Geestelijke verbindingen

image_pdf

uit de cursus ‘Actief geestelijk streven’ – (Hoofdstuk 7)   april 1958

Ofschoon genezing ongetwijfeld een van de meest belangrijke punten is, die wij aantreffen bij het actief geestelijk streven, bestaan er daarnaast vele andere mogelijkheden om zowel ten bate van eigen bewustwording als ook ten bate van het algemeen welzijn werkzaam te zijn. Ik zou hierbij willen wijzen op elke verbinding, die bestaat tussen stof en geest.
Wanneer de geest met haar weten en denken en haar ander bewustzijn invloed kan uitoefenen op de stof, daarin kan helpen en misschien zelfs een zuiverder oordeel mogelijk maken, kan worden gezegd dat een grote en goede taak wordt verricht. Om echter op voor de aarde kenba­re wijze ons vanuit de geest te uiten, is het noodzakelijk dat op aarde iemand bestaat, die gevoelig is voor al datgene, wat wij kunnen geven, kunnen uitzenden. Actief geestelijk streven nu betekent een pogen om door zelfwerkzaamheid, door begrip ook voor al datgene, wat er bestaat buiten de onmiddellijke wereld, die men kent, te komen tot een zo groot mogelijk bewustzijn en werken.
De consequentie hiervan is dat men ‑ zo men werkelijk en actief wil meewerken aan de bevordering van een bewustwording voor het ‘ik’ en al het zijnde ‑ gebruik zal kunnen maken, en in vele gevallen zal moeten maken, van de volgende capaciteiten.

In de eerste plaats: helderziendheid.
In de tweede plaats: helderhorendheid.
In de derde plaats:   uittreding, verplaatsing in tijd en ruimte enz.
In de vierde plaats:    werken met inspiratie.
In de vijfde plaats:   uitschakeling van tijd, waardoor versnelde reactie mogelijk wordt.

Genoemde punten omvatten zeker niet het totale gebied, waarop contact en werking mogelijk is. Ze zijn echter de voornaamste en bovendien alle punten, die binnen het bereik liggen van de mens. Elk dezer punten heeft echter twee zijden. Er kan van worden gezegd dat het soms voert tot misleiding, in andere gevallen tot versnelde bewustwording. In deze zin zal ik trachten om enkele van de genoemde punten aan een nadere beschouwing te onderwerpen, waarbij ik de nadruk wil leggen op de negatieve zijden ervan, hopende dat dan de positieve zijden vanzelf in een scherper licht komen te staan.

Helderziendheid.

De zogenaamde helderziendheid berust op het waarnemen van invloeden, die door een werking van de hersenen als een beeld worden geprojecteerd over de impulsen, die normalerwijze van het netvlies, ontvangen worden. Bij helderziendheid is er uitdrukkelijk geen sprake van zien met de ogen. Het is een gevoeligheid, aan de hand waarvan een illusie ontstaat. Het feit, dat hier sprake is van een illusie ‑ zover het althans het zien zelf betreft ‑ maakt het noodzakelijk een scherp onderscheid te maken tussen het reëel geziene en het helderziend waargenomene. Deze beide kunnen niet zonder meer met elkaar in directe relatie worden gebracht. Men mag niet aannemen dat voor beide waarnemingen dezelfde wetten kunnen gelden. Een helderziende, die afgaat op ontvangen impulsen en deze onmiddellijk verbindt met haar of zijn eigen wereld, zal als gevolg hiervan interpreteren volgens eigen stoffelijke reacties. Het totaal onderbewustzijn komt mede in het spel, men tracht de ontvangen gegevens op een redelijke wijze samen te voegen volgens een stoffelijk kenbaar en begrijpelijk beeld en vervormt zo de werkelijke betekenis ervan.
Bij helderziende waarnemingen kan dan worden gezegd dat in de eerste plaats noodzakelijk is, een zich openstellen voor de impuls; in de tweede plaats: het niet zoeken deze impuls ten koste van alles als beeld te vertalen. Liever een vage indruk, die zuiver blijft dan een gevormd beeld, dat fantasie is.
Dan zullen we verder als een volgend punt moeten trachten om elk stoffelijk beeld steeds weer te begrijpen, te vertalen en te realiseren als onze weergave van iets, dat misschien zó maar waarschijnlijk niet zo bestaat. Het erkennen dat een helderziende waarneming geen volledige zekerheid geeft, betekent een veiligheidsmaatregel, waardoor men tot zelfmisleiding of misleiding van anderen minder snel zal komen.
Hoe wordt helderziendheid bereikt? Gevoeligheid voor de omgeving is in praktisch elke mens aanwezig. Iemand, die hieraan een zekere aandacht blijft schenken, zal op de duur dit steeds verder kunnen ontwikkelen. Een kwestie van geduld. Wanneer deze ontwikkeling ver genoeg gaat, blijkt dat zich indrukken gaan vormen ‑ hetzij in de vorm van horen of zien ‑ die nauwkeurig omschreven worden, die kunnen samenhangen met personen, ja, in sommige gevallen ook als kleuren, licht, muziek, e.d. tot uiting komen. Pogingen tot omschrijving falen veelal. De ervaring op zichzelf is voorlopig voldoende. Slechts indien men een nadrukkelijke tendens ervaart in het waargenomen beeld, de waargenomen klank, licht, etc., heeft het zin deze impuls weer te geven, zo mogelijk zonder het verfraaien daarvan door het bijkomende beeld te omschrijven.
Werkelijke helderziendheid impliceert bovendien het waarnemen van zeer veel, dat normalerwijze verborgen blijft. Als daar zijn eigen uitstraling van de mens, gedachten van anderen, die worden opgevangen. Men heeft geen recht in de privé‑zaken van anderen in te dringen. Een gebruik van helderziendheid om personalia en dergelijke van vreemdelingen te achterhalen en door te dringen in de privé‑geschiedenis van mensen is uit den boze. Zelfs indien zij dit verzoeken, is het beter hieraan niet toe te geven.
Een opgelegde impuls (d.w.z. een impuls, die ontstaat door verzoek of concentratie doch niet spontaan), moet te allen tijde als gevaarlijk en misleidend worden beschouwd. Slechts datgene, wat spontaan binnen de persoonlijkheid origineert, kan werkelijk van vreemde smetten vrij zijn. Op het ogenblik dat men zich zet tot het zien van een bepaalde waarde, het onderzoeken van een bepaalde toekomst of een bepaald verleden, treedt automatisch een vertekening op, die in direct verband staat met eigen reactie op de persoon. (De persoon, van wie men dan dit verleden of deze toekomst beschouwt.) Hoe minder contact er bestaat tussen de helderziende en zijn sujetten, tussen de helderziende en de geestelijke krachten, waarover hij of zij een uitlating doet, hoe groter de mogelijkheid, dat hier van een redelijke zuiverheid der boodschappen gesproken kan worden.
Berusten op helderziendheid om daardoor verder te komen, is dan ook fout. Helderziendheid onder geestelijke leiding gebruikt is alleen dan toelaatbaar, wanneer deze geestelijke leiding zich van te voren als geheel betrouwbaar heeft bewezen. Hier zal dus een ruime periode van experimenteren nodig zijn, voordat men die impulsen zonder meer gaat gebruiken om een taak ermee te vervullen. Degene, die actief geestelijk streeft, zal echter toch verlangen deze mogelijkheid tot contact met andere werelden in zich te verwerven. Dientengevolge zal hij of zij met grote voorzichtigheid trachten eigen gevoeligheid steeds vorder te ontplooien. Voortdurend zal men na elke waarneming zoveel mogelijk trachten de negatieve punten ‑ dus niet uitkomende of niet juist zijnde punten ‑ te constateren. Eerst hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het resterende gedeelte groter en opgevoerd.
Men mag zich nooit en te nimmer laten voorstaan op helderziendheid, helderhorendheid enz. Doet men dit, dan komt men tot een persoonlijkheidsverheerlijking. Geen van de door mij genoemde gaven is iets, waarop men zich beroemen kan. Het is eerder een verplichting, die u wordt opgelegd en een zeer grote.
Waar helderziendheid vaak fragmentarisch voorkomt, is men geneigd om andere beelden (zuivere gedachtebeelden) als helderziende waarnemingen voor te stellen. Onverschillig hoe men dit goedpraat, mag dit rechtstreeks bedrog worden genoemd. Men heeft bovendien de neiging om soms eigen waarschuwingen te gieten in een vorm als helderziende waarnemingen. Dergelijke praktijken, mijne vrienden, maken het u onmogelijk helderziendheid als een waar middel te gebruiken ter bewustwording.
Nu ik deze negatieve zijde heb belicht, een kort ogenblik aandacht voor de meer positieve zijde. Het zien van uitstralingen, de mogelijkheid om ‑ wanneer de eigen persoonlijkheid dit nodig oordeelt ‑ in te dringen ook in de geestelijke en astrale werelden, geeft aan het ‘ik’ de gelegenheid de samenhangen, die optreden in het leven, op ruimer schaal te overzien; ons onbekende, schijnbare toevalsfactoren toch ook weer te erkennen als zijnde deel van een wetmatigheid.
Helderziendheid betekent verder een band, die kan worden gevlochten tussen hen, die op aarde bestaan en hen, die overgingen. Hierdoor is een samenwerking van beide partijen gemakkelijker in de hand te werken en zal door een gezamenlijk streven voor beiden ‑ én in de geest én in de stof – een groter en schoner resultaat mogelijk zijn.
Helderziendheid is zeer waardevol, indien het juist wordt gebruikt. Treedt misbruik op ‑ hoe gering ook ~ dan kan worden gezegd dat het zowel degene, die de gave bezit, als degenen, die er zich van bedienen, heel vaak ten verdere kan voeren.

