20 juli 1984
Zoals u weet, zijn wij niet alwetend of onfeilbaar en verwachten wij bovendien nog van u dat u nadenkt. U moogt dus zelf ook een deel van het werk doen.
Vandaag zou ik nog het één en ander willen zeggen over: Geestelijke waarden en waarheden.
Wanneer je jezelf beziet en eerlijk bent, zo geef je toe: ik ben een in feestverpakking gehulde bundel van tegenstrijdigheden en twijfels. Wat m.i. ook onvermijdelijk is, daar de mens nu eenmaal niet in staat is het geheel van zijn werkelijk bestaan te overzien. Hij kent mogelijk zijn emoties wel, maar is niet in staat deze geheel te begrijpen, om er rijm en reden in te brengen en deze juist aan zichzelf te verklaren. Probeert men al de emoties aan zichzelf te verklaren, zo geschiedt dit steeds per geval en achteraf. Het resultaat is eerder een rationalisatie dan een erkenning, soms aan de hand van Freud, soms aan de hand van Jung, soms aan de hand van tante Mina of tante Bet.
De geestelijke waarheid is in feite onomschrijfbaar. Het werkelijke bestaan omvat zoveel vlakken en zoveel factoren, zoveel mogelijkheden ook, dat al hetgeen wij daarvan zien in feite niet meer dan een enkel klein vlakje is van een zeer ingewikkelde kristalstructuur.
De eigenlijke inhoud van het geheel, de dimensie, de diepte ervan ontgaat je geheel. Daarom is de enige wijze om die geestelijke waarheid althans te benaderen zodanig innerlijk, dat zij wordt omgeven door allerhande leringen, wijsgerigheden en uitspraken.
Jammer daarbij is, dat men steeds weer probeert leringen uit een ver verleden letterlijk toe te passen op het heden. Jammer, want er is iets wat je nooit moogt vergeten: De beelden van gisteren staan ook in de taal van gisteren en betekenen vandaag gemeenlijk iets heel anders.
Je kunt nooit terecht stellen: in Jezus tijd sprak men zo en zo of tijdens het ontstaan van het boeddhisme of hindoeïsme leerde men dit en dat, dit betekent dus vandaag nog precies hetzelfde. Wij kunnen ten hoogste stellen: eens heeft men het zo beleefd, heeft men zijn gevoelens op deze wijze uitgedrukt. En wanneer ik eenmaal weet hoe die mensen toen leefden en dachten, kan ik in mijn denken enigszins benaderen wat de betekenis van die oude waarheden en uitspraken geweest moet zijn. Probeer je het, het letterlijk aanvaardende, dit alles echter uit te leggen met je moderne verstand en kennis, vanuit je moderne achtergronden, wetenschap, visies op wereld en werkelijkheid, dan zal men vast en zeker ergens in de knoop geraken.
Dit geldt voor het christendom, de islam, boeddhisme, hindoeïsme en wat u maar wilt, tot delen van de zen-leer toe. Daarom moet je erg voorzichtig zijn met al die geestelijke wijsheden. Wij dienen eerder te zoeken naar een waarheid, die althans voor onszelf en innerlijk besef niet tegenstrijdig is.
Je innerlijk besef is er een waarin je de tegenstrijdigheden – nogmaals: wanneer je eerlijk bent – moet erkennen. Maar die tegenstrijdigheden zijn de begrenzing van het gebied waarin je werkelijk beleeft en dat je ook werkelijk kunt kennen. Al wat daarbuiten ligt, is voor jou feitelijk onbenaderbaar. De tegenstrijdigheden in zichzelf zijn in feite abstracties die men voor zich probeerde uit te beelden door ze als feiten te vermommen.
Zoek ik diep in mezelf, dus esoterisch naar de beleving van datgene wat voor mij het hoogst bereikbare is, dan blijkt al snel dat je daarmee meteen in een wereld terecht komt waarin van je normale denken en reageren weinig of niets meer klopt. Een mystieke wereld is een wereld die niet kan beantwoorden aan enige regel van logica, aan enige regelmaat zelfs die nog met taal omschrijfbaar is.
Wat ook begrijpelijk is: Een redeneer systeem kan niet passen in een totale wereld, waarin alle dingen tot één geheel zijn samengevloeid en emotie, erkennen, beseffen elkaar a.h.w. opheffen en worden tot een opgaan in iets wat onomschrijfbaar en slechts deels beleefbaar blijkt.
