben dat de toekomst (dus het eindproduct van de ontwikkeling) reeds in zich bevat, zal alles wat zij manifesteren op de bereiking van dat einddoel gericht zijn, ook als dit menselijk niet zonder meer te begrijpen is.
Gezien het voorgaande zal het u duidelijk zijn dat de geest in de ontwikkelingen op aarde een zeer grote rol speelt. De zonnekracht manifesteert zich voortdurend niet alleen in de aarde, maar door die aarde ook in een contact met de mensheid. Sterren en planeten leven met hun gedachten, met hun wezen, in een totaal ander tijdsbesef een heel ander doel nastrevend dan u zich kunt voorstellen wel degelijk met de mensheid. En als u harmonisch bent met deze krachten, dan beantwoordt u eraan zoals uw aarde zal beantwoorden aan de kracht van de zon en aan grotere krachten die in de sterrennevel een rol spelen. Alles blijft met elkaar vervlochten.
Het bewustzijn, dat de basis is van alle geest, van alle bezieling, van alle zijn is draad na draad met alles verbonden, van de kleinste en eenvoudigste levensvorm tot het kosmisch omvattend Wezen dat wij bij gebrek aan beter dan maar God, de Eeuwige of de Eerste Oorzaak noemen. Er is nooit een onderbreking. Alles blijft met elkaar in contact. Niets is waarlijk meer dan het andere. Niets is waarlijk minder dan het andere. Alleen de functie bepaalt tijdelijk de beïnvloeding die van de een op de ander mogelijk is.
Dat ik nog even de nadruk heb gelegd op de gelijkheid heeft zijn reden. U had dat nl. in de vorige les grotendeels over het hoofd gezien en het was nog wel het belangrijkste. Namelijk, pas als u beseft dat uw eigen harmonie u niet alleen deel kan maken van een hogere kracht, maar u ook nog een beetje de gelijke kan maken van krachten, die in andere opzichten misschien boven u of onder u staan, zult u ook de impulsen die u uit de geest treffen beter kunnen interpreteren. En dat is belangrijk. Wilt u de les daarover nog eens goed nalezen.
Commentaar.
Is je bezig bent met het probleem van de geest en de manier waarop ze met alle leven vervlochten is, dan kom je op een gegeven moment zo ver dat je zelf niet meer weet wie en wat je bent. Dat is voor een mens een bezwaar. Een mens, die niet weet wie hij is, komt eerst op het politiebureau en dan in een psychiatrische kliniek terecht. Als je jezelf ziet als een minuscuul deeltje van een onoverzichtelijk geheel, dan zit je ook in moeilijkheden, want per slot van rekening, je bent een ego en dat moet je als zodanig beleven.
Het is misschien goed te weten hoe alles samenhangt. Ik kan mij best voorstellen, dat het voor menig mens zelfs een hele verlichting betekent, als hij kan zeggen: Nu begrijp ik eindelijk waarom er Meesters zijn. Meesters zijn gewoon de correctie die de geest probeert aan te brengen in het stoffelijk bestaan, in de stoffelijke ontwikkeling. Maar aan de andere kant krijg je zo het idee: wat beteken ik dan zelf ? Ik geloof, dat ik in mijn commentaar daaraan in de eerste plaats aandacht zal besteden.
Indien u niet belangrijk was, zou het eigenlijk krankzinnig zijn dat zo enorm veel geesten, in sommige gevallen met een zo groot bereik en een zo groot besef, zich met u persoonlijk zouden kunnen bezighouden. Anders gezegd u bent op het ogenblik misschien meer uitvoerend orgaan, dan hersenen althans in geestelijke zin maar u bent belangrijk. Wat u tot stand brengt en wat u beseft, moet wel een grote betekenis hebben. Want alle veranderingen tezamen, die tot perfectie leiden zullen toch mede door u tot stand worden gebracht. De enige vraag, die u hierbij kunt stellen is: Waarom ervaar ik dit niet zo? Ook dat is weer begrijpelijk, want u bent als mens niet in staat te weten waar de geest ingrijpt, waar de geest over de zaken beslist en waar u dat zelf doet.
In het stoffelijk besef lopen al die beïnvloedingen van de geest en de eigen gedachten zozeer samen, dat het haast niet meer mogelijk is om, tenzij u een excuus zoekt, te zeggen: Dit heeft de geest gedaan, dat heb ik gedaan: Je bent tot een projectie geworden waaruit de krachten van de oneindigheid, tot zelfs degenen die eens een sterrennevel hebben helpen scheppen, proberen zichzelf waar te maken. Als je weet hoe belangrijk het is wat je bent en wat je doet, dan zou je misschien dat minderwaardigheidsbesef, dat je zo gauw wordt aangepraat, willen vergeten.
