7 februari 1962
Wij zijn niet alwetend noch onfeilbaar en wensen dat uzelf nadenkt over de gebrachte stof.
Deze vragenles is het vervolg op vorige les: Geloven en kunnen in vertrouwen op hogere macht van 22 januari 1962.
Er werd gezegd: “Vraag en er zal u gegeven worden”, en daar tegenover is gesteld: “Vraag en er zal u niet gegeven worden”. Kunt u hierover meer uitleg geven?
Dan starten we direct met het verband Jezus, toen hij hier op aarde leefde, in een tijd die ongeveer dezelfde was als nu. Noemen wij eerst de negatieve of de afbrekende term: “Vraag en u zal niet gegeven worden”. Dit houdt ten eerste de keuzemogelijkheid in die gegeven is aan de mens wanneer hij vraagt. Een vraag die geschiedt uit een wanhoop kan nooit ingewilligd worden. Althans niet zoals het is gesteld vanuit de Vader, vanuit de Al-God.
Ten tweede: Indien we vragen, langs een redelijke weg ons gegeven, dan kan onmogelijk een benadering tot het Goddelijke vanuit ons wezen komen en ook op deze vraag kan dan niet een redelijk of verstandelijk gevolg gegeven worden. Hier liggen verschillende waarden in en dan is het misschien meteen eenvoudig dit duidelijk te maken, als wij stellen dat God Al-ziel is, overal vertegenwoordigd. Nu kunt u nog zeggen: God is liefde, God is rechtvaardig, God is goed, wijs en verduldig (geduldig, lijdzaam; Red.), enz. Maar dat zijn facetten Gods’ die, indien u eenmaal op de weg bent van deze bepaling, uw eigen wezen zodanig instellen dat u via deze eigen bereiking die u doet, normaal de Goddelijke Kracht kunt aan het woord laten. Maar dat vraagt meer verregaand en doorgevoerd streven van de mens, waarbij hem in dit streven zelf al een mogelijkheid tot inzicht geboden wordt.
Een mens heeft een ziel. Deze ziel is het afgescheiden gedeelte van God. Dus van de Al-ziel. Stellen wij dat God Al-ziel is, dan is onze ziel ook geestelijk een gedeelte dat van God afgescheiden is en waarbij dit gedeelte – de ziel dus – zich niet meer bewust is van het totaal Goddelijke. Nu is er een geest of een bewustzijn. Dit bewustzijn is er om de ziel terug bewust tot zijn God te laten keren of opnieuw bewust te worden van zijn God. Indien wij nu tot de stof afdalen, een vergelijking willen maken, dan zal de Alvertegenwoordigheid ook zeer zeker in uw eigen denkvermogen aanwezig zijn. Echter zal elke vraag die u via dat verstandelijk vermogen uit, via deze stoffelijke noodzaak in beklag neemt, onderhevig zijn aan de begrippen die u verstandelijk van de kracht die u op u neemt, of van de kracht die u voor de uitvoering aansprakelijk stelt, dat deze kracht normaal door u gekend moet zijn. Dat houdt twee punten in:
- Dat de mens niets vragen kan waarvan hij het overzicht niet machtig is. Indien er een begrenzing in zijn wezen is, waarbij hij niet verder kan gaan dan de uitvoerbaarheid in zijn beperkte zin, dan is dat in grote mate fataal.
- Anderzijds houdt dat wel in dat alles wat de mens in zijn denkvermogen maar enigszins in vorm kan stellen, voor mogelijk kan achten, dat dit voor hem bereikbaar is.
Dan is het duidelijk dat, in de bewust verwarde weergaven soms die tot nadenken heeft verplicht, het noodzakelijk is dat u ook eerst uzelf dient te kennen. Deze zelfkennis vraagt verscheidene jaren. Het neemt zolang tijd in beslag dat wij er nu niet kunnen toe overgaan deze zelfkennis geheel tot ontwikkeling te brengen in de mens en omdat wij anderzijds, gezien de noodzaak die in de komende tijd geschapen zal worden, zullen trachten de mens met een halve zelfkennis te doen komen tot gerechtvaardigde handelingen vanuit zijn God.
