25 januari 1957
Ik wijs u erop, dat de sprekers van onze groep noch alwetend noch onfeilbaar zijn. Wat mijn lezing betreft zou ik gaarne iets verder doordringen in een aspect van de menselijke bewustwording. Vandaar koos ik het onderwerp: geloof en godsdienst.
Ofschoon vele mensen zich er niet van bewust zijn, zijn geloof en godsdienst twee geheel verschillende waarden. Geloven betekent: innerlijk weten, aanvaarden en beleven. Een werkelijk geloof is zozeer een deel van je bestaan, een deel van je wezen, dat het ongeacht de theorieën, die er al of niet mede verknoopt zijn, al je gedachten, je daden, ja, je gehele geestelijke en stoffelijke bewustwording mede regeert.
Een godsdienst is iets anders. Zoals reeds in de woorden zelf tot uiting komt, want in geloof zit o.a. het woord “loven”. Zo geeft het mede aan het innerlijk leven en aanvaarden meestal van de Schepper op een wijze, die voor ons volgens ons bewustzijn, aanvaardbaar is.
Godsdienst zou behoren te zijn – het woord zegt het al -; God dienen. Het zou dan met de stoffelijke uiting van geloof geheel in overeenstemming zijn. Maar in de loop der tijden is het begrip godsdienst veranderd van waarde.
Godsdienst betekent veelal; een dienst, die men houdt voor God. Dienst wordt dan al heel gauw een soort rituele plechtigheid. Vandaar dat een godsdienst bestaat uit een bepaalde wijze van ritueel God benaderen, plus een reeks stellingen of dogma’s, die door de gelovigen moeten worden aanvaard. Dit laatst onverschillig of zij dit kunnen en willen of niet. De meeste gelovigen geloven dan ook niet in de eerste plaats in God en de kracht in hun innerlijk wezen, maar in de waarde van hun godsdienst. Dit nu is voor ons een heel voornaam punt.
Voor onze werkelijke bewustwording heeft godsdienst maar weinig te betekenen. Nu hoop ik maar. dat niemand mij hierop aan zal vallen en zeggen: “Maar voor mij heeft het toch veel betekend”, want dan moet ik u onmiddellijk antwoorden: “Het geloof, dat voor u in die godsdienst geborgen ligt heeft deze waarde, de godsdienst als zodanig niet”.
De godsdienst zelf heeft dus ook hier ten hoogste een uiterlijke waarde. Het volgen van vaste gedragsregelen kan ongetwijfeld heel goed zijn. Wanneer wij bv. de mozaïsche wetgeving trachten te ontleden, de voorschriften, die Mozes, of God door Mozes aan zijn volk gaf, dan valt ons onmiddellijk op, hoe zij enerzijds geheel zijn ingesteld op de gebruiken en fouten van die tijd, hoe zij anderzijds zodanig geformuleerd zijn, dat ook wanneer de tijden en gebruiken veranderen, deze regels – zij het in een andere opvatting – toch nog toepasselijk blijven. Dit op zich is reeds een grote prestatie.
Maar al deze geboden waren toch in de eerste plaats gericht op het behoud van het joodse volk. Voor hen waren deze regelen noodzakelijk. Zelfs de eerste zinsnede van deze geboden zijn direct toepasselijk op de toestand van het volk der Joden op dat ogenblik; “Ik ben de Heer, Uw God, en gij zult geen vreemde Goden voor Mijn aangezicht stellen”. Dat wordt juist gegeven op het ogenblik, dat een deel der Joden het Gouden kalf, een beeld der stier Apis, aanbad.
Dit nu was weer een teken van de splitting in het kamp der Joden tussen de vromen en degenen, die terug verlangden naar de vleespotten van Egypte. Als teken van hun gesteldheid mag gelden, dat zij de Egyptische Goden wilden stellen boven Jahwe, de God der Joden.
Is het niet opvallend, dat dit gebod juist op deze tijd komt? Blijkt ook verder niet uit alles, dat deze geboden in de allereerste plaats waren aangepast aan de condities en omstandigheden, die heersten toen zij gegeven werden?
Nu kunnen wij natuurlijk zeggen: Het zijn de geboden Gods. Daar is ongetwijfeld veel van waar. Want in deze geboden erkennen wij de waarden, die wij goed vinden. Datgene, waarover ons innerlijk wezen zegt; je, het is wel niet makkelijk, maar zo zou je uiteindelijk moeten leven. Het is dan ook juist door deze door het innerlijk erkende waarde, deze geloofswaarde, die aan deze geboden hun betekenis heeft gegeven. Niet alleen binnen het christendom, maar ook bij de islam, het judaïsme. en verschillende andere godsdiensten en schisma’s. Maar het geloof moet de waarde van alle voorschriften in ons bevestigen.
Wanneer men tot ons komt met een reeks artikelen en geboden, zoals er o.a. bij de katholieken bestaat in de vorm van de Vijf Geboden der H. Kerk, waarin kerkelijke opvattingen omtrent problemen worden voorgelegd in een gebodsvorm, dan vraag ik mij onmiddellijk af: Waarom is dit. Hoe kan een kerk mij die geboden opleggen? Hoe kan men mij verplichten God te dienen op een bepaalde wijze? Hoe kan men mij verplichten ook aan God op een bepaalde wijze te geloven?
Men zegt ons toch in alle kerken steeds weer: Het geloof is een gave Gods. Mag men het dan niet aan God overlaten binnen deze gave van het geloof de mens zelf de wetten te doen kennen en volgen, die noodzakelijk zijn voor het leiden van een goed en geestelijk rijp leven? Maar wij zien het overal, waar de godsdienst regeert of dit tracht te doen. Of dat nu India is, Egypte of Nederland en Italië. De omgeving wordt tot censor, tot een dwangmiddel. De kerkelijke richtlijnen worden door de omgeving zo sterk opgelegd, dat er streken genoeg bestaan, waar je het niet zonder gevaar kunt wagen zondags niet naar de dominee, of naar de mis te gaan. Zoudt u dit niet doen, dan zou niemand van uw werkkracht gebruik willen maken, niemand u iets bij u willen kopen.
Maar een godsdienst die zo, om deze redenen hoofdzakelijk, beleden wordt, heeft immers geen enkele werkelijke waarde. Wat heeft het voor zin, wanneer een mens neerknielt en de voorgeschreven rituele buigingen maakt in een gebedszaal, wat heeft het voor zin, wanneer hij zondags naar de mis gaat, of gaat luisteren naar een dominee, wanneer er niet iets in hem leeft dat daarin een bevestiging zoekt?
Dit laatste, het belangrijkste van een actief geloofsbeleven, blijkt juist binnen de godsdiensten te loor te gaan in sleur en waan. In waan vooral. Want het is waan, wanneer je meent God te kunnen bereiken langs een uiterlijke weg.
De stalling, die men maar al te vaak hoort verkondigen is; Je moet God dienen met daden. Maar hoe kan een daad waarde hebben, wanneer zij niet gedragen wordt door verlangen en gedachte, door geheel het wezen, de gehele persoon? Juist daarom is voor ons binnen de bewustwording het geloof het belangrijkste, blijft al het andere bijkomstig. Laten wij dan gezamenlijk trachten de waarde van het werkelijke geloof wat beter onder de loep te nemen.
Geloven is innerlijk weten of aanvaarden. Goed. Maar hoe weet ik? Ik zie de wereld rond mij, de gedachten over deze wereld, – over mijzelf ook – vloeien samen tot een beeld, waarin ik ergens een onbekende macht gevoel. Naarmate ik bewuster rond mij kijk, naarmate ik intenser leef en beleef, voel ik hoe deze macht als een leidende kracht sterker en sterker zijn stempels op mijn leven drukt. Je weet niet precies, wat die kracht eigenlijk is. Maar je weet heel zeker, dat zij er is. Dat is het begin van een geloof.
Wetende dat er een ongeziene Kracht bestaat, dat zij in en rond ons werkzaam blijft, dat deze kracht wetten geeft en dus ook daarin in kan grijpen, zul je juist met je beperkte bewustzijn er toe komen je tot dit onbekende te gaan wenden. Zo kom je dan tot de eerste uiting, die m.i. voor alle geloof nog noodzakelijk is.
In het westen druk je dit, naar ik meen, het beste uit met de woorden; “Mijn Heer en mijn God”, Je kunt ook zeggen; ”Kleinood van licht in het duister der Schepping”. Je kunt zeggen; “Machtige Heerser van al het bestaande”. De uitdrukkingen mogen dan al verschillen, de wezenlijke waarde daarvan blijft gelijk. Menigeen denkt, dat je het werkelijke geloof al bereikt hebt, wanneer je eenmaal zover bent. Maar neen! Een waar geloof, gaat verder. Een waar geloof doordringt je wezen zozeer met het bewustzijn; “Deze ongeziene kracht is met mij, deze ongeziene kracht verlaat mij nooit, dat in dit eigen leven en denken een streven wordt geboren, deze kracht tot het “ik” te brengen, duidelijker te maken voor het bewustzijn ook, haar beter te leren kennen.