Een andere kwestie is: Als ik dan zoveel dingen doe, hoe kan ik nu weten, of de geest daar wel of niet de hand in heeft? Daarvoor kan ik u ook een oplossing geven. Het is tamelijk eenvoudig: Als de geest u ergens toe brengt, dan gebeurt dat zonder dat u eigenlijk weet dat het gebeurt. U ontdekt het pas, als het al voorbij is. Maar als u zelf iets doet, dan maakt u zelf plannen en dan kan het misschien een beetje anders lopen dan u denkt, maar dan heeft u toch wel degelijk rekening gehouden met alles wat er kan gebeuren. Dat is het grote verschil. Dat betekent niet, dat je altijd kunt zeggen: De geest zal er wel niets mee te maken hebben, want ik heb dit of dat gedacht. Je zou je kunnen afvragen: Waarom komen bij mij bepaalde denkbeelden op? Waarom ontstaan in mij plotseling bepaalde impulsen. Als je daar een antwoord op weet, kun je misschien zeggen: Hier zijn invloeden aan het werk waar ik niet tegen op kan.
Wie als mens op aarde leeft, wordt- dat is al heel duidelijk geworden- door nogal wat autoriteiten beheerst. Want je hebt toch altijd nog de groepsgeest die uitmaakt wat je in de groep moet doen. Je hebt ergens nog een gezamenlijk nationale projectie en die bepaalt ook, of je nu krentenweger wordt of niet. Dan heb je nog een rassengeest en boven die rassengeest staat nog weer een aardgeest of een nog grotere rassengeest en dan is er nog de zonnegeest en zo kun je doorgaan. Het is zeer complex. Maar één ding staat vast: in je leven ben je niet volkomen vrij.
Wanneer u op aarde leeft, kunt u bepaalde dingen zelf wel veroorzaken, maar niet alle. U kunt initiatieven nemen, maar die lopen op een gegeven ogenblik spaak. Heel anders dan u had gedacht of bedoeld misschien. De mensen hebben u helemaal misverstaan of er is iets tussen gekomen …. en het gaat gewoon niet door. Dan zeg je tegen jezelf: Dat is vervelend, waarom die andere nou niet …. Maar als je goed kijkt, zeg je: Hé, het is net of er in mijn leven een periode is afgesloten. Nu kan dit niet meer op die manier, nu moet het anders gebeuren. Ik weet niet hoe, maar de oude wegen kan ik niet meer gaan. Al zou ik het willen, ik kan niets meer op deze manier tot stand brengen. Ik moet het op een andere wijze proberen. Als je dat gaat beseffen, zeg je ook: Ik maak in mijn leven fasen mee waarin ik op een bepaalde manier iets tot stand breng. Ineens is het afgelopen. Ik kan dan nog wel veel tot stand brengen, maar ik moet het wel over een andere boeg gooien. Ik denk, dat dit voor iemand, die zich met al die entiteiten bezighoudt, veelzeggend is.
Er zijn in je leven bepaalde sporen te vinden. En op een gegeven punt, of je wilt of niet, moet je van richting veranderen. Zoals je bepaalde dingen doet waarvoor je eigenlijk niet eens veel voelt en waarin je misschien helemaal geen zin meer hebt, maar die je toch nog enige tijd moet doen. Je kunt je, er gewoon niet aan onttrekken. Zou je het bewust proberen te doen dan ontstaan er toch weer omstandigheden waardoor je terug wordt gebracht in het oude. Je zou moeten zeggen: Er is wel degelijk een bepaalde gerichtheid in mijn bestaan, ook al kan ik de zin daarvan zelf niet overzien. Mijn commentaar is in feite, dat u niet vrij bent in uw leven, omdat er invloeden zijn die het u onmogelijk maken op een bepaalde manier iets te bereiken. U kunt niet volgens uw eigen inzicht en wil reageren. U moet altijd reageren binnen het geheel; en dat geheel wordt door anderen beheerst.
Nu is het erg aardig te zeggen: Dan ben ik maar niet vrij en is het dus een andermans aansprakelijkheid. Maar daar staat weer iets tegenover. Als je in harmonie bent met een zekere invloed of met een zekere kracht, dan blijkt dat plotseling alles wel kan. Het is voor ons dus kennelijk het vinden van de juiste afstemming, zeker wanneer wij op aarde zijn. Maar ook in de geest geldt dat nog voor een zeer lange tijd.