Dan moet u afstand doen in de eerste plaats van een God als persoonlijkheid, die u zich normaal voorstelt als zijnde menselijk. Want in de erkenning van een menselijke voorstelling zal de beperktheid van de menselijke kracht, dus de onmacht van de mens, gelegen zijn. Het is niet voldoende als mens te zeggen: “Hier is iemand ziek, ik kan hem niet genezen, maar God kan hem wel genezen” – indien ik God zie als supermens die dit wel kan. Men kan echter via een overweging komen – aan de hand van de kleine schets die daar wel zeer duidelijk is in gegeven – tot een aanvoelen van een kracht die in de persoonlijkheid aanwezig is en ook gericht kan worden.
Kom ik in zulke fase van meditatie (althans in het eerste, het is beter een instelling), zal het gevoel mee gaan praten. Een mens die het gevoel laat meepraten en het emotionele, de spanning ervan in zijn eigen lichaam gewaar wordt, die heeft de zegel om verder te gaan. Deze kan het Goddelijke, de Al kracht zo hij meent, bereiken.
In feite bereikt hij deze Al-God of Vader niet, maar bereikt alleen het overwegen en het zekere van zijn eigen zielkracht. Een mens – dat is kosmisch en overal geldend – kan alleen zijn God of de Al-God bereiken via zijn eigen zielkracht, zijn eigen zielszekerheid. Nooit en nimmer is het mogelijk een God als iets afgescheiden van ons, op ons neer te laten komen. Vandaar dat u, indien u tot uw eigen ziel komt, het bewustzijn dat door de stoffelijke emotie aangestuwd wordt tot een beleving die niet meer stoffelijk verantwoordelijk nagegaan kan worden – dat is zuiver emotioneel – u uw eigen kracht gebruikt. Vanuit uw eigen kracht het spreken of het vragen omtrent het probleem dat u in overweging hebt en gestuurd hebt tot uw eigen maximale kern, dan zal de ziel u zelf antwoorden.
Dit antwoorden van uw eigen wezen is al voldoende, om alles wat u lager afdalend stoffelijk en verstandelijk zult dienen te doen, mogelijk te maken. U krijgt volledig datgene wat u nodig hebt op dit punt. Het Al Goddelijke is dan nog zeker niet bereikt. En zonder dat het in de bedoeling ligt een twijfel te scheppen, dat u niet direct tot uw God kunt gaan, maar dat u de zekerheid is geboden, dat u vanuit uw eigen wezen tot uw ziel kunt komen, die dan met het Al Goddelijke in verbinding staande, u alles aanvullend zal gegeven worden wat u nodig hebt. Deze aanvullende noodzakelijkheid is:
- Afhankelijk van datgene wat u denkt.
- In vergelijk, of als evenwicht (noodzaak), datgene wat u doet.
Nu kan het mogelijk zijn dat de mens wel positief denkt, maar negatieve daden stelt. Deze mens die positief denkt en uit zijn innerlijke overweging en eigen zielkracht erkent en meent zo goed te moeten handen – dus positiviteit – meent hier: “Ik erken mijn eigen wezen als deel Gods, mijn bewustzijn, mijn geest” bepaalt voor mij wat is goed, dus ga ik gewetensvol tot de daad over.
Neem nu aan dat deze daad negatieve gevolgen heeft, zo zal zelfs bij deze mens een groter bewustzijnsmogelijkheid aanwezig zijn. Het komt er niet zozeer op aan wat u doet, maar hoofdzakelijk aan wat u denkt. Maar uw denken moet in overeenstemming zijn met ‘mijn geweten’. Zo handelend kunt u komen tot het besef van een innerlijke grootheid die u rustig God mag noemen.
In het Groot Goddelijke een vraag stellend, kan die nooit direct stoffelijk verwerkelijkt worden als u deze op een verstandelijke, redelijke wijze stelt. Vandaar dat wij gezegd hebben: “vraagt en u zult niet verkrijgen”. Maar gezien onze vorige uitleg is het u mogelijk van uzelf te krijgen, door de aanvulling van uw zielkracht, die u aan de hand van het voertuig waar de uitvoering nodig is, op een normaal peil kunt brengen, zodat u verder kunt gaan. Eenmaal dat u komt tot de overtuiging van uw eigen harmonie – die dan kan uitgedragen worden via andere wezens en door anderen met u samen – komt u tot een overzicht die voor u redelijk en verstandelijk waar te nemen is, maar die nooit afbreuk kan en zal doen aan uw denken. Indien beide waarden dus niet in strijd zijn met elkaar, dan hebt u direct het recht om God te zien als het Al mogelijke en te vragen aan God – maar de reden van het gevraagde en in deze reden ligt dan omsloten uw eigen denken en uw eigen beleven van de essentie die in u leeft en daarbij de evenwichtige en niet ermee in strijdig verstandelijke opinie – dat het resultaat dus zichtbaar zou zijn op een redelijke wijze.
