22 januari 1961
Op deze morgen dan weer eens met u willen praten over bepaalde belangrijke geestelijke achtergronden in samenhang met de mensheid, maar ook wel met het christendom.
In het Oude Testament vinden we al direct in Genesis een typische uitspraak die tot verwarring kan leiden. Want hier stelt Kaïn de vraag: “Ben ik mijns broeders hoeder?” Het is logisch, dat een eenvoudig mens aanneemt, dat hij dus wel zijns broeders hoeder had moeten zijn, want hij is de moordenaar, die zich door deze woorden van zijn schuldenlast wil bevrijden. Hij wil a.h.w. aangeven: “Ik heb niets gedaan.” Gezien in een juridische samenhang zal men hier niet spreken van een wijs woord, maar van een evasie, een ontwijking.
Een dergelijke ontwijking betekent nog niet, dat zij een leugen is, dus een tegenstelling van de waarheid. Het vreemde is n.l. dat wij in de reële christelijke leer nergens zien staan, dat de mens aansprakelijk is voor zijn medemens en dat zou toch de inhoud zijn van deze woorden. Jezus leert ons n.l. in zijn openbare of bekende leer, dat wij onze naasten moeten liefhebben. Maar juist degene, die je het meest lief hebt, zul je ook het meest de vrijheid willen laten. Liefhebben in de werkelijke zin des woords betekent het geluk van een ander appreciëren en zoeken en niet dat van jezelf. Dus vrij laten.
Daarnaast vinden wij, eveneens in de geopenbaarde leer van Jezus, de gedachtegang, dat wij een ieder die in nood is, moeten bijstaan en deze is logisch. Zij komt naar voren bij het helpen van hongerigen, nietwaar, dorstigen laven, gevangenen bevrijden, zieken bezoeken enz. Die bekende reeks van goede werken. Hieruit heeft menige volgeling van de christelijke gedachtegang de conclusie moeten trekken of willen trekken: dus ik ben verplicht om voor mijn naaste te zorgen, ongeacht of hij dat nu wél of niet wil.
Maar uit diezelfde bijbel en uit diezelfde gelijkenissen en leringen eveneens in de Evangeliën, dus openbaar, horen wij dat Jezus de mensen vermaant om geen parelen voor de zwijnen te werpen en in die gelijkenis zouden die zwijnen mensen kunnen zijn, terwijl de parelen wijsheid en kracht zouden kunnen betekenen.
Een typisch iets dus, aan de ene kant leert Jezus, dat men alles moet doen voor de naaste, maar aan de andere kant zegt Hij ook: “Wanneer ze niet willen, dan moet je ze met rust laten.” En dat is klaarblijkelijk voor velen een moeilijkheid.
Nu heeft Jezus dit in zijn z.g. grote geheime leer, of eerste kernleer, voor de groep der 72, nog eens nader uiteengezet. Hij brengt ons daar n.l. de volgende leer: “Wij zijn niet verantwoordelijk voor onze naaste, noch voor hun daden, noch voor hun gedachten. Wel echter zijn wij verantwoordelijk voor elke tekortkoming ten opzichte van de naaste in ons eigen leven.”
Een typische opmerking dus. Het gaat er niet om wat die naaste wel of niet zal doen, het is niet het zo graag geciteerde”: “Dwing ze om in te gaan.” Nee, het is de gedachte van: Help zoveel je kunt, doe alles wat in jouw vermogen ligt, zorg dat je nooit tegenover een ander tekort schiet en geef die ander dan de gelegenheid om, zo hij dit verlangt, zijn eigen weg te gaan en desnoods jou en al wat je doen wilt te verwerpen.
Elders, en dit is de groep der 40 of de tweede kernleer, wordt eveneens gesproken over het begrip van verplichting tegenover anderen en daarbij komt ook het woord vrijheid weer in het geding. Jezus ontwikkelt daar de volgende stelling: “de Vader, die ons allen liefheeft, laat ons vrij om te zondigen, dus om fouten te maken. Hij doet dit uit Zijn liefdes Zijn alwetendheid en volmaaktheid. De Vader laat het in ieder toe zijn eigen daden te stellen en de gevolgen daarvan te ondergaan. Slechts wie zich op Hem beroept en zich overgeeft aan Zijn macht, zal Hij van sommige gevolgen bevrijden. Hij zal elke misslag vergeven, maar nimmer zal Hij Zijn wetten wijzigen, zodat men geheel ontkomt aan de consequenties van eigen daden.“
Dat is natuurlijk voor sommigen van die leerlingen een beetje een slag. Ze hadden gedacht, dat ze nu het panacee voor alle kwaad in de wereld in handen hadden. Jezus is dan toch de Messias, de gezondene. Hij zal misschien eens de vorst der wereld worden, aan de kruisdood denken zo dan nog niet. Kortom alles zal goed komen en nu zegt deze Jezus heel eenvoudig: “Maar God laat de mensen vrij”? en impliceert daarmee: “hoeveel te meer zullen wij, die minder weten en minder beseffen van de eeuwige werkelijkheid, onze medemensen moeten vrij laten.”