Zo ga je dan trachten die kracht altijd meer in je leven bewust te ontmoeten. Wat meer is; je zult gaan proberen je aan te passen bij alles, wat volgens je denken deze kracht van je wenst. Zo bouw je voor jezelf een leven, dat steeds sterker in overeenstemming komt met die kracht. In je handelingen en je streven neemt het onbekende een steeds vastere gestalte aan.
Hiermede wil ik niet zeggen, dat elke ware gelovige een beeld in zich draagt van zijn God. Voor velen kun je het geloof omschrijven als een omgrenzing van het ledige, waarin volgens denken en ervaren een niet-kenbare, maar enorme kracht moet zetelen. Toch is deze begrenzing in zekere zin een vormgeving. Je gaat dan verder met je denken en meent nu: Hier ligt de kern van heel mijn leven, de aanvulling van al mijn tekortkomingen; met deze kracht kan ik alles, zonder deze kracht ben ik niets. Eerst wanneer men zover is gekomen, dat men dit laatste geheel beseft, heeft men een waar geloof gevonden. Maar zeg mij, waar vind ik dit geloof terug in een godsdienst? Waar vind ik dit innerlijke beleven, dat niet vraagt naar nauwkeurig omschreven wetten en wetmatigheden noch zoekt naar zuiver en nauwkeurig menselijk omschreven wetstenen der waarheid? Waar vindt men binnen de grote godsdiensten de uitdrukking van een geloof, dat niet zoekt naar een nauwkeurig omschreven weg, een handleiding voor het verwerven der zaligheid, maar alleen naar de Goddelijke kracht, naar dat, wat zo intens leeft in het meer bewuste “ik”?
De godsdienst kan een vormgeving zijn. Zij kan de gestileerde vorm zijn, waarin wij onszelf met God steeds sterker één trachten te maken. Maar verder komt zij niet, het bestaan van een godsdienst vindt noch heeft enige zin, zij het dan in de belijders.
Dit klinkt u misschien heel vreemd in de oren. Maar is het niet zo, dat een ieder, die een godsdienst belijdt, eerlijk en oprecht, langs deze weg zo goed als langs elke andere weg, zijn God zoekt en uiteindelijk ook vindt? Indien de belijder dit vindt in zijn godsdienst, dan behoeven wij niet te vragen, of de regelen, die worden gegeven, juist zijn of niet. Het gaat om de beleving. Het geloof is hier de werkelijke waarde. De Godsdienst is alleen de uiting, waarin de gelovige geformaliseerd uitdrukt, wat hij beleeft in zijn innerlijk. Buiten deze waarde blijft het godsdienstige leeg.
Wanneer dan ook een kerk een gezag neemt over de belijders, inplaats van een streven te tonen, de uitdrukking te zijn van alle belijdende dan faalt zij. Dan is die kerk, die godsdienst vanuit geestelijk stand punt, van nul en generlei waarde. Dan wordt zij tot een pseudo-magische praktijk, die in zich met zegeningen, doopsels, bezweringen en begeleidende kreten, die het sterven heten te vergemakkelijken, wel een ogenblik indruk kan maken, maar toch in de werkelijkheid van het leven geheel weinig betekent.
Wanneer wij een bewustwording door willen maken, eerlijk en oprecht streven naar een bewustwording, dan moeten wij voor alles een geloof hebben. Niet een geloof in onszelf. Want zij zijn te onvolledig, wij kunnen te weinig.
Wij moeten in de eerste plaats geloven in een kracht, die ons onvolledig zijn aan kan vullen tot de volledigheid, waarvan wij aanvoelen, dat zij ergens moet bestaan. Geloven ook in de uiteindelijke aanvulling van ons wezen tot het Eeuwige bereikt wordt. Dit middel en dit doen: zij zijn voor ons God.
Begrijpt u nu, waarom ik meen mij uit naam der bewustwording te moeten verzetten, zoals wij reeds vaak hebben gedaan tegen de dogmatisering, de verstarring van alle esoterisch en alle religieuze denken?
Het is goed, wanneer gij door het leven wilt gaan als theosoof, als rozenkruiser, als katholiek of protestant, als boeddhist of hindoe, als islamiet. Dat alles is uw zaak. Maar wanneer gij u laat binden op het martelrooster van met menselijk onbegrip tot vet gemaakte woorden, maar al te vaak verklaard of gewrocht door dwazen, die niet eenmaal weten, waarover zij spreken, dan, zijt gij aan een martelwerktuig gebonden, dat u een werkelijke bewustwording onmogelijk maakt, dat u het leven maakt tot een onnodig zware last, want juist het dogma belet je meestal op te gaan in de God, Die je toch in je weet. Het zegt je: “Stop hier, nu niet verder denken. Dit is zo”. Wanneer er een twijfel in je rijst, moet je al je krachten gebruiken om die twijfel in jezelf te overwinnen, inplaats van te blijven zoeken naar de God, Die ook in jou leeft.
Wanneer enkele zeer geleerde heren met vele woorden en aanhalingen uit heilige boeken weer eens bewezen hebben, dat dit of dat wel waar moet zijn en ver in het verleden – naar men meent – gebeurd is, dan wordt van u verwacht, dat ook gij u daarop werpt. Dat gij al hun argumenten en bewijzen u eigen maakt, zodat ook gij zult kunnen geloven in de stelling, die zij hebben gewrocht.
Al die tijd, al dat denken, al die kracht gaat dan verloren, indien wij schouwen vanuit de werkelijke bewustwording. Is het uiteindelijk van zo groot belang, dat Jezus, de enige geboren Zoon van God is, of Mohammed’s Gods enige ware profeet is? Het is voor ons toch van geen belang, of Maria nu wel of niet lijfelijk ten hemel is gevaren? Al deze dingen zijn in feite voor onze bewustwording niet en nietig. Het gaat ons om het vinden van God.
De waarde van het leven ligt in God, Die wij leren vinden in een geloof, dat wij in ons dragen. Niet in dergelijke bijkomstigheden. Voor ons ligt er bij een werkelijk streven geen enkele betekenis in hemelen vol van heiligen, of kleinere Goden. Het gaat ons immers om het ervaren van God Zelf.
Het is belangrijk het ware licht in je wezen door te voelen dringen, steeds meer en meer, tot uiteindelijk de nevel van foutieve voorstellingen en waarderingen wegvalt en de wereld je een middel wordt om God te ontmoeten in elke daad, in elke gedachte, zijn met God in elk moment van bewustzijn.
Wat deert het ons dan, wie er gelijk heeft of niet. Wij erkennen de aarde van al deze gegevens en leringen, natuurlijk. Zij zijn ons misschien een richtsnoer, want zij kunnen onze gedachten en daden in de juiste richting voeren. Zij kunnen ons helpen dit beeld van het Goddelijke licht, dat ook in ons schuilt, te vinden.
Maar wat doen deze leringen meer? Wanneer deze stellingen en openbaringen tot banden worden, die je aan de materie vastketenen, die je afzonderen in een schijnhemel vol van verveling in de sferen, waarin niet één straal van het Goddelijke licht werkelijk kenbaar doordringt, wanneer dit alles wordt tot de bron van een dwaze waan voor allen, die in naam van lering, en leraar tezamen zijn, dat mag toch niet?
Indien wij werkelijk een bewustwording doormaken, dan zullen wij leren, dat menige godsdienst voor ons niets meer of minder is dan een vergeestelijkte soort politieke partij. U hoeft niet beledigd te zijn. Ik zal het u nader uiteen zetten.
Politieke partijen noemen wij groeperingen van mensen, die aan een bepaald streven in de wereld een uitdrukking willen geven met staatkundige middelen. In wezen is elke godsdienst dit ook. Nu kan het in de politiek gebeuren, dat de partijen langzaam en ongemerkt haar streven verandert, maar dat er daarnaast nieuwe partijen komen, die het oude streven in de wereld voortzetten. Zo gaat het vaak ook met kerken, met godsdiensten.
Laat ons niet vergeten, dat heel lang geleden reeds Melchizedek brood, wijn en vruchten offerde. Zoals ook voor hem roods langere tijd andere priesters ditzelfde offer hadden gebracht. Van Abel, de verslagene, gaat die keten van offers tot in deze dagen.