De reden erbij waarom u vraagt? Deze reden slaat dan direct op de nodige kracht, hulp en mogelijkheid die u dient te hebben om uw eigen wezen kenbaar te maken. Het eigenaardige is dat indien u zo te werk gaat, u uw eigen wezen voorlopig stelt als iets waar een onuitputtelijke bron in aanwezig is.
Kunt u nu aan de hand van het geciteerde een begrip krijgen waar wij naartoe willen in dit geval om een vertrekbasis te nemen in de komende tijd? God, mijn ziel, mijn wezen geeft, maar mijn ziel staat met het Groot Goddelijke in verband dus via mijn wezen kan ik vanuit dit Goddelijke putten, maar alleen vanuit mijn wezen kan ik dan weer datgene putten wat ik in mijn verstand, in mijn begripsbewuste Zijn voor mogelijk of belangrijk acht.
Zou het kunnen dat we tot het kennen van onze eigen ziel moeten komen, en vanuit onze ziel het contact leggen met het Goddelijke waardoor we met het Goddelijke de kracht kunnen krijgen om onze wensen tot uitvoering te brengen?
Inderdaad. Maar we dienen erop te wijzen, dat wij aangestipt hebben dat u het eigen Goddelijke, het Al Goddelijke praktisch zeker niet in menselijke vorm kunt benaderen. Het kan niet mogelijk zijn dat een mens het Al Goddelijke kan bereiken, omdat de mens niet bij machte is te begrijpen datgene wat God inhoudt.
Neem maar bijvoorbeeld alleen al de berechting: goed en kwaad. De verscheidene elementen die voor ons stoffelijk strijdig zijn, maar alleen tot het verzet kunnen leiden van een evenwicht, maar meer niet. Verder, dat wij dus normaal niet het Goddelijke op een verstandelijke manier kunnen bereiken, alleen via een geëmotioneerde weg. Daar ligt al direct klaarheid dat u het Groot Goddelijke niet kunt krijgen omdat u moet vertrekken van een beleven van een kracht die zeker Goddelijk is – aannemende dus dat er niets buiten het Goddelijke bestaat – maar dat u bij het beleven van deze kracht – pas kunt komen om hoger op te gaan en deze zielskern wel voor u een bereiking inhoudt – en deze bereiking al voldoende is om tot uitvoer te brengen datgene wat u nu aan God zou vragen maar dan op een bewuste wijze.
Dus het komt er niet op aan de weg die wij geschetst hebben, maar waar dat wij willen toe komen. Het begrip dat wij willen stellen van wat, willen wij nu voor iedereen duidelijk maken. Dat u in de eerste plaats God dient te zoeken in uzelf. Alles wat u buiten u stelt als het Goddelijke, het Grote – en dit als bereiking stelt – dat faalt, om de goede reden dat de mens geneigd is alles met zijn eigen gedrevenheid van denken zodanig in een vorm te gieten die nooit kan bestaan. Hij komt dan pas tot het bereiken van delen Gods die hem eens het inzicht zullen geven dat alles vanuit het Goddelijke te reproduceren is, dat het een Kracht is waar hij vrij toegang toe heeft. Alleen een garantie dat hij nooit meer kan nemen dan hij dragen kan.
Dus God in uzelf zoeken, en dit heeft Jezus ook gezegd: “Het Koninkrijk Gods”. Buitenstaanders dachten, nu Hij (Messias) komende zal met het zwaard de verdrukker (de Romeinen) verjagen. Vandaar dat de gelijkenissen die Hijzelf gaf achteraf ook een andere interpretatie gekregen hebben. Het Goddelijke zelf in deze uitspraak (zoals Jezus die toen gaf) was niet direct stoffelijk verwerkelijkt, zoals de mensen hoopten, maar sprak van een grotere dag of van een langere tijd.