Deze gedachtegang omgezet in de moderne tijd, in moderne termen, zou wel eens onaangenaam kunnen klinken voor heel veel mensen,, mensen n.l. die zich verplicht gevoelen om voor anderen te denken en te zorgen; mensen die bv. zoals in Nederland, bepalen in welk huis je al dan niet mag wonen en wat je daar al dan niet voor mag offeren of betalen, mensen die precies bepalen hoe je in die maatschappij alleen door diploma’s binnen een beschermd deel van die maatschappij een bepaald beroep mag uitoefenen. Want, zo zeggen deze, het is toch onze bedoeling om alle mensen goed en gelukkig te maken. En dat idee van vrijheid zou al heel gauw ontaarden in ongebondenheid en in ellende voor onnoemelijk veel mensen. En dan voegen ze daar heel vaak aan toe: “Is dit zelfs niet in de christelijke zin des woords onze plicht tegenover de naaste en tegenover God?”
Helaas geeft Jezus in zijn leringen toch een ietwat andere visie. Er wordt n.l. gesproken over de nood van sommige mensen en hierbij wordt o.m. aangespeeld op de nood bij de ververs van Magdala, een stadje dat om zijn verven van goederen zeer bekend en beroemd was. En een van hen, een wat rijkere leerling, zei dan tegen Jezus: Heer ik wilde hen dwingen een korter tijd te werken in de giftige dampen van de kleurstoffen en zij weigeren mij. Zou het niet goed zijn dat ik mij dit (dus deze werkplaats) zou kopen, opdat zij niet in staat zouden zijn hun leven te verkorten?” En dan glimlacht Jezus en zegt zoiets van: “Ik vind je wel heel aardig met al je ijver, maar luister nu eens. Is het niet het voorrecht van de mens, hem door den Vader gegeven, om vrij te zijn in verstand en onverstand? Is het niet het recht van de mens om te lijden, zowel als vreugde te kennen door zijn eigen werken?”
Jezus bedoelt daarmee: Elke mens is volkomen vrij! God heeft de mens keuzemogelijkheden gelaten. Die keuzemogelijkheden zijn wel niet onbeperkt, maar waar God die op de wereld toelaat heeft de mens niet het recht om te zeggen: “Dat hoort niet.” In de moderne tijd kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die zeggen: “Wat is dat verschrikkelijk dat die mensen daar in Afrika nu de vrijheid willen hebben, terwijl ze er niet rijp voor zijn en daar door allerhande ellende voor zich tot stand brengen.” En dan fluisteren ze over Congo en over verschillende andere staten waarin op het ogenblik veel grotere armoede en ellende heerst dan ooit voordien tijdens het blanke bewind daar.
Maar Jezus zegt dat dat het recht is van de mens. Er is een andere keer, (dat is veel later geweest en wel kort voor de intocht in Jeruzalem) dat Jezus ook sprak met zijn apostelen en daarbij te maken had met twee nogal erg ijverige leerlingen n.l. Andreas en Simon. En deze probeerden te zeggen: “Ja, maar Heer, wij moeten toch alles regisseren voor u. Wanneer U in Jeruzalem binnenkomt dan moeten wij zorgen dat het goed gaat en dan zullen we proberen de mensen voor te bereiden. Zullen wij niet vooruitgaan?” En wat is nu met typische dat Jezus zegt? “Het is het recht van de mens voor zich het lijden op aarde te ondergaan, want het lijden, ook het zelf veroorzaakt lijden, kan zijn als een louterende vlam, waardoor de mens ingaat tot het Koninkrijk Gods. Wee hen, die hem deze mogelijkheid onthouden.”
U begrijpt wel, dat dat een beetje een klap in het gezicht is van zowel Andreas als Simon, deze beiden die zich later bij de eerste Christengemeenschap in Jeruzalem, eigenlijk de voorstanders van een commune tonen en ze protesteren daar wat tegen en dan geeft Jezus hun deze lering op: “De weg des mensen is de weg die God hem toelaat te gaan. De vrijheid, die de mens bezit van goed en kwaad, is een vrijheid die hem door den Vader gegeven wordt en niet door de Heer van het duister. Zo zeg ik u: voorwaar, het is beter in vrijheid te lijden en te sterven, dan gedwongen tot juistheid van denken en handelen onder te gaan aan innerlijke verdeeldheid en gebrek aan ervaring, want slechts wie vrijelijk den Vader aanvaardt, kan ingaan tot het Koninkrijk Gods.”
Ik wik proberen dat voor u uit te werken en ik wil dat ook doen in verband met uw moderne maatschappij. Ik zal u zo dadelijk zeggen wat de reden is van dit betoog.
