27 oktober 1958
Er is niets in de wereld, dat zo weinig geacht wordt en gelijktijdig zo intens gebruikt door de mens als het geloof. We kunnen geloof direct al splitsen in: op waarschijnlijkheid gebaseerd geloof, geestelijk geloof en een persoonlijk geloof.
Alle drie deze vormen spelen een grote rol in de moderne maatschappij. Alle drie deze vormen hebben een directe invloed op uw eigen dagelijks leven. In de eerste plaats, waarschijnlijkheidsgeloof. Wanneer u leest in uw krant, dat in Amerika een geschil is uitgebroken, bv. te Little-Rock, dan weet u dit niet. U neemt echter aan, dat een ander het wel weet. U gelooft op gezag en het is zeer waarschijnlijk, dat dit geloof niet beschaamd zal worden. Wanneer u handel drijft, dan gelooft u direct, dat een ander u betalen zal na 3 maanden, anders zou u niet leveren. U levert rustig op 3 maanden in de overtuiging, dat dan dit bedrag inderdaad binnen zal komen. U gaat op goed geloof kopen. Wanneer er op het pakje staat, dat de inhoud is een half pond laten we zeggen macaroni, eerste kwaliteit, nog gemaakt met ei in het deeg, dan gelooft u dat. U gaat het meestal niet nawegen. Dat doen maar enkelingen. U zou zonder dat geloof eigenlijk niet eens kunnen leven, want anders zou je alles zelf moeten doen. Wanneer een vriend in huis zegt: 0, wat is het een koud weer buiten, dan zult u in 9 van de 10 gevallen alvast uw winterjas aantrekken, voordat u het zelf hebt vastgesteld. Geloven in deze zin is een noodzaak. Zonder dat geloof in elkaar, geloof in een gemeenschappelijke waarde, die niet te ontkennen is, zou de mensheid geen gemeenschap kunnen vormen. Er is dus een zeker aanvaarden van de omgeving en van de mensheid nodig om te leven.
Het tweede punt, het z.g. geestelijk geloof, is juist gebaseerd op de punten, die we niet kunnen waarnemen. Een dergelijk geloof baseert zich over het algemeen op openbaringen, die – wat hun bronnen betreft – moeilijk zijn na te gaan. Om u een voorbeeld te geven: Het christendom regeert de hele wereld, maar historisch is het absoluut niet mogelijk vast te stellen, dat Jezus geleefd heeft. De Mozaïsche wetgeving wordt gezien als geschreven door God, maar er is niemand, die erbij is geweest, toen God ze schreef. Als Mozes het had gewild, had hij ze zelf ook kunnen maken. Men gelooft deze dingen, omdat men behoefte heeft aan de wet, aan de regel, behoefte heeft aan iets wat verder gaat dan het zuiver stoffelijk bestaan. De meeste mensen geloven in een voortbestaan. Nu is het erg moeilijk om daar een overtuigend bewijs van te geven. Zeker, u kunt zeggen, dat ik zelf hier, zoals ik hier op het ogenblik voor u zit, ook een overtuigend bewijs ben. Maar dat is een kwestie van geloof, niet van weten. U weet niet wat ik ben. U gelooft ten hoogste, dat ik ben wat ik zeg te zijn. U gelooft in hulp en bijstand, die u van anderen kunt krijgen. De kinderen geloven in de engelen Gods, die met hen gaan; anderen in “het bloed van het Lam”, dat hen reinigt; weer anderen aan de mogelijkheid om herboren te worden in Christus; weer anderen misschien in het ingrijpen van goden of demonen. Maar zijn die dingen nu werkelijk? Niemand kan het bewijzen. Er is zelfs geen enkel bewijs, dat dit waarschijnlijk maakt. Er is niets. Het vreemde van het geestelijk geloof is, dat het een kunstig, wonderlijk bouwwerk is, dat in een klaarblijkelijk luchtledig is opgetrokken. Want het ligt buiten het redelijk menselijke en kan als zodanig nooit door de mens redelijk worden verklaard of erkend.
De derde soort van geloof is het persoonlijke geloof. En nu moet u me niet kwalijk nemen, wanneer ik hier maar een paar voorbeelden geef en niet in staat ben om het geheel duidelijk en omvattend te behandelen. Dat zou te veel tijd vergen. Heeft u wel eens het idee, dat het u tegenzit? Gelooft u wel eens, dat u schuldig bent, ook al is het niet redelijk dit aan te nemen? Gelooft u wel eens, dat u achtervolgd wordt, ook al is er geen enkele zin en geen enkele reden voor? Gelooft u wel eens, dat iets goed zal gaan, ook al is dat redelijk helemaal niet vaststelbaar? Wanneer u dergelijke dingen gelooft, dan is dat uw persoonlijk geloof. Het is uw poging om door middel van een opbouw van geloofswaarden iets te rationaliseren. Wanneer u zegt: “O, dat zal mij best gelukken” en u gelooft dat innig en intens dan heeft u een grote kans dat het gelukt. Maar u gelooft het, omdat het een zo innige wens is, dat u eenvoudig niet in staat bent om het tegendeel mede in uw berekeningen op te nemen. U zou er bang voor zijn toe te geven, dat u niet zou kunnen slagen. Wanneer u zegt: “Ik word achtervolgd”, dan heeft u waarschijnlijk een schuldbewustzijn. Een schuldbewustzijn, dat u dwingt ergens achter u een figuur te scheppen om te vermommen voor uzelf, wat zelf in eigen ogen als fout optreedt. Op deze wijze gelooft men in demonen en in bezetenheid, die persoonlijk is. En het is uiteindelijk niets anders dan een eigen schuldbewustzijn. Het is niets anders dan een poging om in het luchtledige een verklaring te scheppen voor die zaken, die stoffelijk en mentaal niet aanvaardbaar zijn.