Daarbij meerdere zielen terug te voeren tot de mogelijkheid, dat de erkenning van deze onbewustheid waar de ziel van de mensen de mogelijkheid zou gegeven worden, dat eens via deze weg, de liefdesweg, de aanvaarding, de nederigheid en evenwicht vrij van verzet – de erkenning daarin, dat in het lijden zelfs ook de goedheid zat – waaruit in de beleving van deze erkenning de vergevingsgezindheid lag. Deze punten bracht Jezus tot zijn gezegde samen. Dus mens, aarzel niet. U kunt het werk doen met krachten die u, niet kennend maar wel aanvoelend, in evenwicht gebracht met uw eigen wezen, zeer zeker tot het resultaat voeren van éénheid. Dat wij al ziende mogelijk maken dat wij kunnen erkennen in de Goddelijke schepping de grote eenheid.
Mag ik u even mijn visie geven? God, de Alkracht is aanwezig in elk kleinste deel van de schepping. Wanneer dat waar is, dan moeten we dus onszelf zien als zijnde een deel van God waarin de Godskracht volkomen aanwezig is. Wanneer wij dit aannemen dan kunnen we dus, een beroep doende op een kracht in ons, feitelijk alles verwerkelijken wat we wensen, wat we noodzakelijk achten. Wanneer we dus een beroep doen op de Goddelijke Kracht in ons, dat we dan feitelijk meer dan genoeg krachten aanspreken, dat we dan niet moeten trachten eventuele aanvullende krachten van buiten ons op te roepen.
Ja, maar zelfs deze krachten buiten u zijn Goddelijk. Nu leeft u in een wereld, waar het u mogelijk is van krachten buiten u als het ware als steun op te roepen. Ze zijn in uw wezen aanwezig. Zij dienen er te zijn, want niemand kan een kracht oproepen waar hij de naam niet van kent. De naam, betekenis is gevoelsbeleving, is uw eigen weten, uw eigen aanvoelen van het harmonische, van het rustige. Nu hebt u gesteld dat God is: een potentie, overal aanwezig. Zeer goed, maar wat ben ik met een potentie?
Potentie kan geactiveerd worden natuurlijk.
Wat is daar voor nodig? Buskruit bijvoorbeeld is potentie. Wat moet ik doen? Zolang ik geen vuur maak is buskruit voor mij potentie. Het komt er op aan dat wij nu de ontsteking kunnen vinden om deze potentie tot ontlading te brengen. Deze ontsteking ligt in de mogelijkheid die ik mij verstandelijk kan indenken. Maar ook ligt deze in de mogelijkheid dat ik via mijn gevoelsbeleving een idee kan scheppen dat weer mijn omvattend idee van de wereld, bv. dat ik aan de hand van de versterking van dit idee andere slapende potenties in mij aanwezig, als een energie kan omtoveren. Het is dus niet voldoende alleen maar op mijzelf beroep te doen. Alleen is het goed en aanbevolen van via uw eigen wezen een erkenning Gods te zien, die gepaard gaande met een overtuigende eenheid en harmonie van uw wezen, dat u zo handelend, uzelf dient.
Want eerst moet u uzelf dienen, omdat u, voordat u iemand anders wilt dienen, op het vlak moet komen van eenheid waarin u opgeslorpt wordt. De opslorpingsmogelijkheid die krijgt u pas door het besef, de noodzaak, dat bijvoorbeeld door goed te doen in de wereld daar nergens anders de reden voor ligt, dan dat ik praktisch zonder dat niet rustig kan zijn. Ik heb de behoefte daarvoor. Voel ik dat in mijn wezen in een zo grote graad, dan kan ik zeggen: “Goedheid Gods, Kracht, alomvattend vertegenwoordigd daarin”, dan is dat mogelijk. Eerder niet. Indien ik zeg: “Ik moet goed doen omdat ik anders zus of zo ben”, dan ben ik er nog niet. Ik ben er pas indien mijn ganse wezen tot een erkenning kan leiden van een eenheid en een gevoel van goedheid, een samenhorigheid en een samenleving, waarbij ik mijn eigen wezen erken in zoveel ruimer mogelijke dingen. Dus, indien ik deze trap bereikt heb, dan zal ik elke zielskern van elke kracht die ik in mijn wezen en ook buiten mijn wezen erken als deel van de Grote Kracht, direct via mijn wezen meer kunnen laten ontladen dan door andere mensen.