Wanneer wij in een maatschappij steeds meer de mensen gaan dwingen, dus steeds meer pressie gaan uitoefenen om te leven zoals wij of iemand dat goed vindt, zo zal die mens zijn eigen ervaringen niet kunnen kiezen. Neem nu een eenvoudig voorbeeld. Ik dwing een mens zich te verzekeren tegen ziektes tegen werkeloosheid en overlijden. Op zich is dit zeer goed, vanuit menselijk standpunt, maar door deze dwang maak ik het de mens onmogelijk zelf nog na te denken over zijn verplichtingen zelf rekening te houden met mogelijkheden als werkeloosheid, ziekte en dood. Ik ontneem hem dus met de aansprakelijkheid ook tevens de ervaring, het gevolg is dat in die mens iets sterft, een levensmogelijkheid. Het is wat anders dat wij, wanneer die mens door eigen falen in diepe ellende zit en hij ons om hulp vraagt, hem die hulp te geven, dat is onze verplichting. Wij hebben de naasten lief, we behoren hem lief te hebben, maar we hebben niet het recht hem de mogelijkheid te ontnemen zich eerst in de ellende te storten, ook al zou dat voor ons erg lastig zijn.
Ik geef u een ander voorbeeld. Men wil een vakbond stichten. Dat is het recht van elke arbeider. Nu gaat men echter stellen, zoals in sommige landen het geval is: Niemand mag op deze fabriek werken buiten hen die aangesloten zijn bij onze vakbond. Men dwingt dus de mens tot deelgenootschap. Op dit ogenblik is het hele aanzijn van die bond veranderd. Eerst was zij een medium tot verwerven van recht, iets dat de grote verschillen in macht en invloed tussen werkgever en werknemer dus zou moeten egaliseren, maar nu is zij een machtsinstrument om zichzelf geworden. Jezus leert aan zijn apostelen: “Hoedt u wel voor het gezag, want niets is dodelijker voor de geest dan macht die gezocht wordt om de macht en gezag dat wordt uitgeoefend om het gezag. Dient de mens en oefen geen gezag uit, doch wees de oudere broeder die raad geeft, die helpt volgens zijn beste vermogen.”
Ik weet dat wat ik nu gezegd heb voor velen onaangenaam zal zijn en ik moet helaas nog verder gaan. Wij zien bv. dat men in zeer veel landen is overgegaan tot bescherming van bedrijven. Men stelt toelatingseisen voor men een vak mag uitoefenen en door die eisen wel zo op te voeren, dat het aantal van de vakgenoten beperkt blijft. Men helpt daarmee ongetwijfeld wel die vakgenoten, die hebben nu een beter inkomen, zo roept men en een grotere zekerheid. Maar is die zekerheid in het leven wel zo begerenswaard? Wanneer wij zien dat er vrijheid is, vrijheid om een beroep uit te oefenen zover die uitoefening op onbevoegde wijze niet direct en volledig schadelijk zal zijn voor de medemens. Daar mogen we maatschappelijk gezien dus een grens trekken, dan zal er natuurlijk veel meer concurrentie zijn en de spoeling zal heel wat dunner worden, maar daardoor wordt men gedwongen zichzelf te verbeteren. Jezus leert aan zijn apostelen: “Niet ben ik gekomen om u de vrede te brengen, doch het zwaard, want wie niet het Koninkrijk Gods aanvaardt en ingaat op mijn roep, zal zonder strijd het licht van den eeuwige niet aanschouwen.”
Jezus idee is geen maatschappij van geweld, maar wel een maatschappij waarin voortdurend strijd is. Hij bevordert die zelfs en ook waar het zijn eigen leer betreft. Denk aan dat ogenblik dat de ontstelde apostelen naar Jezus toekomen: “Heer, er zijn valse profeten, die genezen en duivelen uitdrijven in uw naam en de naam des Vaders?” Zoiets van: Ja, maar nu moet je eens horen Meester, nu hebben zo gewoon een concurrerend kerkje opgezet, zou je dat nu niet eventjes met een donderslag verbrijzelen?
Dan zegt Jezus: “Zo zij genezen in den naam des Vaders (het staat niet in de Evangeliën zo, dat zal ik erbij vertellen) en in mijnen Naam, verheugt u, want vele zijn de zieken en groot is de kracht van hen, die door hun geloof deze werken volbrengen.” Jezus zegt niet: er mag maar één leer zijn of één kerk of we moeten de zaak beperken, nee. Hij zegt rustig tegen die apostelen: “Probeer dan maar net zo sterk in geloof te zijn als die anderen, die niet mijn leerlingen zijn en als die meer kunnen dan jullie, dan bewijzen jullie daarmee dat je eigenlijk geen recht hebt op je uitverkoren positie mijn leerling te zijn. Hij zegt a.h.w. tegen hen: Leer te concurreren. Jullie, die je beroepen kunt op mij, jullie moeten sterker zijn dan die anderen en als je dat niet bent, is dat jullie fout, jullie falen, je hebt geen recht op een bescherming in dit opzicht.”
Zet dat om in de moderne maatschappij. Wat zien we daar? leder roept maar steeds weer: Ik wil beschermd, ik wil gesteund, ik wil geholpen worden. En men eist deze dingen en wil de verplichting tot helpen anderen door dwang opleggen. Zo ver als dit een zuiver maatschappelijke noodzaak is, dat betekent dus dat de maatschappij zonder dit niet kan functioneren, is het aanvaardbaar. Maar zodra het verder gaat dan de uiterste noodzaak, dus het handhaven van de noodzakelijke orde voor een sociale samenleving is het fout. Men kan en mag de mens zijn vrijheid niet ontnemen.
