Geestelijke ontwikkeling in de sferen

image_pdf

16 december 1976

Als we als geest willen terugkeren naar het begin, is dat heel erg moeilijk. Voordat er mensen waren, was er een ander bewust ras op deze wereld. En voor die tijd waren er andere planeten waarop bewuste rassen leefden waarvan de restanten, die het geestelijk net niet hebben gehaald, op uw wereld zijn geïncarneerd. Om een uitgangspunt te stellen begin ik dus bij het begin van het menselijk ras op aarde. Ik zal eerst proberen u een visie te geven op de toestand in de sferen zoals die toen was. We hebben te maken met de grootkrachten die voor de aarde gelden maar ook voor zeer vele andere planeten. Dat zijn de Heren van de Stralen, de Heren van Licht en ook nog, meestal niet genoemd maar toch wel bestaand, de Heren van het Lot. Al dezen tezamen hebben de ontwikkeling geregeld.

Lang voor de mensheid zijn er reeds een aantal entiteiten die een hoge status hebben bereikt. Men zou die in bijbelse termen engelen kun­nen noemen. Deze tezamen met degenen die de ontwikkeling op de wereld regelen (u bekend als rassen‑ en groepsgeesten), staan eigenlijk buiten onze beschouwing, maar ze zijn erg belangrijk in de sferen. Want zij zijn het die bij elke incarnatie moeten helpen om de geest een juiste keuze te laten doen. Nu is die keuze op zichzelf een wat wonderlijke zaak. Als je name­lijk incarneert, kun je een keuze doen. Je zegt: dat zou ik willen zijn. Je doet dat op grond van je persoonlijke kwaliteiten. Je krijgt ook een soort flits te zien waarin een aantal hoofdpunten van je komend leven geopenbaard worden. Het is dus een weten ‑ al dan niet aanvaard en in zijn consequenties beseft ‑ omtrent hetgeen je gaat aanvaarden.

De geesten die in het begin in de mensen daalden, wisten dat zij zich verder moesten ontwikkelen en dat daardoor een ander wereldbeeld belangrijk was. Daarom kozen zij de menselijke met een groter geheu­gencapaciteit en een lichamelijke ontwikkeling die het mogelijk maakte langzaam maar zeker de tekorten aan kracht en aan mogelijkheden te com­penseren door vindingrijkheid. Deze geesten zijn zeker niet “hoog” in uw visie, want ze zijn maar beperkt bewust. Toch is dit beperkt‑zijn van hun bewustzijn voor hen gelijktijdig de aanleiding om de banden met de geest minder snel en geheel te verbreken dan nu bij de doorsnee‑mens het geval zal zijn.

Er leven dus in deze eerste menselijke rassen (als u homo sapiens als het menselijke ras beschouwt, of voor-menselijke rassen) een groot aantal wezens die levend in de stof in verbinding blijven met de geest. Dit leidt enerzijds tot allerlei vormen van magie (totem en taboe zou­den de mensen zeggen). Aan de andere kant betekent het wel dat met grotere intensiteit de geestelijke betekenis van de dingen wordt beleefd. De natuur heeft hun meer te zeggen dan aan de mens van vandaag. Het rit­me van het leven is minder tijdgebonden, mag wordt gedragen door aller­lei emotionele betekenissen die eigenlijk alleen ten dele kunnen worden vastgelegd in redelijke begrippen. De entiteiten, die hieruit naar voren treden zijn geneigd te grijpen naar een leefwijze waardoor ze zich meer en meer kunnen baseren op be­wustzijn. Voor een geest is bewustzijn de mogelijkheid om de eigen wereld te verrijken door de gedachtewerelden van anderen ook te aanvaarden. Het is het vormen van een soort synthese, die ‑ als we een moderne term willen gebruiken ‑ culmineert in Nirwana waarin men niets zijnde, gelijktijdig een is met alles. De ontwikkeling die ze nastreven is er dus een waarbij het geestelijk element langzaam maar zeker wat op de achtergrond komt.

Wij zien het ontstaan van het rijk Mu waarin het begin de lichten­de geesten de directe leiders zijn van de mensheid en ook de instinct­drang van de mens bepalen. In de laatste periode van Mu is dat eigenlijk al voorbij. De geesten zijn dan zelfstandig. Ze hebben een grotere keuze­mogelijkheid en hun bewuste leven wordt vooral in de details gedicteerd door hun persoonlijke keuze. Uit Mu komt Atlantis voort. Een nieuwe fase treedt in. De gewone mensen hebben minder contact met de geest. Maar degenen die nog steeds openstaan voor de geestelijke werkingen en krachten, weten meer wat er gebeurt. Voor hen is het contact met de geest niet het aanvaarden van een bevel of het zien van een openbaring zonder meer. Het is een wis­selwerking waardoor zij komen tot een redelijke emotionele omschrijving. Het betekent dat hun wereld zich zeer sterk uitbreidt. Voor de huidige toestand in de sferen is hier dan ook het belangrijke punt: het ontstaan van de eerste verlichten.