Daar waar ik precies ga aanvoelen welke krachten op dit moment op mij inwerken en dus ook op anderen kan ik door in de richting van die kracht mijn hele denken, mijn handelen te ontplooien a.h.w. veel meer bereiken dan ik ooit alleen uit mijzelf zou kunnen waarmaken. Het is een beetje een kwestie van het juiste ogenblik en de juiste richting vinden.
In elk leven komen van die ogenblikken dat je je gaat afvragen: Waarom gaat het nu zo goed? Dan is het antwoord: harmonie.
Een harmonie kan bestaan tussen u en een gewone geest zoals ik, maar die wel degelijk verder kan reiken. Niemand kan zeggen: Dit is God die door mij werkt. Mensen doen dat natuurlijk graag. Neen, er is iemand of iets die mij heeft geïnstigeerd om op een bepaalde manier te reageren of om op een bepaalde wijze iets te doen. Hier ligt voor ons de mogelijkheid te begrijpen wat wij doen. Want als je uitgaat van het standpunt: ik heb een volledig vrije wil, dan kun je wel naar huis gaan, dan lukt niets. Je bent dan de grootste stommeling die er bestaat. Want alles wat je zo graag wilt, dat gaat nu net niet door. En alles wat je niet wilt, dat gebeurt. Als je echter gaat begrijpen, dat het zin heeft, dat het een kwestie van samenhang is, dat het een cyclisch verschijnsel is, dat je je harmonieën soms moet veranderen, alleen omdat je op die manier verder komt en niet meer zoals je hebt gedaan, dan denk ik dat je dan wat gemakkelijker zit.
U heeft zich waarschijnlijk wel eens afgevraagd: Waarom heb ik mij met de O.D.V. beziggehouden? Het antwoord is heel eenvoudig: Het was voor u een harmonische factor. Dat wil niet zeggen, dat u allemaal hetzelfde in de O.D.V. vindt. U heeft allen andere geestelijke connecties. Vooral de directe relaties die u met de geest heeft, zijn voor een ieder weer anders. Hier is voor u een harmonie te vinden en daarmee kunt u werken en moet u werken. Dat wil niet zeggen, dat de Orde u vertelt wat u moet doen. De Orde schept in feite slechts harmonische mogelijkheden in u en als uw bewustzijn die volgt, komt u tot de juiste resultaten. Dat geldt niet alleen voor de Orde, dat kan ook gelden voor een kerk en voor welke beweging u maar wilt. Wat mij betreft de P.v.d.A., de P.P.R. Niet de C.D.A., dat is teveel een hutspot. Er zijn nog andere groepen denkbaar. Dus heel eenvoudig gezegd: Uw harmonieën bepalen de gerichtheid van uw leven en de mogelijkheden die u in een bepaalde periode heeft.
Nu kunt u natuurlijk proberen een algemene regel daaruit te trekken. Ik zal daarom een paar algemene regels stellen:
a) De gemiddelde periode van streven in een richting duurt voor de doorsnee mens tussen de 5 en 8 jaar. 7 Jaar komt ook bij veel mensen voor.
b) Elke verandering is ofwel een absolute omkeer, dan wel een geringe afbuiging. Je kunt niet zeggen: Ik sla de hoek om. Je gaat of afwijkend in dezelfde richting verder of je keert a.h.w. op de schreden terug. Je gaat het oude herbeleven. Beide mogelijkheden bestaan.
Als u die perioden heeft doorgemaakt, dan moet u verder rekening houden met een periodiciteit die voor de meeste mensen geldt, maar niet voor allemaal, dat zeg ik er bij. Het is namelijk de 11 tot 15 jaarperiode, net een gemiddelde van 13 jaar en 3 maanden. Deze periode blijkt vooral het geestelijk besef te beïnvloeden. Hier is niet zozeer sprake van lotsgebondenheid, maar je beleeft iets en je gaat ineens de wereld anders zien. Die beleving verandert verder niet veel aan de normale gang van zaken en je normale belangstelling, want dat spoor ligt nog vast, dat is deel van een 7 jaarperiode, langer of korter. De 13 jaarperiode verandert over het algemeen wel je geestelijk uitzicht. Daaraan kunnen we weer een conclusie verbinden.