Helderhorendheid.

Bij helderhorendheid treedt hetzelfde op, dat wij reeds zagen bij helderziendheid, nl. een gevoeligheid voor impulsen, die super‑geïmposeerd worden over de waarnemingen van een bepaald zintuig. Hier zijn het dan de reacties van het trommelvlies, die worden gesuggereerd. Toch is er geen feitelijk geluid aanwezig en heeft het oor en al wat daarbij hoort, geen enkele rol te spelen in deze waarneming.
Van helderhorendheid mag worden gezegd dat het een waarneming van stemmen mogelijk maakt. Deze stemmen klinken veelal in het hoofd, ofschoon soms de illusie ontstaat, dat zij buiten, vaak naast en achter U worden gesproken. De woorden zijn over het algemeen scherp gevormd. In vele gevallen echter zijn de zinnen niet geheel afgemaakt. De reden daarvan zal ik U zo dadelijk verklaren.
Wanneer men nu ertoe overgaat om ‘zinnen aan te vullen’, wanneer men opzettelijk gaat luisteren naar helderhorende waarneming enz., ontstaat een groot gevaar voor zelfmisleiding. Het is ons bekend dat velen, die door een gehoorfout het ruisen van het bloed horen, indien zij geloven aan helderhorendheid daarin stemmen menen te herkennen. Uitdrukkelijk wil ik hier vaststellen, dat een werkelijk hel­derhorende waarneming een duidelijk hoorbare stem geeft. Men hoeft niet te luisteren, òf er iets wordt gezegd; men weet, dat er iets wordt ge­zegd. En men hoort het woord voor woord met een zeer persoonlijke vor­ming èn intonatie. Dus geen gefluister.
Het feit, dat die zinnen niet altijd worden afgemaakt, is ook begrijpelijk. De impuls, die op u afkomt, moet door u worden vertaald. Maar zij kan bepaalde dingen inhouden, die in het normale leven niet als woord bestaan. Er kunnen gevoelswaarden in worden uitgedrukt, die eenvoudig niet in woorden zijn weer te geven. Juist het feit, dat een auditieve illusie optreedt, doet deze gedeelten volledig wegvallen. Bij helderziendheid gaat veelal bij een dergelijke waarde het beperkte lijnenspel over in kleuren, in licht, in trillingen. Bij de helderhorende gaat het veelal over in een niet‑horen dan wel een toon of muziek.
Het is goed ook hierop de nadruk te leggen. Want helderhorendheid leidt ook weer in vele gevallen tot zelfmisleiding en kan als zodanig een zeer negatieve invloed op de bewustwording uitoefenen. Toch mag worden gezegd dat ‑ indien juist gebruikt ‑ de gave van helderhorendheid veel bijdraagt tot een harmonisch leven en de gelegenheid vaak schept om zichzelf of anderen voor gevaren te behoeden. Juist in gevallen waar grote spanningen kunnen optreden, zal helderhorendheid vaker naar voren komen dan elders.
De helderhorendheid biedt ons dan, indien we alle gevaren van zelfverheerlijking, leiding zoeken e.d. hierbij weten te passeren, de mogelijkheid om op de duur kennis te nemen van een tweede leven, dat naast het onze bestaat. Dit tweede leven behelst o.a. ook weer astrale gebieden. Het kennen en ervaren van deze invloeden, de flar­den van conversatie, die worden opgevangen, zijn voldoende om eigen houding daardoor beter te bepalen en brengen met zich mee dat men vele gebeurtenissen op aarde anders ziet dan zonder deze gave het geval zou zijn.
Ik moet hier echter nog één waarschuwing aan toevoegen: Wanneer helderhorendheid optreedt en zich ontwikkelt, zal men heel vaak zien dat degene, die deze gave heeft ontvangen, voortdurend meer tracht leiding uit de sferen te krijgen. Op de duur is men geheel afhankelijk van deze innerlijke stemmen en is men niet in staat zonder deze tot een besluit te komen. Dit betekent dat men tracht de eigen verantwoording, die toch in het eigen leven zeker blijft bestaan, af te schudden en af te wentelen op anderen. Gebeurt dit, dan zullen in de eerste plaats vele dwaze situaties ontstaan. In de tweede plaats zal men niet meer in staat zijn om het leven op de juiste wijze te leiden en te benaderen; en in de derde en misschien de belangrijkste plaats zal de eigen be­wustwording voortdurend worden beperkt door het aanvaarden van gezag­hebbende partijen, die men niet durft kritiseren. Helderhorendheid mag nooit en te nimmer betekenen een zonder meer zich door de geest laten leiden. Houdt men met al deze dingen rekening, dan kan heel vaak hel­derhorendheid bij een actief geestelijk streven onder de volgende om­standigheid optreden:

