10 februari 1970
Als je daarmee begint, dan vraag je je af. Wat zijn dat voor dingen? Wat is gevoel?
Gevoel, emotie; het niet‑redelijke, gebaseerd op heel veel dingen, waarmee je eigenlijk niet altijd raad weet. De rede ‑ een fantastisch mooi woord, heel vaak misbruikt – duidt op verstandelijke overwegingen. En dan hebben we nog te maken met een geestelijk probleem. Nu zijn er heel veel mensen, die problemen hebben. Ik geloof echter niet, dat er veel zijn, die het verschil weten tussen een gewoon en een geestelijk probleem. Ik zal proberen om ook dat kort te omschrijven.
Onder geestelijke problemen verstaan wij de problemen, die niet geheel op een feitelijke werkelijkheid zijn gebaseerd, maar voortkomen uit een geloof, een innerlijke benadering, dan wel een aantal voorstellingen, die strijdig zijn met de werkelijkheid. Ik hoop, dat u het daarmee eens kunt zijn. Nu moeten wij goed begrijpen, dat juist een geestelijk probleem (een probleem dat dus niet geheel op de kenbare werkelijkheid berust) er één is waarover je eigenlijk niet geheel redelijk kunt spreken. Als ik een geestelijk probleem verstandelijk benader, dan probeer ik dingen die niet feitelijk zijn aannemelijk te maken op grond van misschien enkele feiten, maar vooral op grond van mijn eigen overtuiging. Je kunt volkomen logisch zijn in een op zich geestelijke kwestie.
Zo kun je bv. zeggen, dat voor de Paus op het ogenblik de celibaatkwestie ongetwijfeld een geestelijk probleem is. Niet dat het probleem op zichzelf helemaal onwerkelijk is, maar zijn benadering daarvan is er één, die niets te maken heeft niet de feiten. Het heeft totaal niets van doen met de feiten van jongetjes en meisjes; niets met de behoefte in deze wereld aan een bepaalde ontplooiing; zelfs niets met de basis van het christendom. Zij heeft alleen te maken met wat de Paus gelooft. En hij gelooft kennelijk, dat de structuur en de wetten van zijn kerk belangrijker zijn dan het christendom, waaruit die kerk voortkomt.
Om dat nu aannemelijk te maken zegt hij: Kijk eens, dat celibaat is nu eenmaal in onze kerk a.h.w. de fonkelende edelsteen in het diadeem der waarheid. Het is het laatste woord, dat kan worden gesproken in de liefdevolle toewijding tot Christus. Daarin heeft hij misschien volkomen gelijk. Dat kan niemand hem bestrijden. Dat is wel aannemelijk te maken. Maar zijn conclusie is dan; dús moeten wij het celibaat ten koste van alles handhaven. Kijk, en daar maakt hij een fout, omdat hier zijn benadering van redelijk tot onredelijk wordt. Het woord “dus” is hier niet op zijn plaats. Zou hij zeggen “daarom meen ik” of “daarom vind ik”, dan is het juist. Maar op het ogenblik, dat hij zeg “dus is het zo”, stelt hij zijn eigen gevoelswereld ver boven alle andere mogelijke argumenten. Als er dus op deze manier wordt geredeneerd lopen we vast.
Ik kan mij voorstellen, dat iemand op een heel ander terrein problemen heeft, die toch van geestelijke aard zijn.
Iemand meent, dat de wereld niet in orde is en dat hij er iets aan moet doen. Let wel: dit kunnen beide feitelijke vaststellingen zijn. Hij komt nu tot de overtuiging, dat hij op een bepaalde manier daaraan iets moet doen. Dit is in feite een geloofskwestie. Hij weet namelijk niet, of er geen betere manieren zijn. Hij weet zelfs niet, of zijn methode inderdaad juist is. Hij accepteert dat eenvoudig. Dan begint hij ongeveer als volgt te argumenteren:
“Het huidige gouvernement is niet in staat om de werkelijke rechten van allen, die onder dit gouvernement staan tot uitdrukking te brengen. Daarom moeten wij dit gouvernement doen vallen en moeten wij het dwingen met alle ons ter beschikking staande middelen om onze zienswijze te aanvaarden.” Had hij nu gezegd; “om een nieuwe zienswijze” te aanvaarden, dan kan dat nog redelijk zijn. Maar “onze zienswijze” emotioneel!
Hier is dus iemand, die het probleem heeft van een maatschappij die hij in feite niet aan kan, want daaruit komt zijn verzet voort. Hij heeft te maken met een oplossing, die voor driekwart een geloofspunt is en hij staat voor de noodzaak dit voor zichzelf aanvaardbaar te maken. Daarom kun je bij geestelijke problemen tussen emotionaliteit en rationaliteit eigenlijk geen vaste lijn trekken. De ratio gaat over in het gevoel op het moment, dat men ‑ blind voor alle andere mogelijkheden – één enkele mogelijkheid of benadering als enig of suprême stelt; vooral indien men niet in staat is dit met feiten aan te tonen.
De hele wereld gelooft ergens aan. Dat heeft u vaak genoeg gehoord: ik behoef dat niet te herhalen. Die wereld gelooft op háár manier, maar die manier van geloven betekent een visie op de wereld.
Als ik tegen een communist zeg, dat het kapitalisme zoveel goede kanten heeft en hij is werkelijk een communist, dan kan hij dat niet verwerken. Hij zal dan zeggen; Dat is een kwestie van onderdrukking, van uitbuiting. Hier is sprake van klassenjustitie, van klassenrecht. Hier moet je voor allen betalen en je wordt uitgebuit tot en met. En dan kun je honderd keer met bewijzen aankomen dat het anders is, die man zegt: Ja, dat denk jij, maar Marx heeft geschreven, Lenin heeft gezegd, bij Bakunin vinden wij ….. En dan komt hij met een hele rij experts aandragen en geeft de meningen van hen in de plaats van de feiten.
Eigenlijk is dat emotioneel. En die emotionaliteit is volkomen te begrijpen. Want als de man moet toegeven, dat er in het kapitalisme veel goeds zit, dan komt de vraag ook onmiddellijk naar voren, of er in het communisme niet veel verkeerds zou kunnen zitten. En daar hapert het nu juist aan. Wanneer iemand toegeeft, dat iets anders ook wel goed kan zijn en kan impliceren dat wat hij heeft dus beter is, dan is hij nog wel geneigd te zeggen; Nou ja, het kan wel. Maar op het ogenblik dat hij moet toegeven: die ander heeft het goed op punten die ik in feite in de praktijk afkeur, dan moet hij ook zeggen: Ik heb het dus kwaad. En dat doet een mens niet. Als wij dus bij de emotionaliteit terecht komen, dan kunnen we zeggen; De emotie is eigenlijk driekwart een zelfrechtvaardiging.
Nu zijn geestelijke problemen betrekkelijk gemakkelijk op te lossen, indien we begrijpen waar de emotie begint en waar de rede ophoudt. Ik kan bv. tegen iemand zeggen (neemt u me niet kwalijk, dat ik veel voorbeelden geef, maar dat is voor dit onderwerp wel noodzakelijk); Kijk eens, al die seksuele gebruiken die jullie erop na houden en de openbare moraal, dat is redelijk gezien eigenlijk niet helemaal juist. Want er komen zoveel spanningen bij, er komen zoveel ongelukken uit voort, er worden zoveel levens verwoest, er ontstaat hierdoor een zodanig grote agressiviteit tegenover anderen, dat alleen op grond hiervan een andere moraal, een andere vorm van zedelijkheid beter zou zijn. Dat is n.l. redelijk aanvaardbaar te maken met feitelijke, en op de moderne wetenschap gebaseerde stellingen en voorbeelden.
Die ander echter is gegroeid in een bepaalde voorstelling van “dat mag wél en dat mag niet”. Dan komt er een ogenblik, dat hij zegt; Maar dat is onzin, dat kán niet. Indien ik dat accepteer als mogelijk, dan geef ik toe, dat ik ergens verkeerd ben.
Als iemand gaat vertellen dat bv. homoseksualiteit normaal is (iets, waarvoor wederom vele argumenten te gebruiken zijn; men kan n.l. bewijzen dat het overal voorkomt, ook in de dierenwereld; men kan bewijzen dat het in de historie in bepaalde perioden een zeer grote rol heeft gespeeld), dan komt de heteroseksueel in verweer. Niet omdat hij nu direct tegen de homoseksueel is, maar hij is tegen alles wat buiten zijn maatstaf valt. Zolang hij maar kan geloven dat hij superieur is door een bepaalde gedragscode, is het in orde en dan kan hij op grond van de maatschappij en het geloof in dergelijke gevallen met heel veel argumenten komen aandragen. En dan blijkt, dat van die argumenten ongeveer de helft inderdaad op feiten is gebaseerd; de andere helft zijn veronderstellingen, geloofspunten e.d., die echter als feiten worden aangevoerd. Dan komt de emotionaliteit naar voren en op één gegeven ogenblik komt die zover, dat men tot een veroordeling van dergelijke dingen komt. Die veroordeling voert dan weer tot een ontkenning van feitelijke waarden.