Ik kan me zo voorstellen dat u zegt: Voor een zondagmorgen vind ik het tot nog toe eigenlijk bijna negatief.” Het is héél wat positiever dan u denkt. U leeft in een tijd dat een nieuwe heerser op aarde het gezag aanvaardt, een tijd die noodzakelijkerwijze hervormingen moet brengen. En de hervorming die deze tijd zal brengen, zal wel in de eerste plaats en zeer kenbaar en duidelijk zijn het herwinnen van vrijheid, het wegvallen van banden. In die strijd zullen we ongetwijfeld in de komende periode de terreur zien optreden van de groepen die hun macht, hun invloed, hun persoonlijk belang, het wegvallen van de eis tot vooruitgang en in de plaats daarvoor het komen van ordening, willen verdedigen en er zal veel geweld zijn. Geweld tussen broeders, er zal in de gezinnen verdeeldheid zijn, de vader zal strijden tegen de broeder. Zusters en broeders zullen de ouders bestrijden en de kinderen onderling zullen elkaar trachten te verscheuren. Het klinkt erg somber, maar dat is een betrekkelijk korte fase, De mens moet vrij zijn en het hoeft onnoemelijk lang geduurd voor dat deze vorm van vrijheid kon bestaan op de wereld.
Het is in elke 5 á 6000 jaar maar een duizendtal jaren dat vrijheid mogelijk is voor ons. Dat is de fout van de mens, niet van God of de geest. Die vrijheid werd vroeger vervangen door wat men noemde een paternalisme of wel despotisme. Daar word dus geregeerd door iemand die als enige wijze en lichtende figuur ging uitmaken wat er moest gebeuren en die u desnoods wilde vertellen op welke manier u uw huis moest indelen, hoeveel baden u moest nemen per jaar, hoeveel vensters u mocht bezitten, hoeveel schoorstenen, welke kleding ge mocht dragen en hoe ge mocht huwen en hoeveel nakomelingschap ge mocht voortbrengen. Want al deze dingen heeft men steeds getracht voor anderen te regelen.
Op het ogenblik treedt deze zelfde vorm van paternalisme weer op, alleen ze noemt zich anders en ze is niet meer in een persoon geconcentreerd, maar eerder in een leerstelling bv. Denk nu eens na over bv. Rusland, een land dat ongetwijfeld toch ook veel goeds probeert te doen voor zijn inwoners, want we mogen zeker niet negatief denken hier. En wat gebeurt er? Omdat het begrip van goed niet is het begrip van een vrije ontwikkeling, maar eenvoudig van een opgezet schema waarin men moet passen, wordt zelfs de vrijheid van spreken en denken aan de mensen voor een groot deel ontnomen.
Ik geloof wel dat dit een geval is waarin Jezus zou roepen: “Wee u, want gjj die de vrijheid hebt genomen en uw afgoden als wet hebt gesteld, gij roept de ondergang op u af.” Zoals hij het later zal zeggen als verklaring omtrent zijn weeklacht over Jeruzalem. En ook in vele andere landen zien we diezelfde neiging ontstaan.
Het zal u duidelijk zijn dat dit niet getolereerd kan worden door een heerser, die de mens wil brengen tot groter esoterisch inzicht, tot groter geestelijke beleving. Die die mens wil opvoeden tot die werkelijk innerlijke vrijheid, waarbij hij God kan aanvaarden. En juist daarom is de tijd van overgang een tijd vol chaos.
We hoeven er niet over te strijden of dit nu begerenswaardig is of niet. Wat in Frankrijk gebeurd is en weer gebeuren gaat, is erg. Wat in België gebeurde, is onaanvaardbaar. De onlusten die we zo dadelijk te zien krijgen in Duitsland, maar ook in de Verenigde Staten, zijn zeer te betreuren. We mogen die dingen niet loven, maar ze zijn een logisch gevolg van een te strikte beperking van ‘s mensen eigen verantwoordelijkheid en daarmede ook van zijn vrijheid om te leven, zoals hij dit zelf wil: fouten te maken waardoor hij zelve kan leren.
In Jezus geheime leer, dat is dus de leer voor de apostelen en wel speciaal nog de bijzondere lessen die Hij o.m. geeft aan Johannes, komen wij verschillende typische uitspraken tegen, die als het ware gesneden zijn op maat voor de periode van Aquarius in haar begin.
“Ik zeg u broeder, (dat is tegen Johannes) heb de mensen lief zonder pozen, (dus zonder onderbreking), maar bezie de mens en beveilig u tegen de mens tot de tijd gekomen is dat gij moet zijn de zondebok (een verwijzing dus naar het oude religieuze gebruik) der mensheid en gij in eenheid met die mensheid uzelf de vrijheid gewint, want ik zeg u wel, met duizenden. banden wil men ons binden. Men wil ons binden aan de wet die niet is de wet Gods, de wet van den Vader, maar de wet van mensen. Men wil ons binden aan het woord dat niet is Gods woord, het fundament van een tempel, maar de verwaandheid van mensen, die zich meerderen achten. Men wil ons binden aan alle wetten van weten en denken der mensen, omdat men bevreesd is, broeder. Wij echter zullen niet bevreesd zijn. Wanneer ik mijn weg ten einde ben gegaan, zo zal men spreken over mijn lijden en de waarheid is mijn vrijheid, die ik vind in den Vader, de Vader die is in mij en door mij werkt, want, slechts hij, die vrijelijk beslist over lijden en dood voor zich, die zorgen voor zich, die vrijelijk in zich zeggen kan: Ik leefde mijn leven, zoals ik de wetten Gods erkende, zal ingaan in het Koninkrijk.”