Deze verlichten behoren meestal, maar niet altijd tot de z.g. Witte Priesters van Atlantis. Ze zijn degenen die zodra ze in de geest komen niet meer letten op de eenling, de mens, maar die a.h.w. versmelten met het lot van de mensheid. Ook als ze nog meermalen zullen incarneren (enkele malen zelfs zeer gericht op aarde zullen incarneren) zo blijft dit hun hoofdbeweegreden. Zij zijn de hoogste trap. Want iemand, die zich voortdurend kan instellen op alle leven, doet een groot aantal ervaringen op. Hij ziet samenhangen die een ander ontgaan en beseft beter dan wie dan ook welke invloeden er moeten uitgaan van de vorengenoemde Heren van Stralen enz. Zij zijn het die snel een hogere sfeer betre­den. Het beleven heeft geen behoefte meer aan vormen, niet meer aan Elyzese Velden, de Eeuwige Jachtvelden en dergelijke. Zij leven in een abstractie waarin het gevoel van eenheid met het levende zelf een voort­durende verrijking betekent van de mogelijkheid om schakeringen te kennen, ook bij anderen, en daardoor weer een grotere mogelijkheid te verkrijgen om mee te klinken met de grote en bewuste lichtende krachten van Meesters, Aartsengelen, Tronen, Heerschappijen, noemt u ze maar op. Hier is de eerste grote ontwikkeling begonnen.

Maar zelfs als de mensheid een groot gedeelte van de wijsheid van de eerste Witte Priesters verliest, zo blijft het geloof en het denken aan het licht op aarde voortbestaan. Steeds weer incarneren er geesten in menselijke vorm die dit eigenlijk niet meer behoeven te doen om, als Priester‑Koning, filosoof of ontdekker de mensheid een nieuwe stimulans te geven. Zeker, de beschavingen gaan deels teloor. Daar waar men eens wapens maakte van metaal grijpt men nu weer terug naar stenen werktuigen. Maar de geestelijke ontwikkeling gaat niet terug. Het opnamevermogen van de mens, zijn denkvermogen, zijn mogelijkheid tot beheerst reageren vooral nemen toe. En dit betekent. Dat er steeds meer geesten komen, die als hun bij incarnatie een keuzemogelijkheid wordt getoond, in staat zijn deze bewust te waarderen en te verwerken. Het aantal semi-adepten op aarde neemt steeds meer toe. Er komen meer openbaringen. En omdat er in de mensheid op dit ogenblik twee klassen leven, degenen die een hoog geestelijk be­wustzijn hebben en degenen die eigenlijk nog maar net niet instinctief reageren maar verstandelijk nog niet ver ontwikkeld zijn, is er op aarde een enorme wisselwerking, die juist in de sferen weer een groot aantal gradaties gaat betekenen.

Zo vreemd als het u moge klinken, de verdeling in een aantal sferen, zoals we nu in Zomerland kennen, is eigenlijk niet zo oud. Ze zal op het ogenblik waarschijnlijk ongeveer 4000 jaar oud zijn. Voor die tijd waren er wel vormwerelden, maar die kunnen we vergelijken met de scherp gedefi­nieerde ideewerelden waarin men nu in Zomerland kan verkeren. Ook de bespiegelingwerelden, die we ook wel Hoogzomerland noemen, heb­ben veel minder inhoud. In die begintijd is er geen behoefte aan bespie­geling: je beseft of je beseft niet. Het instrument om bewust te bele­ven en te beseffen is althans in de mensheid nog niet voldoende ontwik­keld. Het is dus duidelijk dat de sferen waarin men bespiegelt en ook de sfeer die wij bij gebrek aan beter met klank‑en-kleur sfeer beschrijven, langzamerhand worden opgebouwd. Want een sfeer ‑ vergeet dat niet ‑ is niets anders dan een bewustzijn dat met een aantal anderen op een zoda­nige wijze wordt gedeeld dat dit als een gemeenschappelijke wereld be­leefbaar wordt.

Als je probeert de geschiedenis kort samen te vatten, dan kom je al heel gauw tot het denkbeeld, de sferen zoals ze bestaan zijn betrek­kelijk jong. De sferen zelf wijzigen zich natuurlijk steeds weer in de de­tails. De belangrijkste waarden, die continu blijven bestaan, zijn die van de leidende geesten, leidende krachten. Om een voorbeeld te geven: Groeps‑ en rassengeesten spelen tegenwoordig een geringere rol dan in het verleden. De Heren van de Stralen, de Heren van het Licht en ook nog de Heren van het Lot spelen echter in deze tijd een toenemend be­langrijke rol. Steeds meer entiteiten zijn in staat dit bewustzijn op te brengen en daardoor het contact met deze hoge krachten min of meer be­wust op te nemen.