Het is bv. zo geweest, dat de ontwikkeling van Oscar Wilde, die stilistisch vooral buitengewoon goed was, werd ontkend op grond van het feit dat hij in bepaalde, de moraal schokkende gebeurtenissen was verwikkeld geweest. Dat is natuurlijk onzin. Ik herinner mij dat nog niet zo lang geleden werd gezegd, dat de muziek van Mendelssohn geen muziek was. Niet op grond van muzikaliteit, niet op grond van de eventuele speelbaarheid, doch alleen op grond van het feit dat de schepper van deze muziek tot een bepaald ras behoorde.
Nu zult u zeggen, dat is natuurlijk krankzinnig. Toch werd aangetoond met allerhande mooie betogen dat Mendelssohns muziek eigenlijk geen muziek was. Het was maar een vage, vieze imitatie van werkelijke muziek. En degenen, die dat deden, hebben ook geprobeerd om heel grondig te bewijzen dat Jezus helemaal geen jood was. Jezus was een ariër.
U zult zeggen; Hoe kom je tot die kolder? Wel, dat is nu juist weer de moeilijkheid. Als ik een superioriteitsgevoel ‑ op welke basis dan ook ‑ wil hebben, dan moet ik dit onderstrepen met feiten. Bezit ik geen feiten, dan drijft mijn gevoel mij ertoe om schijnfeiten te stellen in plaats van de werkelijkheid, opdat mijn gevoel van meerwaardigheid niet teloor gaat.
U zult zich nu waarschijnlijk gaan afvragen, wat dit eigenlijk voor een onderwerp is. Het zag er zo ernstig en serieus uit. Maar het is een diepgaand onderwerp. Al die geestelijke problemen, die de wereld overspoelen. Al die grote moeilijkheden (bv. de moeilijkheden van een socialist, die zich moet afvragen of de huidige sociale ontwikkeling eigenlijk niet lijnrecht tegen het socialisme ingaat). Al die enorme problemen van de katholieken, die vragen met wie ze het nu eigenlijk eens moeten zijn: met die leuke kapelaan die zich niet met Mies verloofd heeft of met de Paus. Het is een verschrikkelijke boel. Allemaal van die diepgaande problemen, want daarvan hangt voor ons idee de verdoemenis af of…. de eeuwige zaligheid. Wat zijn de feiten?
De feiten zijn;
- Socialisme kan niet een bepaalde vaststaande doctrine zijn, want ‑ gebaseerd op de gemeenschap ‑ zal het zich met de gemeenschap moeten ontwikkelen. Er kunnen geen soorten van socialisme bestaan. Er kunnen slechts veranderingen in sociaal voelen optreden.
- Wij kunnen geestelijke waarden, mogelijkheden en gemeenschappen weliswaar ontkennen, maar zolang zij voor anderen feitelijk bestaan, kunnen wij ons niet onttrekken aan hun bestaan. Wij kunnen slechts de gelijkwaardigheid erkennen van hetgeen voor ons op geloofsbasis een waarheid is.
Wij kunnen ons natuurlijk druk maken over het gedrag en de normen van anderen, maar eigenlijk is dat niet van belang, omdat de enige norm, die voor ons werkelijk spreekt, onze eigen norm is. Zolang wij beseffen, dat onze eigen normen voor een groot gedeelte uit het gevoel en daarnaast mede uit onze omstandigheden voortspruiten, kunnen wij op grond van dit alles wel degelijk concluderen, dat anderen dezelfde rechten en mogelijkheden hebben. Wij hebben het helemaal niet nodig om ons zo druk te maken over de dingen. De meeste mensen willen een andermans leven dicteren en daardoor komen ze in moeilijkheden. Laten wij u maar weer een paar voorbeelden geven;
Man ‑ vrouw. Man wordt steeds trager, steeds minder attent, is voortdurend vermoeid, lusteloos. De vrouw ziet dit als een aantasting van haar verworven recht, de aandacht, de goede zorg van de man. Nu weet de vrouw niet (de man waarschijnlijk ook niet), dat hij door een ziekte is aangetast. De vrouw begint zich nu af te vragen, of zij nog wel meetelt. En omdat zij niet wil zeggen; ik tel op dit of dat terrein voor mijn man niet meer mee en omdat zij ook niet wil zeggen: er is misschien een andere reden voor ‑ daar kan zij niet over nadenken ‑ stelt zij; mijn man heeft voor mij geen aandacht meer, ik word verwaarloosd, ik word geëxploiteerd. En dan vraagt zij zich af: moet ik dit nu verdragen? Zal ik een vriendje nemen of zal ik in het geloof vluchten? U lacht erom, maar weet u dat dit probleem volkomen reëel en uit de werkelijkheid gegrepen is? Het komt veel meer voor dan u denkt. Dan kan het zijn dat die vrouw op een gegeven ogenblik met vriendjes op stap is gegaan of dat zij in de een of andere vrouwenvereniging werkt. Nu wordt de man werkelijk ziek. Er wordt geconstateerd dat hij al jarenlang ziek geweest moet zijn, misschien zelfs dat die ziekte een fatale afloop zal hebben binnen afzienbare tijd. En nu komt het geestelijke probleem eigenlijk pas goed op de proppen.
“Ja, maar had ik dat niet eerder moeten weten. Ik had toch moeten begrijpen. Ik had het toch moeten zien. “Waarom heb ik nu zo gedaan?” Is dat reëel? Neen, het is helemaal niet reëel zolang die vrouw op een redelijke wijze haar verplichtingen tegenover de man heeft vervuld. Per slot van rekening, als je echtgenoot niet eet, dan betekent dat nog niet dat je zelf ook op dieet moet gaan. Je kunt zeggen; “Ik had vriendelijker moeten zijn tegen die man.” Goed, maar dan had de man maar eens moeten vertellen wat hij werkelijk had. “Ja, maar ik heb hem niet geloofd.” Waarom heb je hem niet geloofd? Had je daarvoor een reden? Zo neen, dan ligt daar werkelijk de schuld, maar verder ook niet.
Dan kun je dus dat probleem redelijk benaderen en zeg je: Eigenlijk heeft die vrouw nu niet zoveel schuld op zich geladen. Maar dan komt het moeilijke moment: nu moet ze dit emotioneel verwerken. En omdat zij gedroomd heeft van perfectie in de man, voelt zij zich ‑ en heel vaak pas op dit ogenblik ‑ verplicht tot een perfectie tegenover die man. Nu zegt zij; “Ik ben zo enorm tekort geschoten.” Dat is natuurlijk niet redelijk. U begrijpt heel goed, dat dit niets meer te maken heeft met rede of met feiten; dat dit alleen nog, maar te maken heeft met stemmingen. En toch zijn er mensen, die dergelijke problemen te gronde gaan, die zich daardoor werkelijk gekraakt voelen. Daarom is het belangrijk te begrijpen, dat het hier alleen maar gevoelskwestie is, een emotionaliteit, dat er geen sprake is van een werkelijk tekort schieten, naar alleen van het gevoel “ik wilde dat ik meer had gedaan.”
Dat is precies hetzelfde als mensen, die een lieve, dierbare dode moeten wegbrengen dan zeggen: “Ja, had ik nou maar…. Drie dagen voordat ze dood ging, ben ik nog in mijn eentje naar Ajax Feijenoord geweest, en dat had ik toch niet moeten doen.” Ja, maar mijn goede man, je wist het toch niet! Je zou nu de tijd willen veranderen, maar dat kun je niet. Dus dat is allemaal emotionaliteit. Die emotie zal wel degelijk aanwezig blijven. Ze zal zeker voor jou aanleiding worden om in het vervolg de zaak wat anders te bezien en te benaderen. Maar dat betekent nog niet, dat je geestelijke problemen (die emotionele uitbarstingen) kunnen worden opgelost. Ja misschien als je jezelf nu eens heel erg tentoonstelt aan anderen als zijnde onbekwaam en hard e.d., dat het iets helpt, omdat je dan het idee hebt dat je het eindelijk eens hebt uitgesproken, dat een ander het weet. Want als een ander het weet, meen je meestal dat je het zelf wel moogt vergeten; wat je dan ook prompt doet.