Dat is een heel vreemd betoog eigenlijk voor Jezus, maar indien u mij toestaat op enkele punten te wijzen, ik moet ik allereerst opmerken: Er is geen ogenblik in Jezus leven, dat hij niet een bepaalde keuzevrijheid zich voorbehoudt. Jezus zal zelfs wanneer hij dus weet dat er verraad is, dat men hem zal verraden aan de tempel dit duidelijk uitdrukken: “Hij die de hand met mij in de schotel steekt, is het.” en kort daarop: “Ga heen” zeggende: “volbreng uw treurige taak eigenlijk.” Jezus kan dan zeer rustig en eenvoudig zich onttrekken aan het gevaar, alleen reeds door Judas te verbieden heen te gaan, die dan zeer zeker het verraad niet zal plegen.
Wat later zien we Jezus in de hof van Olijven. Hij is daar een hele nacht volgens het verhaal, d.w.z. dat Hij zeker ver weg had kunnen zijn voor men kwam om hem te vatten. Hij was dus vrij om te blijven of te gaan. Jezus doet volgens het verhaal allen ter aarde neervallen, en Hij had nog kunnen gaan. Maar het vreemde is, wanneer Hij eenmaal gebonden is, is Hij ook gebonden aan zijn verdere lijdensweg. Er is dan geen beslissing meer te nemen. Hij heeft bepaalde oorzaken geschapen, als gevolg zal Hij sterven, gevende zo het licht van zijn leer aan de mensheid en de bevestiging van zijn lijden, daardoor zeggend: “Ziet, ik, die hiervoor lijd en sterf en verheerlijkt word, ben u het zegel op de waarheid van mijn leer.”
Deze vrijheid, waar Jezus voor vecht, laat Hij ook aan anderen bv.. Hij zegt nimmer tegen zijn apostelen wat ze moeten doen, het klinkt u misschien wat vreemd, Hij slaapt heel rustig, wanneer het scheepje op het meer van Tiberias door de storm overvallen wordt. Wanneer ze Hem wekken: “Heer, red ons wij vergaan,” dan grijpt Jezus in, niet voordien Wanneer Petrus over de golven loopt en plotseling ontdekt dat hij verzinkt, zodra hij denkt aan hetgeen hij doet en hij vraagt Jezus om hulp, dan komt Jezus en helpt hem. Wanneer zieken komen en vragen om geholpen en genezen te worden, zo is zijn antwoord, nietwaar: “Uw geloof heeft u behoudens” m.a w. het is de wil van de mens, die volbrengt en het is niet Jezus zonder meer. Dat Jezus zich daar voortdurend van bewust is geweest, blijkt uit zeer veel opmerkingen en uitspraken.
Mogen we dan de conclusie trokken dat Jezus dit alles geweten heeft? Ook wat er in die wereld zou gaan gebeuren of althans het vermoed heeft? Ik durf hier geen oordeel uit te spreken, maar het lijkt me waarschijnlijk. Zou Hij immers anders gezegd hebben aan die zeven van zijn apostelen: “Wanneer de mens zelve zijn ketenen smeedt, wanneer men niet meer zal zeggen: God help mij, doch geef mij materie, geef mij geld, zegt Jezus dan komt het ogenblik dat alle ketenen verbrijzeld worden door het geweld, opdat de mens in vrijheid leve. Dan worden uitgezonden de krachten, die alle banden verbreken en alle gevangenissen doen neerstorten op hun fundamenten. Wee hem, die dan de vrijheid niet mint.” “Want dit zeg ik u, gij zult mijn leer uitdragen onder de volkeren, maar gij zult geen dwang oefenen, opdat men hore: Gij zult geen vervloeking spreken, wanneer men u minacht indien men u niet aanvaardt, zo ga heen tot men u aanvaardt. “
Dat lijkt me wel direct deze tijd op het lijf geschreven te zijn? ofschoon er ongetwijfeld meerdere dergelijke perioden in het menselijk leven, in de menselijke geschiedenis, zullen voorkomen en ik zal u ook niet lang meer bezighouden met deze stof. Het is niet een betoog voor of tegen vrijheid van mensen, bepaalde inzichten van politiek en sociaal leven, het is alleen een verklaring van wat er nu gebeurt. De mens die niet vrij is zal gedwongen worden, niet om vrij te zijn maar om anderen vrij te laten. En wanneer die mensen dat niet willen doen zonder de maatschappij ten gronde te richten, dan zal dat gebeuren, want in een tijd van vernieuwing moet de mens vrijelijk kunnen kiezen, vrijelijk kunnen ervaren, vrijelijk bewust kunnen worden.