Zoeken wij in de ruimte tussen die tegenstrijdigheden, onszelf te vinden, dan ontdekken wij dat wij feitelijk maar in een betrekkelijk benauwd wereldje bestaan. Natuurlijk, er zijn heel wat dingen die wij goedpraten. Dat weten wij wel. En er zijn dingen die wij wat feller aanvallen dan feitelijk noodzakelijk zou zijn. Dat weten wij ook. Maar wat ligt daar dan nog tussen?
Ertussen ligt de wereld waarin wij bewust bestaan. En al het onbewuste hangen wij dan op aan allerhande droombeelden. Een ideaal is bv. een dergelijk droombeeld, een illusie in feite. Zoals een veroordeling die wij in onszelf bevestigen voor ons, het stellen is van een absoluut beeld dat feitelijk in onze wereld voor ons niet kan bestaan.
Wij zijn geneigd onze wereld te zien in tegenstellingen als zwart en wit, al mogen daar bij zgn. ruimdenkende nog wel wat tonen grijs tussenin liggen. Maar wat is de werkelijkheid? Er is geen wit, geen zwart. En ook de grijzen bestaan niet werkelijk. Zij zijn weerkaatsingen op beperkte schaal afgelezen en vastgesteld. De verschillen zijn in feite het enige, wat voor ons zonder verdere interpretatie kenbaar is. Maar wij hebben die verschillen dan zo gerangschikt dat zij voor ons een redelijk beeld vormen.
Maar de redelijkheid van dit beeld betekent voor ons gelijktijdig ook een vervreemding van de werkelijkheid. Het is één van de moeilijkste delen het menselijke bestaan wanneer je gaat beseffen hoe onvolkomen en onvolmaakt zelfs de erkenningen en het zgn. weten van je dagelijkse leven zijn. Iets wat menigeen wat rauw op het lijf zal vallen, indien hij het al wil aanvaarden. Nu ja, het is volop vakantietijd en in de vakantie moet men zich toch kunnen ontspannen, moet men vrolijk en luchtig en geestig zijn tegenover u. Je hebt uiteindelijk het weer al tegen, dus wat wil men dan verder nog van je.
Maar, wat is uw “vakantie” in feite anders dan een omdraaien van waarden. Het is immers een tijd, waarin men de inspanningen die men normalerwijze voor een werkgever verricht iets anders uitvoert en deze dan opeens spel gaat noemen. Een tijd waarin je vermoeienissen die je normalerwijs maar nauwelijks vergoed acht door de beloning die men je toekent, nu gratis, ja zelfs tegen betalingen die men daartoe dient te verrichten, vrijelijk en vrolijk ondergaat – zoals de huiselijke gemakken, waarover men soms ook wel eens klaagt, maar die men nu lustig verwisselt voor de ongemakken van bungalowtent of -shelter. In hotels betaalt u maar al te vaak een zeer hoge vergoeding, opdat zij u enige ruimte geven compleet met meer geluidsoverlast dan die waarover u thuis steeds met buren en kinderen strijd heeft.
Het doet zo gesteld wel wat, maar toch denken meerderen onder u: nu ja, ergens heeft hij wel gelijk. Maar al klinkt het ongerijmd, voor ons is dit normaal, Maar hoe zit dat dan met uw innerlijke waarheden?
In u leeft menige waarheid. Maar die waarheid is soms onaangenaam, dus u ontkent ze. Maar een ogenblik later zult u iets anders wat in werkelijkheidswaarden ten hoogste vergelijkbaar is, een onaantastbare waarheid gaan noemen, omdat u daarin toevallig gelooft. Die past u dan in alle gestrengheid op anderen toe, meestal zonder uzelf met een gelijke strengheid te benaderen. Neem mij niet kwalijk. Ik wil niemand hier of elders aanvallen en bewijzen hoe slecht men wel is. Slechte mensen bestaan eigenlijk niet, er bestaat een aanvaardbare en een voor u onaanvaardbare wijze van denken, bestaan en leven, toch zal men na enig denken, moeten toegeven dat er vormen bestaan van moraal die in feite eerder immoreel zijn – gemeten aan menselijke maatstaven – terwijl er heel wat “immoraliteit” is, die bezien vanuit een minder ideaal standpunt, best verantwoord en zelfs onmisbaar blijkt te zijn.