Laten we dus goed begrijpen, dat de benadering van een geestelijk probleem nooit door emotionaliteit kan worden opgelost, maar alleen door redelijkheid kan worden benaderd. En dan moeten wij logisch blijven. De logica is misschien ontzettend vervelend, maar wij moeten proberen logisch te blijven er, ons aan de feiten houden. Dan pas kunnen wij omschrijven wat in onze wereld dat probleem, reëel voor ons betekent. Daarmee hebben wij die gevoelens niet plotseling opgelost en hebben wij dat gevoel van tekort schieten of van anders moeten doen niet overwonnen. Maar wij kunnen nu begrijpen, dat dit gevoel niet gebaseerd is op een feitelijke tekortkoming in het verleden, maar ons alleen in de toekomst dwingt nieuwe feiten in overweging te nemen. En dan is de oplossing veel eenvoudiger. Er zijn zoveel van die dingen, die je eigenlijk zou moeten kunnen oplossen met redelijkheid.
Als ik bv. een modern kunstenaar zie, dan vraag ik mij wel eens af; Waarom zijn sommige van die kunstenaars er zo enorm op gebrand om als zodanig te worden erkend? Gaan wij dan ontleden wat zij zijn en wat zij doen (dus rationeel de zaak bezien), dan zien we dat zij in feite niet veel presteren, maar veel meer pretenderen. Wij zien, dat zij misschien mogelijk wel talenten hebben, maar dat die niet volgroeid zijn. En dan moeten wij zeggen: De behoefte om als kunstenaar te worden erkend, komt niet voort uit een kunstenaarschap, maar juist uit een gevoel van eigen onvolwaardigheid van het kunstenaarschap. Het gevoel van eigen tekort schieten in hetgeen men wil doen, wordt tot uiting gebracht in een agressiviteit, die die erkenning ondanks alles wil afdwingen en hierdoor de eigen gevoelswereld een beetje sussen.
Omgekeerd zien wij kunstenaars, die werkelijk grote kunstenaars zijn en die zich over de erkenning door de wereld helemaal niet zo erg druk maken; zij houden er zich niet mee bezig. Zij worden door hun kunst geobsedeerd. Dat is ook volkomen logisch, omdat de werkelijke kunstenaar in zijn kunst een levensvervulling vindt en het helemaal niet belangrijk vindt hoe anderen dat beschouwen. O zeker, hij wil wel eens een keertje een relletje schoppen tegen de burgers, dat is een gezellige afleiding, maar het is bijkomstig. Zijn redelijkheid is de vertaling van hetgeen er in hem leeft en wat hij rond zich ziet in de termen van zijn kunst en verder niets. Zodra hij verdergaat dan dit en daaraan sociale waarden gaat verbinden en status en belangrijkheidskwesties, dan is het een kwestie van emotionaliteit. Zo goed als de verwerping van een wereld en misschien zelfs van een deel van eigen kunst bij een werkelijk kunstenaar emotionaliteit kan zijn, omdat hij het gevoel heeft niet in zijn kunst tekort te schieten, maar dat hij datgene wat in zijn kunst wordt geuit, voor zichzelf niet kan aanvaarden.
U ziet; ik zit voorbeelden op te sommen, voorbeelden, voorbeelden, voorbeelden. Want per slot van rekening; Jezus sprak meestal ook in parabelen. De Boeddha sprak eveneens in gelijkenissen. En als we naar andere grote denkers kijken, dan vinden wij ook dat zij vaak een verhalende of parabelachtige vorm kiezen. Voor mij ligt het hele probleem dus betrekkelijk eenvoudig. Voor u echter is het anders, U heeft een wereld. Die wereld kunt u verstandelijk benaderen. U kunt bepalen of u daarin wel of niet tekort komt. Maar dan moet u uzelf ook waarderen zoals u bent in die wereld. Dus niet zeggen; Nou ja, ze zeggen dat ik lastig ben, naar ik ben het niet. Zij zeggen het niet zonder reden. Toegeven; ik ben lastig. Toegeven; ik schiet tekort. Toegeven, ik vraag teveel. Toegeven: ik ben vaak te laks of te slordig of te lui. Gewoon toegeven wat je bent. En als je dat doet en je gaat dat hele probleem dat je innerlijk zo kwelt na, dan blijkt heel vaak dat het eigenlijk neerkomt op een gevoelsmatige onenigheid met jezelf. Je hebt het gevoel dat je anders zou moeten zijn. Dan is de oplossing eenvoudig. Kan ik mij veranderen? Zo ja, hoe, kan ik mij veranderen? Maar kan ik mij niet veranderen, dan moet ik mij daarover maar niet druk maken.
Er zijn mensen die zeggen; De emotie staat ver boven het verstand. In geestelijk opzicht is dit ergens waar. Er is een grotere wereld dan de redelijk vatbare, er is een uitgebreider scala van ervaringen dan de redelijk uitdrukbare. Maar dat gevoel kan ik niet gebruiken in mijn wereld op grond van mijn erkenning van die wereld. Ik moet niet leven op grond van hetgeen zou moeten zijn, Ik moet leven op grond van wat er is. Ik moet niet leven op grond van de dingen, die ik misschien mooi of prettig zou vinden. Ik moet leven op basis van de mogelijkheden, die ik nu bezit. En daarom hebben wij de ratio (de rede) absoluut nodig bij de benadering van elk probleem.
Als wij met de rede klaar zijn, dan weten we althans ongeveer wat rationeel voor ons juist is. En dan weten we dat we dat niet voelen, dat het anders is. We stellen dan het verschil vast tussen onze emotie en onze rede. Dan pas kunnen we misschien met de emotie, met het gevoelsleven eveneens iets bereiken. Want nu ik weet in hoeverre mijn gevoel verschilt van de werkelijkheid, waarin ik leef en van de mogelijkheden die ik bezit, kan ik me misschien afvragen, of ik mijn wereld op een bepaalde, wijze beleef. Dan kan ik mijn wereldbeleving opnieuw projecteren, nu in mijn werkelijke mogelijkheden. Er is een huisschilder geweest, die zo slecht kon schilderen met het penseel, dat hij begon te schilderen met woorden. Op den duur meende hij niet meer te schilderen met woorden, maar dat zijn woorden een waarheid waren, die zo tot uiting kwam. Het resultaat was heel veel ellende.
Er zijn mensen geweest, die dachten dat zij hun tekortkomingen konden wegmaaien uit de wereld, uit de ogen van anderen door enorme dingen te doen. Napoleon heeft zichzelf tot keizer gekroond. Waarom? Om duidelijk te maken dat er niemand boven hem stond. Maar is Napoleon eigenlijk niet ten onder gegaan juist door deze emotionele achtergrond?
Het is eigenlijk fantastisch, als je de wereldgeschiedenis bekijkt, als je het heden bekijkt, hoeveel emotie er in de plaats van rede wordt verkondigd. “Ban de bom” bv., een schitterende leuze. Als je zou zeggen: “ban de bom uit Nederland”, dan is dat redelijk. Als er ontplofbaar materiaal in Nederland ligt opgeslagen, dan is dat gevaarlijk voor de bevolking. De bevolking heeft dan recht daarin mee te spreken en mag zich daartegen verzetten. Maar zij is eenvoudig niet in staat anderen te dwingen de bom uit te bannen, Als zij dus doet, alsof zij met haar “ban de bon”‑beweging, de hele wereld kan bereiken, dan is dat alleen maar mogelijk middels geestverwanten in juist die gebieden, dit van belang zijn. En zolang er geen; “ban de bom”‑beweging in Rood‑China kan bestaan, hebben eigenlijk al die andere bewegingen redelijk gezien niet veel kans van slagen, tenzij zij zich beperken tot hun eigen grondgebied. Maar op het ogenblik, dat zij dat doen, worden zij uit een denkbeeld van een wereldomvattend idealisme ineens teruggedrukt naar een beperkte landelijke politiek. En dat willen ze niet hebben. Daarom krijgt men gevoelsuitingen, die op zichzelf amendabel zijn, waar men het een en ander bij kan zetten waardoor ze grote betekenis krijgen, maar die – juist omdat men deze nadere omschrijvingen eigenlijk van zich afschuift ‑ vage gevoelskreten blijven. Zoals de Paus bv. met zijn gevoelskreten maar heel weinig indruk zal maken op degenen, die van een andere mening zijn t.a.v. het celibaat.