In een toestand van vermoeidheid. In een toestand van vermoeidheid en uitputting, kort voor de slaap, is het lichaam zover ontspannen dat indrukken gemakkelijker worden opgenomen en sneller zullen worden weergegeven dan zintuiglijke waarnemingen. Bij helderziendheid leidt dit tot een dromen, dus een vervorming van beelden. Bij helderhorendheid daarentegen krijgen wij vaak scherpere en helderdere impressies, die ‑ hoe onvolledig ze ook zijn – ons uit een dommeling vaak wakker schrikken en ons plotseling doen nadenken over hetgeen wij trachten te volbrengen. Het optreden van dergelijke waarnemingen is steeds te zien als een waarschuwing en op deze wijze te gebruiken. Gebruik – uitdrukkelijk weer onder voorbehoud van eigen redelijk beschouwen – eigen redelijk denken.
Treedt dit enkele malen op ‑ dat vooral, wanneer u in wat moeilijke omstandigheden verkeert, nog wel eens wil gebeuren ‑ blijf u dan niet spitsen op de mogelijkheid van een hernieuwde mededeling. U zult in vele gevallen daardoor die mededeling eerder verschuiven, onmogelijk maken of misvormen dan haar zuiver ontvangen. Een onbevangen verwachten, een afwachten, is bij helderhorendheid het enige middel tot verder komen.
Treedt bij helderhorendheid een geestelijke leider op, die zich regelmatig meldt, dan moet men ook deze weer onderwerpen aan proeven en controle. U weet niet wie of wat daar spreekt. U kunt niet nagaan of dit goed of kwaad is. U kunt niet nagaan uit welke achtergronden bepaalde uitlatingen worden gedaan, bepaalde raadgevingen in u weerklinken. Eerst wanneer u zelf dit voortdurend controleert, kunt u aan de hand van de opgedane ervaringen de verworven gegevens gebruiken om anderen bij te staan of om uw eigen leven te vergemakkelijken.

Dan kennen wij natuurlijk nog heel veel andere mogelijkheden en daaronder stipte ik ook aan: inspiratief werken en inspiratie.
Inspiratie is een impuls. Zij komt op wanneer het lichaam en de geest ontspannen zijn. Zij kan ook optreden wanneer door te grote spanningen een normaal functioneren daarvan aanmerkelijk is beperkt. Een inspiratie, die optreedt, is een gedachte, die vaag wordt waargenomen, waarin men opgaat en die men tot doel van zijn eigen persoonlijkheid maakt. Ze brengt veelal met zich mee een drang, die leidt tot het volbrengen van het totaal der inspiratie.
Het zal u duidelijk zijn dat inspiratie altijd onder beheersing moet zijn. Inspiratief werken ‑ als b.v. schilderen, beeldhouwen, boetseren, schrijven ‑ hebben de eigenaardigheid, dat ze langzaam maar zeker een kwaal worden. Wanneer men zich voortdurend daaraan overgeeft en nooit en te nimmer ‑ zelfs wanneer dat moeite kost ‑ zich daartegen verzet, zal op de duur uw gehele wezen ten dele een aanhangsel worden van geestelijke krachten, omtrent welker wezen u weliswaar vermoedens kunt hebben maar nooit zekerheid. Te allen tijde zal de mens, die actief geestelijk streeft, meester in eigen huis moeten blijven. Er is geen plaats voor een afstand doen van eigen zeggenschap.