Het ligt er maar aan hoe je de dingen benadert. Wanneer je innerlijk bezig bent met afwegingen en de tegenstellingen in je steeds meer absoluut gaat maken, maak je gelijktijdig de mogelijkheid tot bewuste belevingen kleiner.
Zoek echter naar de waarheden van het geestelijke bestaan en zelfs als geest kom je al snel tot een aantal bijna dogmatisch aandoende formuleringen. Laat ons er een nemen die in deze kringen waarschijnlijk goed bekend is: Wanneer je doodgaat, kom je aan de andere zijde aan zoals je op aarde geweest bent. Tja, dat klinkt alles erg aardig. Maar wat is de werkelijkheid dan? Wanneer ik sterf, blijft het beeld dat ik mij van mijzelf maak nog lange tijd in mij bestaan. Het is in dit beeld, dat ik mij van mijzelf maak, dat ik mijzelf beleef. Mijn wereld en bestaan zal ik niet vanuit de feiten, maar vanuit dit gewoontebeeld beoordelen.
Geen “duistere” en ook geen “lichte” werelden die werkelijkheid zijn. In feite alleen het bestaan en de wijze, waarop je dit en jezelf pleegt te zien. Wanneer u buiten in de zon loopt, maar een goed afsluitende bril draagt met zeer donkere glazen ziet alles er voor u toch nog grauw uit. Zo is het in feite geestelijk ook: wanneer je jezelf accepteert zonder jezelf te bekritiseren, zo kom je een wereld terecht waarin die aanvaarding zich over bijna alles uitstrekt. Je komt dan terecht in een wereld vol harmonie. Dan leef je voor eigen besef een wereld, waarin je je bewegen kunt zoals je lang op aarde gewend was. Maar veel wat nu voor jou niet meer van belang is, vergeet je op de duur. Delen van je besef van vorm en redelijkheid vallen steeds meer weg.
Verbaas u niet. Hoeveel mensen weten nog waarom Karel de Kale, de kale werd genoemd? Er zijn wel mensen die dit associëren met de haardracht van de Hare Krishna beweging, maar dan toch geheel ten onrechte. De man werd de kale genoemd omdat hij beweerde geen geld te hebben en dan ook geen cent wilde uitgeven. Waarbij tot op deze dag de vraag niet opgelost kan worden, of de man nu zo gierig was dan wel dat hij werkelijk zo weinig bezat. Die kennis hebt u niet meer nodig en zij interesseert u feitelijk niet, dus wordt zij uit uw bewustzijn gestreken. O, er blijven gewoonten. De slag bij Nieuwpoort kent u allen nog wel. Maar weet één van u nog wat voor een slag het was, wie hem won en waarom? Juist, over Karel de Grote kent u mogelijk nog wel enkele legenden. Maar van de geschiedenis van de hofmeiers, culminerende in het optreden van Pepijn zult u wel niets meer weten. Vergeten? Ja, u hebt erg veel vergeten.
Wanneer u in de geest komt, komt u daar vanaf een wereld waar veel onbelangrijke dingen tijdelijk erg belangrijk waren. Denk aan uw schooltijd, toen het een ramp kon zijn wanneer je niet meer wist in welke volgorde vorsten optraden, of erger nog, de tafel van vermenigvuldiging niet van buiten kon leren. Al kan een handig kind zich soms toch aardig redden. Ik herinner mij er één die gevraagd werd een aantal koningen van, naar ik meen, Oostenrijk te noemen. Die begon toen zielsrustig: Frans I, Frans II enz. Om te eindigen: tussen deze vorsten kwamen er nog wel een paar, maar die namen ben ik even vergeten.
Maar het gaat mij er om duidelijk te maken dat zelfs voor u reeds een aantal waarden zijn verschoven en dat dit in uw wereldbeeld, ik-beeld en herinneringsvermogen wel degelijk een rol speelt. Belangrijkheden verschuiven.
O, u zult bij hoofdrekenen nog onbewust de tafel van vermenigvuldiging wel gebruiken. Maar kunt u die nog zonder na te denken of te aarzelen opdreunen? En zelfs het hoofdrekenen wordt meer en meer beperkt tot de ogenblikken waarop men haast heeft en het batterijtje van de zakcomputer net op is.