Nu zult u daarvan op aarde niet veel merken. Maar als u behoort tot een bepaalde Straal, dan weet u dat geestelijk wel degelijk, want het betekent de manier waarop u de kosmos kunt benaderen. Een Straal is niet alleen maar een ontwikkeling waartoe u behoort. Het is a.h.w. het werk­tuig waarvan u zich kunt bedienen bij het bewust worden van de totale kosmos. De Heren van Licht zijn eveneens veel belangrijker geworden. Eens was alle licht zonder onderscheid licht. Nu echter begint men te beseffen dat er verschillende functies van geestelijk licht zijn. Dit betekent in de sferen weer dat men zich bewust gaat richten op een bepaalde functie van licht. Alleen de functie van de Heren van het Lot is ongeveer gelijk geble­ven. Hun functie zou men kort kunnen omschrijven als: het scheppen van kenmogelijkheid. Zij bepalen namelijk niet het lot. Dat denken de mensen wel eens, zij bepalen eenvoudig de mogelijkheid.

Als een onbewuste die flits ziet, zal hij misschien wel weten wat er gaat gebeuren, maar hij weet niet wat hij eraan kan veranderen. De on­bewuste geest, die op aarde wordt geboren doorloopt eenvoudig een vast­gelegde reeks ontwikkelingen. Hij wandelt langs een weg en heeft nog niet het besef om in de schaduw te gaan lopen als de zon hem te warm is of in de zon te gaan lopen als het te kil wordt. Naarmate de geest bewuster wordt, zal hij die weg afleggend steeds meer kunnen variëren. Hij kan zijn rustpauze bepalen. Hij bepaalt op welke manier de weg zal worden afgelegd. Hierdoor wordt het ervaren van een ego aanmerkelijk persoon­lijker. Het krijgt een eigen bewustzijnswaarde die uniek begint te worden, want niemand gaat de weg van het leven op precies dezelfde manier. Zelfs als je precies hetzelfde lot hebt, is de ervaring die je ervan opdoet aan de hand van je persoonlijkheid een geheel andere geworden.

Ervaring betekent herinnering. Herinnering betekent bewustzijns­inhoud. Bewustzijnsinhoud betekent geestelijk gezien wereldbesef, maar ook ontvangst en projectiemogelijkheid ten aanzien van anderen. Het betekent dat er verbindingen tussen de sferen kunnen ontstaan waar­door je niet meer aan een niveau gebonden bent. Er zijn entiteiten gevormd die misschien hun voornaamste tijd doorbrengen in ‑ laten we zeggen ‑ Zomerland en die toch gelijktijdig een deel van hun besef al zover hebben ontwikkeld dat zij in de sfeer van ­het gouden licht of zelfs in de wereld van het witte licht terechtkunnen komen. Zij beleven delen daarvan en projecteren die op de gemeen­schappelijke sfeerbeleving van Zomerland. De ontwikkeling die zo ont­staat voert in de richting van erkenning van het geheel. En dit betekent, dat de Witte Broederschap, die in het begin bestond uit een aan­tal mensen die de band met de grote geestelijke krachten niet hadden verloren nu meer en meer wordt uitgebreid met entiteiten die door een eigen vorm van zoeken, van leven iets hebben bereikt en nu kunnen ­voelen wat in de totaliteit belangrijk is. Er ontstaan meer geestelijke broederschappen. De meesten van u zul­len denken: wat was er nu eerst: het Verborgen Priesterrijk of de Witte Broederschap? In het begin waren ze identiek. Het was gewoon een samen­werken van hoge geestelijke entiteiten waarvan een deel soms op aarde incarneerde om bepaalde taken te vervullen. Nu komen er meer bij. Het is duidelijk dat de verschillen nu meer kenbaar worden. De kern blijft nog steeds dezelfde, maar de bewustzijnswaarden die ermee verbon­den zijn worden zo geheel intens, dat je eigenlijk in een andere wereld leeft dat je andere symbolen gaat gebruiken.

Dan komen er op den duur ook nog ‑ zoals bij ons- entiteiten die zeggen: Voor mij is het gehele bestaan te herleiden tot de begripsrela­tie tussen een ego en alle andere entiteiten. Je predikt dan verdraagzaamheid.

We hebben ook nog de Broederschap van de Naastenliefde…. Er zijn er zoveel. Een mens zal denken dat zijn allemaal gescheiden groepjes. Neen, eigenlijk zijn het allemaal groepjes van entiteiten die een bepaald bewustzijn hebben bereikt en die op grond daarvan voor het geheel willen werken: maar dan wel binnen een karakteristiek die hen door hun bewust­wording eigen is geworden.

Als je je bezig houdt met de ontwikkeling van de geest door alle sferen heen en je begint bij het menselijk ras zoals ik heb gedaan, dan zie je dat de grootste verandering die plaatsvindt eigenlijk is het besef van eigen mogelijkheden en omstandigheden. In het begin leef je in een wereld die schijnbaar objectief is, want je accepteert die wereld. Je beseft dat er geen andere voor jou kan bestaan. Maar er komt een ogenblik dat je je afvraagt: Is die wereld wel zo objectief als ik aan­neem? Hoeveel subjectieve factoren zitten erin besloten? Op dat moment en dat is erg belangrijk wordt die wereld variabel: je kunt haar veran­deren. Het “ik” staat a.h.w. boven een deel van de werkelijkheid van dat geestelijke wereldje. En dit houdt in dat je een veel grotere beheersing verkrijgt over je wereld, maar tevens veel sterker wordt geconfronteerd met jezelf, met je eigen inhoud, met je eigen problematiek evenals met je deugden en harmonieën. Hoe meer je groeit, hoe meeromvattend de we­reld is die je kunt aanvaarden en verwerpen.