Je kunt de feiten niet ontlopen. Als je de feiten onder ogen ziet, zijn ze over het algemeen erg onplezierig. Als wij toegeven dat Nederland grote belangen heeft bij de nederlaag van Biafra en dat dit wel eens de reden kan zijn van een zekere dubbelhartigheid bij de Nederlandse regering, dan zegt men; “Dat is niet leuk.” Maar als je nu zegt; “Want u profiteert in feite mee van hetgeen wordt bereikt door het verslaan van Biafra.” dan begint u in opstand te, komen. Dan zegt u; “Neen, dat willen wij niet en dat doen wij niet.” Maar in feite doet u dat wel, want u profiteert van de gelden die vrij komen, dank zij de exploitatiemogelijkheden van bepaalde maatschappijen. Nederland profiteert daarvan. Dat is niet zo prettig om te horen.
Als je tegen de mensen zegt; “Vietnam is heus niet alleen maar een idealistische strijd. Degenen, die daar komen met leuzen van vrijheid en “God wil het”, zouden eigenlijk moeten spreken over de behoefte, ja, de noodzaak voor een bepaalde staat om een andere staat a.h.w. te omringen met posities van waaruit die staat kan worden aangevallen, dan pas zou je reëel spreken. Maar het klinkt niet mooi en daarom vergeten wij het.
Als u luistert naar Minister Luns of naar Nixon of Wilson, dan hoort u hen allen spreken met een schijn van redelijkheid. Maar als u goed luistert, dan zit er vooral een zekere emotionaliteit achter. Zeker, deze mensen hebben ook problemen. Maar deze zijn niet de problemen, die ze u voorgoochelen. Hun problemen zijn zeer concrete problemen. Voor Luns is het bv. “hoe haal ik in godsnaam uit die warboel van de E.E.G. voor Nederland nog de mogelijkheid om redelijk te blijven leven.” Dat is veel belangrijker dan al het andere. En dan wil hij heel rustig vergeten wat dictatuur is en dat er concentratiekampen zijn. Dat interesseert hem niet. Want Nederland moet blijven leven.
Als Nixon staat te beweren, dat hij alles zal doen voor de vrede in Vietnam, meent die man het werkelijk. Hij gelooft werkelijk dat er een aanvaardbare vrede mogelijk is, maar in feite denkt hij; dat kan immers alleen, indien op de een of andere manier ons gevoel van superioriteit niet wordt geschaad.
Wilson kan heel prettig spreken over de noodzaak voor Engeland om in de E.E.G. te komen of om zich op een bepaalde wijze wat terug te trekken uit de vroegere Dominions. Maar feitelijk bedoelt hij dit: wij moeten in ons land een tegenwicht scheppen voor de nu frustrerend wordende invloed van de vakbonden. Daar komt het op neer. Dat kan deze man niet openlijk zeggen; ook al niet door zijn geaardheid en zijn relaties. Zolang je dat niet durft toegeven, ga je zweven. Dan kom je met “de wereld” Net zoals vele jongeren, die schreeuwen om onderwijs tijdens de arbeid, heus wel weten dat als ze het met alle geweld willen, zij dat onderwijs kunnen krijgen. Maar zij willen liever dat het van bovenaf wordt gedecreteerd. Wanneer zij dan niet hun best doen, zal niemand zeggen; “Jongen, het is niet meer nodig, duvel maar op”. Dan zeggen zij; “Hier heb ik een recht; nu kan ik desnoods ook nog wel een tijdje luieren.” Het klinkt rot voor degenen, die daar zo eerlijk en oprecht voor vechten, maar het is waar.
Er zijn studenten, die ongetwijfeld zeer terecht menen, dat er een hervorming in het onderwijs nodig is. Maar zij vergeten één ding: Onderwijs is een deel van een sociale structuur. Op het ogenblik, dat je de structuur van het onderwijs aantast, tast je de sociale structuur aan en daarmee de bestaansmogelijkheid van het onderwijs in de vorm, waarin je het wenst. Dat is volkomen logisch uit te leggen. Maar dat kunnen zij niet inzien. Dit moet veranderen, dan kan al het andere gelijk blijven. En dat is onmogelijk. Het is zo iets als iemand, die zegt: Ik zal wat suiker in het druivensap doen. Ik zet het dan neer, het mag niet gaan gisten natuurlijk, want wijn wil ik niet drinken, maar het moet lekker zoet worden. En als het dan later gist, zegt hij; Dit is onmogelijk, hier is een wonder gebeurt, want ik had het zo niet bedoeld.
De emotie probeert de rede weg te drukken. En naarmate ons denken meer ideëel is en dus meer te maken heeft met niet‑tastbare waarden, zijn we geneigd die emotie, een veel grotere plaats toe te kennen. Er zijn mensen die misschien menen dat een Ian Peasley een dominee zou mogen zijn; dat hij een volksmenner en een opruier is. Maar Ian Peasley doet volgens zijn besef precies wat nodig is om Gods wil waar te maken. Hij voelt immers aan, dat het op die manier moet; en elk redelijk betoog stuit af op zijn argumenten. Niet omdat zijn argumenten goed zijn, maar omdat hij geen ander argument kan aanvaarden. Hij is er doof voor.
Nu zult u zeggen. Is zo iets een geestelijk probleem? Volgens mij is het wel degelijk een geestelijk probleem, als een bepaalde volksgroep een superioriteitsgedachte koestert ‑ op grond waarvan dan ook – en deze middels een geloof rechtvaardigt. Omdat er dan schuldvragen aan te pas komen, die op de een of andere manier moeten worden weggepraat. En deze schuldvragen vormen dan juist weer een belasting in het eigen gevoelsleven, in het eigen geweten en veroorzaken daardoor vaak een veel grotere hardheid dan eigenlijk is bedoeld. Het vreemde is dit.
Er is een opstootje. Een politieman wordt opgeroepen om dat relletje te onderdrukken. In zijn hart is hij het eigenlijk eens met de argumenten van degenen, die dat opstootje veroorzaken. Wat gebeurt er nu? Hij probeert eerst kalm te laten begrijpen dat hij erbij hoort. En dan ontdekt hij dat wat hij ook zegt, hij de tegenpartij is. Juist omdat hij het gevoel heeft dat men gelijk heeft, zal hij er veel harder op in slaan en veel harder trappen en schoppen dan hij anders ooit zou doen. Hij verliest zijn beheersing niet omdat hij een haat gevoelt, maar omdat hij een schuld voelt. Toch kan hij voor zichzelf die schuld wegredeneren, mits hij eerst erkent hoe hij in feite denkt, reageert en leeft.
Het zijn allemaal problemen, die u waarschijnlijk niet onder dit onderwerp zoudt hebben gezocht. U heeft misschien gedacht dat wij het maar zouden hebben over de biechtstoel en dergelijke dingen. Dan moet ik zeggen: Een biechtstoel is ook een geestelijk probleem. Het in de eerste, plaats voor de biechteling, die door het lozen van een al dan niet bestaande schuld veelal een gevoel van verdienste weet te verwerven, maar vooral voor de biechtvader, die het moet aanhoren. Want die mag zoveel niet en die hoort dat er zoveel is. Hij mag zich niet laten boeien door hetgeen hij anderszins ambtshalve moet aanhoren. Gelooft u mij, daar komen heel wat problemen van geestelijke aard uit voort, want een logische oplossing weet hij er toch niet voor te vinden. Hij vindt dan een gevoelsoplossing, komt daardoor weer tot schuldgevoelens, door die schuldgevoelens weer tot een zekere agressiviteit, hetzij in progressieve hetzij in zeer orthodoxe zin.
Je kunt natuurlijk uit de geest over dit alles spreken. Dan kunnen we vertellen dat het gevoelsleven van de mens over het, algemeen een zeer juist baken is, omdat de mens door zijn gevoelens zijn ware harmonieën bepaalt. Maar als die gevoelens dan niet in overeenstemming zijn te brengen met zijn mogelijkheden, zijn wijze van leven, met alles wat er in de wereld bestaat, dan heeft hij toch werkelijk wel de rode nodig.
Ik meen, dat een rationele benadering van elk probleem ‑ ook het geestelijk probleem ‑ noodzakelijk is voor het vinden van mogelijke oplossingen. Ik meen, dat emotionaliteit, die de rede terzijde schuift of tracht te beperken in haar argumenten op zichzelf, een zodanige vervreemding van de eigen wereld inhoudt, dat alle belevingen, die daaruit voortkomen, in feite strijdig zijn met de geestelijke belevingsnoodzaak op aarde.