Actief geestelijk streven wil zeggen: je bewust zijn van hetgeen je volbrengt; wetend en willend volbrengen; volbrengen volgens je bes­te weten en bewustzijn. Dit kan niet, wanneer men zich bij elke wille­keurige impuls om te schrijven nu ook onmiddellijk neerzet en schrijft. Dit kan niet, wanneer men zich van elke bezigheid maar laat afsleuren om te boetseren, te schilderen enz. Deze dingen moe­ten beheerst worden in de eerste plaats. In de tweede plaats zal men zich steeds weer voor ogen stellen: het is geen onhoffelijkheid, wan­neer u weigert een dergelijke inspiratieve impuls onmiddellijk uit te voeren. Het is eerder een onhoffelijkheid van de andere partij, die ingrijpt op het ogenblik, dat het u niet convenieert. Indien de impuls komt en u zegt: “Nu niet maar b.v. over enkele uren, wanneer ik daarvoor tijd heb,” is dat redelijk. Een inspiratieve kracht, die redelijk is en het goede met u voor heeft, zal ongetwijfeld daarop wachten.
Zeg nu niet, dat het dan te laat kan zijn voor een waarschuwing. Dat kan misschien eens op de duizend keer voorkomen. De waarschuwingen, die zo dringend schijnen te zijn, blijken over het algemeen, vooral bij geschreven boodschappen, van minder belang te zijn. Het is b.v. een mededeling, dat neef Jan op visite komt, of dat Pietje ziek ligt aan de mazelen. Dergelijke dingen kunnen wachten. Ook hier weer ontstaat het grote gevaar van een ziekelijke drang op het ogenblik, dat men zich hierop in zijn hele leven baseert. Wil men een regelmatig contact opnemen door middel van inspiratie b.v. om te schilderen, te boetseren, te beeldhouwen, te schrijven, laat men dit dan doen op van te voren daarvoor gestelde ogenblikken. Laat men te allen tijde ‑ onverschillig hoeveel dit soms lijkt te kosten  – zich verzetten tegen een ingrijpen op andere dan deze tijden. Indien het nl. mogelijk is om inspiratief op u in te werken en u een pen te doen hanteren of een penseel te doen voeren, is het ook mogelijk om u een waarschuwing op andere wijze dan deze gebruikelijke mee te delen, indien het werkelijk noodzakelijk en dringend is. In andere gevallen hoeft de geest, zo goed als de mens, zich te houden aan de regels van hoffelijkheid en het privéleven te waarderen en te respecteren van elke deelhebber aan een geestelijk werk.
En nu misschien de vraag: Hoe kan ik in dit inspiratieve werk mezelf ontwikkelen en mogelijkheden daarin krijgen? In de eerste plaats: een schrijvend medium word je niet zonder meer. Evenmin een schilderend medium. Maar het kan soms zijn dat in u een zekere scheppingsdrang leeft; dat er ogenblikken zijn, dat u aan een piano zou willen gaan zitten en spelen, of aan een tafel gaan zitten en schrijven; dat u een penseel zou willen opnemen en een schilderstuk vervaardigen. Wanneer deze stemmingen meer komen en u hebt in uzelf de gedachte, dat inderdaad hier wel eens inspiratieve krachten mee aan het werk zouden zijn, maak dan gebruik van juist zo’n sfeer en zo’n stemming om u eenvoudig en zoveel mogelijk ontspannen neer te zetten. Leg schildersgereedschap, penselen, potloden of wat u ook wilt gebruiken, zodanig neer dat u ze gemakkelijk kunt bereiken. Tracht daarna met anderen (b.v. in een kring) een zekere sfeer te scheppen dan wel door nadenken of mediteren over een bepaald punt uzelf ietwat af te sluiten voor de buitenwereld. Komen er impulsen, laat deze gaan. Kijk niet naar de resultaten. Wanneer u schrijft, probeer niet mee te lezen wat geschreven is. Wanneer u schildert, maak u geen beeld over die voorstelling. Wanneer ze klaar is, zal dat wel blijken.
Bereid u er verder op voor dat dergelijke inspiratieve werkzaamheden over het algemeen een leertijd vergen, zodat u niet mag verwachten dat het eerste opnemen van het potlood of van de pen onmiddellijk gepaard kan gaan met een in perfect proza geschreven verhaal dan wel een lesgeving van groot belang. Stel u niet voor dat die hand, die nooit een penseel of tekenstift heeft gehanteerd, nu plotseling en zonder meer perfecte meesterwerken zal kunnen produceren. Ook voor ons is een zekere tijd van scholing nodig, willen wij komen tot de perfecte beheersing, die noodzakelijk is om een inspiratieve werkzaamheid tot volmaaktheid te voeren.
Wanneer u een dergelijk werk doet, tracht niet dit voor uzelf te behouden. Dit leidt tot misvattingen. Het kan leiden tot grote dwaasheden. Beschouw het niet als een heiligdom, maar werp het ook niet op straat. Schaam u er niet voor om tekeningen, die niet geslaagd zijn, boodschappen, die onsamenhangend of onbegrijpelijk zijn, eenvoudig weg te werpen, te verscheuren of te verbranden. Indien de geest werkelijk iets belangrijks heeft mee te delen ‑ onverschillig in welk medium van uitdrukking ‑ dan zal zij de weg vinden om dit duidelijk te doen. Het is niet aan u deze te interpreteren. De geest heeft het zó duidelijk voor u neer te leggen, dat een misinterpretatie praktisch onmogelijk wordt. Houdt u zich hieraan, dan zal blijken dat u op de duur, alleen door u open te stellen, met schrijven of schilderen een contact kunt krijgen. Er ontstaat tussen u en meestal enkele geesten aan de andere zijde een perfecte samenwerking. Een samenwerking, die ongetwijfeld voor u zeer genoeglijk kan zijn en daarnaast u vele ervaringen van schoonheid kan geven, vele realisaties omtrent tot nu toe niet gekende waarden. Uw eigen bewustwording wordt daarmee gediend.
Men zal u daarnaast vaak taken geven, die slaan op de buitenwereld. Wanneer die taken kunnen bijdragen tot de bewustwording, is het goed ze te vervullen. Echter zullen ‑ vooral door minder beheerste schrijvende mediums ‑ soms mededelingen doorkomen, die op zijn minst genomen dwaas zijn. Wanneer men u zegt zonder meer naar Jansen daar en daar te gaan en te zeggen dat grootvader, die gisteren is overgegaan, het goed maakt, dan kunt u misschien voorzichtig ‑ wanneer u de tijd daartoe heeft ‑ eens vaststellen of daar en daar inderdaad een grootvader overleden is en zo ja, of men geneigd is uw boodschap in ontvangst te nemen. Eenvoudigweg omwille van een dergelijke boodschap op een of andere eigenaardige missie of zending uitgaan, is dwaas. U hebt te leven, niemand anders. Indien het u echter mogelijk is op redelijke wijze en ook voor uzelf geheel verantwoord anderen door middel van deze inspiratieve werkzaamheden bij te staan, steun te geven of een ogen­blik van vreugde te schenken, dan zijn ze zeker daarmee een hulpmid­del, dat ons een actief geestelijk leven en dus ook streven mogelijk maakt.