Het is duidelijk dat zo’n 10.000 jaar geleden er al een heel groot aantal verschillende sferen bestond. Die sferen hadden de neiging om zich met de aarde te bemoeien en gelijktijdig een eigen wereldje op te bouwen dat op herinneringsbeelden was gebaseerd. Denk bijv. eens aan het Walhalla. Dat was het ideaal van een bepaalde soort mensen in die tijd, overdag vechten en ´s avonds zuipen. Er zijn nu nog mensen die doen. Ze zijn sociaal zozeer verzorgd dat ze op aarde geen andere idea­len meer kennen, ofschoon ze dan de zaak meer laten samengaan.

Een Walhalla, maar ook de Eeuwige Jachtvelden, het Rijk van de Zon, het Hemels Keizerrijk, de goden van de Olympus, de wereld van de goden en de zaligen van Egypte liggen natuurlijk dichterbij dan 10.000 jaar, en zijn die eigenlijk geen uitdrukking voor werelden en persoonlijkhe­den zoals ze in de sferen werkelijk hebben bestaan? O, ik weet het wel, het verhaal van Donar en Thor die door de hemelruimte zwierven is net zo’n verhaal als Sinterklaas die door alle schoorstenen gaat zonder zijn rode mantel ooit vuil te maken. Maar sprookjes als ze mogen zijn, geven ze wel degelijk relaties aan: de relatie van de geest met de we­reld. Het is de menselijke opvatting van de geestelijke wereld. Die be­staat, omdat er een relatie is tussen elke wereld van de geest en elk leven dat tot dezelfde ontwikkeling behoort. Er zijn inderdaad sferen geweest die leken op de Eeuwige Jachtvelden of sferen waar het graan inderdaad halmen had die tot de aarde reikten. Ze zijn er geweest en ze zijn langzamerhand vergeten, omdat de rede meer en meer het beeld van een sfeer is gaan bepalen en daarbij de overlevering. Het behoefte‑element misschien ook, het verlengen, een rol is gaan spelen in de vorm en een nog grotere rol in de relatie die men heeft met anderen of met het andere. De wereld van vandaag is er een waar geesten langzamerhand weer worden geaccepteerd nadat ze lange tijd ternauwernood werden aanvaard. Er is een tijd geweest dat een geest geen geest kon zijn: hij moest een engel of een duivel zijn. Omdat de mens een eigen besef heeft en de in­vloed van de geest niet beoordeelt aan de hand van de feitelijke wer­kingen en de harmonie die eruit kan voortvloeien, maar gewoon op grond van datgene wat hij als leerstelligheid meent te moeten beweren. Het is duidelijk dat in het begin het menselijk element in de sferen veel meer overheerste dan nu het geval is. Er zijn nog wel werelden waarin dat nog wel enigszins bestaat, maar lang zoveel niet meer. Want er zijn veel minder geesten, die enerzijds na de overgang zo losstaan van schuld­bewustzijn dat ze een hemelwereld willen en kunnen beleven en ander­zijds zo weinig besef hebben, van geestelijke waarden en abstracties dat ze alles slechts kunnen uitdrukken in de zuiver stoffelijke tomen van eten, drinken, vechten, jagen.

De evolutie, als je dat tenminste zo kunt noemen, van de werelden neemt toe naarmate het aantal incarnerenden groter wordt, gelijktijdig ook de diversiteit. Als er ongeveer gelijke entiteiten incarneren in een wereld waarin ze onder ongeveer gelijke omstandigheden leven, dan heb je niet veel ver­schillende sferen nodig, dan leeft dat allemaal nog wel op ongeveer een niveau. Je kunt hoogstens zeggen: Er zijn hoger bewusten en minder bewusten. Maar zelfs voor hen is het beeld van wereld vergelijkbaar of identiek. Als er meer mensen incarneren, dan krijg je ook incarnaties die jonger en ouder zijn. Dat betekent dat sommige geesten een betrek­kelijk hoog bewustzijn en een groet harmonisch vermogen hebben ontwikkeld, terwijl anderen eigenlijk nog voornamelijk worden geboeid door het fenomeen en in hun denken en beleven ‑ ook geestelijk ‑ het verschijnsel primair blijven stellen. Dit betekent dat er meer sferen komen enerzijds: ander­zijds betekent het ook dat de waarderingsnormen die sferen een grotere eenheid krijgt. Om u een voorbeeld te geven. Op dit moment kan ongeveer 1/3 van de wereldbevolking lezen. Ze heeft dus toegang tot uitvoeriger gegevens omtrent haar bestaan en haar wereld en komt tot een verstandelijkheid die enigszins afstand neemt van de normale levensomstandigheden. Bij ongeveer 1/8 van de hui­dige wereldbevolking bestaat zelfs een ideaaldroom. Men droomt dus van een wereldideaal dat ook een geestelijk ideaal vertegenwoordigt. Het is duidelijk dat de anderen, die nog primitiever zijn, niet in een­zelfde sfeer kunnen leven en over het algemeen ook geen harmonie kun­nen opbrengen met dergelijke geconstrueerde wereldbeelden.