De meeste mensen zullen, nadat ze 7 jaar iets hebben gedaan en dan zijn veranderd of niet verder zijn gegaan gedurende ongeveer 3 tot 5 jaar, plotseling ontdekken: dit is toch niet helemaal wat ik zoek. Dat is heel vreemd. Dat wil niet zeggen, dat hetgeen ze tot nu toe hebben beleefd waardeloos is geworden. Het wil alleen zeggen, dat hun innerlijke gesteldheid anders wordt. Wij vertalen dit in de geest bij ons over het algemeen als een wisseling van geleider. Dat is natuurlijk ook maar een term. Het betekent gewoon, dat je op andere geestelijke invloeden respondeert dan vóór die tijd. Kun je dit in je bewustzijn verwerken; dan zal een dergelijke verandering vaak heel grote gevolgen hebben voor je innerlijke veerkracht en voor je visie op de wereld. Het zal veel minder invloed hebben op de gang van zaken in stoffelijke zin; dus wat je beleeft, krijgt en niet krijgt enz.
De periodiciteit die voor sommige mensen ook nog van belang is (maar dat is voor minder dan de helft van de mensheid),is de 30 jaarperiode. Nu is dat nooit precies 30 jaar. Het ligt tussen de 27 en 33 jaar. In deze periode kun je nl. nieuwe inzichten krijgen. Het is een verandering in je totale wereldbenadering en wereld beschouwing, die gelijktijdig voert tot de erkenning van nieuwe krachten of nieuwe middelen.
Iemand, die wordt ingewijd, zal dit gewoonlijk doormaken tussen zijn 27e en zijn 33e tot 35e jaar, daarna zal hij pas veranderen. Dan gaat hij zijn eigen weg bepalen, afwijkend van alles wat daarvoor is gebeurd. Het belangrijke van deze periodiciteit ligt daarin dat je een grotere vrijheid krijgt in stoffelijk opzicht, als je geestelijk rijp genoeg bent om te beseffen wat er nu in je tot leven komt. Er zijn mensen die dat doormaken.
Dan is het natuurlijk erg leuk te praten over de manier waarop rassen en groepsgeesten tot stand komen. Maar als u naar de dierentuin gaat, dan vraagt u zich ook niet af wie de voorvader is geweest van de neushoorn. Kijk maar rustig naar de feiten. Kijk naar uzelf. Al het andere is alleen maar background. Het is een manier waarop je kunt begrijpen wat er in je is gebeurd. En wat er in je is gebeurd, is juist het belangrijkst. Zonder deze innerlijke ontwikkelingen, zonder deze voortdurende wisseling van periodiciteiten, die in je leven de mogelijkheden steeds weer op een andere manier manifesteren, zou je eenvoudig geen mens zijn.
Wees dus maar rustig een mens. Leef op je eigen manier, maar probeer niet ten koste van alles het oude door te zetten, wanneer je voelt dat het niet meer kan. Probeer niet ten koste van alles een geestelijke vernieuwing door te zetten, wanneer je voelt dat je daar de middelen niet voor hebt. Pas je aan.
Probeer vooral harmonieën te kennen. Probeer in jezelf een gevoel van verbondenheid ook eens te beleven, want daarin ligt voor de mens de grootste mogelijkheid om een tamelijk grote vrijheid – ook van wil, maar zeker ook ten dele van handelen- te bereiken en toch voortdurend innerlijk blijder en bewuster te worden.
Leegte.
Een man zei: Nu zoek ik naar mijn brein; naar de rede en het verstand waardoor ik alles weet en alles goed besef. En zo drong hij in zichzelf door. Maar toen hij eindelijk een spoor van zijn verstand had gevonden, vond hij alleen nog maar een leegte. Want wie doordringt in het zijn der dingen, dringt door in een leegte, omdat de vormen vervaagd zijn.
Wie denkt dat zijn leven leeg is, ziet eenvoudig niet meer wat de werkelijkheid opbouwt: feit na feit, beleving na beleving, gebeuren na gebeuren.
Je zegt “leegte”omdat je iets bepaalds zoekt. Maar als je gewoon het leven aanvaardt, bestaat er geen leegte: De leegte is iets wat je zelf creëert door te zoeken naar iets wat misschien niet existeert zoals je denkt dat het moet zijn.
Een werkelijkheid kun je altijd ontdekken. De leegte waarover je spreekt is iets wat je met je gedachten schept zonder te beseffen waarom.
Wie werkelijk wil weten wat de leegte is, zal ik een beschrijving daarvan geven:
De werkelijke leegte is de totaliteit van alle gebeuren waarbij alles elkaar opheft en er niets overblijft, totdat wij ons richten tot de gebeurtenissen zelf en plotseling ontdekken dat de werkelijke leegte tevens de eeuwigheid is waarin alle gebeuren gelijktijdig aanwezig is.