Daarmee heb ik dan wel het meeste verteld. We kunnen ons natuurlijk afvragen, of het soms niet goed is een emotioneel beroep te doen. Zeker. Door mijn wijze van spreken eerder dan door mijn argumenten heb ik wel degelijk een emotioneel beroep op u gedaan. Ik heb geprobeerd u mee te trekken in mijn denken. Ik geef dit eerlijk toe. Ik geef toe, dat er argumenten en vragen kunnen zijn, waar op wat ik heb gezegd geen volledig antwoord te geven is. Ik geef toe, dat u anders kunt en mag denken, voelen en beleven. En daarmee komen we toch weer wat dichter tot de rationaliteit. Want zodra ik erken, dat er verschillen bestaan tussen hetgeen ik probeer u op te leggen en hetgeen er in u bestaat, dan zeg ik in feite tegen u: Vraag u nu eens af, wat u denkt. Die geestelijke problemen, best. Kom ermee voor de draad, bij wijze van spreken, als het maar niet persoonlijk is. Maar begrijp wel, dat ik alleen mijn oplossing kan geven. Niet de uwe. Begrijp, dat wat ik voel niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als wat u voelt. Maar in de rede vinden wij een ontmoetingspunt. Want daar, waar ik rationeel een probleem benader, kunnen we elkaar een beetje controleren en begrijpen. Daar zitten niet die ongrijpbare vreemde sprongen in, die al te dartele emoties over het algemeen buiten de beheersing van de feiten plaatsen. Want de rede is het middel om elkaar te benaderen en te begrijpen, mits wij haar niet alleen op anderen maar ook op onszelf toepassen. Dan wordt ons gevoel voor ons een middel, waardoor wij de problematiek die voor ons bestaat ‑ zeker indien zij van geestelijke aard is ‑ in het, juiste licht kunnen zien en zo onszelf kunnen hervinden uit rede en emotie in de richting van een persoonlijke werkelijkheid.
Vragen.
Uit uw betoog heb ik opgemerkt, dat wroeging een zuiver emotioneel probleem is. Nu wordt door zelfverwijt en trouwens door alle emotionaliteit veel energie gebruikt, zelfs door personen, die flegmatisch van aard zijn. Waar komt deze energie vandaan?
Die komt uit uw levensprocessen voort en wordt verteerd als zenuwenergie. Daarnaast verteert u ook nog wel wat geestelijke energieën. Nu stelt u, dat wroeging altijd een emotionele kwestie is. Het kan ook een rationele kwestie zijn. Als iemand op een gegeven ogenblik ontdekt, dat hij zijn portemonnaie heeft vergeten, hij geeft zich een klap tegen het hoofd en zegt “wat ben ik stom geweest” en daarover dan nog een week door zanikt, dan is dat ook een soort wroeging, maar die is volkomen factueel gebaseerd. Hij heeft inderdaad een domheid uitgehaald. Als u mij vraagt wat ik denk van wroeging, dan zeg, ik: over het algemeen is het een stommiteit. Als je erkent dat je iets verkeerd hebt gedaan, moet je rustig verdergaan en zorgen dat je die fout niet meer maakt. De meeste mensen echter zijn dan zozeer in de war over de fout, die ze hebben gemaakt, dat ze niet opletten en daardoor veel meer fouten maken. En dat vind ik absoluut een zeer grote fout, als ik het zo eens mag zeggen.
Het lijkt mij dat wroeging eigenlijk niet te beheersen is, als men het zo opvat.
Wroeging is heel gemakkelijk te beheersen, indien u bereid bent om het probleem onder ogen te zien. Iemand, die wroeging heeft, heeft dat over het algemeen niet over datgene, wat hij werkelijk heeft gedaan. Hij heeft het, omdat hij méént dat hij anders had moeten doen. Dat ben u met mij eens, hoop ik. Daarbij gaat hij in zijn veronderstelling van wat hij had moeten doen dus niet uit van zijn feitelijke mogelijkheden, zijn feitelijke persoonlijkheid, maar van een geïdealiseerde versie van zich zelf plus een vervalste versie van de feiten. Daarom zou ik zeggen, Als je wroeging rationeel durft benaderen, de moed hebt na te gaan hoe de zaken werkelijk staan, dan kom je tot de conclusie; ik had het graag anders gedaan, maar gedane zaken nemen geen keer. En dan zul je een volgende keer met de opgetreden mogelijkheden wel degelijk rekening houden, maar je zult er niet onder gebukt gaan. Je zult je er niet door belast voelen. En dat is, geloof ik, erg belangrijk. Berouw is natuurlijk schitterend, naar het is alleen maar dan schitterend, indien het je helpt verdere fouten te vermijden. De eigenschappen van berouw en wroeging zijn meestal, dat ze het je onmogelijk maken verdere fouten te voorkomen door een absolute eenzijdige occupatie ‑ hetzij van je emoties hetzij van je denken ‑ met als gevolg een blindheid voor veel van je werkelijke verplichtingen en mogelijkheden in de wereld.
Je zou dus kunnen zeggen: wroeging en berouw is een verspilling van energie.
Indien ze onbeperkt worden gecontinueerd nadat ze zijn opgetreden, zeer zeker. Zoals ik iemand, die voortdurend met, hoofdpijn blijft lopen, als hij weet dat een aspirientje voldoende is om er vanaf te komen, ook iemand vind die onnodig energie verspilt. Dat klinkt misschien wel een beetje vreemd, maar daar komt het wel op neer. Berouw treedt op, op het ogenblik dat wij in conflict komen met onze wereld of met onszelf of met beide. Als wij merken dat het optreedt, kunnen we het rationeel benaderen. Dan kunnen we dus zien in hoeverre de emotie hier een rol speelt en kunnen wij ook begrijpen in hoeverre ons leven hierdoor mogen laten beïnvloeden. We kunnen echter daarmee de emotie niet ongedaan maken. U zult dus iets altijd wel blijven betreuren, maar het domineert uw benadering van nieuwe feiten niet meer.
In welk opzicht gaat een gevoel van een onzuiverheid in verhouding tot omstandigheden of personen op een gegeven moment mank, wanneer ik daarbij geen gevoelsreactie zou tonen, laat staan het rationeel benader? Krijg ik daardoor zielkundig dan wel een juiste omzetting?
Dan bent u wat men noemt gevoelsarm. Dat is een toestand, die, bij meer mensen voorkomt dan men waarschijnlijk weet. Deze gevoelsarmoede of emotionele armoede dwingt de mensen dan wel tot een zekere rationaliteit. Ze kennen dus geen berouw, ze kennen geen wroeging, ze kennen alleen de feiten. Maar dan is kennelijk ergens iets niet in orde. Het kan een ziekte zijn (een vorm van geestesziekte is dat ook, soms gebaseerd ook op lichamelijke kwesties), het kan een kwestie zijn van bepaalde afscheidingen (o.a. als twee afscheidingen van de hypofyse niet in juist evenwicht zijn, ontstaat er iets dergelijks), maar dan moeten wij toch wel zeggen: zo iemand kan op een gegeven ogenblik voor zichzelf zoveel spanningen opbouwen, dat hij niet meer in staat is die te verdragen. Dan komt er een emotie, maar die is dan niet beheersbaar. Het is zo iets als een stuwdam die doorbreekt. Zo iemand wordt dan door die emotie volledig beheerst. Het is dus een toestand, die zeker niet gezond is. Indien u in een dergelijke situatie verkeert, kunt u daar meer één oplossing voor vinden, en dat is voortdurend rekening blijven houden met de gevoelens van anderen, ook als u ze op zijn minst misschien onredelijk vindt. Hierdoor krijgt u n.l. op den duur een invoelen in gevoelswaarde (die is dan zuiver rationeel), waardoor u, als uw eigen gevoelens eenmaal gaan spreken ‑ en dat gebeurt in het leven toch wel een keer ‑ ook in staat bent de betekenis daarvan te begrijpen en dus ondanks de emotie rationeel kunt blijven reageren dan anderen.
Is dan dat gevoel van onzuiverheid in dit geval wel een normgever voor zover je voelt niet voldaan te hebben aan jezelf? Ik haak even in op dat begrip wroeging van daarnet.
Indien je het gevoel hebt dat er iets niet in orde is, dan betekent dat, dat je eigen voorstellingen en de feiten ergens niet in orde zijn; dat zij elkaar dus niet volledig dekken. Als daar nu een emotie bij komt (wanneer u zegt “onzuiverheid”), dan is het geen volledige emotie, maar alleen een gevoel van wrevel; en dat gaat meestal wel weer voorbij. Maar indien daar werkelijk emotie bij in het spel komt, dan moet je uitgaan van het feit: er is een verschil tussen mijn voorstelling en de feiten. Waarom? En dan kun je dat vinden.
Dus hoeft het niet altijd zo te zijn, dat je interpretatie van de feiten je eigenlijk een beperking oplegt?
Dat is dan niet noodzakelijk. Laten wij het heel eenvoudig zo formuleren: Wanneer iemand symptomen vertoont en hij onderdrukt deze ‑ wat soms mogelijk is met wilskracht ‑ dan zal hij daardoor het ziekteproces niet uitschakelen. Indien hij de symptomen erkent voor wat zij zijn en daaruit zijn logische conclusies trekt, kan hij zich onder behandeling, stellen of hij kan die geestelijke maatregelen treffen, welke noodzakelijk zijn om weer gezondheid te bereiken.