Inspiratie, die door middel van het woord werkt, heeft weer een geheel andere inhoud en kan dus onder het vorige niet mee begre­pen worden. Deze inspiratie zal nl. in plotselinge flitsen u brengen tot het uitspreken van gedachten. Gedachten, waarvan u zelf niet pre­cies weet, waar ze vandaan komen. Het is gevaarlijk om zonder meer al­les er maar uit te gooien. In de eerste plaats: u weet niet altijd wat voor inspiratie u krijgt. En het zou mogelijk zijn dat u tot uit­latingen komt, die voor anderen beledigend, ontstellend of vreemd zijn. U hebt dus in de eerste plaats u te beheersen. Maar in de tweede plaats moet men ook meester zijn over zichzelf, zodat men niet later de ontvangen gedachte gaat herkauwen. Denk na over wat in u opkomt en spreek het uit zonder het te veranderen. (Indien dit uitspreken u althans redelijk verantwoord schijnt.)
Stoffelijk gezien heeft inspiratie, vooral door middel van het woord, nl. één groot nadeel: Het menselijke woord kent vele beteke­nissen. Soms lijkt de samenhang van een zin zo duidelijk, dat men deze gedeelte liever fraaier, afgeronder of meer gevormd weergeeft. Op het ogenblik dat men dit doet, is de mogelijkheid zeker zeer groot, dat men de werkelijke betekenis van de boodschap wegneemt. Men heeft daartoe geen recht.
Een andere inspiratieve werking vinden we in sommige gesprek­ken. Een mens spreekt over heilige zaken of over problemen en plotse­ling ‑ zonder te weten waarom of hoe ‑ begint hij hierover te spreken op een heldere, duidelijke, vaak diepgaande wijze. Hij lost het probleem grotendeels op. Hij geeft een toelichting, die zowel verrassend als verhelderend werkt. In een dergelijk geval mag worden aangenomen dat hier inderdaad geestelijke krachten mee een rol spelen. Toch is mense­lijk gezien het niet verantwoord aan te nemen dat alléén maar geeste­lijke krachten ‑ en dan nog alleen goede geestelijke krachten ‑ hierin­ de hand hebben. Psychologisch gezien is het onder omstandigheden nl. mogelijk dat men komt tot een overprestatie door te putten uit het onder­bewustzijn. Verder is het mogelijk dat bepaalde wensen of wensdromen in dergelijke impulsen worden uitgesproken. Elke uitlating, elke oplossing van een probleem enz. moet dus steeds bezien worden in het licht der rede. Is men hiertoe in staat, dan zal ook deze gave velen kunnen helpen, velen geestelijk vrijer, geestelijk beter kunnen maken.
Deze gave lijkt u misschien heel vreemd te verwerven, want hier­voor bestaat geen enkele scholing. Er is slechts één voorwaarde: tracht intens het goede te bereiken voor uzelf en voor anderen; tracht – zelfs indien het lijkt, alsof u niet de middelen daarvoor bezit ‑ tòch uw me­ning kenbaar te maken in de hoop daardoor voor een ander of voor uzelf een beter inzicht te scheppen. Indien u op deze wijze staat tegenover de feiten, dan zult u heel vaak door inspiratieve krachten geholpen worden. Vertrouw echter niet op deze hulp als op iets, dat u wel te allen tijde ten dienste zal staan. Wanneer het komt, ontvang het met een blij verwonderd zijn en gelijktijdig met een kritische blik. Wanneer het niet komt, laat het u niet deren. Indien u steeds weer tracht uw eigen meningen weer te geven en uzelf uit te drukken, zult u zelf ook leren steeds beter en duidelijker uw wezen aan uw medemensen te tonen en uw eigenlijke inhoud mee te delen. Er kan dus geen kwaad uit voortvloeien, indien men tenminste de redelijkheid, de kritiek niet volledig uitsluit. Heb ik hierbij ook niet alle doch slechts enkele van de mogelijkheden tot verbinding belicht, duidelijk zal zijn geworden dat de volgende stelregels te allen tijde moeten gelden, ongeacht de aard van het verschijnsel.

Ten eerste: Neem nooit de waarden op het eerste gezicht aan.
Ten tweede: Leef je eigen leven. Laat je nooit door verschijnselen leiden.
Ten derde: Stel je steeds ten goede in. Gebruik wat je gegeven wordt om het goede voort te zetten. Doch tracht nooit daden te stellen, die alleen op deze mogelijke gave berusten.
Ten vierde: Vermijd in het innerlijk leven elk zelfbedrog. Tracht niet een aangename verklaring voor uzelf waarschijnlijk te maken, indien geen uitdrukkelijke bevestiging door feiten hierop is gevolgd.
Ten laatste: Geestelijke verbindingen zijn niets anders dan knoop­punten, die gelegd worden tussen twee of meer werel­den. Wat zich hierdoor uit, is nooit geheel te con­troleren. De waarden van andere werelden behoeven in uw eigen wereld niet of niet zo te gelden. Gebruik dus in de eerste plaats deze gaven en middelen om u bewust te worden. Bewust van de mogelijkheden van een andere wereld, bewust vooral van de realiteit van uw eigen wereld.
Slechts indien u die verbindingen op deze wijze gebruikt, zal het u mogelijk worden aan de hand daarvan voor anderen een steeds grotere steun te betekenen; aan de hand daarvan ook voor uzelf een steeds zuiverder, meer afgerond overzicht over bestaan en wereld te gewinnen. Indien men zich houdt aan het vooromschreven, indien men de nodige aandacht schenkt aan de negatieve punten, door mij opgesomd, om daarnaast niet het geheel daarom te verwerpen, dan zal men juist door zijn scherpe controle de positieve punten, die in de geestelijke verbinding gelegen zijn, steeds scherper naar voren zien komen. Men zal ontdekken dat de mens vele kostelijke wegen ter beschikking staan om nader te treden tot zijn Schepper en meer één te worden met de schepping.