Het is vanuit deze vrijheid alleen, dat de grote bewustwording voor de komende periode kan beginnen en dat Jezus woord werkelijkheid kan worden: “Want ziet, in lijden en vernedering heb ik het licht erkend. Uit mijn smarten is mij het zien van den Vader geboren. Uit de eenheid met den Vader leef ik, waar men mij op aarde gestorven acht. Gaat en aanvaardt in vrijheid, opdat gij één moogt zijn met den Vader in vrijheid.”
Ik geloof dat dit de kern is van het onderwerp dat ter discussie is gekomen. Ik laat het aan uzelf over na te denken over dit onderwerp en mag ik u een raad geven? U kunt ze aanvaarden, verwerpen of zelfs vergeten, zo ge wilt. Tracht nimmer, zelfs niet met de beste bedoelingen, de vrijheid en de verantwoordelijkheid van anderen op te nemen, wanneer zij u daar niet in het bijzonder en dringend om verzoeken, want wie de vrije wil in deze dagen niet respecteert, staat dichter bij de ondergang dan hij zich kan voorstellen. En daarmee vrienden is het woord aan de tweede spreker voor deze ochtend.
o-o-o-o-o
Wat moet je daar nu mee doen hé, het is eigenlijk helemaal niet mooi, het is veel te nuchter. Het is de waarheid en laat ons dan een ogenblikje na denken over die waarheid, want per slot van rekening: in het leven vraag je je zo vaak af; wat is nu waar? We spreken over vrijheid, zeker, dat is waar, maar welke vrijheid bedoel je? We spreken over innerlijk licht, zeker, maar wat voor licht bedoel je eigenlijk, want er zijn zoveel soorten van licht, ook in de mens. Wat is eigenlijk de ware weg van het leven? Er zijn zoveel paden die je kunt gaan.
Kijk, dat zijn zo de vragen, die voor mij voortvloeien o.m. uit het onderwerp van mijn voorganger en ja, er is niets zo moeilijk als waarheid te definiëren, want op het ogenblik dat je waarheid definieert, beperk je haar en elke beperkte waarheid is ten opzichte van de werkelijkheid onwaar. Je moet er voorzichtig mee zijn. Laat ik dan proberen om het zo te zeggen: Wanneer je rekent met de grote krachten in de kosmos, mag je je die wel voorstellen als mensen, als wezens, maar ze zijn natuurlijk veel meer. Ze zijn anders en deze totaal andere krachten zijn het, die de wetten stellen op aarde. Die wetten zijn betrekkelijk groot, het is a.h.w. de afpaling van een weg, die je moet gaan. Je hebt alle ruimte, je hebt alle mogelijkheden om onderweg te verpozen, maar je kunt niet meer dan een bepaalde afstand van je weg afwerken.
Die grote heersers, die op aarde werken, die geven natuurlijk hun schaduw op enkelingen zowel als op de menigte en de mens, die daar zich zo mee bezig houdt, begrijpt op een gegeven ogenblik dat hij eigenlijk niets kan doen tegen een invloed van het allerhoogste.
Maar die vrijheid is niet beperkt en dat is nu juist het leuke. Wanneer zij dus gebonden zijn in zekere zin aan een kosmische ontwikkeling, dan moeten ze ook een persoonlijke vrijheid hebben en aan anderen laten. Vrij zijn, dat is voor ons de eerste behoefte, omdat we mens of geest, de weg naar de bewustwording niet kunnen vinden buiten langs, dus door de wereld om via dwang, maar alleen via onszelf en via ons innerlijk.
Wanneer u leeft, of u nu jong bent of oud, dan zult u alleen werkelijk leren door ervaring. Alles wat u wordt ingepompt, wat u wordt voorgehouden alleen maar, daar zult u zich misschien wel mee bezig houden, maar het leeft nooit werkelijk. Het brengt vertekende beelden, het is geen werkelijkheid voor u, ook al denkt u misschien anders daar over, een mens die iets uit ervaring weet, die het heeft doorgemaakt keer op keer, die weet wat het voor hem betekent, die heeft dus daaruit geput de emoties maar ook de correcties van eigen gedrag en denken, die noodzakelijk zijn voor verdere bewustwording, voor het juist volgen van een innerlijke weg. Hoe minder van die ervaringen je hebt, hoe gemakkelijker je afdwaalt. En het leven in de stof is nu eenmaal, voor de geest althans, belangrijk, juist omdat het correctiemogelijkheden geeft.
Zolang we in de geest zelf leven, kunnen we ook ons in het ik opsluiten, maar we zijn er dan gebonden met allerhande vaste voorstellingen, die we nu eenmaal hebben en we proberen die hele wereld eraan vast te breien. Dat wordt dus een schijnwereld, een waanwereld, een begoocheling. Indien we echter met deze begoochelingen hier op de wereld komen, ja, dan kunnen er gekke dingen gebeuren. Het is mogelijk dat een mens leviteert, wanneer hij eerst zijn krachten op de juiste wijze verzamelt, maar als u hier dadelijk probeert het raam uit te gaan omdat u zegt: ik geloof eerlijk dat ik kan vliegen, dan valt u toch op de grond en dan leert u dat u dat niet kunt. Zo zult u op den duur op aarde leren, waar u met uw innerlijke concentratie, met het gebruik van uw werkelijke levenskrachten a.h.w. iets bereiken kunt en waar niet. U zult begrijpen, dat geloof niet alleen maar het aanvaarden van een feit is, maar een actief maken van een waarde in jezelf en dat het zonder dat geen zin heft.