Ik wil maar duidelijk maken dat belangrijkheden steeds weer veranderen en daarmee ook uw herinneringsbeelden, de nadruk op bepaalde facetten van het bestaan e.d. Dit is ook geestelijk het geval. Geestelijk is voornamelijk belangrijk wat ik in eigen besef ben en hoe ik deze voorstelling van mijzelf kan aanvaarden. Dus niet allereerst wat ik eens gedaan heb of mogelijk nog zal gaan doen. Geestelijk is het belangrijk dat ik de wereld om mij heen aanvaard zonder haar reeds a priori te beoordelen. Zo ik de wereld al beoordeel kan dit ten hoogste zijn t.a.v. de mate waarin ik in staat ben haar te begrijpen.
Wanneer je op die manier begint, kom je een aardig eind verder. Je ontdekt dan als vanzelf dat de meeste mensen moeilijkheden hebben en in nood komen op aarde omdat zij niet in staat zijn de feiten te aanvaarden zoals ze zijn. Zij proberen er altijd iets anders van te maken.
Ik kan begrijpen dat sommige gebeurtenissen onaangenaam zijn. Maar om van een klein ongeval een soort coloratuur-dood te maken à La Traviata, neen, dat lijkt mij maar niets. En toch doen heel wat mensen dit, men dramatiseert zichzelf en het gebeuren. En waarom? Omdat men niet in staat is de dingen eenvoudig te aanvaarden en te zien zoals zij nu eenmaal, onvermijdelijk zijn.
Maar wanneer je zo handelt, leef je toch in een droomwereld? Al die pogingen de zaken te versieren, op te kloppen of neer te slaan, zijn die werkelijk zo interessant als mensen plegen te denken? Kom nou, men heeft ons vaak verweten dat wij over politici, economen en vele anderen soms dingen zeggen die niet bepaald vriendelijk zijn. Maar wees nu eens eerlijk. Is het niet de voornaamste taak van politici om, op basis van halve informatie, zo te spreken over dingen dat zij de indruk van geheel geïnformeerd zijn, kunnen wekken en zo de oplossingen die zij voorstellen als afdoend aan anderen te doen voorkomen zonder dat zij in feite iets veranderen aan de onvermijdelijke veranderingen en gebeurtenissen, die door de omstandigheden en niet door de politiek worden afgedwongen?
Een mooie volzin, die u moogt onthouden en desnoods te zijner tijd citeren. En wat is een econoom uiteindelijk anders dan iemand die sommetjes maakt en op grond van die berekeningen zich een soort pseudo-onfeilbaarheid aan te meten en op grond van de gemiddelden die hij heeft berekend, te stellen dat het één en ander ongetwijfeld waar zal worden. En dan later op grond van verdere berekeningen onfeilbaar te verklaren waarom zijn prognoses niet zijn uitgekomen. Neem mij niet kwalijk. Maar moeten die dingen dan ons lot bestemmen; scheppen mensen op deze wijze dan die illusies en halve waarheden, waarin zij zich zo graag schijnen te baden?
Is het werkelijk zo nodig te spreken over de onfeilbaarheid van ons geloof en de uitverkiezing en verhevenheid die wij daardoor bezitten t.a.v. alle andere schepselen, inclusief alle arme heidenen? Is er enige zin in de kunstmatig aangekweekte gevoelens van uitverkoren zijn, omdat “wij behoren tot het koninkrijk”? En al die andere arme donders dan? Die komen volgens deze mensen in de hel. Wat, wanneer je deze tijd op aarde geleefd hebt, betekent dat je van de regen in de drup komt.
Zeker, het is prettig, leuk, je zo verheven te voelen Maar een geestelijke waarheid? Een geestelijke waarheid is een waarheid die in je persoon ligt en tot uiting komt in je relatie met alles wat er voor jou buiten je bestaat, of je het nu kent of niet. Dat is het wat geestelijke werkelijkheid en waarheid bepaalt.