Leven buiten de tijd.

De tijd, zoals die optreedt voor de mens, is een verschijnsel, dat betrekkelijk relatief is. Het is zijn eigen reactiesnelheid, zijn eigen wijze van denken en leven, die hem aanpast aan de op aarde bestaande tijdsindeling. Wanneer dus een mens in staat zou zijn om tijdelijk b.v. zijn reacties enorm te vertragen dan wel te versnellen, dan zou hij buiten de tijd staan, zoals de mensen die kennen.
Het lijkt misschien onmogelijk iets dergelijks te presteren. Toch is deze mogelijkheid aanwezig, indien een persoon voldoende geschoold is. Ik geef toe dat dit zelden gebeurt en dat dus inderdaad jaren van streven en zoeken noodzakelijk zijn, voordat men iets dergelijks spontaan, naar eigen wil kan presteren. Om de betekenis echter weer te geven, zou ik u allereerst een paar voorbeelden willen geven:

Gesteld, dat ik de tijd voor mijzelf kan vertragen, dan is het mij mogelijk in perioden, waarin ik niets te doen zou hebben ‑ dus perioden van verveling ‑ mijn reactie zozeer te vertragen, dat in de wereld alles zich versneld voor mij afspeelt. Ik zou dan nog altijd interesse‑stof genoeg vinden, terwijl gelijktijdig mijn verbruik van zenuwkracht, van levenskracht, ja, zelfs de slijtage van mijn weefsels, indien ik een stoffelijk lichaam heb, aanmerkelijk wordt vertraagd. Een mens, die op deze wijze zou kunnen reageren, zou dus b.v. enkele uren van verveling steeds van zijn leven kunnen aftrekken en die aan het eind er weer bij plakken. Het resultaat: een verlenging van levensduur; het vermogen om, wanneer de omstandigheden daartoe leiden, een zeer lange periode zonder verouderen, zonder verlies van bewustzijn of krachten buiten de wereld te bestaan en daarin in te treden op het gewenste ogenblik.
Versnelling daarentegen betekent het omgekeerde. Versnelling van het eigen ‘ik’ t.o.v. de gangbare tijd van buiten, betekent het sterk opvoeren van alle reflexen en zenuwreacties. Een waarneming, normalerwijze gebonden aan 1/15 seconde, kan nu zodanig plaatsvinden, dat al wat 1/1000 seconde zichtbaar is, volledig redelijk wordt erkend en waargenomen. Het beeld daarvan blijft dus op de retina hangen, enz. enz. Het resultaat is dat zo iemand microscopische voortgangen (?) zou kunnen zien, fase na fase, en deze volledig meemaken als een langzaam groeiproces, waarbij elk detail zichtbaar wordt.
Een ander voorbeeld: Het is noodzakelijk om snel in te grijpen. Maar men bevindt zich op een betrekkelijk grote afstand van b.v. de plaats van een ongeluk. Zou men op tijd daar aanwezig zijn en ingrijpen, dan kan een ernstig ongeluk worden voorkomen. Op het ogenblik, dat ik dit zie, zou ik in staat moeten zijn om mijn eigen tijdsverloop te veranderen. Dan is het mij of de hele wereld stilstaat. Die wagen, die zo-even aan kwam donderen, kruipt nu als een slak, terwijl ik mij voor mijn eigen denken met veerkrachtige sprongen voorwaarts haast en ‑ laten we zeggen in een 50e van de tijd die ik er normaal voor nodig zou hebben, in staat ben om in te grijpen. Op deze manier kun je wat doen. Wel moet worden opgemerkt, dat door die vertraging toch mijn normale persoonlijke tijd ‑ dus mijn persoonlijk tijdservaren ‑ bepalend is voor het verbruik van levensenergie, zenuwenergie e.d. In feite betekent zo’n versnelling dus wel een enorme uitputting van je eigen levens- en zenuwkracht gedurende een kort ogenblik.
Nu u deze voorbeelden heeft gehoord, wil ik u er ook nog op wijzen dat deze dingen feitelijk bestaan. Voorbeeld: Iemand ligt rustig op zijn rug buiten, luisterend naar het ruisen van de wind en heeft ner­gens aandacht voor. Ofschoon hij gelooft pas een kwartier te liggen, blijkt dat hij reeds drie en een half uur heeft gelegen. Het tijdservaren is dus geheel anders geschaard geweest. In die periode is echter een ontspanning opgetreden, die normaal in drie uren rust niet verkregen wordt, omdat het andere tijdsritme een eenheid deed ontstaan met lagere levensbronnen als b.v. planten, ja, met het leven van de aarde zelf. Hieruit werd meer energie geput, dan normaal mogelijk was.
Een ander voorbeeld: Iemand bevindt zich in paniek. Nemen we aan b.v. een oorlog. Er wordt geschoten en hij wordt aangevallen. Normaal heeft iemand enige minuten nodig om bepaalde handelingen te verrichten. Onder de spanning van het ogenblik echter verricht men deze voor zijn eigen denken, koelbloedig en nuchter denken, in misschien 1/10 van de tijd waardoor nog op de juiste ogenblikken afweermaatregelen mogelijk zijn. Ook hier weer a.h.w. een verandering van tijdsniveau. De relatieve tijd van het ‘ik’ staat anders t.o.v. de aanvaarde wereldtijd.