Nu kun je zeggen: is de wereld waarin de primitieven leven (des­noods nog in hun Eeuwige Jachtvelden) hoger of lager dan een wereld waarin men de abstracties van een moderne maatschappij heeft geïntegreerd in beelden van landschappen, steden en wat dies meer zij. Ik meen, dat je moeilijk een verschil in waardering kunt maken, maar, dat je je moet afvragen: wat is de harmonie? En dan blijkt dat de harmonie in beide vormen van sfeer op gelijke wijze uitdrukbaar is, maar dat de idealist zoveel meer kosmische waarden daarbij betrekt dan de primitief dat zijn wereld a.h.w. naar boven toe, dus in verband met hogere werelden, een grote mogelijkheid tot communicatie, tot contact ontwikkelt. Een geest die in een dergelijke wereld leeft heeft vaak ook nog een grotere mogelijkheid zijn beperkt sfeerbesef uit de vorige sfeer te verla­ten en in te treden in een wereld waar alles symbolisch is, waarin vibraties en trillingen het leven gaan uitmaken. Is zo iemand dan “ho­ger” geworden? Het is een term die op aarde hiervoor vaak wordt gebruikt. Ik zou zeggen: zo iemand is alleen uitgebreider geworden. Als je hatelijk wilt zijn kun je zeggen. Ach, de mensen zitten geeste­lijk op het ogenblik nog in een kleuterklas. Dat is natuurlijk niet waar. De mensheid heeft al enorme afstanden afgelegd, ook qua bewustzijn. Het is zelfs zover dat de mens in deze tijd, indien hij zich verder goed ontwikkelt (dus de harmonie blijft nastreven en beleven), binnenkort misschien een absolute wilsvrijheid verwerft. Dat betekent dat men het lot voor een groot gedeelte naar eigen hand kan zetten. Want dan kan men eindelijk nieuwe elementen scheppen in hetgeen de Heren van het Lot als mogelijkheid projecteren. Er zit dus wel degelijk een ontwikkeling in. Maar wie is nu hoger en wie is lager? Dan is geen goed woord over te zeggen. Je kunt zeggen: u bent weer kosmisch bewust en u bent minder kosmisch bewust, dat is alles.

Als u spreekt over een hoge lichtende geest of een hoge lichtende kracht, dan heeft u over het algemeen te maken met iemand wiens kosmisch bewustzijn het uwe te boven gaat en die gelijktijdig de mogelijkheid vindt om zijn kosmisch beleven toch bij benadering uit te drukken in vormen, termen of krachten die voor u te begrijpen en aanvaardbaar zijn. Dat wil echter helemaal niet zeggen dat zo’n geest werkelijk hoger staat dan iemand die u voor een idioot aanziet. Sommige mensen worden naar hun spre­ken beoordeeld. Maar een stotteraar kan veel meer in zich dragen en we­ten dan degene die heel mooie gladde praatjes weet te verkopen. De moeilijkheid is dus de indeling.

Wat gebeurt er ongeveer in de sferen op het ogenblik. Wij kijken dan naar de laatste 3000 jaar. In die tijd zijn heel veel lichtende entiteiten op aarde geïncarneerd Dat wil zeggen dat zij de mensheid denkbeelden en een nieuwe wereldbeschouwing hebben gebracht waardoor ze onafhankelijker werd in het beleven, in de beschouwing en de herinnering van de eenvou­dige levensfeiten: dus gebeurtenissen zonder meer. Er werd een hogere betekenis in geprojecteerd en daardoor werden de emotionele en ratione­le waarden veranderd.

Het is duidelijk dat steeds meer mensen reeds op aarde leren leven met een mate van abstractie. Het is niet allemaal rationeel, dat ben ik met u eens, maar het is een persoonlijke erkenning, een persoonlijke mogelijkheid. Hierdoor zullen zij met meeromvattende entiteiten (kosmisch meer bewuste entiteiten) gemakkelijker contact maken. Als ik stel, dat op dit moment 1/8 van de wereldbevolking in staat is om ook meer abstracte waarden te beleven, dan mag ik daar onmiddellijk aan toevoegen dat ongeveer 1,5 % van de wereldbevolking ook de mogelijkheid heeft tot een meer kosmisch beleven na de overgang. En dat betekent, dat er dus steeds meer sferen ontstaan die meer lagen bevatten. Werelden waarin vormbesef wel degelijk nog een rol speelt waarin men nog een landschap­je kan aantreffen waarin gedaanten met elkaar staan te praten, maar waarin gelijktijdig al een veel hoger beleven en beseffen mogelijk is.