En al onze spreken over geestelijke wijsheden, en waarden is uiteindelijk niet veel anders dan een pogen een innerlijke werkelijkheid te omschrijven zoals die in ons bestaat. Op het ogenblik dat wij proberen die innerlijke waarden aan te passen aan de wereld om ons heen verliezen wij gelijktijdig alle contact met de werkelijkheid die in ons leeft. Wij zitten dan gevangen in een soort fantasmagorie, lopen mee in een optocht van elven, waarbij Oberon mogelijk vervangen wordt door de “here” en gnomen en elfjes als engelen en duivelen rond ons dansen, terwijl de koningin van de nacht langzaamaan verworden is tot een soort heilige maagd. Neem mij niet kwalijk dat ik het zo zeg, maar het is zo. En aan dergelijke drogbeelden bezat men zich dan. Aan deze beelden ontleent men voor zich dan de zekerheden die men kennelijk in zichzelf niet heeft kunnen vinden
O, ik zeg niet dat wij onszelf genoeg moeten zijn. Maar wij moeten wel begrijpen dat voor ons de wereld begint en eindigt bij onszelf. Niet omdat wij regelmatig egoïstisch zijn of bewust egocentrisch, maar omdat wij niet willen beseffen dat de gehele wereld buiten ons voor ons – zoals wij deze ervaren – niets anders is dan een antwoord op iets wat in onszelf bestaat.
Om nog een stap verder te gaan nu ik toch bezig ben: er zijn zovele mensen die anderen voortdurend vertellen wat de waarheid is. Maar wat is waar? Waarheid kan alleen daar bestaan waar wij ook alle feiten geheel kennen en kunnen overzien. En dan nog vooral, wanneer daarvoor ook in ons een beleefd bewijs daarvoor aanwezig is. Is dit laatste er niet, dan is het geheel dat wij kennen en overzien voor ons nog steeds geen waarheid. Wij zullen het geen onwaarheid of zelfs leugen noemen. Natuur1ijk niet. Maar wij maken de dingen voor ons onwaar door te handelen als een diplomaat, die de waarheid zo verbergt door ten halve over haar te spreken dat een ander hem altijd verkeerd zal begrijpen.
Tegenover onszelf zijn wij toch wel grote diplomaten. Onze onvolkomenheden toveren wij om tot deugden door een reeks verklaringen waarin onze grootheid reeds op de achtergrond doorschemert en gelijktijdig alle persoonlijke verantwoordelijkheden door andere machten overgenomen kunnen worden of zij nu goeroe heten, geest, demon, engel of God.
En onze dwaasheden werden in mijn dagen steeds weer weggemoffeld achter engelen en duivelen, die ons inblazen en om onze ziel strijden. Heeft u dit in uw jeugd ook nog geleerd? Aan de rechterkant een engeltje dat je goede raad gaf en je goede daden optekende en aan de linkerkant een duiveltje, dat je slechte dingen inblies. Wanneer je dit geloofde stond je eigen levenswaarheid wel degelijk op de tocht. Vraag: waarom hebben wij een engel en een duivel nodig om ons goed en kwaad te maken? Wanneer wij “kwaad” doen, doen wij immers dingen waarvan wijzelf wel degelijk beseffen dat zij niet juist zijn? Er is werkelijk niemand nodig om ons op het idee te brengen of ons duidelijk te maken wat goed en kwaad is. Er woont in onszelf een maatstaf.
Datgene wat wij “goed” doen, weerspiegelt zich in ons als een soort voldaanheid, een soort harmonisch zijn. Het is alsof wij innerlijk gevoed worden. Ik stel dat wij om ons gedrag te verklaren geen engelen en duivelen van node hebben. Wat wij nodig hebben is meer begrip voor onszelf.
Het beroerde van de zaak is alleen dat je, naarmate je jezelf beter gaat begrijpen, je ook jezelf met minder hoogachting kunt gaan benaderen. Wij bluffen allen. Zelfs de mensen die zich steeds weer – en soms zelfs graag – schijnen te vernederen doen dit gemeenlijk alleen om er een zekere voldoening in te vinden en uiteindelijk zich in eigen ogen te verhogen.
De moeilijkheid is dat wij vaak zelfs dit beperkte weten omtrent onszelf niet aankunnen. Wat is daaraan te doen? Laat ons beginnen te stellen: elk moment is afzonderlijk. Elk ogenblik heeft zijn eigen betekenis en waarde. Vandaag en morgen behoeven niet altijd door logische samenhangen gebonden te zijn. Scenes volgen elkaar vaak op als in een droom: de volgorde is misschien niet geheel juist. Maar de innerlijke betekenis die erdoor wordt uitgedrukt komt altijd en volledig tot uiting. Wanneer wij dit zo gaan begrijpen, wordt ons leven voor ons tot een verklaring die wij afleggen tegenover onszelf, omtrent onszelf. Maar zodra wij leven in de geest hebben wij veel minder mogelijkheden om de verklaring die wij tegenover onszelf afleggen te toetsen.