Bijgeloof behoort daar ook bij. Bijgeloof bv. stelt, dat vele dingen invloed op ons hebben. En u bent natuurlijk niet bijgelovig. Maar gooit u bv. ook zout over uw schouder, als u zout morst? En dan vooral over de linkerschouder? Dan gooit u het nl. de demon in het oog en dan komt er geen ruzie. Of loopt u ook altijd liever om een ladder heen misschien? Want ja, onder die ladder – nee, wij doen het natuurlijk alleen om geen verf of geen water op ons goed te krijgen – maar onder die ladder woont eigenlijk een demon en die zou met je mee kunnen gaan, als je er onderdoor gaat en dat brengt ongeluk. Onredelijk? Neen. Wederom een poging tot rationalisatie, een poging om een verklaring te geven, die niet overeenstemt met de werkelijkheid. Mag ik dus als eerste stellen voor deze avond, dat geloof vanuit stoffelijk standpunt geen realiteitswaarde heeft, dus geen werkelijkheid in stoffelijke zin. De tweede vraag: Kan een mens leven zonder geloof? Wat betreft het geloof in waarschijnlijke zaken, ach, dat heb ik u al verteld, daar kunt u niet zonder. Maar kunt u dan zonder een geloof aan een God? Zonder een geloof aan een betekenis van het leven? Ik meen van niet. Want een mens moet streven, hij moet werken, hij moet komen tot een werkelijke inhoud van zijn bestaan. En dat kan hij alleen, wanneer het leven een continuïteit is; niet slechts één bliksemflits in het duister van het niet, zo opgekomen, zo vergaan om nooit meer herinnerd te worden. Zelfs degenen, die een persoonlijk voortbestaan ontkennen, geloven toch nog – geloven, let wel – dat op enigerlei wijze hun betekenis, hun werk, zal blijven bestaan, dat ze invloed zullen hebben op de wereld, nadat ze dood zijn. Want de mens kan geen genoegen nemen met de overgang. Hij kan geen genoegen nemen met dit scheiden uit de wereld en daarmee de volledige uitblussing van al zijn daden. Hij moet daarvoor een verklaring vinden. Die verklaring vindt hij dan in God.
En nu spreken verlangens mee. De mens zou zo graag al zijn vijanden kwellen. Een atavisme, zeker; maar het is er dan toch. De mens zou zo graag zelf volledig gelukkig zijn, rijker dan ieder, verzadigd in alle opzichten. En daarom schept hij een hemel. Hemel en aarde zijn voorstellingen, die alleen kunnen worden aangevuld door de hel, omdat een ieder demonen kent, ook in zijn naaste omgeving. Mensen, die niet passen bij hem, die zondig zijn, die niet zijn stellingen aanvaarden. En laat ons eerlijk zijn, een dergelijk geloof is een lange tijd nodig geweest. Het geloof is een praktische levenswaarde. Want de oudste astrologische tafels ter wereld zijn van de Chaldeeën. De Chaldeeën maakten deze berekeningen uit religieus standpunt. De oude kennis van Egypte hebben we voor ¾ te danken aan het priesterdom, dat een groot gedeelte van deze geschriften, deze tekeningen en gebouwen maakte uit een religieus (dus geloofs-) inzicht en standpunt, zonder redelijke, mentaal redelijke redenen. Het feit, dat de beschaving van het Westen is opgebouwd en heeft kunnen komen tot wat het heden is, is te danken aan het geloof. Want dat geloof heeft de kloosterorden geschapen, die – weggesloten, veilig te midden van de wildernis – de cultuur van vervallen dromen hebben doen voortbestaan. Hetzelfde geloof is het geweest, dat vooraan is gegaan bij de kolonisatie. En dan mag u zeggen, dat het stoffelijk was, dat het ging om macht. Maar in feite was de geloofsijver, het fanatieke streven en werken van zo veel mensen nodig om een kolonisatie een werkelijk redelijke zin te geven. Laat ons begrijpen, dat bv. Amerika gekoloniseerd werd door desperado’s haast, maar mensen, die slechts voort konden gaan, omdat ze achter zich de kerk hadden. Een macht, zeker, maar ook een drijfveer. De mensen, die Canada hebben opgebouwd, de Hugenoten, de vluchtelingen ook, die het tegenwoordige Noord-Amerika hebben bevolkt en daar een begin hebben gemaakt van die grote smeltkroes der beschaving, die Verenigde Staten heet, dat waren ook mensen, die uitweken omwille van hun geloof. Het geloof heeft dus wel degelijk een praktische, een redelijke betekenis. Maar het gaat veel verder. Of u wilt of niet, u gelooft in een hiernamaals en u gelooft in een God; en daarom laat u veel dingen na, die u anders zou doen. Datzelfde geloof brengt u ertoe te streven, waar u anders misschien liever ……. nu ja, het er gemakkelijk van zou nemen. Het geloof brengt u ertoe van andere mensen iets te tolereren, dat u anders direct tot doodslag gebracht zou hebben. Wanneer u in de minderheid bent en u zou eigenlijk weg moeten kwijnen, verslagen, onderdrukt, alles in het leven u ontnomen, dan hebt u uw geloof. U grijpt u er aan vast en u leeft. Geloof is een noodzaak. U kunt niet tevreden leven zonder geloof. Maar dat geloof moet toch m.i. wel redelijk blijven. Redelijk zover als dat dan mogelijk is met een waarde, die zich met het ontastbare, het onbewijsbare, bezighoudt.