De ware betekenis is steeds hetzelfde geweest. Is niet alles rond ons God? Zo offeren wij Hem, de Schepper en Instandhouder, in de wijn het bloed der aarde en de essence van het leven, dat Hij ons geeft. Zo bieden wij Hem in het brood, de vruchten, die ons voeden, maar ook de materie zelf, die ons de bewustwording mogelijk maakt. Dit is altijd de zin van dit offer geweest: een beeld van de erkende menselijke waarheid.
Er is een tijd geweest, dat een maal van brood en wijn de eenheid tussen mensen bevestigde een gastvrijheid, een gastvriendschap, een band, die wij misschien het beste kunnen vertalen met: Formele naastenliefde.
Er is een tijd geweest, dat Jezus het brood brak en de wijn schonk. Tot zijn leerlingen zeide Hij toen; “Ziet, doet dit ter mijner Gedachtenis”. Ook Hij gaf aan – niet als Jezus, de Mens, maar als Drager en Vertegenwoordiger der eeuwige krachten; “Dit is Mijn vlees, dit is Mijn bloed, Dit is alles, waaruit gij leeft. Dit is de essence van het bestaan”. Daarom sprak Hij tot de leerlingen: “Doet dit”.
Hij had er bij kunnen voegen; “Opdat men niet vergete, dat ware liefde de enige kracht is, die uitreikt over alle tijden”.
Maar zoals bij een politieke partij een verschil is tussen beginsel en praktijk kunnen ook wij ons gaan vragen: “Wat is dit religieuze in de praktijk geworden?” In sommige kerken breekt men het brood achter een muur, die de gelovigen van het altaar scheidt. De ware betekenis behoort het volk niet toe. Dan komt de gebaarde pope en deelt van de brood en de wijn uit, alsof hijzelf de mensen hiermede een onschatbare zegening geeft. Hij bevestigt niet de eenheid in God van het al het geschapene, maar reikt mystiek mysterieus een sacrament uit.
Er zijn kerken, waar men zich aan een tafel zet, vóór zich het brood met de avondmaalsbeker, de mensen eten en drinken ter gedachtenis van Jezus, maar beseffen zij de werkelijke betekenis? Voor hen is dit maar al te vaak verloren gegaan in bijbelteksten, die hun zin schijnen te hebben verloren door een te veelvuldige herhaling en verklaring.
Let wel; dit is geen aanklacht. Ik kan mij begrijpen, dat een godsdienst, gedreven door de menselijke waarden, over komt. Zij is georganiseerd, zodat zij zich binden moet aan regels. Maar het is juist daardoor, dat zij maar al te vaak vergeet, eerst het geloven te leren, eerst de mens de mogelijkheid te bieden om in te gaan in God en eerst dan – misschien gesteund door die regels – anderen het eigen geloof te tonen en zo tot God te voeren.
Zij leren de mens niet God zoeken en vinden. Allereerst leren zij hun eigen kerkelijke wetten en regels, onverschillig of het priesters zijn, popen, of moellahs, of bonzen. Zij allen kennen meestal slechts hetzelfde; de wet van hun kerk, meer niet. Zoals de leiders van menige politieke partij de reglementen en beginselverklaringen kennen, maar vergeten zijn uit welk een heilig vuur het streven eens ontstond.
Zij beseffen niet, dat de betekenis voor de mensheid sinds lang in letterzifterijen, verklaringen en reglementen ten onder is gegaan. Misschien is dit wel het uiteindelijke lot van alle verenigingen en groeperingen, die door mensen onder mensen worden geschapen. En ook de godsdiensten zijn dit laatste, méér dan een openbaring.
Voor onze bewustwording zijn deze dingen echter niet van belang. Kunnen zij ons in hun gewrongen, door mensen vervormde, gedaante iets van de oneindigheid, iets van de het waar Goddelijke overbrengen? Dat kunnen zij immer alleen, wanneer de mens de kracht heeft om het Goddelijke – desnoods ook zonder kerkelijke stellingen en regelen – te aanvaarden?
Dat laatste alleen is beslissend. Hebben wij dit, dan vinden de bewustwording plaats. Het geloof is de kracht, die ons uiteindelijk één maakt met de werkelijke oneindige waarde der dingen. De kracht, die ons – zoals de mensen zeggen – instinctief aanvoelen doet, wat er in alle leeft rond je. De kracht, die je doet begrijpen, hoe een bloem zich met vreugde openplooit, je de tevredenheid doet gevoelen in het wuiven van een rijpend graanveld. De kracht, die je in de mens leed en begrip doet gevoelen, die regen doet gevoelen als een zegen, of een banvloek. Indien uit alle dingen God tot je spreekt, spreken alle dingen tot je, niet alleen van God, maar ook van zichzelf. Dan begrijp je het Al. Dan kun je een band vinden tussen jezelf en alles, wat er bestaat, wanneer je dit kunt, begrijp je veel, dat alle anderen duister blijft. Of je kunt niet alles met redenen omkleden. Ik weet het wel, het blijft geloof, zeker voor een mens. Maar het is er dan toch maar; Innerlijk weten, dat je steeds dichter in aanraking brengt met de krachten der eeuwigheid.
Daarom zou ik willen stellen, dat geloof en godsdienst twee gescheiden waarden zijn; ook voor ons moeten zijn. Waarden, die soms in een mens harmonisch samen kunnen gaan, maar afzonderlijk bezien in een zodanig verschillend vlak liggen, dat elke identificatie of samenvoeging van deze woorden feitelijk onjuist zijn.
Ik meen hieraan toe te moeten voegen, dat het voor de bewustwording van de mens goed is te beseffen, dat het geloof ook hem onontbeerlijk is, doch dat de godsdienst hem ten hoogste de straf mag zijn, die hem op aarde steunt bij de beleving van zijn geloof.
De levensboom.
Een ieder, die ooit een tekening van de levensboom heeft gezien, weet, dat zij wordt voorgesteld als een stam, die diep in de aarde wortelt, doch wiens top hoog in de wolken staat. Er zijn vele takken en vertakkingen, maar de stam blijft, kaarsrecht. Zo drukt men dan de eeuwige verbondenheid uit tussen het lage en het hoge.
De levensboom kan het symbool zijn van vele dingen. In de eerste plaats toont zij de band aan, die er bestaat tussen de micro en macrokosmos. Want de wereld van het onzienlijk kleine is de wortel, die de wereld van het onvatbaar grote voedt, vormt en mogelijk maakt te bestaan. Daartussen liggen de vele takken van vormgeving, die de schakel vormen en de tussenfasen, die liggen tussen het kleine en het grote.
In de tweede plaats vinden wij de levensboom als symbool van de mens. Ook hier is dit symbool evenzeer toepasselijk. Worstelend in de diepten der materie vindt het bewustzijn voedsel en wordt de bewustwording mogelijk tot de grootste hoogte. Toch dankt de menselijke geest te allen tijde alles wat zij bezit en is aan het voedsel, dat zij de materie kan onttrekken.
Als een jonge boom onttrekt het ontwakende bewustzijn zich aan de gebondenheid der aarde en groeit hoger en hoger. Omringd als de boom door de lucht, door de Goddelijke levenskrachten, beroerd door de zon van het Goddelijke licht, gezweept soms door de wind, de bewustzijnsvormende leiding van het Goddelijke, die een stuwing betekent in alle bewustzijn.
Er zijn nog meer gelijkenissen tussen de mens en de boom des levens. De boom heeft takken. De mens heeft zijn bewustzijnstoestanden en ervaringen, die evenals de takken van de boom, rond de eigenlijke kern van zijn leven in alle sferen en werelden uitgrijpen.
Zo omvat de mens in zijn geestelijke groei een steeds omvangrijker deel van zijn wereld. Ook al sterft een deel der ervaring als te onbelangrijk niet meer door de kracht der beleving gevoed, af. Eindelijk bereikt de mens dan zijn doel. De top reikt tot aan de hemel.
Nu is dat hemel geen bij ons gangbare uitdrukking. Dat weet ik wel. Maar de makers van de levensboom zagen de hemel als een soort van koepel boven de aarde| achter het blauw van de hemel woonde dus het Goddelijke. In hun beeld van de menselijke levensboom, die de hemel bereikte, drukten zij dan ook uit, dat de verbinding tussen materie en de hoogste hemelen tot stand zou worden gebracht door de geheel bewuste mens.
Later heeft men gebeurtenissen verwerkt tot dergelijke symbolen. Denk maar eens aan de toren van Babel. De oorspronkelijke bedoeling van dit en dergelijke bouwwerken was: de tempel van de grote God, Bel, zo hoog in de hemelen te brengen, dat hij als God van de zon, maar ook van donder en bliksem, daarin af kon dalen en zo onmiddellijk in beroering komen met de mensen, De joodse interpretatie hiervan heeft dit bouwen gemaakt tot een stoutmoedige poging van de mens om langs mechanische weg – je zou ook kunnen zeggen zuiver materieeltechnisch – de eenheid van mens en God te bereiken. Iets wat, zoals u weet, volgens de joodse leer alleen langs de weg der innerlijke bewustwording mogelijk was.