Nu zijn deze door mij genoemde waarden ongetwijfeld in hun voorbeelden zeer stoffelijk uitgedrukt. Toch zou ik erop willen wijzen dat ook geestelijk deze dingen een zekere invloed kunnen uitoefenen. De mens, die in staat is om zeer snel te denken, op te nemen, etc. zou in staat zijn in een zeer korte periode zich een grote hoeveelheid kennis eigen te maken. Hij zou in staat zijn om anderen, die geen inzicht hebben in een situatie ‑ door zijn nadenken in een andere tijdsverhouding ‑ tot een reële en voorspoedige oplossing te brengen, die met normaal stoffelijk denken vele uren van overpeinzing had gevergd. Men kan geestelijke belevingen, die normalerwijze in een kort ogenblik voorbij flitsen, door omschakeling van het ‘ik’ nu tot een gebeuren maken, dat volledig in het geheugen kan worden vast gegrift.
Ongetwijfeld heeft ook deze wijze om een geestelijke binding te krijgen met andere werelden en ander leven een groot en positief doel. Ik zeg: verbinding met andere werelden. Want laten we niet vergeten dat veel wat voor u astraal gebied heet, veel van hetgeen voor u geest heet, zijn onzichtbaarheid en zijn onkenbaarheid grotendeels dankt aan een enorm verhoogd trillingsgetal. Dat wil zeggen dat de eigen uitstralingen en weerkaatsingen van een zodanig gehalte zijn, dat het oog ze niet waar kan nemen, ja, dat met de meeste praktisch trage apparaten, die de mens kent, ze niet vast te stellen zijn. Op het ogenblik echter dat u uw eigen niveau van waarneming zover kunt opvoeren, wordt u gevoelig voor trillingen, die u anders voorbij zouden gaan. U zou dus kunnen waarnemen en kunnen binnendringen in een wereld, die parallel lopend met de uwe, nu plotseling met de uwe tot een eenheid versmelt voor uw eigen waarneming.
Hoe dit te bereiken? Ach, zoals ik reeds zei: het is een kwestie van training, en enorm veel training. Want om dit te bereiken, moet je in de eerste plaats volledig gezond zijn. Iemand, wiens hart niet in staat zou zijn de verhoogde onttrekking van krachten te verwerken, zou eenvoudig een hartverlamming krijgen, wanneer hij de tijd te snel zou willen beleven. Aan de andere kant is menigeen niet in staat om de vertraging van levensprocessen zelf te bewerkstelligen, die men op het ogenblik, door het lichaam onder vriespunt te brengen etc., in medische centra b.v. al tot stand weet te brengen. Gezondheid is hier wel noodzakelijk.
In de tweede plaats: men moet beschikken over voldoende od of prana, voldoende levenskracht. Want het verbruik daarvan is enorm verhoogd, maar de opnamemogelijkheid voor het lichaam kan geen gelijke tred houden met de versnelling van reactie. Wij moeten dus in staat zijn gedurende een periode van concentratie zeer veel kracht voor onszelf te verwerven.
Dan is het verder noodzakelijk dat wij onze eigen reflexen voldoende beheersen. En dat is misschien wel het moeilijkste van alles. Je moet wéten, wanneer een spier beweegt en waarom. Je moet al die schijnbaar automatische processen in een redelijk denken weten te betrekken. Eerst zo is het mogelijk de versnelling van deze werkingen te bereiken. Men moet een gevoel hebben voor het zenuwstelsel. En ‑ zo vreemd als het klinkt ‑ je kunt op het ogenblik als mens zover komen, dat je a.h.w. met je tenen voelt (niet met je klompen, maar met je tenen) en dat dit gevoel voldoende is om een totale indruk te geven. De gevoeligheid van de huid is op vele plaatsen verschillend, zoals u weet. En wat b.v. de lippen kunnen constateren, is voor de gewone huid meestal niet voelbaar of kenbaar. Nu kun je een sensitiviteit bereiken, een overgevoeligheid ‑ medisch treedt dit soms naar voren als een klacht – waarbij wèl alles wordt gevoeld, alsof de gehele huid dezelfde sensitiviteit, dezelfde dunheid had als de huid van de lippen. De consequentie is duidelijk: Wanneer ik de mogelijkheid bezit om mijn eigen gevoeligheid zover op te voeren, wanneer ik elk proces van mijn leven volledig kan beheersen, kan ik de totale samenhang versnellen. Deze versnelling neemt toe in het kwadraat t.o.v. de kracht van concentratie, die bestaat. Dus begin je met een stevige concentratie. Dan heb je de eerste versnelling bereikt. Dan neemt ze enorm toe maar kan, indien men zich redelijk hiervan bewust is, op elk gewenst ogenblik worden stopgezet en gedurende enige tijd, niet onbeperkt, in stand worden gehouden.
Bij vertraging is de duur, die men buiten de tijd kan vertoeven, groter dan bij versnelling. Bij vertraging nl. worden de levensprocessen wel vertraagd, maar is ook het krachtsverbruik vertraagd zodat normaal kracht kan worden ontnomen aan de omgeving. Dit kan bij een versneld leven buiten de tijd niet. Hieruit is u wel gebleken dat dit punt eigenlijk wel behoort tot de theorieën, die voor uzelf van praktisch weinig nut zullen zijn. Hoogstens is het interessant voor u om te weten dat deze mogelijkheid bestaat. En er is over na te denken dat misschien eens, in een ander leven, uzelf van deze mogelijkheden gebruik zult maken om in contact te treden met andere werelden, om ook in uw eigen wereld meer te bereiken in korte tijd, wanneer dat noodzakelijk is.