U zult zich afvragen: “Wat voor een geloof wilt u dan voorstellen? Een nieuwe vorm soms?” Neen. Ik heb geen bezwaar tegen het christendom of tegen enige andere grote wereldgodsdienst. Evenmin heb ik bezwaar tegen het sektarisme van de kleinere groepen, of zijn er in mij bezwaren gerezen tegen de praktijken zelfs van de meest primitieve geloofssoorten. De wijze, waarop we geloven echter, is belangrijk. Het geloof werkt in ons. Dit vreemde en ongewetene schept banden, die we niet kunnen verklaren. Het is al zo vaak gebleken, dat een mens, die geloof had, wonderen kon doen, nietwaar? Nu kunnen we misschien niet bewijzen, dat Petrus indertijd over de wateren van het meer van Tiberias is gewandeld, totdat hij zijn geloof verloor; waarop Jezus over de wateren wandelde om hem te redden. Maar het is dan toch wel vreemd, dat deze verhalen de hele wereld rond gaan. We kunnen het misschien dichter bij zoeken. Nergens in de medische wetenschap staat, dat je een mens kunt genezen, alleen wanneer je gelooft. Er staat ook nergens, dat geloof het beste geneesmiddel is. Er is geen enkele farmacopee te vinden, waarin u kunt zoeken en zeggen: “Het recept voor hoofdpijn, men neme twee eetlepels geloof plus zoveel aqua destillata”. Toch maakt dezelfde arts, die dit geloofsgenezen dwaas vindt, soms gebruik van zogenaamde “onschuldige” pillen om voor de genezing een gunstige “mentaliteit” te doen ontstaan. Er zijn gevallen bekend, waar men bv. morfinisten op den duur injecties gaf van zout water, zo het lichaam ontwennende, terwijl de mentale gewoonte nog niet geheel verbroken was. Er zijn gevallen bekend, waar broodpillen werden gegeven tegen imaginaire ziekten en die fantastisch goede resultaten hadden. En dat staat wel vast.
Geloof heeft dus klaarblijkelijk wel een invloed. Het geloof zal mensen kunnen genezen. Dat geloof zal mensen doen slagen, waar anderen eenvoudig onder gaan. Hoe vaak hoort u niet van helden in de oorlog, die de strijd overleefden, dat ze het gevoel hadden, dat het hun dag niet was, dat ze niet zouden sterven. En hoe vaak heeft u ook het tegengestelde gehoord over mensen, die gevallen zijn: Ja, ze wisten dat ze zouden doodgaan. Is dat nu een werkelijk feit? Is dat een kennen van de toekomst? Of is het misschien een geloof, dat een bepaalde instelling met zich meebrengt? Wanneer u gelooft, dat het u slecht gaat, gaat het u slecht. Wanneer u gelooft, dat het u goed gaat, gaat het u goed. Waarom? Omdat het geloof meer is dan alleen een reeks van stellingen of het aanvaarden van bepaalde bovennatuurlijke krachten. Het geloof is een instelling van het wezen. Wanneer u gelooft, dan schept u een zekerheid, die zich aan het redelijke onttrekt. D.w.z. dat u een stabilisator in u heeft, die het u mogelijk maakt voort te gaan, waar elk redelijk streven zou versagen. En willen we het gooien op het bovennatuurlijk vlak, dan kunnen we daar nog bijvoegen: Een werkelijk oprecht geloof en een intens vertrouwen brengt de mens tot het activeren van al zijn bekwaamheden, ook zijn geestelijke, waardoor hij in contact komt met geestelijke krachten van vaak grote invloed en grote intensiteit.
Dus er is wat te zeggen voor een geloof, een redelijk geloof, dat niet op het bovennatuurlijke alleen af wil gaan en dat toch voortdurend in dat geloof zijn kracht vindt; dat voortdurend in een aanvaarding het vermogen vindt om voort te gaan, waar anderen struikelen of aarzelen. Hoe dit te stellen? In de eerste plaats: Wanneer u gelooft, geloof zonder voorbehoud. Zeg niet: “Ik geloof, dat God mij zal helpen. En nu hoop ik maar, dat Hij het doet.” Dat laatste is een ontkenning. Hoe vaak zien we niet mensen, die zeggen: “O, God, hier lig ik op mijn knieën en ik smeek U: sta mij bij.” En die dan achteraf zeggen: “Ik heb gebeden, hopelijk haalt het wat uit.″ Hoe vaak gebeurt het uzelf niet, dat u iets werkelijk verlangt, maar dat u ook aarzelt en dat u zegt: “Ja, maar kan ik het nu wel?” Of: “Zal ik het nu wel doen?″ Wanneer je gelooft, aarzel niet. Vertrouw volledig in dat, wat je gelooft. Eerst op die manier kun je tot een werkelijke harmonie komen in je eigen wezen, al je krachten activeren en bovendien – willen we dus het bovennatuurlijke er weer bijnemen – andere krachten bewegen met je mee te werken, putten uit krachten, groter dan de jouwe.
In de tweede plaats: Geloof kan alleen daar werkelijk werkzaam worden, waar de rede stilstaat. Wanneer we iets gaan geloven, wat niet redelijk is en waarvan het tegendeel te bewijzen zou vallen, dan hebben we daarmee voor ons zelf een bron van conflicten geschapen. We hebben niets aan conflicten. We kunnen wel geloven, dat de maan van groene kaas is; maar als dat zo is, dan zijn we doodsbang dat de kaasmarkt zal kelderen op het ogenblik, dat de eerste raket naar de maan gaat. Neemt u me niet kwalijk, het klinkt misschien een beetje leuk, maar is het niet zo? Je hebt er niets aan, wanneer je gelooft zonder rede. Als je gelooft, dat het morgen mooi weer zal zijn, luister dan gerust naar het weerbericht en houd daar ook rekening mee. Dat bedoel ik maar. Tenzij in je de zekerheid is, dat dit mooie weer zo belangrijk is, dat het niet anders kan of het zal mooi weer zijn. En dat komt maar zelden voor. Want dat betekent, dat het mooie weer een kosmische betekenis zou hebben en niet alleen een vervulling van een kleine wens van uw eigen wezen zou zijn. Dus: Leef in de eerste plaats als mens. Baseer je niet te veel op geesten en goden; baseer je niet te veel op verlossers en dergelijke, die het wel “even” voor je op zullen knappen. Een bekend gezegde zegt: God helpt hen, die zichzelf helpen. En dat is waar. Want indien wij redelijk handelen volgens ons beste weten en kunnen en geloven, dat het noodzakelijk slagen ons gegeven wordt, dan hebben we de kans, dat we inderdaad slagen. Neen meer: we hebben de zekerheid! Maar zodra we gaan geloven of denken, dat een ander het wel zal doen, dan zijn we verkeerd, dan gaat het niet. Praktisch gezien is een geloof, dat rekent op het ingrijpen van goden, van demonen, van heiligen, van engelbewaarders en dergelijke, een geloof, dat de mens ertoe brengt zijn eigen streven stil te zetten en nu maar rustig af te wachten. Een dergelijk geloof kan nooit juiste resultaten geven. De mens moet aan zichzelf werken, hij moet aan zichzelf bouwen. Wanneer hij dat op de juiste wijze doet, zal hetgeen hem ontbreekt door het geloof worden aangevuld, maar meer ook niet.