De levensboom vindt zijn oorsprong voor ons weten in de joods esoterische leer en de kabbalistiek. Vandaar dat wij bij het spreken over de levensboom onwillekeurig alleen denken aan de kabbalistische voorstelling daarvan.
De levensboom zelf is veel ouder. De eerste bekende en naspeurbare voorstellingen van de levensboom vinden wij op tempels, die gedateerd worden op ong. 3.000 v. chr. Maar toen waren dit reeds lang en vast gevormde symbolen. Evengoed als het zonnerad en de swastika. De laatste zelfs in een z.g. goede en een verkeerde vorm.
De swastika geeft de werveling der levenskracht aan. Al deze symbolen zijn zeker veel ouder dan de genoemde tempelruïnes. Ik meen dan ook, dat wij met een weinig goede wil de levensboom als symbool wel terug kunnen volgen tot ong. 25.000 jaren voor Uw huidige jaartelling. Zelfs toen zullen deze symbolen wel ontleend geweest zijn dan nog oudere vormen van beschaving.
De levensboom moet dus worden gezien als een beeld van de band, die dóór de in bewustzijn groeiende mens uiteindelijk geschapen wordt tussen het Allerhoogste en de stof, de materie. Een eenwording dus van de tegendelen, die wij in de Schepping kennen.
Naarmate de mensheid geestelijk rijper wordt, kunnen wij zeggen, dat zij zich als de stam van de levensboom omhoog moet rekken naar de hemel om haar uiteindelijk te bereiken,
Aan de boom zien wij echter in sommige voorstellingen, hoe enkele van de takken zuiver horizontaal lopen, of zelfs zich naar beneden af gaan buigen. Wanneer wij de geschiedenis der mensheid nagaan, blijkt ons dat vele rassen achter raken, omdat zij zich zelf gelijk blijven, of ondergaan, omdat zij terugzakken tot een haast dierlijk peil. Wat meer is, degenen, die de esoterische geschiedenis van de mensheid kennen, weten, dat door sommige groepen dat dierlijke peil weer geheel bereikt werd, waardoor zij opgingen in de materieel dierlijke groepen.
Wij kunnen dus ook zeggen, dat de levensboom aangeeft, hoe het geheel der mensheid voortdurend naar de hemel blijft streven, ofschoon aftakkingen van de mensheid stil kunnen blijven staan, of omlaag gaan en afglijden.
Ook zien wij, hoe anderen, ofschoon langs een omweg gaande, er toch bijna, in slagen de hoogte van de top te bereiken. De levensboom leert ons nog iets; in alle tekeningen, die hierop betrekking hebben, wordt de stam taperend uitgedrukt. Dus als een soort moderne kaars; naar de punt toe smal toelopende. Hoe verder wij omhoog komen, hoe kleiner de groep zal zijn, die dit peil heeft bereikt.
De levensboom is dus zowel een uitdrukking van de mensheid als van de mens. Maar ook de mens zelf kan de levensboom wel degelijk als een passend symbool van zijn leven nemen. Ook de enkele mens ontwaakt in het materiële en laat zich dank zij de Goddelijke Kracht verheffen boven het zuiver materiële, zoals de zon het zaad van de boom wekt in de aarde. Zo groeit onder de invloed van de Goddelijke Kracht de menselijke geest op als een boom, die steeds naar groter hoogten streeft.
Gedurende de groeiperiode gaat de belangstelling en ook het streven van de mens nu eens deze, dan weer gene richting uit. De geest echter groeit ondanks dit steeds rechtlijnig verder. Wanneer een mens goed leeft, sterft de lagere belangstelling steeds meer. Als het beeld van de bewuste mens is dan ook een levensboom met alleen een hoge kroon, waarin de gelijkmatige takken allen omhoog gaan.
Degenen, die de verschillende voorstellingen van de levensboom kent, zal het opvallen, dat de verschillende rituele joodse kandelaars, zowel de 12 armige aangevende de 12 stammen Israëls als de 7, de 6 en de 5 armige, allen een overeenstemming tonen in uitvoering met de levensboomsymbolen.
Bij deze kandelaars staan echter veelal alle lichten omhoog. Zou dit in een menselijke levensboom voorkomen, dan zou er niet alleen van een geestelijke ontwikkeling sprake moeten zijn, maar van een evenredige ontwikkeling, waarbij steeds twee takken van belangstelling gelijktijdig omhoog gaan, zodat zij het evenwicht van de stam helpen handhaven.
Verder moet elke nieuwe belangstelling een gelijke tweeledige ontwikkeling vertonen, zonder dat de oudere belangstellingspunten daarvoor ook maar het minst worden verwaarloosd.
Het interessantste volgens mij zijn echter de verschillende magische betekenissen van de levensboom. Ik mag daar hier niet te ver op in gaan, maar misschien kan ik er mee volstaan u enkele aanwijzingen op dit gebied te geven. Het magisch symbool denkt aan de levende boom waar de wortels sappen stuwen naar de top van de boom dus van de aarde tot de hemel en de sappen zich of bij een tak, of in de top in de omgeving oplossen, wordt in de magie aangenomen, dat de elementen dezer aarde, gaande door de menselijke levensboom, op verschillende strata van bestaan kunnen worden uitgewasemd.
De takken van de levensboom geven hier dus aan: verschillende vlakken van bewustzijn, verschillende sferen. De hoogte daarvan bepaalt tevens voor de magiërs, welke elementen daarin bestaanbaar zijn.
De magiër beschouwt dan ook de levensboom niet als een symbool van mens en menselijk leven, maar als een symbool der mogelijke activiteiten. Juist hierop baseert hij vaak meer in de witte dan in de zwarte magie de stelling, dat hij door kleine veranderingen in het stoffelijke grote veranderingen in het geestelijke tot stand kan brengen. “Want”, zo zegt hij, “door een verandering van de voeding, die de levensboom die ikzelf ben opneemt uit de materie, kan ik bij nauwkeurige selectie juist die stoffen doen opstijgen, die de hoogte bereiken, die voor mij belangrijk is. Zo schep ik mijzelf vanuit het materiële de prikkels, die zelfs in het hooggeestelijke kunnen werken”.
Naarmate de gewenste sfeer echter hoger wordt, is een nauwkeuriger selecteren van de materie noodzakelijk. Bovendien is voor het opvoeren van de voeding een zekere stuwkracht nodig. Wij noemen dit dan levensessence of levenskracht. De magiër vertaalt dit meer praktisch in termen van zelfreiniging en van concentratie.
Naarmate dus de geestelijke waarde van de werking, die hij beoogt, hoger ligt in het geestelijke, zal hij een langer periode van zelfreiniging aanhouden. Zoals u weet bestaat dit in een compleet reinigen van het lichaam, ook met lavementen, enz., onthouding van zekere dranken, spijzen en handelingen, afzondering van de wereld gedurende enige tijd, om zo de gedachten te reinigen enz. Ook hier heeft de levensboom zijn betekenis.
Daarom geloof ik, dat wij over dit onderwerp nu het beste zo kunnen spreken: de levensboom is voor ons het symbool van alle dingen, die een verbinding vormen tussen de hemel het Goddelijke en het bereiken van het Goddelijke en de materie die wij kennen.
Zij is dus een weergave van de werkingen, waarbij de materie, als volgens ons bewustzijn laagst geschapen waarde, toch juist door haar werkingen voor geest en in licht de realisatie van het door ons hoogst voorstelbare geschapene mogelijk maakt. Zij is het teken van de band, die het grote en het kleine bindt, onverbrekelijk en te allen tijde,
Als hierop nog een aanvulling gewenst of nodig is, zal ik die graag geven.
De boom als gezien voor psychologie, is dit een parallel?
Dat ligt er aan welke school U aanhangt. Freud ziet daarin een fallisch symbool. Jung o.a. in de vorm en het uiterlijk van een boom, een realisatie van eigen instelling en plaats in het leven. Hoe voller de kruin, hoe scherper bewustzijn van de ware verhoudingen tussen het individu en zijn wereld.
Onevenredigheid in de kruin en verwrongen vormen geven een verval van bepaalde capaciteiten aan en mentale problemen, of psychische problemen. Een verdorde boom; minderwaardigheidscomplex; zijnde onvoldoende uitingsmogelijkheid, waardoor levensontkenning. In de diepte psychologie drukt de boom vaak de verbinding tussen de verschillende strata van in de persoon levend bewustzijn. Hierbij wordt dus een beeld gevonden van de wijze, waarop de mens zich bewust is van zichzelf en van de buitenwereld. Er liggen dus wel enige verschillen tussen de psychologische en de kabbalistische duidingen.