Stelt het zo: Indien u met 20 mensen samen zit en 20 bidden, het mogelijk is dat slechts door uw eigen wezen, datgene wat gevraagd wordt in dit gebed, voor mogelijk wordt geacht. Dat heeft Jezus ook gezegd: “Vraagt en doe het in mijn naam”. Indien wij Jezus nu zien als een eenzijdig gedeelte van iets, dan zullen wij ook maar een eng gedeelte krijgen. Gaan wij op tot een grotere liefde – tot Jezus – dan is het mogelijk dat wij bv. door een lijden of zo, pas dan er toe kunnen komen ons eigen wezen beter te leren kennen als mens.
Is het mogelijk contact te leggen tussen ons en onze ziel? Bestaat er misschien een oefening voor?
De geest, het bewustzijn, activeert de zielkracht. Aanzie het lichaam nu niet als stof, geest is ook wel een lichaam, maar dan iets fraaier, uw ziel dan als iets schitterend in goud. Neen, zo is het niet.
Uw ziel is de Kracht van God vertegenwoordigd in uw wezen. Het komt er dan op aan via de bewustzijnsuitbreiding te komen tot een kosmische beleving waarin mijn ziel zich kan vestigen. Alle andere verschijnselen, die zijn er nodig om mijn bewustzijn te scholen, te leren tot wat mijn zielskracht in staat is. Maar mijn zielskracht is pas dan tot alles in staat, wanneer ik deze met mijn bewustzijn kan in actie brengen, of in bewuste, aanvaardende rusttoestand, tot mijn God kan leiden. Doen wij de fout van: ik ga mijn zielskracht tot mij trekken, dat kunt u niet. Waarom niet? Veel mensen willen iets tot zich trekken dat ze al bezitten. Ze vergeten dat de ware en juiste weg is via datgene wat ze bezitten, te komen tot een dubbel bezit. Als ze geloven in het Lichtende en de vermenigvuldiging dat ze, wat ze vandaag bezitten morgen dubbel zullen bezitten, indien ze het huidig bezit maar goed besteden.
U hebt in het begin gesteld dat het er niet op aankomt wat we doen, maar enkel wat we denken. Klopt dat?
Voor de persoonlijke bewustwording, ja zeker. Echter is er nadien gesteld, dat uw denken en uw doel niet in strijd mogen zijn met uw eigen visie, uw eigen leven. Maar indien ik eerlijk vanuit mijzelf iets in mijn eigen wezen als noodzaak voor mij erken, en ik heb daar een Godsvertrouwen in, ik heb er een zekerheid in opgebouwd, zal alles wat ik doe, zelfs als het verkeerd is, leiden tot een groter Godsvertrouwen en een Godserkenning in mijn wezen. Dat lijkt voor de stofmens niet aanvaardbaar. Maar vergeet één zaak niet, dat ge vanuit het menselijke, het Goddelijke niet kunt overzien en dat u onmogelijk vanuit een menselijk begrip kunt goedkeuren, zelfs dat Jezus aan het kruis zegt tegen de goede moordenaar: “Vandaag nog zult u in mijn paradijs zijn”.
Wanneer men iets doet, en dit doen is het gevolg van een denken dat harmonisch is met het wezen of de zielskracht, de erkenning door het bewustzijn, dan leidt dit tot een honderd procent juistheid voor het individu. Daarom is ook gesteld: probeer in uw groepen één doel te stellen dat voor iedereen aanvaardbaar is, ongeacht de meningen die u er op na houdt. Maar als u bijeenkomt voor experimenten, zult u bij het in acht nemen van het doel, nooit disharmonie in uw buurt ontwikkelen. Stuiten leden op moeilijkheden om dit doel te kiezen, dan moet u met elkaar overleggen of er niets eenvoudiger kan gevonden worden. Wordt men gewaar dat er bepaalde activiteiten die u doet, direct storend zouden werken tegenover het groot gestelde doel, dan is het uw taak om te zien in hoeverre u weer eerlijk denkt met uzelf, en dan uw daad wijzigen aan de hand van de oplossing, of het gevolg dat door uw eerste daad is geschiedt.