Ten derde: Wanneer u iets gelooft, en het is u een innerlijke zekerheid, laat u nooit verleiden om daarover te debatteren. Het klinkt misschien vreemd, maar een debat over een geloof betekent een zoeken naar argumenten over iets, wat onbewijsbaar is. Debatteer niet over je geloof, maar leef ernaar. Dat is veel belangrijker.
Ten vierde: Wanneer je gelooft, is dat niet iets voor feest- en hoogtijdagen. Wanneer je gelooft in de rechtvaardigheid Gods op zondag, handel dan naar die rechtvaardigheid Gods op alle andere dagen. Want zij die zeggen te geloven en handelen tegen dit geloof, zullen ofwel hun geloof verliezen en daardoor ongelukkig zijn, dan wel – wat veel meer gebeurt – door het innerlijk schuldbewustzijn tot een zodanige onrust komen, dat zij nergens werkelijke vrede vinden. Dat zij in de roes van daden en bereikingen alleen maar een zelfvergetelheid zoeken, zonder ooit voor zichzelf of voor anderen werkelijk iets te betekenen.
En dan het laatste punt: Wanneer je geloof je zegt te handelen, vraag dan niet naar de consequenties. Weet u, er zijn een hele hoop mensen, die geloven inderdaad, dat er geschreven staat: “Gij zult niet doden”. Maar als ze voor de keuze staan om soldaat te worden of tegen de muur gezet te worden of in een arbeidsbataljon te worden ingedeeld, dan gaan ze maar liever naar het front. Er zijn een hele hoop mensen, die geloven, dat er eerlijk geschreven staat: “Gij zult niet stelen.” Maar als zij kans zien om 100% winst te maken door onkunde van een tegenpartij, dan doen ze het rustig, niet beseffend dat dit ook diefstal is; of misschien zichzelf voorpratend, dat dit een gerechtvaardigde zakenpraktijk is. Men zegt: “Eert uw vader en moeder”. En menigeen neemt aan dat eren te kunnen voldoen door de ouwelui, die lastig worden en niet meer van “onze stand” zijn, in een gesticht onder te brengen en te zorgen, dat ze eten, drinken en kleding hebben. Dat is geen “eren”. Men zegt in al deze dingen, al deze geboden te geloven; men handelt er niet naar. Kijk eens, de consequenties daarvan zijn misschien onaangenaam. Wanneer die oude mensen doodsimpele mensen zijn en je krijgt je vriendin, freule van zus en zo, de baron of de nieuwe industriemagnaat op bezoek, of misschien zelfs de nieuwe elite en adellijke voorman van de partij, nu ja, dan is het misschien niet prettig. Maar is het niet beter eerlijk en oprecht uit te komen voor wat je bent? Is het niet beter om minder te verdienen? En is het niet beter om met een gerust geweten in de gevangenis te zitten of desnoods gedood te worden dan om te zondigen tegen je geloof? Als je zondigt tegen dat geloof, dan bega je de enige zonde, die er te begaan is: dan zondig je tegen jezelf. Je ontneemt jezelf de inhoud van je leven. Je schept tweeledigheid, twijfel; en daardoor kun je niets bereiken.
U ziet, het gaat er niet om wat je gelooft, maar het gaat er om hoe je gelooft, en hoe je dat geloof in de praktijk brengt. Dat is heel erg belangrijk. Want, mijne vrienden, geloof is praktische levenswaarde. Van uw handelingen zijn er minstens 2 of 3 per uur – en nu neem ik een minimum – die bepaald worden door uw geloof, uw inzicht in geestelijke waarden. Zelfs wanneer u denkt dat u dit alles vergeet, instinctief handelt u er naar. Uw concept van hetgeen de maatschappij toelaat en niet toelaat is gebaseerd op uw geloof. Zonder een waar geloof kan een mens niet rustig, niet vredig, niet gelukkig leven; en dan laat ik alle geestelijke dingen verder buiten beschouwing. Zelfs wanneer je gelooft in een ondergang, een definitieve ondergang, maar tegelijkertijd in de waardigheid van de mens, dan kun je toch nog gelukkig leven, omdat je staat voor je principe, voor de gedachte. En dan mag men misschien zeggen, dat het jammer is dat je dat gelooft, maar indien je op deze wijze meent het leven te mogen zien en te moeten zien en je handelt er naar, dan zul je nog die vrede en dat geluk vinden; dan zul je nog – onbewust – de krachten uit de kosmos putten, die er beschikbaar zijn. Dat is het eerste punt van mijn betoog. U heeft dus de conclusie gehoord.