Dit is echter niet verwonderlijk. De duiding van de meeste psychologen verschilt van hetgeen een nuchter mens zou denken te horen, van wat een esotericus weet en van wat een dwaas graag zou geloven.
De zuilen, die wij zo vaak tegen komen, hebben die daarmede iets te maken?
Ja. Het symbool van de zuilen is eigenlijk afgeleid van het verhaal van Samson. De kern is; Twee zuilen bouwen steeds een vorm, een wereld, een maatschappij, een beschaving op. De zuilen staan voor de krachten: geestelijk streven en stoffelijke mogelijkheid. Zonder deze beide waarden is geen bewustzijnsvorming mogelijk. Hoe meer een bewustzijn zich verheft, hoe meer ook beide zuilen zich gelijkmatig zuilen verheffen. Hoe hoger de zuilen worden, hoe wankeler zij echter los van elkaar zuilen zijn.
Daar krijgen wij dan op een bepaalde hoogte, volgens sommige esoterische groepen een band. Zij trachten een boog, een brug, tussen beide zuilen tot stand te brengen, zodat deze vanaf de bereikte hoogte als eenheid verder zullen bestaan. Door deze mogelijkheden kunnen de beide pilaren worden tot de basis van een nieuw bouwwerk.
In het beeld der zuilen wordt dus een mogelijke ontwikkeling van krachten weergegeven op ongeveer dezelfde wijze als in het beeld van de levensboom en kan in vele, doch niet in alle omstandigheden gelijkelijk dienen als symbool van menselijk streven en bewustwording.
Een persoonlijke duiding wordt echter bij het beeld der beide zuilen veel moeilijker, ook als door de hierin mede inbegrepen krachten. Het groeiende uit de materie is bij de zuilen niet op dezelfde wijze uitgedrukt als bij de levensboom.
Is de boog de Royal Arch?
Inderdaad. De koninklijke boog, die volkomenheid uitdrukkende, slechts afhangt van de kracht en de plaatsing van haar middensteen. Deze laatste is de belangrijkste en wordt dan ook tot afsluitsteen.
In sommige christelijk georiënteerde groepen spreekt men dan ook wel over de zuilen en de boog, of de tempel en de boog waarin de sluitsteen is gelijk aan de steen des aanstoots, die verworpen is.
Hier is het dus Jezus, Die volgens hen de afronding en vervolmaking van alle aspecten van het leven mogelijk maakt tot de uiteindelijke volmaking.
Zijn onze familieleden, die over zijn, als niet weer gereïncarneerd voor wij overgaan?
Als er tussen uw overgang en die van de anderen een paar honderd jaar liggen, kan dit. Zo vlug gaat reïncarneren na de overgang meestal niet, ofschoon het bij meer bewusten wel voor kan komen.
De hoogbewuste kunnen, mits zij hiertoe toestemming en hulp krijgen, al drie dagen na de overgang incarneren. Alleen kan men dit echter niet. Het is een uitzondering. Voor een normaal mens ligt de minimum termijn rond de 40 á 50 jaren. Er zijn ook gevallen bekend, waarbij tussen overgaan en actief worden, of incarneren, een periode ligt van 1500 tot 2000 jaren. De meesten zullen dus na de overgang hun naaste familieleden nog wel ontmoeten.
Is de familie erg bewust, dan kan het gebeuren, dat je elkaar nog in het voorbijgaan een hand geeft, omdat, terwijl de één net tot het geestelijke overgaat, de ander alweer incarneert. Tussen de overgang van de eerste en de tweede moet dan toch wel een aardig tijdsverschil liggen. Zeker 40 jaren. De meesten van onze kant zijn dus nog wel aanwezig, wanneer hun familieleden arriveren. De meesten, zo niet allen onder u zullen dan ook degenen wel ontmoeten, die zij verlangen weer te zien.
Van wie krijg je toestemming voor snel reïncarneren?
Van hogere machten. Voorbeeld: Iemand verricht belangrijk geestelijk werk op aarde, doch kan dit door een overgang niet voltooien, terwijl in deze mens niet voldoende geestelijk bewustzijn aanwezig was om uit eigen wil en kracht de overgang tijdelijk te verschuiven. Dan kan hij aan de hogere geestelijke krachten, als bv. de Christusgeest, vragen hem te helpen zijn werk af te maken. Als antwoord zal men zo iemand dan soms de toestemming geven onmiddellijk terug te keren. Maar dit zijn slechts enkelen. Zeker minder dan men in Tibet wel gelooft.
Hulp bij de incarnatie kan ook door lagere geesten uit het licht worden gegeven. Toestemming geven kunnen alleen de hoge geesten. De hulp is noodzakelijk, omdat men zelf niet in staat is binnen korte termijn zich geestelijk bewust te worden en gelijk weer voldoende stoffelijk inzicht te verwerven om te incarneren.
Bij keuze van sfeer en incarnatie krijgen wij daar hulp bij?
Veel mensen – en dus ook geesten – zijn nogal eigenwijs. Zij nemen de hulp niet aan, die hen geboden wordt. De hulp is er echter wel. Hierbij wil ik nog opmerken, dat je overal hulp bij kunt krijgen. Wanneer je die hulp met voldoende vertrouwen vraagt en je dan ook inderdaad geheel op die hulp verlaat. Hoe minder men dit doet, hoe meer men op zich daarbuiten nog tracht te doen, hoe minder kans, dat men de hulp werkelijk krijgt.
Hoe is het mogelijk, dat de menselijke geest zonder de stoffelijke hersenen nog voortleeft met alle eigenschappen, of zelfs volmaaktere? Heeft het etherisch dubbel dezelfde of betere hersenen?
Op het gevaar af, dat u boos wordt; het etherisch dubbel heeft nog minder hersens dan u, dus niet veel. Hersenen zijn een stoffelijke instelling, waarbij krachtimpulsen reproduceerbaar worden opgeslagen binnen een celweefsel. Herinnering is niets anders dan het vermogen om reeds geregistreerde prikkels binnen het “ik” hernieuwd te wekken. Verstandelijk denken, rede, komt neer op het vermogen meerdere prikkels te wekken en te selecteren aan de hand van enkele prikkels.
In de geest ligt de zaak anders. Voor de geest telt hoofdzakelijk de emotie. Emotie blijft bewust of onbewust, gebonden aan een voorstelling. Deze wordt vastgelegd in haar hele wezen. Dit wezen bestaat uit kracht, die zich bevoertuigen kan en zal in de fijnere materie, terwijl de geest een deel van deze voertuigen ook reeds binnen het menselijke lichaam bezit. Het feit, dat de geest stoffelijke eigenschappen behoudt, is te wijten aan het feit, dat men door ervaring een zeker wereldbeeld krijgt. Dit doet u uw gedragingen regelen naar hetgeen u weet, meent te weten, of gevoelt.
Het overbrengen van menselijke eigenschappen in de geest is dan ook niet een kwestie van rede of verstandelijk vermogen, laat staan van hersenen. Het is een kwestie van het gehele wezen, dat met zijn wereldbeeld en ervaren in zijn geheel als kracht besloten, komt tot een uiting daarvan, die dan schijnbaar alle oude eigenschappen uit. Waar de geest door verse indrukken meer wordt beheerst dan door ouderen, zullen na de overgang de reeds eerder aanwezige geestelijke eigenschappen dus eerst wat later tot uiting komen.
Neem je dus alle eigenschappen mee?
Gelukkig niet. Alleen die eigenschappen van het karakter, die een actief deel van je leven en wereldbeeld hebben uitgemaakt. Dit is gelukkig, omdat vele mensen bepaalde karaktereigenschappen zozeer onderdrukken en verbergen, dat zij in hun beleven en gevoelswereld voor het grootste gedeelte, worden vergeten. De onderdrukking van sommige karaktertrekken wordt zo normaal, dat men ze slechts enkele keren in het leven tot uitdrukking brengt.
Stel je nu voor, dat je met dergelijke uit de stof stammende ballast, ook alle andere werelden door zoudt moeten gaan. Dat zou wel een beetje onrechtvaardig zijn. Bovendien zijn er vele stoffelijke, waarden in hetgeen u uw karakter noemt zodat zelfs verschillen in de voeding invloed zouden kunnen hebben op de wijze, waarop Uw karakter zich uit.
Wanneer houdt maya op en wat zijn de invloeden, die maya beheersen?
Maya houdt op op het ogenblik, dat je jezelf niet meer ziet als middelpunt van de wereld, maar als een deel van de wereld, organisch opgenomen in een groter geheel. Dan eerst kan de werkelijkheid aanschouwd worden.