Dan geloof ik, dat ik er ook goed aan doe om toch nog het zien in ruimte en tijd te behandelen.

Het zien in ruimte en tijd.

Het zien in ruimte en tijd bestaat eigenlijk in het beschouwen van toestanden en plaatsen, die zich niet op juist dit ogenblik of juist hier bevinden en afspelen. Iemand die in ruimte en tijd ziet, is in staat om bv. nu te zien, wat over tien uur zal gebeuren, dan wel wat tien uur geleden is gebeurd. Hij ziet dan in de tijd. Voor deze persoon is de tijd als een waardemeter uitgeschakeld, maar is opgetreden als een afmeting, een lijn, langs welke men bepaalde sporen (van persoonlijkheden b.v. volgen kan). Met plaats is het ongeveer hetzelfde. Ruimte is een voorstelling. Het bewustzijn kan zich in de gehele ruimte bevinden en in het gehele Al uitbreiden. Dit zou een perfecte bewustwording betekenen. Wanneer echter het bewustzijn in staat is zich buiten het eigen ‘ik’ te bewegen, dan kan de gehele gekende wereld daarin bevat worden. Het is dan ook mogelijk een bepaalde plaats van die wereld te erkennen en het gehele waarnemingsvermogen daar tijdelijk a.h.w. in te weerkaatsen. Wij krijgen dan iets, wat wij ‘zien’ noemen, ofschoon het natuurlijk geen zien is. U zou kunnen zeggen dat het een aanvoelen is van mogelijkheden, van omstandigheden. Een aanvoelen, dat zo ver gaat, dat je precies weet waar het huisje, het beestje, het boompje zich bevinden op dat ogenblik. Je bent in staat elke ontwikkeling op die andere plaats waar te nemen.
Nu zijn beide functies gescheiden mogelijk. Dat wil zeggen, je kunt op een andere plaats waarnemen wat op het ogenblik daar gebeurt. Je kunt ook op deze plaats waarnemen, wat hier in het verleden is gebeurd of in de toekomst zal gebeuren. Deze waarden zien wij in de droom soms ook optreden. In de meeste gevallen echter kunnen wij het zien in ruimte en in tijd niet van elkaar scheiden en is veelal een gelijktijdige verplaatsing in tijd én in ruimte een voorwaarde voor de waarneming. In een dergelijk geval zou men dus hier kunnen zien, wat over vijf jaar in het Kremlin gaat gebeuren of vijf jaar geleden daar gebeurd is. Men zou nog eens de beroemde toespraken van Winston Churchill kunnen meemaken of de Rijksdagbrand nog een ogenblik bezichtigen.
Dit is echter niet helemaal zo eenvoudig als het nu lijkt, wanneer ik dit vertel. Want om in ruimte of in tijd mij te bewegen, heb ik bepaalde wegwijzers nodig. In de tijd betekent dit een band met een persoonlijkheid. Ik moet dus een bepaalde persoon a.h.w. kunnen volgen en ik moet op enigerlei wijze met die persoon contact hebben. Voor het zien in de tijd is een inductor noodzakelijk. Die inductor kan bestaan uit een andere persoon of zelfs een mededeling, desnoods telefonisch. Zij kan bestaan uit een voorwerp; ze kan ook bestaan uit een uitstraling van een bepaalde omgeving. Voor het zien in de ruimte is het noodzakelijk dat ik een voorstelling heb van de toestanden, die kunnen bestaan op een bepaalde plaats. Ik hoef niet precies te weten, hoe ze eruit zien, maar, wanneer ik niet meer weet waar de zee ligt en waar de Alpen liggen, dan ben ik nog wel eens in de gelegenheid me daar heel aardig tegen te spreken en te verwarren. Om dit te voorkomen, zal men dus steeds een inductor nodig hebben voor het zien in de tijd of een zeker bewustzijn, een zekere kennis voor het zien in ruimte. Komen beide tezamen op, dan is het mogelijk dat een zien in de tijd gepaard gaat met een ruimtelijke voorstelling, mits deze gebonden is aan de persoonlijkheid, met wie de conductor ons in contact bracht. Gaan wij uit van een zien in plaats en treedt daarbij een verschuiven van tijd op, dan is het noodzakelijk dat de gevolgen daarvan of, indien in de toekomst gelegen, de oorzaken daarvan op dit ogenblik op de plaats aanwezig zijn. Dan kunnen wij die ontwikkeling verder meemaken.
Zien in ruimte en tijd is een eigenschap, die menige mens eigenlijk een beetje aangeboren is. Je zou kunnen zeggen dat ongeveer 60 % in meer of mindere mate deze kwaliteiten bezit. In de meeste gevallen komt dit alleen in dromen tot uiting ofwel in plotselinge flitsen van inspiraties, die men dan later wegpraat met toeval. Echter moet je eerst helderziende zijn of eventueel helderhorend ‑ dus een van de kwaliteiten, die zo-even behandeld zijn, reeds bezitten ‑ voordat het zien in ruimte en tijd werkelijk redelijk beoefend kan worden.
In dergelijke gevallen is het in de eerste plaats mogelijk het eigen bewustzijn te vergroten door de gevolgen van bepaalde toestanden, bepaalde handelingen na te gaan in de toekomst. Verder is het mogelijk anderen bij te staan door waarnemingen in ruimte en tijd, waardoor het hun mogelijk wordt verbanden te overzien, die normalerwijze zich nog aan het kennen van de mens onttrekken. Die verbindingen kunnen dan liggen in het verleden, ze kunnen dus ook liggen in de toekomst.
Om het voor uzelf te ontwikkelen, is betrekkelijk moeilijk, tenzij je daarvoor je droomleven wilt gaan gebruiken. En dan gaan we op de volgende wijze te werk: Wanneer ik een zg. heldere of scherpe droom heb gehad, een droom waarin alle details dus zuiver kenbaar zijn, zal ik deze opschrijven. Ik zal trachten te ontdekken, in hoeverre dit in verband kan staan met gebeurtenissen in het nabije verleden of in de nabije toe­komst. Blijkt mij dat zeer vele punten van overeenkomst aanwezig zijn, dan zie ik ook dat een vertekening, een vervorming heeft plaatsgevon­den. Wanneer ik een volgende maal weer zo’n scherpe droom heb gehad, houd ik er rekening mee dat ongeveer dezelfde vervormingsfactor optrad. Ik krijg dan al een zuiverder beeld van wat in de toekomst volledig of op een andere plaats zou kunnen geschieden.
Op de duur raak je hier zo op ingesteld, dat je ook in je dagdromen ‑ dus zo even een uiltje knappend eigenlijk ‑ in staat bent andere plaatsen, toestanden, enz. te zien. Je krijgt dan nog steeds de droomillusie, dus niet een werkelijk beeld. Heel vaak ben je juist in zo’n hazenslaapje u bewust van de werkelijkheid buiten u en ziet u toch het droombeeld binnen u voor u. Wanneer dat gebeurt en je blijft maar steeds de waarden elimineren, die u erkent als uw eigen interpretatie, u blijft opschrijven en controleren, dan komt u heel langzaam maar ongetwijfeld zeer zeker tot een weten omtrent het zien in ruimte en tijd. Het kennen van de omstandigheden, die aanleiding daartoe gaven, is ook meestal gemakkelijk na te gaan. Wanneer u dat een tijdje gecontroleerd hebt, geeft het u ook de mogelijkheid om soortgelijke condities voor uzelf te wekken. En daarmee beheerst u dan in zekere mate het zien in ruimte en tijd.

image_pdf