Stel in het algemeen in onze cursus: datgene wat ik doe, doe ik voor het goede en breng uw idee van het goede in overeenstemming met de lessen die gegeven zijn, met begrippen van God en Kosmos, dan zult u nooit op een zijpad geraken. Hoe moeilijk soms ook de erkenning van uw eigen wezen later is. Want ook de erkenning van uw eigen wezen gaat niet gepaard met een zekere glorie, dat kan zeer hard vallen. En hoe harder het eigenlijk valt, hoe makkelijker het op te lossen is. Want een denkend wezen, dat in een zeer grote tegenspoed zich geslagen voelt, krijgt een beperkte reactie van denken, of actie van uiting. Door deze rust, is de mogelijkheid geboden van de andere zijde die niet is beleefd, maar door de evenwichtsverhoudingen in het geschapene, van deze te activeren. Dus ik kom tot de erkenning op een zeker moment: “Ik deug niet, ik heb verkeerd gedaan”. Dat kan zo vreselijk pijnlijk zijn, dat u verlamd van denken en zijn wordt. Het is dus nodig geweest dat u tot deze erkenning kwam, omdat er iets machtiger boven u stond en u daarop attent maakte. Door deze erkenning: “Ik heb verkeerd gedaan”, komt deze kracht bij u aankloppen. U hebt het zo aan te nemen en dan te beginnen, volgens de weg die u voorgespiegeld krijgt. Vandaar dat de Orde zegt: Geen eeuwige verdoemenis. God is Liefde, God is Barmhartig, de vrije wil van de mensen bepaalt het terugkomen tot mijn wezen.
Over die vrije wil. Er zijn mensen die vinden geen vrije wil te bezitten.
Een vrije wil van de mens zoals die u kent, is vrij om te doen en te laten wat hij wil. Maar vanuit het Goddelijke is deze wil beperkt, omdat de beperking gewoonlijk aanzet, daar waar de niet erkenning van het Goddelijke aanwezig is. Waar het Goddelijke aanwezig is, is de wil onbeperkt. Maar gezien de erkenning van het Goddelijke zal de wil op zichzelf niet meer de normale wil zijn, zoals ze in de stof geïnterpreteerd wordt, maar het gewone zijn. In de volmaakte wilsuiting Gods ligt het Zijn, is alles aanwezig en willen dient gewoonlijk maar om een tekort van de wensen aan te vullen. U kunt bv. eeuwig willen leven in het voertuig zoals u nu bent. U bent vrij van dit te willen, alleen het komt niet uit. Daarin ziet u dat u beperkt bent. Indien de erkenning Gods daar is, is geen willen meer noodzakelijk, want, dan moet u geen aanvulling meer hebben.
Er zijn natuurlijk verscheiden verwarde stellingen uit voortgekomen, die u zeer sterk in de Islam vindt zoals: “het is Gods wil dat ik lijd, dus ik lijd”. Op zichzelf betekent dit dat het lijden wordt aanvaard, waarbij een loutering erkend wordt en een erkenning van het eigen wezen, fouten van eigen wezen, is ook daar reeds aan de hand van de aanvaarding een zekere grote weg tot bereiking mogelijk, maar geeft zeker geen inzicht in het werkelijke Zijn.
Kunt u ons iets meer vertellen over het symbolisch verlaten van een kamer?
Doodeenvoudig. Ik kan, terwijl ik mij hier zet, rustig voorstellen dat ik recht sta. Ik kan mij ook voor de tafel plaatsen of de kamer verlaten. Dit dient wel ingeoefend te worden. Een zeer goede oefening is de volgende: Stelt u zich voor, wanneer u rustig ontspannen zit, dat u recht staat, altijd voor u blijft kijken, nooit omkijkt en in plaats van de deur open te doen, door de muur heengaat. In feite blijft u wel zitten. Maar indien u dit herhaalde malen doet, zult u gewaarworden dat wanneer u geestelijk door die muur heengaat u wel eens het verschil van temperatuur kunt gewaarworden, die van kamer tot kamer heerst. Dan bent u nog altijd in uw lichaam, dit is nog geen uittreding.
Echter de symboliek die vorige maal bedoeld werd, duidt meer op het volgende. Hoe is het mogelijk dat de geest zo moeilijk iets in de stof kan brengen? De reden zit in het feit dat teveel bewust aandacht wordt gegeven aan datgene wat wenselijk zou gebracht worden. Indien dit enigszins kan verminderen door – al is het maar een kamer symbolisch te verlaten, zoals omschreven – zal er een krachtiger slag merkbaar zijn. De bewustzijnsgrens wordt dan iets verflauwd. Men zal dan gewaar worden dat in deze omstandigheden het makkelijker is een bepaalde instelling te krijgen. Het zijn de gewaarwordingen die u hebt die de instelling verraden. Echter mag u er zo geen gebruik van maken dat het lichaam onprettige gewaarwordingen krijgt. De instelling is volledig innerlijk.