Het is minder eenvoudig te zien of bepaalde dingen die wij menen geconstateerd te hebben wel geheel juist zijn gezien. Je leeft op aarde omdat je beter dan in de geest je bewust kunt worden van fouten die je nog maakt, beter kunt leren interpreteren wat de zin en inhoud is van je eigen leven.
En als je overgaat, moet je die ervaringen verwerken. Wat begrijpelijk klinkt, maar de vraag openlaat, welke ervaringen daarbij dan wel een hoofdrol spelen.
Geestelijk gezien is het volgende een belangrijke waarheid: al datgene wat mij innerlijk heeft beroerd, zal ik, nadat de stoffelijke dood is ingetreden, nogmaals beleven, opdat ik daardoor mij beter van mijzelf bewust kan worden en beseffen wat ik vanuit en voor mijzelf geweest ben. Maar al datgene wat je innerlijk niet beroerd heeft, sterft af, gaat voorbij, is haast niet of ten hoogste als een nevel op de achtergrond, waartegen de felle beelden van het intens beleefde je tot de enige weergave worden van hetgeen wij wezenlijk zijn.
Je kunt natuurlijk zoeken naar iemand, die je waarheden en wijsheden naar het hoofd werpt. Ook wij hebben daar nogal eens een handje van en wanneer u even terugdenkt, zult u zien dat ik u al heel wat naar het hoofd heb gegooid op deze avond. Maar u protesteerde niet, want u dacht zeker: “groot gelijk heeft hij”. Ik ken heel wat mensen waarop dat direct van toepassing is. Niet dat het veel zal helpen. Maar toch een reden voor mij eens na te gaan welke waarheden ik dan nog te berde zou kunnen brengen. Als er een God is die alles uit zich voortbrengt, kan ik niet bestaan zonder gelijktijdig een deel van die God te zijn. Wanneer ik een deel ben van die God, zal de waarheid van die God de norm zijn aan de hand waarvan ik mijzelf beleef en dien te beoordelen.
Elke voorstelling die ik mij maak van mezelf zal dan ook onjuist zijn, tenzij zij mede geheel beantwoordt aan datgene wat in mezelf leeft: deze kracht van God. En ook dit is de moeite waard: ik kan de wereld niet kennen of beoordelen anders dan aan de hand van datgene wat ik veronderstel zelf te zijn. Naarmate ik mij meer bewust wordt van hetgeen ik feitelijk ben, zal mijn wereld voor mij meer werkelijkheid omvatten en zal mijn oordeel t.a.v. die wereld gelijktijdig een verklaring vormen waarin mijn zijn en functie in die wereld wordt vastgelegd.
Misschien iets ingewikkelder, maar daarom niet minder waar. Niemand kan mij iets leren t.a.v. geestelijke zaken, tenzij ik het in mezelf reeds eerder beleefde. Alles wat de lering voor mij betekent, is enige aandacht voor een facet en een vervollediging van het vocabulaire waarmee de mens zijn eigen innerlijk beleven, voor eigen bewustzijn kan weergeven.
Wij zijn één persoonlijkheid. En één persoonlijkheid betekent ook één werkelijkheid. Al wat wij als stofwereld of sferen beleven, is niet meer dan een enkel deeltje van het geheel, mogelijk niet meer dan een enkel zandkorreltje op een oneindig strand dat onze eeuwigheid omvat en weergeeft wat wij werkelijk zijn.
Te beseffen hoe onbelangrijk al wat wij nu zijn en doen in wezen is, zal ons mogelijk helpen meer getrouw te blijven aan hetgeen wij innerlijk beseffen te zijn. Op het ogenblik dat wij denken dat wij de wereld kunnen verbeteren, verliezen wij zelfs onze eigen werkelijkheid uit het oog.
Wat zit u daar allen nu ademloos? Het is toch waar en zeker zo eenvoudig als twee keer twee is vier. Wanneer u bewuster en beter had nagedacht, had u zelf ditzelfde kunnen zeggen in uw eigen woorden. Iemand mompelt nu: “ja, dat is eigenlijk wel zo”. Maar waarom hebt u dit dan niet gedaan? Een moeilijke vraag? Er is een persoonlijke waarheid. Zij betekent dat wij niet ons besef naar de werkelijkheid toe proberen te trekken, maar in elke beperkte bestaansbeleving proberen de wereld zoals wij die kennen naar ons toe te trekken en als weergave van onze eigen beperkingen te beschouwen.