Onze tweede conclusie was: Handel en leef naar je geloof, onverschillig de consequenties, zonder debat met anderen, zonder vragen. Maar aan dit probleem is nog een andere kant verbonden. Wat kunnen wij doen met ons geloof? Wanneer we werkelijk geloven? Wanneer we niet bang zijn voor de dingen en ze met een schouderophalen afdoen, of aan de ene kant accepterend, aan de andere kant meteen wegschuiven. Laat ons eerlijk zijn. Wanneer u gelooft rijk te zijn – wat nog al een stom geloof zou zijn, want je kunt je eigen portemonnee gemakkelijk bekijken – wanneer u dat gelooft en u gaat de straat op, een winkel in, wat gebeurt er dan? Dan treedt u op als iemand met voldoende middelen. Het gevolg is, dat de wereld u als zodanig aanslaat en dat u een krediet geniet, wat u anders niet zou hebben. Met dat krediet alleen zou u soms rijk kunnen worden. Er zijn verschillende mensen, die dat bewezen hebben.
U gelooft – om wat anders te noemen, redelijk dus – na rijp beraad, dat u in staat bent om iets nieuws te maken, iets nieuws uit te vinden. Dan behoeft u daar helemaal geen diploma’s voor te hebben, u hoeft er ook geen stempel van de gemeenschap voor te halen en u hoeft het niet op zegel te stellen. Wanneer u gelooft, dat het in u is om de wereld iets nieuws te geven en u zoekt ernaar, dan vindt u het. En als u een voorbeeld ervan wilt hebben, denk dan eens aan Edison. Een empiricus, die met zijn proefnemingen meer bereikt heeft dan duizend theoretici. De man, die iets nieuws wilde scheppen en het geschapen heeft. Zo was het er niet één, zo zijn er duizenden, de hele geschiedenis door. Wanneer je gelooft, dat iets goed is, zoek het vorm te geven, beeld te geven.
Wanneer je gelooft bv. – om nu eens iets anders te nemen – dat een goddelijke kracht of de kracht van de geest of iets anders genezen kan op aarde, zult u dan zeggen: “Ja, maar ik kan die kracht niet gebruiken.” Dat zou dwaas zijn, nietwaar? Als je gelooft, dat die kracht er is, dan is zij er. Als ze er is, kun je ze ook gebruiken. Wanneer je gelooft, dat God liefde is, dan is die liefde er voor iedereen en niet voor een enkeling. Zonder uzelf niet uit in uw geloof, en u zult met dit geloof praktisch zeer veel kunnen doen.
Om een paar punten te noemen: Geloof in uzelf, in uw vermogen en uw kunnen; uw prestatievermogen verdubbelt, uw vreugde in de arbeid verdubbelt. Geloof, dat u kunt volbrengen wat u verlangt …… en het leven wordt een vreugde, ondanks teleurstelling en tegenslagen. Want er is nooit een ogenblik, dat u zegt: “Nu kan ik niet meer.” U zegt altijd: “Ik kan dat doel bereiken, ik ga verder.” Geloof dat je goed kunt zijn. Dat is ook een heel gek ding. Misschien vindt u uzelf nog zo goed niet. Maar als u voortdurend probeert te handelen, alsof u goed ware, wanneer u gelooft, dat u goed kunt zijn, dan bent u het lang voordat u het van uzelf accepteert, omdat door het geloof uw handelingen op het goede – zoals u het ziet – gericht worden. Wanneer u gelooft, dat de wereld een plaats kan zijn van mensen, die elkaar begrijpen, die elkaar steunen en elkaar helpen, begin dan niet te vragen van de wereld, of die je misschien begrijpt of helpt. Want dan ga je kijken, dan ga je twijfelen, dan ga je zoeken.
Probeer die wereld te begrijpen, probeer die wereld te helpen, werk voor die wereld; dan komt deze toestand uiteindelijk feitelijk. Uw geloof verwerkelijkt het. Wanneer u staat voor het water en u zegt tegen uzelf: “Ik kan niet zwemmen, ik zal zinken”, dan zinkt u. Ook wanneer u ettelijke medailles hebt in de kast van gewonnen zwemtoernooien. Maar wanneer u niet kunt zwemmen, zoals een kind wel eens kan, dat niet schrikt van het water, dan zwemt het “op z’n hondjes”, en het paddelt, maar het drijft, het blijft boven. Het vertrouwen in het kunnen maakt het mogelijk elke capaciteit, die in je leeft, ook werkelijk te gebruiken. En dat is heel wat meer, dan menigeen gelooft. Want degenen, die dit alleen redelijk bekijken, die missen iets. Neem bv. de mensen, die deze verschijnselen onderzoeken. Ze geloven het wel, of ze geloven het niet. Daar kan niemand iets aan doen. De meesten geloven het wel. Maar ze zoeken een bewijs, zij willen het vastleggen en fixeren. En daardoor staan ze steeds weer voor frustraties, daardoor moeten ze steeds meer zichzelf ontkennen, moeten ze “neen” zeggen, waar ze “ja” bedoelen en omgekeerd. Deze mensen kunnen niet gelukkig zijn. En zoals deze mensen op hun terrein, zo bent u op uw eigen terrein ook vaak. U gelooft in een hele hoop dingen, die u niet in de praktijk durft te beproeven. U vindt het heel logisch om naar een winkel te gaan. En wanneer men u zegt: “Deze weegschaal is zuiver”, en u weet niet zeker of het zo is maar u gelooft het wel, dan zult u toch in ieder geval eens een keertje vergelijken, al is het alleen maar met een paar kilogewichten. Dan weet u het tenminste. U gelooft heel veel dingen, die misschien niet reëel zijn. U heeft uw persoonlijk geloof, een vlechtsel van bijgelovigheden. Goed; breek dat, door het met de werkelijkheid te vergelijken. Zeg niet: “Ik voel het zo in me” maar: “Zou het nu wel zo zijn?” Of u voelt het in u en het is een werkelijkheid en dan is het onveranderlijk. U weet het volkomen zeker. Of u weet het niet en dan zult u het na moeten gaan.