Maya gaat dus ten gronde, zodra je overdreven zelfbewustzijn en je zelfoverschatting ten gronde gaan in een opgeven van het ego tegenover een ervaren van het Al.
Heeft een mens, die opnieuw reïncarneert, een planning bij zich?
In zekere zin wel. Sta mij echter toe op te merken, dat, wanneer de geest een plan maakt voor een komend leven, zij dit meestal net doet als een regering. Zij hoopt dat het werkelijkheid wordt, maar meestal loopt het mis. Dit is begrijpelijk. Een 5 jarenplan bv. berust op wat men hoopt te kunnen verwerkelijken plus een misvatting omtrent hetgeen men op het ogenblik is. Zo ook de incarnerende geest. Je meent vaak meer te zijn dan je bent en je overschat bepaalde aspecten in de stof zeer, terwijl je andere waarden geheel over het hoofd ziet, zodat je meestal toch nog heel anders te land komt dan je eigenlijk van plan was. Een plan is er dus meestal wel, maar behalve misschien voor de zeer bewusten loopt het toch weer anders dan je had gedacht.
De oorzaak, dat deze planning niet tot stand komt, ligt waarschijnlijk buiten je?
In jezelf. Gebrek aan bewustzijn. Je eigen niet erkende fouten zullen zich bij elke incarnatie, of welke andere wereldbeleving dan ook steeds weer uiten in onvolmaakte benadering van deze wereld, die in zich wel mogelijkheden van volmaaktheid draagt.
Definieer a.u.b. onvolmaakt.
Onvolmaakt is: Onvolledigheid van realisatie, waarbij dus niet alle aspecten en de geuite aspecten niet in hun maximaal vermogen geuit zijn. Dus: Onvolmaakt is al datgene, dat niet volledig is, wat het zou kunnen zijn.
Wanneer wij dit begrijpen, begrijpen wij de woorden, maar niet de totaliteit.
Ben ik met u eens. Maar kunt een ander begrip dan wel in zijn totaliteit overzien? Geen enkel begrip, dat u hier als woord gebruikt, kunt u geheel volledig overzien. Elk begrip heeft implicaties, die alleen al door de beperkte wereld, waarin je leeft, nooit overzien kunnen worden. Om alles volledig te overzien, zou je alles volledig moeten kennen. M.a.w. ik ben al blij, dat mijn woorden tenminste begrepen, zodat de gedachte, die daarin schuilt, ook door u overdacht en benaderd kan worden. Dit, terwijl ik ervan overtuigd hen, dat zowel uw overwegingen als mijn uiteenzettingen zuiver onvolmaakt vullen zijn.
Onvolledigheid is oorzaak van maya. Maar wij kunnen als mens de volmaaktheid niet bereiken. Wij zijn dus gedoemd dus maya te verduren.
Zolang je mens bent, ja. Zodra je van het menselijke afstand doet, ook in uw wereld, is het mogelijk maya zover zij de u bekende werelden betreft, te loochenen. Zo kun je komen tot een benadering van hetgeen werkelijk in het menszijn geldt. Maar de begoocheling zal blijven bestaan op alle vlakken, waarop je nog geen volledig bewustzijn hebt.
Voorbeeld: De overschatting van bepaalde dingen, die je voor jezelf meent nodig te hebben, terwijl zij in feite niet noodzakelijk zijn, zullen bij incarnatie het oordeel van de geest veelal zodanig beïnvloeden, dat de stoffelijke uiting niet geheel dat is, wat je voor je eigen bewustwording nodig hebt, wil je een maximaal effect van een incarnatie verkrijgen.
Bestaan er mensen die niet aan zelfoverschatting lijden?
Ja. Maar in alle tijden, dat ik vanuit de geest met mensen en geesten heb bezig gehouden, heb ik er maar een stuk of vier ontmoet. Veel zullen het er dus niet zijn. Ik heb tijdens deze ontmoetingen verkeerd, in het gezelschap van diegenen, die onthecht aan de aarde, op aarde werken om mede de raadsbesluiten van hogere machten uit te voeren en zich bewust zijn van hun zending.
Meesters?
Zo noemen zij zich niet.
Niemand noemt zich meester, die meester is.
Dat moeten sommige mensen zich eens beter realiseren. Het minderwaardigheidscomplex berust bij een overschatting van bepaalde mogelijkheden in jezelf en een daardoor onjuist beeld van je eigen gedragen en beleven t.o.v. de buitenwereld. Een minderwaardigheidscomplex krijg je bv. wanneer je meent de baas te moeten zijn en het niet kunt.
Kunt u zeggen, wat het apostolisch symbolum is?
Niet met zekerheid. Er zijn meerdere van deze symbolen bekend, o.m. P voor Pax, naar ook voor Jezus, zoals de katholieken dit gebruiken. Verder het teken van het rad met zekere invoegingen door de boeddhisten als apostolisch symbool gebruikt. Zo zijn er meer. Ik weet niet, wat hier precies bedoeld wordt.
De haan?
Neen, dat zou betekenen, dat elk apostolaat gepaard moet gaan met een verraad en berouw over dat verraad. “Vóór de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij drie malen verloochend hebben”.
Waker voor de vrijheid.
Voor mij lijkt eerder het ontwaken door het kraaien van de haan een terugkeren tot de waan, die je als mens misschien tijdelijk ontvlucht bent.
Wanneer en hoe is de magie ontstaan?
Ik kan hier geen jaartallen geven. De magie is ontstaan toen het eerste wezen met een bewustzijn omtrent bovennatuurlijke krachten een beroep op deze krachten deed om zo te kunnen bereiken, wat het zelf niet volbrengen kon. Dat zal ons dan wel terug voeren naar de verre oertijd, toen een mens een steen heilig noemde, omdat hij daarmede iemand de hersens in kon slaan, die hij met zijn handen niet aan kon. Voor uitvoerige behandeling eens stellen als tweede onderwerp. Het begin van de primitieve magie zal ong. 500.000 jaren terug liggen.
Is de beschrijving der sferen in het boek “Ongeziene werelden” door Anthony Borgia juist?
Gezien als een persoonlijk beleven, ja. Als een juist beeld der werkelijke toestand, neen. Elke beleving is in de geest een gevolg van je eigen innerlijke toestand, plus je vermogen gedachte-impulsen van anderen te aanvaarden en te vertalen in je eigen beelden. Door dit laatste ontstaat een wereld, die gezamenlijk kan worden beleefd en waargenomen. Dit betekent, dat als grote waarheid elke beschrijving in stoffelijke termen te beperkt en persoonlijk, dus ook onjuist, is. Deze beschrijving is altijd slechts een wereldbeschrijving stammende uit het gedachteleven van een persoon.
Is het atoomgevaar een noodzaak voor deze wereld?
Als deze wereld dit zichzelf aandoet, dan schept zij toch zelf toestanden als op het ogenblik, waar men het kritieke punt bedenkelijk begint te benaderen. Gaat zij ondanks de waarschuwingen van alle kanten toch verder, dan heeft zij bewezen, dat het voor een werkelijke verdere bewustwording haast wel noodzakelijk is, dat andere vormen ontstaan, zij het misschien van de mens, omdat het zo niet verder blijkt te gaan. Dat er bij de proeven een nieuw aanvaardbaar voertuig te scheppen dan eerst heel wat onvolkomen voertuigen ten gronde zullen moeten gaan, is wel onvermijdelijk. Ik zie dit niet als een noodzaak voor deze aarde, maar als een noodzakelijk gevolg van het feit, dat de mensheid zozeer misbruik maakt van zijn eigen capaciteiten en vermogens, dat toestanden worden getolereerd, die volgens het normaal menselijk moreel bewustzijn niet te rechtvaardigen zijn.
Maar wat kunnen wij, kleine mensen, daaraan doen?
Hoe harder de massa schreeuwt, hoe voorzichtiger de man der politiek wordt. Misschien wordt, als iedereen hard genoeg schreeuwt, de man van de politiek dan wel zo voorzichtig, dat hij de mensen van het militaire op de vingers tikt, wanneer zij de mensen van de wetenschap aanzetten, of dwingen zich te wijden aan de vernietiging van de wereld, inplaats van aan de verbetering van het lot der mensheid.
Dus satirisch gesproken; Help allemaal mee, zoveel te eerder is de wereld kapot.
Satirisch gesproken bent u net zo wijs als degene, die op het punt opgehangen te worden sprak: “He ja, laten wij nu eens naar de galg gaan”, maar zich wel zeer verbaasde, dat hij ook werkelijk werd gehangen. De enige houding, die volgens mij te rechtvaardigen is: een persoonlijk en absoluut verzet hiertegen, niet alleen uitgedrukt in verzoekschriften, protesten e.d., maar een voortdurend en actief verzet en propaganda maken met alle middelen, die je daartoe slechts bezit. Verder een weigeren mede te werken aan alles, wat zou kunnen voeren tot een verscherpen van dit gevaar.