Hier zou ik willen wijzen op een verschijnsel dat in de laatste 600 jaar is geconstateerd t.a.v. de Heren der Stralen. Nog steeds behoort een mens in zijn ontwikkeling tot een bepaalde Straal of kleur. Daarnaast behoort hij tot een lijn die de mogelijkheid geeft om alle kleuren te benaderen, laten we eenvoudigheidshalve zeggen dat het er ook 7 zijn. Dergelijke getallen zijn symbolisch, zoals u weet. Dan betekent dit dat er steeds meer mensen komen die hun eigen kleur, dus hun kosmische waarde en betekenis met een grotere intensiteit bele­ven. Dat houdt echter ook in, dat zij daardoor in staat zijn meer kosmi­sche waarden van andere Stralen te beleven. Er ontstaat voor het ego een synthese waardoor meer en meer verschillende Stralen en hun Heren ontvangen en beseft kunnen worden en dat zelfs met de krachten daarvan soms gewerkt zal kunnen worden.

Door deze situatie zullen wij te maken krijgen met een meer kosmische mens. Op dit moment is het waarschijnlijk nog niet zo ver dat er op aarde de voertuigen bestaan waarin die kosmische mens zich volledig zal kun­nen uitdrukken. Dat zal nog wel een tijdje duren. De geest is er reeds.

De Witte Broederschap bv. was eens een overkoepelende groepering waarbij iedereen zijn eigen weg ging. Het is zoiets als het verenigings­leven in Nederland waar wel een regering is die de hoofdnormen vast­stelt en elke vereniging haar eigen doel stelt en op haar eigen manier werkt zonder zich af te vragen, of dat nu wel of niet past bij de ande­ren. De ontwikkeling van de laatste tijd heeft ertoe geleid dat al die geestelijke groepen steeds meer zijn gaan samenwerken. De Orde der Verdraagzamen blijft de Orde der Verdraagzamen. De Zusters der Liefde (die heb je ook aan onze kant), zijn nog steeds bezig de lief­de te prediken, overigens de hogere liefde opdat u zich geen zorgen maakt. De Meesters van het Geheim zijn nog steeds bezig hun geheimen in te fluisteren aan een ieder van wie ze denken dat hij die kan bewaren. Kijk, eens waren dit afzonderlijke groepen. Nu zijn ze samengegroeid. Het is mogelijk dat een lid van de Orde werkt voor de Meesters van het Geheim of voor de Zusters der Liefde en omgekeerd. En allen tezamen zijn ze meer en meer geïntegreerd in de Witte Broederschap, die omdat ze de oudste is en daardoor ook ‑ volgens mij ‑ de meeste bewuste entiteiten heeft voortgebracht, aan allen een mogelijkheid biedt tot een meer be­wust en kosmisch samenwerken. Er is een versmelting gaande waarbij de afzonderlijke eigenschappen niet verloren gaan, maar op een juiste wijze worden gebruikt om andere kwaliteiten en eigenschappen aan te vullen tot een hoger en meeromvattend geheel

In de sferen houdt dit o.m. in dat het leven, als je eenmaal in het licht bent gekomen, omvattender is dat de grens tussen de verschil­lende afzonderlijke gedachten- en ideewereldjes veel kleiner is dan vroe­ger het geval was en dat in steeds meer werelden een groot aantal bele­vingen mogelijk is. Je kunt in een vormwereld leven en gelijktijdig de we­relden van de lagere trilling van de hogere trilling en van de hoogste trilling toch ook al beleven, manifesteren en er zelfs een wisselwerking mee hebben. Het is alsof ook de sferen langzaam maar zeker weer naar een eenheid toe groeien. Ik ben geneigd hier een vergelijking te maken.

Ik moet denken aan een menselijk lichaam in wording. Het begint met celdeling. Er zijn een aantal cellen met dezelfde mogelijkheden en kwaliteiten maar elke cel begint toch apart een specifieke kwaliteit te ontwikkelen. Als de gehele mens is gevormd, wat hebben we dan? Een lichaam waarin de oerkwaliteit weer aanwezig is, waarin alle kwa­liteiten van de eerste cellen nu uitgedrukt, aanwezig zijn. Ik zie in dit naar elkaar toe groeien, dit coördineren van al die ver­schillende sferen en werelden in feite de wording van de Adam Kadmon, de oervorm van het menselijk bewustzijn. Dit samengroeien betekent ook dat steeds meer entiteiten kosmisch bewust worden, ook al blijven ze een beperkte taak vervullen. Eens was taak en bewustzijn praktisch iden­tiek.

Voor zover ik het nu in de sferen kan nagaan, bestaat deze gelijk­heid niet meer. De taak is iets wat uit het geheel mede wordt bepaald. Het bewustzijn kan veel verder reiken dan de taak. In sommige gevallen kan de taak meeromvattend zijn dan het bewustzijn zich op dat ogenblik kan realiseren. Er is dus een wonderlijke verschuiving aan de gang. De bewustwording van de geest in de sferen zou ik dus willen om­schrijven als een terugkeer tot de eenheid. Of dit op aarde altijd weer­spiegeld zal worden, weet ik niet. Voor zover ik mij de aarde herinner, zal het maar zeer beperkt zijn, vooral omdat er voor een mens op aarde zo’n grote afstand ligt tussen de theorie en de praktijk.