Zwakte gaat in veel gevallen door voor geloof. Laksheid evenzeer. Men gelooft iets, omdat …… nu ja, de pastoor zegt het of de dominee of de meester, die onderricht geeft. En het zal wel zo zijn, het interesseert ze eigenlijk niet. Vader heeft het gedaan, moeder heeft het gedaan, het deugt voor mij ook wel. Dat kan nooit een werkelijk geloof zijn! Ofwel: Ja, als ik maar durfde te geloven, dan zou ik …… dit en dat doen. Dwaasheden. Wanneer de tegenstrijdigheid van Paulus tot uiting komt, dan komt dit misschien wel het meest tot uitdrukking in zijn uitroep: “Heer, help mij geloven.” Hij kan het klaarblijkelijk alleen niet af. Hij is dus niet overtuigd. Hij spreekt dus tegen zijn overtuiging in. Hij is tweeslachtig. Het toont dezelfde tweeslachtigheid van de christelijke maatschappij, die aan de ene kant onmiddellijk in God gelooft en aan de andere kant voorzorgen neemt. Die gelooft, dat God de vrede wil, dat God liefde geeft, dat ieder, die van goede wil op aarde is, vrede zal kennen, in de hemel zowel als op aarde …… maar wij doen toch bij voorkeur aan bewapening; want per slot van rekening, God zou eens kunnen dommelen en dan moeten wij een paar kanonnen hebben om Zijn taak over te nemen. Wat is dit voor een redenering? Dit is toch geen geloven meer?
Als het geloof een praktische levenswaarde moet zijn, vrienden, dan moet het niet iets zijn, wat we gebruiken om ergens in een kastje te zetten. Wanneer u bij een gezin zou komen, dat een prachtig servies heeft en u ziet, dat zij het in de kast zetten, waar iedereen het kan zien en dat ze zelf van houten plankjes eten of gezamenlijk uit de pan, dan vindt u dat vreemd, nietwaar? Maar wat doet u anders met uw geloof? Vertel eens, wat doet u anders dan etaleren wat u gelooft? O, u ligt op uw knieën en u smeekt God misschien. U redeneert. Maar waar is de werkelijkheid? Om van het geloof werkelijk nut te hebben, om het geloof werkelijk tot een belangrijk deel van je kunnen en niet alleen van je leven te maken, moet je dit geloof dagelijks durven hanteren en gebruiken, zonder aarzelen. God heeft gezegd: “Genees de zieken. Spijzig de hongerigen”. Nietwaar? Dat staat in uw christendom. Goed. Doe dat dan en vraag er niet naar, of die hongerigen misschien niet zo hongerig zijn en of die zieken misschien eigenlijk niet genezen mogen worden op die manier. Dan doe je het. Er staat: “Geef uw goederen aan de armen en volg mij.” Gelooft u, dat Jezus weg de enig juiste is? Dan heeft u dat te doen en niets anders. Dan is dat uw plicht. Dan is dat de enige mogelijkheid voor u om werkelijk te leven. En zo gaat het met alle geloof. Ook die dingen, die u gelooft misschien in het spiritualisme. U gelooft misschien, dat wij, geesten van overgeganen, u nabij zijn, dat we u helpen. Vanuit mijn standpunt kan ik zeggen: “Dat is waar”. Maar voor u blijft het geloof. Gelooft u daar intens genoeg in om de overgeganen aan te roepen, wanneer u zelf niet verder kunt en te zeggen: “Hier, knap het voor mij op. Wijs me, hoe ik het zelf moet opknappen.” Als u dat werkelijk doet, dan wordt u meer raad gegeven, dan heeft u meer wijsheid ter beschikking dan ieder ander mens. Want wij kunnen met het geloof heel veel doen.
En nu ga ik even praten op een ander terrein. Ik heb tot nog toe de zaak gehouden op uw wereld. Misschien mag mijn eigen visie hier ook aan te pas komen, nietwaar? Dus luistert u hier eens naar, dan weet u tenminste, hoe ik de mogelijkheden van dit geloof aanvoel. Ik geloof. Dan schakel ik de rede uit. Ik schakel ook de geestelijke rede uit. Er is geen omschrijving meer. Mijn wezen wordt als een geheel en ik geloof in een bepaalde hoge kracht. Noem die kracht God, noem ze een engel, noem ze een heilige, noem ze misschien een overgegane, maar ….. geloof er in! Dan heeft u daardoor uw eigen wezen volledig afgestemd óp die hogere kracht. Dat weten wij uit ervaring. Voor u is het een kwestie van geloof. Wanneer je afstemt op een bepaalde kracht, dan is het logisch, dat elke variatie, die in die kracht ontstaat, ook bij u merkbaar wordt. Wanneer u een radiotoestel afstemt en er is een zender, die op die golflengte werkt, dan hoort u het signaal. Zwak of sterk, dat ligt aan de zender, maar u hoort het. Dat wil zeggen, het verschijnsel wordt in het afgestemde geopenbaard. Wanneer wij nu bidden bv., niet alleen zomaar, zoals ik daarnet heb gesproken maar, in dit geloof, dus in een stil aanvaarden van God, dan aanvaarden wij elk aspect binnen het Goddelijke, dat ons gebed verwerkelijkt. Dan is het gebed a.h.w. verhoord op het ogenblik dat het wordt gesproken. We hebben behoefte aan kracht; we willen een mens genezen of we willen onszelf genezen. Wij geloven dat dit mogelijk is. Wij grijpen uit naar de kracht, die wij ons daarbij voorstellen. Op dit ogenblik zal al wat aan genezend vermogen in die kracht aanwezig is, ook binnen ons geopenbaard worden. Het gevolg is, dat we genezen. We verlangen inzicht. We weten, dat we zelf te beperkt zijn, maar we zijn geneigd om die flitsen van intuïtie te aanvaarden. Dan gaat ons probleem in dit gelovig vertrouwen op een grotere – nadat we alles hebben gedaan eerst om het probleem zelf scherp te stellen, zo scherp, dat we niet verder meer kunnen – vanzelf als een compleet geheel naar de kosmos. In die kosmos is het antwoord. Het antwoord vormt met het probleem samen een geheel, dat zich in ons openbaart. Intuïtief kiezen we niet de stoffelijke of redelijk juiste weg, maar de voor ons enig juiste weg.