Als u gevoelsarm een toestand van geestesziekte noemt, is dan overgevoeligheid ook een geestesziekte?
Overgevoeligheid kan ook een geestesziekte zijn. Maar wat noemt u overgevoeligheid? Het is dan weer heel moeilijk om hiervoor een criterium te vinden. Gevoelsarmoede kennen we. Dat is iemand, die zich eigenlijk nooit met een ander of met iets anders werkelijk verbonden gevoelt. Overgevoeligheid zou kunnen zijn, dat je je te sterk gebonden voelt aan alle dingen. In dat geval is het ziekelijk. Maar er zijn ook mensen, die op een bepaald punt overgevoelig zijn. In dat geval is dat niet een kwestie van geestesziekte maar van zelfbedrog. De overgevoeligheid, de kwetsbaarheid op dat ene punt wijst n.l. op de innerlijke erkenning van eigen onvolledigheid, onvolwaardigheid of onjuistheid ten aanzien van dit punt.
Is het de rede, die altijd het midden moet zoeken?
De rede moet de verklaring zoeken. Daaruit kan zij de mogelijkheden constateren. De keuze uit de mogelijkheden maakt echter het gevoel. Als je 5 gelijkwaardige mogelijkheden hebt, dan laat je door je gevoel beslissen welke van die 5 wegen je zult inslaan.
Als je nu irritatie door burenlawaai stelt, dan heb ik hier gewoon een objectief feit. Dan kun je dus niet stellen; dit is an sich een over gevoeligheid.
Dat behoeft an sich geen overgevoeligheid te zijn. Ofschoon buren lawaai natuurlijk ook weer uiteen kan vallen in heel wat verschillende vormen en normen. Om u een voorbeeld te geven Het is heel normaal, wanneer ik ‑ zelf rust behoevend ‑ wordt geïrriteerd door buitengewone luidruchtigheid of bv. door een zwaar gehamer in de nacht ergens boven of naast u. Dat is dus een normale irritatie. Als u daarover woedend wordt, is dat ook heel normaal. Als u overweegt op welke manier u dat fenomeen kunt opheffen, is het ook heel normaal. Op het ogenblik echter dat u ‑ wat wel voorkomt ‑ geluiden, die eigenlijk niet opvallend hard zijn (bv. een radio waarvan iets doordringt) als een storing ervaart en uw aandacht daarop zó concentreert dat de irritatiewaarde ver boven de feitelijke norm uitgaat, dan hebben wij te maken met een opzwepingsproces, waarbij men zichzelf opzweept door concentratie van aandacht op een storende factor. In een dergelijk geval is overgevoeligheid absoluut niet reëel, omdat de verhouding tussen de reactie en de oorzaak niet meer rationeel is.
Komt alle emotie, voort uit onevenwichtigheid?
Ik ben niet geneigd dat te onderschrijven. Want indien dit jaar zou zijn, zouden wij allen zeer onevenwichtig moeten zijn. Niemand van u en niemand van ons uitgezonderd. Maar laten wij proberen het reëel te benaderen. Wij moeten dan stellen, dat gevoel op zichzelf een normale functie heeft in het menselijk en in het geestelijk bestaan, omdat wij via gevoelens kunnen komen tot een aanvulling van ons redelijk of aanwezig besef en hierdoor hogere waarden dan wij feitelijk persoonlijk kunnen mede kunnen interpreteren in het gekende.
Als je evenwichtig bent, dan breng je geen emotie maar emotionaliteit naar voren.
Maar dat wil niet zeggen, dat je ze niet hebt,
Het is non‑actief.
Het is zeer actief. Het in n.l. zo; Iemand, die een evenwichtig persoon wordt genoemd in uw wereld, is iemand, die zijn emoties weet in te passen in zijn rationele processen en reacties, zodat zij voor anderen niet als emotie zonder meer onmiddellijk kenbaar zijn. Maar als er sprake is van een emotionele armoede, dan hebben we te maken met iemand, die ‑ wat hij ook doet ‑ altijd ergens een gebrek toont. U voelt een hiaat aan, die u aan de hand van de feiten nooit kunt aantonen. Een evenwichtig mens toont dat niet aan, want die heeft werkelijk wel een gevoel van volledigheid.
Is emotie dan een stroom of een bron van energie?
Nu zou ik graag willen weten in welke vorm u dat bedoelt?
- Wel, omdat u zegt: het is altijd aanwezig.
Het is altijd aanwezig. Emotie is op zichzelf altijd een energie verterend proces. Omdat emotie zodra zij lichamelijk een rol gaat spelen een belasting betekent van o.m. het zenuwstelsel en dus een afvloeiing is van allerhande energieën via zenuwstelsel en bloedbaan. Dat betekent dus, dat er altijd energie wordt verbruikt, maar ‑ en nu is hot iets anders ‑ wanneer onze emotionaliteit redelijk is ingepast in onze wereld en als zodanig de emotie ons het gevoel geeft van voldaanheid of juistheid, dan wordt hierdoor een proces in werking gezet, waardoor energieën en evenwichtigheden in het lichaam ontstaan, waardoor de teloor gegane energie a.h.w. veelvoudig weer wordt geleverd. Het is dus zo, dat de juist gerichte energie van de emotie op zichzelf een energieverbruik impliceert, maar door een soort feed‑back, die dan niet zuiver emotioneel behoeft te zijn, gelijktijdig nieuwe energieën van een enigszins andere geaardheid tot stand brengt.
En liggen die dan wel in een gesloten systeem, waardoor er een circulatie terug naar bv. de geest ontstaat?
Een circulatie terug naar de geest zou ik in dit geval niet graag zeggen. Want wat naar de geest wordt overgebracht is voor een groot gedeelte besef. En besef kunt u moeilijk meer als energie, hoogstens als modulatie van energie beschouwen. Maar als u bedoelt of hiermede in het lichaam zelf gesloten systemen kunnen ontstaan, waarbij een opvoering van energie binnen dit gesloten geheel mogelijk is, dan moet ik dit onmiddellijk bevestigend beantwoorden.
Er is dus naast ditzelfde gesloten systeem, ook een emotionaliteit van iets hogere oorsprong gebruikt, waardoor je zou kunnen stellen; De levenskracht wordt dus niet volledig verbruikt, maar feed zichzelf back a.h.w. op de besefswaarden?
U maakt het heel erg ingewikkeld. Theoretisch is een dergelijke stelling mogelijk. Ik zeg: theoretisch, om de doodeenvoudige reden dat een feed‑back van de emotie naar het besef te allen tijde plaatsvindt en dus niet als een bijzondere verhoging van geestelijke kracht kan dienen. Ze kan wel dienen als een verrijking van geestelijk besef. Het omgekeerde is wel mogelijk: dat de geest door zijn harmonie met een emotionele toestand hierdoor de eigen mogelijkheid tot kracht‑ontnemen aan de omgeving en kracht-richten in het “ik” verhoogt, waarmede de feitelijke levensenergie in een persoonlijkheid aanmerkelijk kan worden vermeerderd.
Hoe benader je een gevoel van onmacht?
Heel eenvoudig: constateren in hoeverre die onmacht wel en in hoeverre ze niet bestaat. Dit kan aan de hand van een rationeel proces. Na de constatering van datgene, waartoe men volgens de redelijkheid onmachtig is, gaat men verder met het projecteren van zijn actie in de richting vaar die onmacht niet of beperkt bestaat. Door de actie in de richting te projecteren van datgene, waarop men macht kán uitoefenen ‑ hoe beperkt dan ook ‑ verdwijnt het gevoel van onmacht en ontstaat er een emotie, die in staat is zelf energieën op te brengen, waardoor het oorspronkelijk niet‑aantastbare of niet‑beheersbare binnen het bereik van de eigen vermogens valt. Ik zal het nog eens eenvoudiger zeggen; Als ik een gevoel van onmacht heb, dan moet ik punt 1 nagaan waarop het berust. Punt 2; ik moet analyseren in hoeverre ik aan de hand van de rede (dus door overweging van argumenten en vergelijking van feiten) invloed kan uitoefenen binnen het gebied, waarop ik mijn onmacht voel. Als ik dit doe, krijg ik een zelfvertrouwen. Ik krijg dus een zekere energie en misschien ook een zekere training, waardoor delen van wat eens voor mij redelijk niet te beïnvloeden was nu wel beïnvloedbaar blijkt te worden. Ik groei dus a.h.w. verder naar het schijnbaar onbereikbare. Zoals een schaatser kan zeggen; “5000 m. in zoveel tijd, dat is bijna onmogelijk,” maar na een training onder die tijd kan komen. Zijn gevoel van onmacht t.a.v. een minutengrens kan dus worden doorbroken door training. Die training kan hij nooit verwerven door zich voortdurend bezig te houden met het doorbreken van die grens (dan rijdt hij zich kapot), maar alleen door het vergroten van zijn uithoudingsvermogen en door te proberen althans beperkte prestaties te leven, waarin misschien eens de mogelijkheid zal liggen om die minutengrens aan te tasten. Vraagt u het maar eens aan een schaatstrainer.