Kijk ik naar de overgang, dan valt mij op dat juist degenen die een verder ontwikkeld bewustzijn hebben vaak meer bewust door de eenzaamheid van het duister gaan. Dat lijkt negatief, toch is dat niet zo. Want direct binnenlopen in een lichtende wereld is natuurlijk erg leuk, maar het betekent dat je een belangrijk deel van de zelferkenning, het zelf­onderzoek en van de emotionele erkenning van de noodzaak om met het geheel te leven voorbijgaat. Het zijn vaak de meer bewuste geesten die deze periode van duisternis (die van enkele dagen tot enkele weken pleegt te duren) doormaken. Wij weten ook dat wanneer zij tot het licht komen, zij maar zelden zich beperken tot een enkele vormwereld. Zij rusten even. Ze leven dan wel in een ideeënwereld maar al snel gaan ze verder en betrekken ze hogere krachten, werelden en sferen in hun bestaan, hun werken, hun reacties. Ze leren dus intenser. Volgens mij impliceert dit alles dat de mensheid heel dicht bij een totale ommekeer is. Als de synthese (de versmelting van functies en werelden en be­wustzijn) in de sferen zo’n vorm heeft aangenomen in de laatste 3000 jaar, dan kan het niet anders of ook in het menselijk leven en in het menselijk lichaam moet iets dergelijks een rol gaan spelen. Dat betekent dan volgens mij dat bij mensen eerst het besef van deze zaken groeit en pas daarna zal men het langzaam en aarzelend gaan concretiseren.

Er is echter een grote traagheid bij. Een traagheid die gemiddeld toch wel een 300 á 400 jaar duurt tot het punt van overgang naar deze nieuwe vorm is bereikt. In de geest is dit reeds aanwezig. De geest in de sferen heeft zich ontwikkelt van een wezen dat zich alleen van zichzelf enigszins bewust was via vele ervaringen tot een wezen dat steeds bewuster kon gaan reageren op alle krachten die er in de kosmos bestaan. Van daaruit heeft het zich ontwikkelt tot een wezen dat zijn eigen werelden kon scheppen in de geest en daarin bepaalde be­levingen en erkenningen kon bereiken. Vervolgens heeft de geest zich weer verder ontwikkeld tot een wezen dat vele sferen tezamen kan beschouwen en daardoor een veel helderder visie kreeg zowel op eigen bestaan en mogelijkheden als ook op de eisen en vereisten van incarnatie. Als er steeds meer geesten incarneren die in het leven een grotere vrijheid nastreven om zichzelf te zijn en gelijk­tijdig een grotere verbondenheid erkennen met het totaal van de mensheid, dan is dit voor mij alleen maar een uitvloeisel van dit besef zoals dat in de sferen is ontstaan. Ik meen dan ook dat de mensheid binnen afzienbare tijd (laten we zeggen 5000 jaar, voor mij is dat afzienbaar, voor u misschien niet tot­dat u bij ons komt, dan is het ook maar een klein stukje) zal komen tot een geheel andere beleving. Omdat de geest met een groter kosmisch be­wustzijn en daardoor met een blijvende meer bewuste verbondenheid en nu niet alleen met enkele hoge geesten maar met het totaal van de sferen en ontwikkelingen waartoe het behoort, als vanzelf van de wereld maakt de uiting van het geheel.

Er zijn mensen die hebben gezegd: God heeft de mensen geschapen, omdat Hij ook eens wilde lachen. Anderen zeggen: God heeft de wereld geschapen, omdat Hij graag verhalen vertelt. Ik zou zeggen: God heeft de wereld geschapen, opdat de geest de een­heid, die hij in zich erkent als noodzaak zal leren uitdrukken op een juiste en harmonische wijze, zelfs binnen de stoffelijke beperkingen. Ik geloof dat de geest van de mensheid in die richting al menige schrede voorwaarts heeft gezet.

Slotwoord:

Zoals ik reeds veronderstelde, toen ik met dit onderwerp begon, zijn voor u de menselijke aspecten van deze ontwikkeling toch belangrijker dan wat er in de geest gebeurt. Het zou echter onjuist zijn om aan alle waarden en mogelijkheden in de sferen zonder meer voorbij te gaan. U zult mij toestaan in mijn slotwoord daaraan nog enige aandacht te besteden.

Zomerland is een algemene aanduiding voor een geestelijke wereld die licht is. De waarde van deze wereld is echter gelegen in een vormbegrip. Dit kan ook in het duister bestaan, ook als men dit niet Zomer­land zal noemen. In dergelijke werelden treffen we bouwsels aan, tuinen, landschappen, bergen, al wat u maar wilt. In deze vormwerelden schept men uit eigen besef zijn angst, zijn verwachting, zijn geloof, een bestaan en een omgeving. Dit is overal anders, maar het is altijd vergelijkbaar. In de ene wereld vind je misschien pagoden en tempels, in de andere kerken. In weer andere alleen maar een heel mooie tuin of een lotus­vijver. Vergelijkbaar blijven ze. Op het ogenblik, dat dit vormbesef niet meer dienstig is, verdwijnen de vormen. Niet omdat ze als mogelijkheid niet meer bestaan, maar omdat een geest die geen behoefte heeft aan deze vormen een andere uitdrukking zoekt. Deze uitdrukking zal veelal een symbolische zijn. Ook in dit geval is voor zijn beleven bepaald in hoeverre hij met anderen kan communiceren. Het is een wisselwerking tussen entiteiten die in alle ons bekende sferen bepalend is voor het begrip “sfeer”. Ook in het duister kan dit bestaan. Ook in het duister kan een wereld ontstaan waarin geen licht is, waarin niets is, ook geen vorm waarin het “ik” zich ook niet meer in een vorm ziet en onderlinge con­tacten toch nog mogelijk zijn.