Per slot van rekening is God rond ons en in ons. Een geloof, zeker. Ik kan het ook niet bewijzen. Maar voor mij is dat nu eenmaal een zekerheid; daar houd ik mij aan vast. En ik neem aan, dat u dat toch ook gelooft, ook al denkt u er niet altijd over na. (Ja, sommige mensen zouden het zelfs griezelig vinden: Het idee, dat je in de badkamer staat met God om je heen!) Maar begrijp nu eens die werkelijkheid: God is Kracht. Het is niet een persoonlijkheid, zoals u die kent, maar het is een Kracht. Ze is altijd rond ons. Dan is het logisch, dat elke afstemming van ons wezen die Kracht volledig doet functioneren, in ons, door ons, uit ons. Er is ons niets onmogelijk, wanneer ons geloof groot genoeg is. Maar ons geloof moet gebaseerd zijn op een weten. En dat is de grote moeilijkheid. Er zijn veel mensen, die denken dat je met geloven verder kunt komen, ook wanneer je niet weet. Maar wanneer ik het antwoord wil hebben van God, dan moet ik weten hoe ik een vraag stel. Als ik een reactie wil hebben van God, een gebedsverhoring, dan moet ik weten hoe ik bidden moet, maar dan moet ik ook weten, wat ik in dat gebed moet zeggen. Wanneer ik een verschijnsel wens, dan zal ik moeten weten welk verschijnsel en hoe, om het uit die kracht te kunnen realiseren.
Het geloof geeft ons een mogelijkheid zo groot, dat je aarzelt om het te aanvaarden. Een werkelijk geloof, een volledig geloof geeft u de mogelijkheid om jong of oud te zijn, zoals u wilt. Het geeft u de mogelijkheid om te leven in meer werelden tegelijk. Het geeft u de mogelijkheid op twee plaatsen tegelijk te zijn. En al die dingen, die onmogelijk of wonderbaarlijk worden geheten door de normale mens. Maar daarvoor hebben we een geloof nodig, dat gericht kan worden. Geloof moet richtbaar zijn. Het wordt een direct praktisch hanteerbare levenswaarde op het ogenblik, dat wij onze kennis, ons streven en onze wil samen doen gaan om voor onszelf een zo volmaakt mogelijk beeld te scheppen van hetgeen we willen bereiken. En dan bereiken we het. Dan is er geen aarzeling. Dan kun je midden door het vuur gaan zonder je te branden. Dan kun je de toekomst beleven of het verleden, precies zoals je zelf belieft. Dan is er geen blindheid en geen doofheid meer, noch van de geest, noch van het lichaam. Maar je moet weten. Je moet zelf handelen. De uitdrukking van de mens is bv. vanuit ons standpunt steeds de daad. Een mens denkt wel veel, maar die gedachte wordt pas een werkelijkheid voor hem, wanneer hij ze ook in de praktijk brengt, of wanneer ze door de praktijk wordt gefrustreerd. Wanneer wij volledig willen geloven, dan zullen wij onze daden moeten baseren op iets, wat niet bestaat dan in ons geloof. En dan zullen we daar uit de vervulling kunnen verkrijgen.
U gelooft zoveel in uw leven. U gelooft, wat de buurvrouw vertelt over die buren aan de andere kant. U gelooft, wat de melkboer vertelt over het ongeluk van 5 straten verder. U gelooft, wat de kinderen vertellen, dat de onderwijzer vertelt. U gelooft de publicaties van de kranten en weekbladen, de lezingen van geleerden en al wat de radio u wenst te vertellen. Kunt u dan niet geloven in datgene, wat in uzelf leeft? Want u heeft dit geloof gemaakt tot een speciaal kenteken van uw maatschappij. Uw maatschappij is gebaseerd op geloof. Een groot gedeelte van uw wetten, van uw argumenten voor een bepaalde wetgeving zijn gebaseerd op een geloof, dat geen realistische inhoud meer heeft. Op wat men aanneemt, dat God wil en op wat sommige mensen denken, dat volgens Gods wil goed is. Daarop baseert men de keuze van een paus of een amendement van de katholieken over gemengd zwemmen, of een voorstel van de Chr. Historischen om het drinken voor de mens een beetje moeilijk te maken.
Daar baseert men alles op. Daar baseert u ook alles op. U baseert uw oordeel over uw medemens op wat u gelooft dat goed is, nietwaar? U baseert uw houding tegenover uw medemensen op hetgeen u omtrent hen gelooft, niet op wat u weet. En zo gaan we verder. Wanneer u dan toch zoveel gelooft, zou u dan niet het geloof willen beschouwen niet alleen als een praktische waarde in het leven, maar als een praktisch actieve, een praktisch beheersbare waarde, door uw eigen geloof zozeer te activeren, dat u daarmede de beschikking krijgt over de krachten, die het geloof voor ons allen kan openbaren?
Het was een vraag en het was tevens het einde van het tweede gedeelte van mijn betoog. En dan blijft er alleen nog een derde deel. En dat is technisch. Wanneer wij het Al beschouwen, dan kunnen wij dat ontleden. Het is nog niet zo lang geleden, dat er een debat werd gehouden over de vraag: “Is God een persoonlijkheid of een elektromagnetisch veld?” In feite is elk verschijnsel, dat wij kennen, een elektrisch of een magnetisch verschijnsel, energie in een of andere vorm. We kunnen natuurlijk uitgaan van dit wetenschappelijk standpunt, maar dit kan ons niet bevredigen. Want zelfs indien we bewijzen kunnen, dat het totaal der schepping bestaat door een elektromagnetisch veld, zo treden daarin wetten op, die niet inherent zijn aan het magnetisme of aan het elektrische verschijnsel op zichzelf. Het gevolg is, dat wij door de wetten en regels, die wij erkennen of menen te erkennen, komen tot het aanvaarden van een persoonlijkheid.