De ene keer wordt gezegd: “zet alle redelijkheid opzij”, dan weer “blijf steeds redelijk”, ook “de lessen mogen niet met elkaar vergeleken worden”. Kunt u dat toelichten?
1. Indien een mens onredelijk begint te handelen in de stof maakt hij van zijn eigen wezen iets onredelijks. Het komt er op aan uw eigen gevoelswereld zodanig te leren beseffen, dat u dit redelijke waarschijnlijk ofwel vernauwen moet ofwel verruimen. Indien wij redelijk alles gaan doen dat voor ons of de maatschappij betaamt, zullen wij altijd aanleunen aan een gezagspositie die de redelijkheid er voor u in gehamerd heeft, wat in feite niet zo redelijk is.
2. Indien u een kracht wilt gebruiken, zult u wel altijd de eerste weg van emotie moeten gaan om contact te krijgen. Dit emotionele is in harmonie met uw eigen wezen. Is eenmaal uw eigen wezen in harmonie gebracht, zal uw denken, zelfs indien het een verzet van de buitenwereld met zich roept, steeds zeer zeker Goddelijk genoemd kunnen worden. Dat houdt in dat hij die gaat als baanbreker, als een anarchist, revolutionair, rebel zal aanzien worden. Veelal zullen de betrachtingen van de redelijke mens, of degenen die redelijk denken, niet door zijn optreden in praktijk gebracht worden. Geestelijk aspect moet u bereiken langs de emotionele weg. Brengt u het redelijke in harmonie met uw denken, dan pas krijgt u een erkenning in stof en geest van uw eigen wezen dat kosmisch genoemd kan worden en zeer zeker voor de uitdaging van de komende tijd noodzakelijk zal blijken. De onredelijkheid, zolang dat ze voor u onredelijk blijft, is niet aanvaardbaar.
Maar gezien u in uw eigen wezen door het emotionele gedreven, kunt komen tot een aanvaarding van iets dat bestaat en zeer zeker Goddelijk van aard is en als dusdanig door u erkend wordt, zal de redelijkheid zoals ze buiten u bestaat, verschillen van uw eigen redelijkheid. U zult daarbij niet het Zijn van anderen ontkennen maar u zult uw eigen wezen doortrekken, in acht genomen de contactname die ook anderen kunnen leggen of het wezen Gods dat ook bij anderen aanwezig is. U zult niet schendend optreden maar u zult uw eigen wezen op een ander vlak bezien.
Probeer kort te stellen: Ik aanzie het redelijke wat voor mij normaal zou dienen te mogen, geschieden. Iets onredelijks zou bijvoorbeeld zijn: sla allen het hoofd af en u wordt heilig. Dat is niet redelijk. Maar een rede wordt gewoonlijk afgeleid van een norm die in de stof en ook in de geest is gesteld, door iets of door hem in stand gehouden, die als noodzaak kan gelden voor iets geheel. Het Goddelijke overal in vertegenwoordigd, zal aan de hand van het beleven van geest en stof als eenheid geen rede meer kennen, alleen een gewoonte – noodzaak – een erkenning in zich dragen van het Zijnde van de schepping.
Degenen die zover komen zullen de wereld niet verwerpen, maar zullen in de wereld een taak vervullen waarbij hun eigen wezen deel wordt van een kracht die dan de normverandering in deze wereld, door lichtende krachten zal tot uiting brengen. Wij begrijpen zeer goed dat indien er over redelijkheid gesproken wordt er een verwarring kan bestaan, maar hoeveel zaken doet u onredelijk? Normaal zuiver alleenlijk omdat u denkt dat het goed is. U kunt hardhandig optreden tegenover iemand, dit kan onredelijk zijn niettegenstaande voor u redelijk en ook omgekeerd. U kunt aan de hand van iets dat u lief en dierbaar is zeer onredelijk handelen, doch zult u menen aan de hand van uw liefde die u kent daarin een redelijke verrechtvaardiging te krijgen. Neem nu een groot kosmisch idee aan, dan zal het u duidelijk zijn dat uw persoonlijkheid alleen geldt en deze redelijkheid zich dan zal dienen af te wegen tegenover uw zijn en het erkennen daarvan.