Naar het licht toe krijgen we werelden waarin de contacten steeds voordeliger worden. In het duister betekent dat meestal een beperkter worden door het afwijzen van een steeds groter deel van de mogelijke con­tacten. Wij komen dan terecht in werelden die wij kleur noemen, omdat ze wel is waar vele verschillende schakeringen kennen en dus eigenlijk andere sferen zijn, maar toch alle op een bepaald trillingsniveau (besefsniveau) functioneren. Maar hoe verder je komt naar de eenheid toe of hoe verder je het contact ontkent, hoe sneller je zult komen in een wereld waarin onderscheid niet meer belangrijk is. Wij komen dan in een wereld waarin kracht, vermogen, energie, leven belangrijk is, maar niet meer de omschrijving ervan. Een gouden wereld of een wereld waarin het besef van eigen bestaan belangrijk is, maar het andere wordt ontkend. Een duistere wereld.

Dan komt het ogenblik dat wij een wereld bereiken waarin het ge­heel voor ons belangrijk is en het eigen “ik” alleen nog functioneert als een registratie van dit geheel, maar elke actie uit het geheel niet meer uit het “ik” voortvloeit. Het is de wereld ven het witte licht. Wanneer deze is bereikt, bestaan er geen verschillen, ook niet tus­sen geesten die een menselijke ontwikkeling hebben doorgemaakt en geesten die op geheel andere werelden hun bewustwording konden verkrijgen. Dan is daar het punt dat de kenbaarheid voor ons verdwijnt. Wij noemen dit het verblindende licht. Men noemt het ook wel de absolute chaos of het keerpunt in het duister.

In een dergelijke wereld is er geen “ik”‑erkenning of beleving meer geen “ik’‑omschrijving die voor ons nog aanvaardbaar is. Er is een een­heid waarin alles opgaat, waarin voor een begrip het “ik” zich zelfs net meer manifesteert als functie of als bewustzijn, terwijl wij weten dat het er is. Deze verblindende lichtsfeer is de hoogste sfeer die voor ons die op deze wijze nog tot u kunnen komen, bereikbaar is. Zij is niet te betreden: wij zouden dan onszelf verliezen.

In het duister geldt echter dat hij, die de absolute chaos benadert, omdat hij zelf “ik”, kern is ‑ of hij het weet of niet ‑ door de chaos zal worden uitgespuwd en niet worden opgelost, zodat hij aan een nieuwe ontwikkeling begint. Dit is eigenlijk het verhaal van de sferen. Elke geest zal door al deze sferen gaan. Elke geest zal in elk be­staan ‑ of het stoffelijk of geestelijk is ‑ met al deze facetten van het bestaan op enigerlei wijze in contact komen, maar ze worden niet als werkelijkheidsbeleving zonder meer geregistreerd. Dit is de werkelijkheid van de ontwikkeling van de geest, de gang door deze werelden naar andere toestanden. En als we dit door de gehele historie willen be­zien dan kunnen we zeggen.

Toen de eerste lichtstraal het eerste begin van de schepping er was, waren er ik‑heden en zullen de mogelijkheden, die wij thans sferen noemen reeds hebben bestaan. In hoeverre zij gerealiseerd waren, weten wij niet. Dit onttrekt zich eenvoudig aan ons besef. Wij weten dat zeer lang voordat de aarde haar volledige ontwikkeling en leven bereikte er op andere werelden een dergelijk leven zich heeft afgespeeld. Wij weten dat daar vergelijkbare geestelijke processen plaatsvonden. Zo is het geheel van de mensheid in de kosmische historie een incident, een kleine ontwikkelingsfase van een “ik” en van een mentaliteit of een gemeenschap, die in het eind zich in het onbekende zal oplossen.

Wij zijn reizigers, die wel het doel kunnen waarnemen, maar niet weten wat wij daar zullen vinden. Indien wij van dit besef uitgaan en gelijktijdig trachten voor onszelf een zo groot mogelijke harmonie te gewinnen, zullen wij alle sferen kennen en alle contacten leggen met sferen die voor ons in de huidige vorm belangrijk zijn. Want niets wordt ons onthouden wat behoort tot ons besef en onze ontwikkeling van het ogenblik. Dit geldt ook voor de mens op aarde.

Houdt u dus niet al teveel bezig met de ontwikkeling van de geest in de sferen. Kijk naar uzelf en besef, hoe u een deel van deze ontwikkeling weerkaatsend er het best aan doet te zoeken naar een steeds grotere harmonie in en vanuit uw eigen wezens opdat u de eenheid kunt bereiken, die ‑ zo laat het zich aanzien ‑ ons aller eindbestemming is.

image_pdf