Mensen, die dogmatisch zijn opgevoed, zijn a.h.w. in de greep van emotie. Hoe komen zij daaruit?
Door te begrijpen in hoeverre hun dogmatisme niet rationeel is. Het dogmatisme betekent een eigen gevoelsoriëntatie ten aanzien van een bepaalde waarde. Stel daarnaast een verstandelijke beschouwing t.a.v. diezelfde waarde en ga ervan uit dat deze benadering voor alle anderen behalve voor uzelf de meest juiste is. Voordat u het weet, bent u een groot gedeelte van uw dogma’s kwijt geraakt. Zoek niet de bevestiging van het gelijk, dat u bezit in uw dogmatische opvatting, maar zoek de redelijke benadering van de waarden waaromtrent u eens een dogmatisch oordeel heeft geleerd of nog steeds velt.
Maar de dogmatische mensen die ik ken zijn niet rationeel te benaderen.
U moet ook nooit een dogmaticus rationeel benaderen. Een dogmaticus kan pas zijn dogma beseffen, indien hij zelf rationeel genoeg wordt om zijn dogma niet a priori als onaantastbare waarheid te stellen. Zodra men beseft, dat iets voor de ene persoon een gevoelsmatige maar absolute waarheid kan betekenen, terwijl het voor een ander die betekenis niet bezit, komt men op dat punt waar een rationeel contact mogelijk is. Niet eerder. Daarom, als ik u een raad mag geven: twist nooit met dogmatici. U kunt hen nooit overtuigen, hoogstens bieden zij u een lichte lichamelijke opfrissing aan in de vorm van een pak slaag of zo iets.
Vele groeperingen bestrijden elkaar: kapitalisten, socialisten, verschillende geloofsrichtingen, concurrenten op velerlei gebieden. Bestrijden zij elkaar niet a priori op grond van overeenkomsten in plaats van op grond van bestaande verschillen?
Het is een beetje moeilijk geformuleerd. Je zou het zo kunnen zeggen: De meeste mensen reageren; Wat ik heb is van mij, wat van mij is daarvan blijf je af; wat ik heb aan invloed is van mij; wat van mij is daar van blijf je, af; wat voor mij goed is moet voor jou ook maar goed genoeg zijn, want je blijft van mijn belangen af. Op deze manier ontstaan er vele groepen, die idealen in hun vaandel voeren maar in feite een stom eigen belang op de achtergrond hebben. Zoals b.v. de idealistische strijd van de vakbonden om fl 10.‑. meer voor hun leden te krijgen. Dat is geen ideaal. Dat is doodgewoon een stomme poging van eigenbelang, omdat men hoopt op die manier meer leden te kunnen trekken en zo even belangrijk te blijven als men hoopte te zijn.
De mate van redelijk te kunnen denken is bepalend voor de mogelijkheid van communicatie tussen mensen. Is het eigenlijk niet een witte raaf, indien men iemand vindt met wie men vrij uit kan communiceren? De eigen problemen kan men toch eigenlijk alleen maar zelf oplossen?
Tot op zekere hoogte is dat inderdaad juist. U kunt n.l. alleen zelf precies bepalen welke oplossing van uw problemen voor u aanvaardbaar is. Vandaar dat het altijd zo slecht gaat, als mensen proberen de problemen van anderen op te, lossen. Ik weet niet, of u dat wel eens gezien heeft in de maatschappij. Maar dat is altijd het geval. U brengt daar communicatie te berde op een manier, die mij niet erg prettig aan doet. U zegt n.l. dat die communicatie alleen mogelijk is op grond van een gelijke redelijkheid, waardoor een gelijke emotie kan worden gedeeld. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Ik geloof, dat de emotionaliteit niet bepalend is voor de communicatiemogelijkheid zelf, maar wel bepalend kan zijn voor de communicatiewil. Ik zou verder erbij willen zeggen, dat ook redelijke vermogens niet bepalend zijn voor de communicatie, maar slechts de wederkerige aanpassing aan elkanders vermogen. Als twee mensen met elkaar argumenteren, moeten zij proberen dezelfde taal te spreken voor zover hen dat mogelijk is. Indien zij daartoe bereid zijn, zullen ze begrijpen wat zij elkander te zeggen hebben. Hoe zij daarop emotioneel reageren, is dan een tweede punt. Of die emotie gelijk is of niet, is niet te zeggen op grond van de communicatie. Wel kan worden gezegd, dat op grond van het bestaande begrip in ieder geval de emotionaliteit niet zo fel tegen de ander is gericht. De emotie wordt dan meer gericht op bijna abstracte algemene waarden en wordt niet meer gecentraliseerd op een persoonlijkheid. Dat is zeer belangrijk.
Iemand zit met het probleem, of er al of niet leven is na de dood, of er al of niet een God is en dergelijke dingen. Dan kan ik mij voorstellen, dat je zo’n probleem wel emotioneel kunt benaderen, maar hoe kun je zo’n probleem rationeel benaderen, waaraan dergelijke mensen dikwijls zo’n behoefte hebben?
De rationele benadering is eenvoudig genoeg. De rationele benadering kan nimmer voeren tot een bewijs, zoals u weet. Maar men kan op grond van het bestaande voor bv. een bestaan na de dood aldus redeneren? We kunnen niet bewijzen, dat er een bestaan na de dood is op een manier, die voor alle mensen volgens wetenschappelijke normen aanvaardbaar is. Aan de andere kant kunnen wij ‑ eveneens wetenschappelijk voor iedereen aanvaardbaar ‑ redelijk niet bewijzen dat het er wel is. Daar er definitief geen bewijs te ener of te andere zijde kan worden geleverd, moeten wij ons dus bepalen tot het gemiddelde. En dan komen wij tot de ontdekking, dat het merendeel van de mensen op aarde op enigerlei wijze aan een voortbestaan na de dood of een mogelijkheid daartoe gelooft. Dit op zichzelf geeft m.i. reeds aan, dat men dus reden kan hebben om het geloof in een voortbestaan niet te verwerpen, ook als men dit voor zichzelf emotioneel nog niet als juist kan beschouwen. Ten aanzien van het bestaan van God geldt precies hetzelfde. We kunnen niet bewijzen, dat er een God is; we kunnen niet bewijzen dat er geen is. Omdat er geen bewijs is te leveren, maar zo onnoemelijk veel mensen geloven in een God, is het waarschijnlijk dat er iets bestaat, dat wij niet kunnen definiëren, wat voor die mensen de plaats van de Godheid inneemt. Laten wij dit dan voorlopig God noemen en ons niet bezig houden met de vraag, of wij de God, die door sommigen wordt gesteld, kunnen bewijzen, maar slechts aanvaarden dat er ongeziene krachten, die we niet kunnen bepalen en die we niet rationeel kunnen verklaren, kunnen ingrijpen in het leven van de mensen. Dat is de rationele benadering.
U benadert die problemen wel eens anders dan emotioneel.