Dus wie op de hoogte is en niet meewerkt, het gevaar te keren, is schuldig?
Dat is hier en daar zelfs al wettelijk vastgelegd. In Nederland onder het hoofd “Bijzondere rechtspleging”. Bij andere volkeren in het proces te Neurenberg. Hierbij bleek duidelijk, dat ook de staten tegenwoordig menen een ieder verantwoordelijk te moeten stellen voor alles, wat hij niet heeft weten tegen te houden. Wanneer wij dit toe gaan passen op de huidige grote mannen van de wereld, dan zal er haast niet een zijn, die aan een veroordeling ontkomt, Immers, al deze mensen weten, beter dan u, of kunnen beter weten dan u, welk gevaar er is. Zij menen echter dit risico te mogen lopen, waar hun belangen en inzichten voor hem voorgaan bij de zekerheid, dat het menselijke ras zal voortbestaan. Misschien is dit wel scherp geformuleerd, maar dit is de feitelijke toestand.
Er bestaan echter vandaag aan de dag middelen om de mensheid te beschermen tegen de ergste gevolgen van verhoogde radioactiviteit. Het is de vraag, of men geneigd zal zijn hiervoor werkelijk ook maar enig geld uit te geven, voor men voldoende radioactieve stoffen heeft gemaakt, of gekocht, om in oorlogstijd een algehele vernietiging van de vijand en evt. de wereld, te kunnen garanderen. De huidige politiek brengt met zich mee; een primair stellen van de behoeften van een mogelijk komende oorlog en pas secundair veiligheid, zekerheid en de verdere ogenblikkelijke behoeften der mensen, zover politiek niet zeer nuttig.
Het spijt mij dit van de doorsnee politicus te moeten zeggen en het verheugt mij hieraan toe te kunnen voegen, dat hier en daar, zij het dan langzaam, in deze houding toch enige verandering begint te komen. Maar van woorden tot daden in de politiek duurt meestal lang, tenzij het om geveld gaat. De werkelijke en praktische politiek van deze dagen is er echter nog steeds op gericht niet slechts een defensief vermogen te scheppen, maar een zodanige aanvalskracht, dat de vijand hierdoor, alleen gedwongen is zich rustig te houden. In feite is de z.g. vrede der laatste tijd dus niets anders dan het opbouwen van een enorm oorlogspotentieel. Dit geldt, zover mij bekend, voor alle staten, maar in het bijzonder voor de U.S.A. en voor Rusland en zijn satellieten. De rust loopt maar zo een beetje mee. Ik kan begrijpen, dat het politiek en militair zeer moeilijk is een dergelijke wedloop te onderbreken. Dat durft niemand aan. Maar hierdoor zullen geen gelden voor de door u bedoelde maatregelen overschieten, waar men een topzwaar militair systeem blijft handhaven. Te grote militaire invloeden in de wereld wil ook zeggen: een geheel verkeerde benadering van het probleem der werkelijke wereldvrede.
Want nu beperkt men het verlangen naar werkelijke vrede tot een verlangen een vrede aan anderen voor te kunnen leggen, die uit de eigen koker komt. M.a.w. Pax Ruslandia, of Pax Americana, waar ook liever: Amerika te gronde dan een Russische vrede en leider Rusland vernietigd, dan een Amerikaanse vrede aanvaarden. Dergelijke groepen bestaan ook elders. Het bezwaar ligt hier; werkelijke vrede betekent samenwerking en onderling respect. Niet de eigen mening en de eigen belangen te allen tijde voortrekken bij de meningen en belangen van anderen. Maar laat ik hier maar niet verder praten, want als politicus ben ik ongetwijfeld mislukt.
Ik hoop dat ik nergens op zere tenen heb getrapt, want ik ben er mij van bewust, dat velen volgens eigen inzicht goed menende mensen zich door deze woorden gekwetst kunnen gevoelen. Gezien de wijze, waarop de vragen gesteld en mijn eigen overtuiging bleef mij geen andere mogelijkheid tot antwoorden over, wilde ik juist blijven.
Hoe denkt de geest het ego bevrijd van de beperking van het stoffelijk lichaam? Is dit bewustzijn van een andere dan het stoffelijke?
Het bewustzijn van de geest is georiënteerd op een geheel andere wijze van waarneming en beleving dan stoffelijk voorstelbaar of mogelijk is. Als resultaat krijgt dus ook het resterende stoffelijke bewustzijn reeds een geheel andere waarde en waardering. Dit houdt in, dat een vergelijk tussen hetgeen er aan ervaringen stoffelijk in ons behouden is en de bewustzijnswaarde daarvan in de geest een betrekkelijk groot verschil zullen vertonen. Het tijdloze, zoals genoemd in vorige besprekingen, betekent dus eigenlijk, dat het moment binnen ons is gefixeerd. Wij mogen daarbij niet vergeten, dat de waardering van dit in ons gefixeerde moment te allen tijde mede verandert, indien onze eigen wereldbeleving en bewustzijn veranderen. Ik meen hier dus een verschil te mogen stellen tussen het stoffelijk en geestelijk bewustzijn op de volgende gronden: A hetgeen bevat is in de stoffelijke vorm, in de hersenen, staat niet geheel overeen met het geestelijke bewustzijn. B de waardering van deze inhouden door het ego geheel anders zal zijn, waar het ego, bevrijd van de stof, een geheel andere mogelijkheid tot waardering, beschouwing en realisatie van feiten en mogelijkheden heeft, dan stoffelijk mogelijk, of zelfs voorstelbaar is.
Hieraan kunnen wij nog toe voegen, dat zelfs tijdens een stoffelijk bestaan de waarden, die het lichaam ervaart, reeds zozeer geestelijk geselecteerd en omgezet worden, dat ik niet zou durven spreken van een geheel parallel geestelijk en stoffelijk bewustzijn gedurende het aardse bestaan. Wel valt hierbij op te merken, dat zonder het geestelijke bewustzijn stoffelijk slechts een automatisch beleving en reactie zonder interpretaties buiten het feitelijke onmogelijk zouden zijn. In het stofbewustzijn bestaan verschillende z.g. intuïtieve factoren, die een direct gevolg zijn van het geestelijk denken. Dit denken is het vormen van een voorstelling binnen het “ik”, waarvan alle waarden en mogelijkheden binnen het bewustzijn liggen en onmiddellijk worden gerealiseerd.
De geest heeft geen hersenen. Denken is op haar niet van toepassing in de zin, die wij op aarde daaraan toekennen.
Dan kan ik ook zeggen: Hoe denken atoom en molecule? Want ook dezen denken in zekere zin, waar zij in hun omgeving hun wezen uitdrukken en reageren op andere wezens en toestanden in hun omgeving op een redelijke, doch niet geheel gefixeerde manier. Toch is ook hier geen sprake van hersenen. M.a.w.; de krachten en krachtsverhoudingen binnen een wezen kunnen op zich voldoende eigenschap bepalend en bewustzijn behoudend zijn, om ook zonder hersenen een proces, dat uiterlijk een denken schijnt, tot stand te brengen. Verstaan wij onder denken een waarnemen van en reageren op waarden buiten ons met een behoud van ervaringen in het “ik”, dan ligt dit in wijzigingen van frequenties en krachtverhoudingen in de geest.
De geest heeft dus geen hersenen. Ik zou haast zeggen gelukkig want de hersenen selecteren de bewaarde indrukken op en betrekkelijk willekeurige manier. Waarom bepaalde waarden in het directe bewustzijn blijven, terwijl anderen in het onderbewustzijn worden terug gedrongen bij het menselijke denken is iets, waar je maar liever niet over moet praten, want helemaal kom je daar toch niet achter.
In de geest worden echter alle ervaringsfactoren, die worden opgenomen, gelijkelijk beloofd, gelijkelijk in het wezen uitgedrukt en gelijkelijk aan de schat van directe herinneringen toegevoegd. Dank zij de eigenaardige structuur van de geest zijn deze waarden te allen tijde gene al gerealiseerd, i.p.v. zoals bij het hersendenken, alleen maar realiseerbaar. Dan is het een compliment te zeggen, dat je geen hersenen hebt. In ieder geval is het voor menigeen een belediging, wanneer je hen zegt; je hebt hersenen, wanneer hij zich normaal gedraagt, want dan impliceer je, dat hij wel hersenen heeft, maar ze nooit of nooit goed gebruikt.
Een atoom en molecuul beantwoorden aan wetten, maar denken toch niet?