Daarom denken wij over vele dingen feitelijk niet na, daarom formuleren wij heel wat dingen verkeerd. Daarom binden wij ons steeds weer veel te snel aan datgene wat anderen hebben gezegd. Zo proberen wij doodgewoon steeds weer te ontkomen aan datgene wat wij toch en onontkoombaar zijn. Wanneer wij allen dit even willen beseffen is het mogelijk nu een geestelijke wijsheid te berde te brengen die niet alleen voor mij waarheid is, maar die tevens een zo groot mogelijke waarschijnlijkheid bevat t.a.v. de werkelijkheid. Op het ogenblik dat ik steeds vrede ken met mezelf en niet gelijktijdig kom tot een veroordeling en verwerping van mijn wereld, beantwoord ik aan de kracht van de die mij leeft. Op het ogenblik dat ik in mezelf gelukkig kan zijn ondanks alles en dit geluk kan delen met de wereld zoals ik die rond mij erken, heb ik de waarheid van het goddelijke bestaan met mijn beperkte vermogens uitgedrukt, er vorm aan gegeven en kan ik zelf, ondanks mijn beperkingen toch iets van de totaliteit beleven.
Ja ja, zo is dat. Ik hoop dat u, zoals ik, soms begrijpen kunt hoe bespottelijk onze pretenties in feite zijn. Om een voorbeeld te geven: de paus komt binnenkort toch deze kant uit. Gooi Lubbers en de paus samen elk in zwembroek in het Zuiderpark bad. En dan maar kijken wat er nog aan politieke wijsheid of bovennatuurlijke gaven naar buiten kan komen. Ik vrees echter dat er van beiden tijdelijk heel weinig overblijft. Maar wanneer u nu glimlacht en denkt dat dit wel evident zal gebeuren, vraag ik mij af, waarom u zich dan nu zo bezighoudt met deze personen. Lubbers is de boeman of de redder des vaderlands. De paus kennelijk een kruising tussen de antichrist en Gods meest geliefde vliegende missionaris.
Maar die beelden zijn niet bepaald echt en waar. Waarom moeten wij zelfs onze voorstelling van mensen en hun instanties steeds weer los maken van de toch klaarblijkelijke werkelijkheid? De paus is een man, Lubbers ook. Den Uyl ook, ik kan er veel meer noemen, er zitten zelfs enkele dames in de politiek die ik eigenlijk ook met man meen aan te mogen duiden. Trouwens, eenieder weet dat een vrouw haar mannetje wel staat.
Maar bedenk dan ook dat weinige mannen na Floris V. het tot der kerken god hebben gebracht, maar vele dames wel een dergelijke status wisten te bereiken. Waarbij zij opgemerkt dat een man naarmate hij meer heer blijft, minder kans heeft aanbeden te worden. Zoals een zekere meneer Scargill kennelijk heeft ontdekt. En wanneer u hem niet kent, moet u er Maggie maar eens naar vragen, want die droomt tegenwoordig haast elke nacht van hem…
Wij moeten gewoonweg terug naar de werkelijkheid. En de werkelijkheid is: wat er is moeten wij aanvaarden. De kracht, de gloed die in ons is, moeten wij dan in die werkelijkheid niet uitzenden om haar te veranderen, maar om er zo harmonisch mee te zijn dat wij desondanks onszelf in die werkelijkheid terugvinden, dat onze innerlijke werkelijkheid zich steeds weer weerspiegeld ziet in het beeld dat wij ons maken van de wereld.
Nog enkele eenvoudige raadgevingen: Wanneer u beseft hoeveel belachelijks er in de wereld is, moet u inspecties van de wereld beginnen door eerst een blik in de spiegel te werpen. Eerst dan zult u zich ten volle kunnen verheugen in de eigenaardigheden die de mens, als zgn. kroon van de schepping, zo voortdurend en uitvoerig toont. Opgemerkt zij voor hen, die de mens als kroon van de schepping willen beschouwen, dat het meer en meer een kroon met kunsttanden dreigt te worden.