Wanneer u bepaalde gedachtegangen heeft gekoesterd in de geest en u gaat ze in de stof in de praktijk brengen, dan zult u zien hoever deze voor u werkelijk doel treffen, hoever er hier sprake is van werkelijkheid en in hoever u zich vergist heb omtrent uzelf of omtrent uw relaties met de kosmos. We gaan een innerlijke weg en dat is heel erg moeilijk. Zou die weg buiten langs gaan, en je zoudt de mensen desnoods met de zweep de hemel in kunnen ranselen, maar de mens moet in zichzelf gaan en in zichzelf is hij onaantastbaar, vergeet dat niet. De mens is de enige die zelf zijn innerlijk en vooral zijn geestelijk innerlijk kan bereiken, niemand anders. Het is daarom dat er vandaag een pleidooi wordt gehouden voor een persoonlijke vrijheid. Ook voor de vrijheid om te lijden, want ook dat is een recht en niet alleen maar een belasting zoals sommige denken. Je moet in jezelf groeien, je moet rijper worden, je moet leren meer afstand te doen misschien, maar ook om vrijer en eerlijker te aanvaarden, je moet leren om uit het leven precies datgene te puren wat voor jou nodig is. Je moet leren om geen grootse eisen te stellen, maar je eigen vermogen en streven direct in overeenstemming te brengen met wat je vraagt, wat je verlangen mocht van de wereld, is niet een beantwoorden aan hetgeen je verlangt, maar slechts aan dat wat je bent.
Verder zult u ontdekken dat wanneer je in jezelf keert, er nu eenmaal verschillende belangrijke punten komen en we hebben in de eerste plaats natuurlijk wat wij noemen liefde, dus de eenheid a.h.w. uitgedrukt met de kosmos of delen daarvan en daarnaast vinden we een soort dwangpositie, want daar vinden we de angst, een gevoel van niet-eenheid met een deel van de kosmos. Dat is niet alleen iets wat alleen in de stof bestaat, dat bestaat in de geest ook wel degelijk. Eenheid en niet-eenheid zijn bepalend voor het grootste gedeelte van je leven. Hoe intenser de eenheid, die je bereikt met de kosmos door middel van de delen ervan, zoals men het pleegt uit te drukken, hoe juister in je in jezelf zult leven, hoe gemakkelijker je dus de weg zult kunnen gaan in jezelf tot een hoger niveau en uiteindelijk de grote bereikingen.
Hoe meer je door angst gekweld wordt, hoe meer je dus in verzet bent tegen de wereld buiten je, hoe meer je wegvlucht voor de wereld buiten je, hoe minder kans er is tot ervaring, werkelijk ervaren, dus we zullen minder snel in onszelf vooruit kunnen gaan of zelfs enkele schreden terug trachten te doen.
Voor mij is de belangrijkste kwestie hier eigenlijk wel deze: zodra angst voortkomt uit onbegrip, zal de angst – mits juist verwerkt – een juist begrip tot stand brengen, een juiste waardering. Zolang het dus gaat om dingen, die niet waar zijn, is angst aanvaardbaar en met de liefde is het precies hetzelfde. Liefde is altijd aanvaardbaar natuurlijk, maar wel zeer in het bijzonder waar, door het ons één voelen met andere krachten, waarden enz., wij onszelf, al is het maar voor een kort ogenblik, vollediger voelen en dus in onszelf een aanvulling ondergaan van dat wat we zijn.
De kern van de zaak ligt niet in de stoffelijke verhouding, hij ligt in de esoterische gang van de mens, de enig mogelijke weg a.h.w. om vanuit jezelf tot directe bewustwording te komen en binnen deze golf van leven en denken op aarde zelfs nog het hoogste doel te bereiken.
Uit de geest keer je steeds weer terug tot de aarde, soms om, zoals ik, te werken, soms om, zoals u, gebonden in de stof te lijden en te leven, maar altijd weer keren wij ons tot het andere. Altijd weer zullen wij ons a. h. w. meten met het andere, want er zit een zekere strijd verhouding in, zelfs wanneer ik tot u kom om te spreken, om zo onszelf beter te leren kennen en een grotere harmonie met andere te verwerven.
Jezus leer was er een van liefde, maar van ware liefde, Jezus leer is er een geweest van de overwinning a.h.w. van de mens over de mens en daar kunnen wij ons nu wel mee bezighouden, zoals mijn voorganger heeft gedaan, maar dit heeft alleen zin, wanneer we het innerlijk verwerken. Zoals het bekende gezegde: “In mijzelf draag ik God en in mijzelf ook demonen, omdat de hemel en de hel in het eigen wezen wonen.” Het is toch eigenlijk zo: Wij moeten niet hebben de hemel in onszelf of de hel, we moeten hebben de kosmos die alles omvat, waar in God kenbaar wordt, waarin wij onszelf precies op de juiste manier in alle werelden gezamenlijk kunnen uitdrukken. Waarin onze kracht niet meer is onze kracht, maar de kosmische kracht, die door ons als deel van de eeuwige geuit moet worden.