Wij weten, dat het leven op een gegeven ogenblik verdwijnt uit het stoflichaam. Maar we weten ook, dat het een vreemde essence is, dat het verschil zonder meer niet kan worden vastgesteld. Zelfs in de zogenaamde gewichtsproeven bij stervenden, die dus op een weegschaal stonden met hun bed zonder het zelf te weten, heeft men wel een gewichtsvermindering kunnen vinden, maar men heeft niet kunnen zeggen: Dit is nu geest of het is wat anders. Bovendien waren de verschillen zeer klein en zouden ze mogelijk door vochtigheid, door verschil in temperatuur ook beïnvloed kunnen zijn. Maar de mens, ziende wat verdwijnt zegt: Het leven is iets bijzonders; het is niet slechts een eigenschap van het organisme.
Ofschoon er wetenschappelijk geen enkel bewijs is, dat leven iets anders is dan een begeleidingsverschijnsel van het samenwerken van een aantal cellen onder bijzondere stralingsconditie of bijzondere energetische conditie, geloven wij, dat leven een homogeen geheel is; een persoonlijkheid, die voort bestaat of althans een geheel eigen iets is, dat vervluchtigt. We moeten dat wel geloven. We weten, dat onze materie vast is. We hebben kort geleden ontdekt, dat die vastheid maar zeer relatief was, dat ze bestaat uit atomen. Uit moleculen en atomen; en die atomen weer uit kleine deeltjes. We hebben geleerd, dat vastheid niet werkelijk is. Toch is voor ons, zodra we in de stof zijn, de materie geen beweging. Ze is vast, ze is hanteerbaar, onveranderlijk, ongeacht alles wat erin verandert. Is het nu dwaas om te geloven, dat de vastheid, die die materie bezit, een zin heeft? Want dat dergelijke bindingen anders niet zouden blijven bestaan? We wéten niet of het menselijk leven een zin heeft. Maar we geloven het, omdat we zonder dit geloof het leven waardeloos zouden vinden. De wetenschap kan niet bewijzen, dat het menselijk leven zin heeft. Ziet u, vrienden, wanneer we af moeten gaan op de wetenschap zonder meer, dan komen we nergens terecht. Wanneer we af moeten gaan op de theorieën alleen, dan komen we nergens terecht. Maar het blijkt, dat wanneer we de feiten aanvullen met een aangevoelde waarheid, een onbewijsbaar innerlijk weten, onze wereld vorm en gestalte krijgt, zin en inhoud. En dan is er ondanks de drie gedeelten van mijn betoog uiteindelijk maar één conclusie mogelijk voor mij. Zij is mijn persoonlijke geloof weer, dat ik in deze conclusie nog eens wil verwerken.
Er is een God, absoluut evenwichtig, of – zo u wilt zeggen misschien – rechtvaardig. Een God, die liefdevol is, omdat Hij in en met alle dingen is. Er is een God, die een Wezen is, een Persoonlijkheid, ook al bestaat Hij niet op een wijze die voor ons kenbaar is. Wijzelf kunnen uit die onmetelijke bron van het Goddelijke putten, ten allen tijde, zoveel we willen, indien we die God maar kunnen accepteren. Er bestaat geen band tussen ons en lagere of hogere geesten, tenzij we die zelf accepteren, zelf zoeken. Indien wij willen en slechts God zoeken, bestaat de band alleen tussen ons en God en zullen alle verschijnselen – onverschillig uit welke wereld of sfeer – slechts een uiting van die wil zijn en in overeenstemming met ons geloof. Ons geloof is het enige richtsnoer, dat aan ons leven inhoud en betekenis kan geven. Het is het enige, dat het ons mogelijk maakt om voort te streven, keer na keer, zonder ooit ongelukkig te zijn, zonder ooit onszelf “mislukt” te gevoelen. Het geloof is de kracht, die het ons mogelijk maakt het bewustzijn te ontwikkelen en zo – bewustzijn en geloof tot eenheid smedende – een waarheid te erkennen, die in onze onvolmaakte vorm voor ons thans nog niet zichtbaar is. Waar wij ook leven en hoe wij ook leven, indien ons geloof niet waar is, is ons leven waardeloos. Waar wij ook leven en hoe wij ook leven, indien ons geloof voor ons een vervulling betekent van eigen wezen en wij geloof uitdragen in de wereld op een voor ons juiste wijze, dan hebben wij een eenheid gevonden met de kosmos, die nimmer verbroken wordt en die zich zal openbaren in elk facet van ons wezen en leven.
Dat zijn dan de punten, die ik nog even naar voren bracht als deel van mijn eigen geloof. En nu zijn we dan klaar met die inleiding. U zult zich misschien gaan afvragen: “Wat moeten we daar nu zo dadelijk over zeggen of vragen?” Mag ik u een paar suggesties geven? U heeft toch wel eens geprobeerd iets door het geloof te doen, wat niet volbracht werd, zoals u het dacht? U heeft toch wel eens een stelling gehoord, die u nolens-volens aanvaard hebt, omdat het zo hoort zonder daarvan zeker te zijn? U heeft toch wel eens gemeend, dat het leven geen zin had, omdat het demonisch was? Wel, vraagt u dat dan. En wanneer u het niet eens bent met wat ik gezegd heb, dan is het nog veel gemakkelijker. U mag alles tegen me zeggen, precies zoals u het denkt, zoals u het wilt, zo dadelijk. Want indien wij over geloof spreken op deze wijze, niet zoekend naar de kleine verschillen tussen deze en gene godsdienst, maar naar de praktische betekenis, die het heeft in ons leven – een eenheid met God – dan zullen we er allen rijker door worden. Ik zowel als u, u zowel als ik. Want hoe meer we het geloof leren beseffen in zijn ware betekenis vrienden, hoe sterker het ons mogelijk wordt dit geloof aan onszelf te openbaren en volgens dit geloof te handelen en zo de waarheid te vinden.