Verder zou ik willen zeggen: mensen, wanneer je niet om jezelf kunt lachen, zal je lachen over anderen nooit oprecht zijn. Oprechtheid vergt dat je jezelf probeert te zien zoals je anderen ziet. De ware vorm van humor is het afstand nemen van jezelf, waardoor je jezelf als deel van de wereld kunt zien en de dwaasheden van het geheel dat je soms beschouwt ook meer reëel kunt benaderen en beschouwen.
Vraag je ook nooit af, of je wel tot de juiste God bidt. Als je al bidden wilt, bid eenvoudig tot God, zonder nadere aanduiding. Hij is zo bekend in de kosmos dat de boodschap dan heus wel terecht komt.
Ten laatste: beoordeel een ander niet en veroordeel hem niet als zondaar of wat dies meer zij. Indien inderdaad alleen zij die zonder zonden zijn nog met stenen zouden werpen, komt er op aarde geen steen meer van zijn plaats.
Besef: eenieder heeft zijn eigen fouten, zijn eigen dwaasheden. Op die van jezelf behoef je niet trotst te zijn, maar je moet ook een ander niet de grond in stampen omdat hij toevallig er andere heeft.
Waarop ik mij prompt schuldig ga maken in een poging modern te zijn. In mijn tijd maakte men sterk verschil tussen de seksen. Nu weet men niet eens meer zeker, hoeveel daarvan er zijn. Maar voor hen die aan vooroordelen lijden: Het menszijn bergt zoveel overeenkomsten dat een klein verschil geen reden mag vormen om onderscheid te maken t.a.v. mogelijkheden, veronderstelde bekwaanheden e.d.
Laat ons nooit stellen: dit past alleen voor de man, dat alleen voor de vrouw. Ik vind het bv. maar vreemd dat er zoveel opofferende en goede, geleerde nonnen zijn die toch nooit de kans zullen krijgen om priester te zijn. Dit terwijl er zoveel geestelijken zijn die volgens mij de beste veeboeren in elk klooster zouden vormen, dat ik mij afvraag op grond waarvan men hen tot herders van mensen heeft gemaakt.
Ook u, of u man bent dan wel vrouw, dient gewoon te functioneren als mens. Wanneer u eenmaal werkelijk een mens bent, kunt u altijd nog verder praten over eventuele kleine verschillen in mogelijkheid of kwaliteit. Maar dan zult u ook beseffen dat die alleen maar betekenen dat de een wat minder heeft op dit gebied en dat de ander weer de mindere op een ander gebied is.
Dat was het. Nog iemand commentaar?
Het kan je als mens overkomen dat je in de organisatie mensen treft die daarin qua werk niet passen en ernaar gestreefd wordt die mensen dan uit dit bedrijf te verwijderen. Dit is menselijk, maar bestaat nu eenmaal. Wat is dan de oplossing?
Die wil ik u wel geven. Het komt onder mensen vaak voor dat bepaalde aspecten niet harmonisch zijn onder een bepaalde verhouding of in bepaalde relatie. Dit betekent dan, dat de relatie enz. niet juist is. Dit betekent echter niet, dat geen andere harmonischer aspecten denkbaar zijn.
Wanneer u spreekt over een organisatie hebt u het over een niet natuurlijke structuur die in feite de natuurlijke kwaliteiten van de delen daarvan dermate vervormt en onderdrukt dat daardoor een kunstmatig geheel ontstaat, waarin iemand met een niet aangepast of mogelijk zelfs natuurlijk gedrag niet zal passen.
Beschouw echter voor dit voorbeeld het geheel van de organisatie als een lichaam en vraag u af: wat doet een lichaam, wanneer er een vreemd lichaam binnendringt, dat mogelijk de bron van infectie is of wordt? Het zendt er witte bloedlichaampjes naar toe. Dezen omhullen de bacteriën enz. zo goed mogelijk, opdat deze geen invloed meer kunnen uitoefenen het geheel.
Bij een organisatie zou mijn raad daarom zijn: je behoeft dergelijke mensen niet uit te stoten. Beschouw hum werkelijke kwaliteiten. Isoleer hen dan van het geheel door hen, op grond van de kwaliteiten die zij wel bezitten, een bezigheid te geven die hen gelijktijdig alle mogelijkheid geheel of grotendeels ontneemt t.a.v. anderen te intrigeren etc.
Een op zich eenvoudige oplossing, waar iedereen zelf op zou kunnen komen: wanneer de geest het zegt, krijgt het meer nadruk voor u. Daar er geen verdere vragen zijn gaan wij de bijeenkomst nu afsluiten.