Dan kunnen wij wel zeggen, dat ook het werken en denken van de mens een wet is, want ook hier zijn grondwaarden, die in zich het mens- of geestzijn bepalen. De varianten van denken en reageren zullen voor een waarnemer, die met uw wereld niet bekend is, zeker niet opvallend groot zijn. Een molecuul, of atoom, kan door eigen werking stabiel of niet stabiel reageren, terwijl verder een snelle of langzamere wisseling van elektronen e.d. met de buitenwereld plaats kan vinden.
Dit valt buiten de door u genoemde wetten en in de meeste gevallen blijft de stof voor de mens ongeacht deze kleine verschillen geheel gelijk. De uitwisseling van kleine delen, 1000 keer per minuut, of eens per 100 jaar, het is maar een voorbeeld maakt voor u geen verschil. Voor het kleine deel zelf echter betekent het wel iets. Ik zou kunnen zeggen; Voor u schijnt te allen tijde, wetmatig het geheel der eigenschappen behouden, omdat u het werkelijke geheel der mogelijke eigenschappen niet kunt overzien.
Laten wij hier niet vorder te ver op in gaan, want anders zouden wij ook nog moeten gaan praten over kleine ladingverliezen der kleine delen, die de geaardheid kunnen wijzigen, maar waarvoor geen bekende, of aanwijsbare wetten bestaan volgens ons weten. Het kan zelfs zover komen, dat een atoomkern gaat bestaan uit een proton en een antiproton, waarbij andere kleine delen in omloop komen en neutrino’s het wisselelement vormen. Hierbij hebben wij dan te maken met een materie, die op aarde niet gekend, of kenbaar is. Deze kleinste delen zijn in zekere zin entiteiten, met een zeer klein bewustzijn. Maar toch; een zekere mate van bewustzijn ligt in alle zijn.
De mens is een samenstel van vele kleinere wezens, zijn geest een overkoepelende samenvatting van vele kleinere bewustzijnen, waardoor uit het kleinstoffelijke en de zielskracht een grotere entiteit tot stand komt. Kunt u zeggen, welke voeding ons lichaam schade doet?
Dat ligt aan uw eigen lichamelijke gesteldheid. Er zijn bv. lichamen, waarvoor een voeding met dierlijke eiwitten voortdurend noodzakelijk is. Andere lichamen worden door deze zelfde eiwitten ongunstig gestimuleerd. Uw innerlijke evenwicht kan worden verstoord door het binnen komen van prikkelstoffen binnen het lichaam, of het ontstaan van overdadige afvalstoffen. Wanneer dit met de voeding geschiedt, wijzigt zich het samengaan der interne secreties en dus de impulsen. Uw reactie op de wereld zal hierdoor veranderen. Er zijn echter een paar algemene regels: Begin altijd met de voeding, die het laagst georganiseerd is, waar deze op zich in het algemeen de minste storende invloeden voor u in zich heeft. Beperk de maaltijden tot een werkelijk noodzakelijke. Eet nooit meer. Voeg aan een minimum datgene toe, wat voor een werkelijke bevrediging van honger e.d. noodzakelijk is. Geef echter bij deze toevoegingen de voorkeur aan dierlijke en plantaardige toevoegingen boven mineralen. Het gaat hierover hoofdzakelijk op het op smaak brengen. U zult dan bemerken, dat een beheersen van de neiging tot het nemen van grote hoeveelheden en het volgen van uw eigen smaak u een selectie zult maken uit het totaal der u bekende voedingsmiddelen, die passend is voor uw eigen wezen en toestand.
Waar verblijft het verborgen bewustzijn?
In de hersenen, plus bepaalde zenuwknooppunten. Stel u een der grote moderne rekenmachines voor met klassen van geheugenbanken, plus kleinere afdelingen, die ter bediening reeds een beperkte reeks van eigen gegevens bevatten, maar zonodig met de moederbank kunnen worden doorverbonden om daaruit verdere gegevens te putten en verdere bewerkingen daarbinnen zo nodig te doen volvoeren; Stoffelijk is het zo:
Wij kunnen zo zeggen; de hersens bestaan uit aparte reeksen van herinneringsbanken. Het zenuwstelsel is te vergelijken met een ingewikkeld schakelbord, waardoor de herinneringsbanken kunnen worden beïnvloed. Hierbij is geen sprake van een directe contactschakeling, zoals bv. in de univac, maar van een frequentieschakeling, waarbij de ontvangen frequentie bepaalt welk deel van de herinneringsbank wordt bereikt en aangesproken. Daarachter vinden wij de parallel staande impulsenbank, die inductief uit de herinneringsbank zijn gegeven verkrijgt en zo bewegingen en reacties schept. Voordat de grote banken in het hoofd worden aangesproken zijn er reeds kleinere zenuwknooppunten, waarin door frequentie, plus impulssterkte een onmiddellijke beïnvloeding van actiecontacten kan plaats vinden, zonder dat de herinneringsbank en actiebank daaraan een direct deel behoeven te hebben.
Reacties zonder inschakeling van de hersenen zijn dus reeds mogelijk binnen de ledematen.
Wat ik hier weergeef is een redelijke beschouwing vanuit mijn geestelijk standpunt omtrent de waarden van het stoffelijke bewustzijn en de factoren daarin bevat.
Hoe komt het, dat de oosterse sprookjes zo weinig kinderlijks hebben?
Het oosterse sprookje lijkt de westerling niet zeer kinderlijk, omdat het niet de bekende, in het westen als kinderlijk geziene waarden bevat, die voor velen van ons zo buitengewoon attractief zijn. Het oosten legt minder nadruk op wolven, die in bed kruipen, heeft reuzen, die op een andere manier onredelijk of bedreigend zijn als in het westen.
Als wij de waarden van het westerse sprookje ontleden, vrij van de vormgeving, dan komen wij tot de conclusie, dat het steeds weer is opgebouwd uit reeksen van toevalligheden, gekruid met moord en doodslag. Zij zullen meestal voor een der personen tenminste uitlopen in huwelijk, dus sekse, of rijkdom. Zij zijn een directe weerspiegeling van de mentaliteit der primitieve mensen, dus ook van de mentaliteit van het kind.
Gaan wij het oosten na, dan zien, dat de beloningen vaak anders worden gegeven, dus andere gunsten en straffen. De ontknoping is meer in overeenstemming met de oosterse geaardheid, ook zetting en omgeving van het verhaal zijn natuurlijk anders.
Dat neemt niet weg dat wij in de meeste oosterse sprookjes evenzeer geld vinden, moord, doodslag en verraad. In lichtelijk andere gestalte en ander andere namen verschijnen hier ook duivels, engelen, feeën en demonen en tovenaars of heksen. Maar een boze kabouter uit een westers sprookje kan een boze geest, of een draak worden in een oosters sprookje.
Een draak in het westerse sprookje wordt vaak een boze half god, of een kwaadaardige oude vrouw in het oosterse sprookje. M.i. blijft de kern, de eigenlijke inhoud editor grotendeels gelijk.
Het enige verschil zal dus wel zijn, dat de oosterse sprookjes, meeklinkende met een andere levenshouding en een andere folklore, veelal aan Goden, halfgoden en strenge helden belevingen toe zal schrijven, die in het westen voor rekening van prinsen enz. komen,
Om echter enige vergelijkingen te maken; In het oosten; onderaardse rijken, of rijken onder water. Het nabije oosten; onderaardse paleizen, vaak onder water, soms ook in grotten. Hen tweede wereld in de aarde kennen beiden.
In het westen; Aleriks rijk, onderwereldvertellingen, waarbij de wezens van die werelden met een verknoopt worden met natuurkrachten. Dit zien wij ook in het oosten overigens. Denk in het westen maar eens aan Vrouw Holle. Maar ook aan de prins en de Gouden Vogel. Reuzen vinden wij in het westerse sprookje. Denk aan Klein Duimpje, maar ook in vele oosterse sprookjes.
Sterker dan in het westen echter kent het oosten de reus met natuurkrachten, of demonen. In het westen vinden wij berggeesten als verpersoonlijking van een berg, of gebergte. O.a. in het Zwarte woud heeft men een zeer bekende berggeest. Maar ook in het oosten vinden wij geesten, of halfgoden als verpersoonlijkingen van bergen en gebergten.
In alle sprookjes, onverschillig waar dan ook, zien wij steeds weer de domste, die geluk heeft. De zevende zoon, die op zijn broers veel voor heeft.
Vertelt u mij maar eens, waar dan het werkelijke verschil eigenlijk ligt. In de wijze misschien, waar op het sprookje geplaatst wordt binnen de omgeving, waar men het vertelt? Dat is alleen maar een uiterlijk verschil. Een verschil in de nadruk, die op bepaalde elementen wordt gelegd? Dat is het natuurlijk gevolg van een verschil in mores. Neen, min of meer meer kinderlijk. Ik zou het werkelijk niet weten.