Begrijpt u nu waarom het zo belangrijk is, dat er vrijheid is? Ik wil nog verder gaan dan dit zelfs. U weet misschien niet, dat de vrijheid het grootste is in de sferen, die u licht en duister noemt, want in een duistere sfeer is de mens volkomen vrij om te aanvaarden of te verwerpen. Zolang hij verlangt zich te verzetten tegen het licht, zolang hij verlangt in eigen gedachten opgesloten te zijn, zal hij dit zijn, ook al is zijn lijden daardoor onmetelijk groot, Want alleen door dit lijden, dat ondragelijk wordt, kan hij constateren dat deze toestand niet past voor hem en misschien toch het licht aanvaarden. Maar, degene, die in het duister is, zo hij de meest zondige en demonische mens zijn, die ooit op aarde heeft geleefd en zou hij het licht aanvaarden, dan zou door deze vrijheid alleen dus van keuze, hij leven in een lichte wereld. De consequentie blijft wel, hij moet innerlijk onevenwichtigheid nog herstellen, hij zal lang moeten werken om alles goed te maken, wat hij misdaan heeft misschien, maar het gaat niet meer in lijden, het gaat in vreugde. En in de lichtende wereld ook.
Ik ben volkomen vrij om hier te komen en met u zo’n praatje te houden, om ergens anders naar toe te gaan, en stoffelijke dingen tot stand te brengen, of misschien in de hoogste geestelijke sferen te gaan zoeken: het recht en de vrijheid, zo ik dit uit mijzelf kan, vanuit mijn wereld te gaan tot in het directe goddelijke licht zelf. Er is niemand die zegt: Ik zal je daar een stap bij helpen of ik zal je tegenhouden, nee, je bent vrij om dat te doen. Waarom? Omdat uiteindelijk elke aanvaarding vanuit onszelf voortkomt. Dat ik nu met u spreek, dat komt uit mijn innerlijk, dat is mijn innerlijke weg, dat doe ik niet alleen om u of alleen om mij, maar omdat het behoort bij mij voor de noodzaak en ik heb gekozen en in die keuze doe ik dat. Zo groot als de vrijheid in de sferen, is, zo groot moet de vrijheid van de mens zijn, om steeds voor zich uit te maken: “Dit zal ik doen, zo zal ik gaan,” en dan de gevolgen daarvan voor zichzelf ook te accepteren. Alleen meen ik, dat zoals ik in de sferen de consequentie van elke behandeling moet aanvaarden of het nu is dat ik tot u spreek of dat ik iets anders doe het voor de mens ook noodzakelijk moet zijn, de consequenties van zijn eigen handelingen en daden ten volle te aanvaarden en te ondergaan en eerst als die er is, dan mag misschien het element van eenheid en liefde gaan spreken, want is de consequentie aanvaard, dan behoeft zij vaak niet meer ten volle beleefd te worden. Dat zien we wel bij hen die vanuit de duistere sferen tot het licht komen.
Ik hoop dat ik u duidelijk heb gemaakt, dat er aan dit onderwerp van vanmorgen heel wat vastzit en dat zeker de innerlijke bewustwording, het vrijelijk ingaan, het meest belangrijke mag worden genoemd, maar dat dit alleen mogelijk is wanneer we stoffelijk ook vrij zijn. En bedenk wel: de grootste vrijheid van de mens is om vrijelijk een deel van zijn vrijheid af te geven, over te dragon aan een ander, maar dan uit vrije wil en overtuiging. Een van zijn grootste vrijheden is wel, om zichzelf vrijelijk te verminderen, te negeren desnoods terwille van anderen. De grootste vrijheid van de geest is ook om vrijelijk te kiezen of zij dienen zal en een plicht aanvaarden, ofwel zich aan die plicht zal onttrekken om anders te leven.
Vrij zijn, dat is voor ons vrienden, in staat zijn om te bepalen hoe wij innerlijk zullen stijgen, in staat te zijn steeds wanneer ons blijkt dat iets wat niet juist is voor ons,, dit onmiddellijk te verworpen en daar voor het goede, het betere te nemen, te aanvaarden, zo stijgende tot de uiteindelijke bewustwording.
En dan weet ik niet of ik u duidelijk heb gemaakt hoe belangrijk het is, maar misschien wilt u wel onthouden: dat het voor uzelf altijd belangrijk zal zijns waar u ook leeft, om vrijelijk volgens uw eigen denken en leven, voort te gaan? om vrijelijk in handelingen, daden en gedachten uw eigen keuze te doen in het leven en de gevolgen daarvan te aanvaarden. Want juist op deze wijze wordt de wet van oorzaak en gevolg iets anders dan een soort wraak of onrecht, maar wordt zij de voortdurende scholing die ons a.h.w. slijpt in de juiste vorm tot we passen in de kosmos, is zij de grootste openbaring van Gods liefde, waar ze het ons mogelijk maakt, onszelf zijnde en blijvende, deel te worden van Zijn grote volmaaktheid.