Ja, dat doen wij ook wel. Maar over het algemeen hebben wij te maken met mensen, die een zekere mate van interesse, geloof of wil tot geloof bezitten. Wij kunnen dan uitgaan van een bepaalde emotionele grondslag, die wij uit de aard der zaak mede verwerken in ons op zich zelf vaak zeer rationeel betoog, waarbij wij proberen op grond van de rationaliteit, die in ons betoog een hoofdrol pleegt te spelen, de gevoelswaarde zodanig te wekken en te richten, dat de mens beter begrijpt hoe hij de dingen zelf voelt en ziet. Het is n.l. ons doel niet de mensen te bekeren tot een bepaalde zienswijze, maar wel om, hen tot een besef te brengen van hetgeen ze eigenlijk denken, wat ze eigenlijk voelen en hen dus te ontdoen van een soort schil, die ze zich hebben aangemeten, omdat dit maatschappelijk om voor hun aanzien beter was. Een mens moet terugkeren tot dat wat hij oorspronkelijk was. Dat is één van de grote doeleinden, die we nastreven. Terugkeer tot je eigen werkelijkheid betekent een benadering van zelfkennis. En benadering van zelfkennis betekent voor ons een benadering van geestelijke bewustwording. Geestelijke bewustwording betekent voor ons een grotere geestelijke ontplooiing gepaard gaande waarschijnlijk met een medewerking, die we heel erg welkom zullen heten; en voor u gepaard gaande met minder moeilijkheden bij en na de overgang; wat ons weer vele moeiten bespaart. U ziet, ik ben volkomen redelijk en rationeel, ook als ik hier spreek over zaken, die onbewijsbaar zijn. Hier hebben we dus ‑ indien we dit als redelijkheid willen beschouwen ‑ te maken met een valse werkelijkheid, in dier voege dat het voortbestaan, dat voor mij bewijsbaar is maar voor u niet, door mij op grond van mijn eigen leven ‑ zonder dat ik u een bewijs kan leveren ‑ als bestaand wordt aangenomen, zodat u tegen dergelijke argumenten zeker moet stellen: U heeft niet bewezen dat u werkelijk een geest bent. En dan heeft u volkomen gelijk, maar dan zult u wel moeten toegeven, dat ‑ indien het gestelde juist is ‑ ook de rest juist is. U moet zelf maar uitmaken wat u daaromtrent denkt of voelt.
U had het in uw betoog omtrent de Paus ook even over de celibaat kwestie en dat er in diverse systemen als katholicisme niet alleen, maar ook in yoga een vorm van ascetisme bestaat. Dit schept bij velen bijzondere spanningen en problemen. Is nu het antwoord, dat wij allen op den duur ascetisch moeten worden?
Neen, dat is helemaal niet waar. Het antwoord is dit; Een verweer tegen het celibaat is redelijk. Niet omdat een vrijwillig gekozen celibaat op zichzelf door degenen, die voldoende beheersing en inzicht hebben, niet kan worden gebruikt voor het bereiken van bepaalde bewustwordingen en andere mogelijkheden, maar om de doodeenvoudige reden dat een celibaat opgelegd als wet een groot aantal mensen, die niet in staat zijn daarmee ook maar iets ten gunste van zichzelf of van anderen te doen, dwingt tot een levenshouding, die frustratie en daarmee agressiviteit voortbrengt.
Als men het nu generaliseert, zou dan een mens op den duur het onthoudingsprocedé, het ascetisme, als geestelijke weg moeten volgen?
Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Maar dit is een kwestie van persoonlijke opvatting. Ik zeg dit erbij, omdat er bij ons anderen zijn, die daar anders over denken. Ik zie het als volgt; De onthouding heeft voor de mens in zoverre nut, dat hij kan leren geen slaaf te worden van zijn behoeften. In deze zin acht ik een redelijke onthouding absoluut hanteerbaar, bruikbaar en juist. Zodra de onthouding zelf echter tot doel gaat worden en niet de beheersing, bevat zij enerzijds een toenemend aantal ontkenningen van de werkelijkheid, terwijl zij anderzijds in het “ik” een groter aantal spanningen voortbrengt, die ‑ tenzij ze volledig worden beseft en beheerst ‑ niet kunnen worden gesublimeerd tot andere waarden van hogere kracht en hogere orde. Daar ik meen, dat zolang de mensheid op aarde bestaat haar bestaan aantoont, dat zij deze absolute sublimatie nimmer geheel tot stand zal kunnen brengen, meen ik ascese als een absolute leefregel voor het geheel der mensheid te moeten verwerpen, daarbij toegevende dat het voor enkelingen nuttig en bruikbaar kan zijn. Gelijktijdig wijs ik er echter op, dat een pseudo‑ascese heel vaak heeft geleid tot een ontwaarding ‑ geestelijk, zowel als stoffelijk ‑ van mensen, die daaraan een schijn van heiligheid en voorrechten tegenover anderen menen te kunnen ontlenen.
Bepaalde meesters op dit terrein hebben dit al duizenden jaren geleerd. Het lijkt mij ook strijdig in de opvattingen, die u zelf ook aanhangt. Is er een bepaalde reden dat er geen diepgang was te bereiken of zien zij geen nevenwegen?
Er zijn voldoende nevenwegen. Er zijn zelfs wegen, die precies het tegenovergestelde zijn en die zijn in het verleden ook ruimschoots uitgeleefd. Er bestaan zelfs op het ogenblik nog groepen en kringen, die zich met deze tegengestelde beleving (uitleving) bezighouden. We kunnen daar alleen dit op zeggen; Met de groei van een maatschappelijke vorm, die een toenemende beheersing van de burger door een gezag noodzakelijk maakt, was elke richting, die in de vorm van ascese (ontzegging) een geestelijke bewustwording predikte, aanvaardbaar. Terwijl gelijktijdig de richting, die in een zekere uitleving probeerde een soortgelijke, mogelijkheid en erkenning te bereiken, moest worden afgewezen. Het resultaat was dat Dionysus werd verbannen.
Is dat ook wat de Indiase lering…….
In de Indiase lering is dat precies hetzelfde, met dien verstande dat in India leringen bestaan, die precies het tegenovergestelde inhouden, en dat er zelfs nu nog grote religieuze groepen bestaan, die gebruiken hebben die sterk van de ascese afwijken, om het maar heel licht te zeggen. Deze groepen worden dan als verworpenen beschouwd; of men spreekt niet over hen, wanneer ze n.l. dingen kunnen voortbrengen waarmee men anders geen raad weet. En wel om de doodeenvoudige reden, dat zij niet passen in een maatschappelijk bestel, dat op macht is gebaseerd en als zodanig op een gezinsbouw, die bezitsoverdracht mogelijk maakt en gelijktijdig door de gezinsvorm en de verantwoordelijkheid daaraan verbonden een beheersing, van de gezinsleden, U ziet het, ik geef weer van alles tot zelfs onderricht over sociale, ethische en godsdienstige ontwikkelingen.
Het begrip geloof. Geloof kun je rationeel opbouwen, maar zonder emotie is het waardeloos.
Pardon. U kunt geen enkel geloof rationeel opbouwen, omdat elk geloof is gebaseerd op de emotionele aanvaarding van een onbewijsbare stelling op grond waarvan men een verdere rationele opbouw tot stand kan brengen.
Ik bedoel het geloof, het vertrouwen, dat je nodig hebt in een gebed om resultaten te bereiken.
Dat is toch precies hetzelfde. U begint met aan te nemen, dat het gebed wat doet. Wanneer u dat eenmaal heeft, dan kunt u heel rationeel verdergaan en zeggen: Ik bid zus en ik bid zo. Ik bid zolang en ik bid daarvoor en de rest. En dat kunt u dan allemaal rationeel verklaren. Maar het feit, dat dat gebed wat voor u moet doen of kan doen, kunt u niet rationeel verklaren. Zelfs niet als dat gebed inderdaad resultaten geeft, kunt u rationeel nog geen verband leggen, dus het maakt absoluut geen verschil, of we nu spreken over gebed of over het vertrouwen in de medemensen. We beginnen met iets aan te nemen; dat wat we aannemen kunnen we niet bewijzen. Op grond van hetgeen wij niet kunnen bewijzen, kunnen we een aantal redelijke veronderstellingen opbouwen en deze zelfs ondersteunen met feiten, zodat we tot een rationeel geheel komen, waarvan slechts de grondstelling emotioneel is. Ik zou zeggen, dat is duidelijk genoeg.
Is alle theologie gebouwd op emotionele grondwaarden?
Ja, dat zoudt u zo kunnen zeggen. Als je het helemaal zuiver wilt zeggen; Theologie is een wetenschap volgens redelijke, logische en filosofische argumenten, opgebouwd op grond van stellingen die onbewijsbaar zijn, maar die a priori als vaststaand en bewezen worden aangenomen. En aangezien men voor een dergelijke aanvaarding volgens mij toch wel een zekere emotionaliteit moet veronderstellen, althans een afwezigheid van rationaliteit, mogen we dus wel zeggen dat de basis van alle theologie ergens emotioneel is.
Is die emotie dan niet rationeel opgewekt?
De emotie is niet rationeel opgewekt. U kunt wel rationeel emoties opwekken, maar dan doet u dat met een bepaald doel. Indien u zoudt stellen dat de emoties, die ten grondslag liggen aan de aanvaarding van de theologie als een wetenschap rationeel zijn opgewekt, dan moet u daar mee ook veronderstellen, dat er vanaf het begin van deze wereld een stel oplichters is geweest, die door middel van een kunstmatig opgewekte emotionaliteit en een daarop gebaseerd geloof hun medemensen proberen te bedriegen.
Als het niet rationeel wordt opgewekt, dan is het dus spontaan ontstaan.
Dan kan het spontaan ontstaan zijn. We kunnen dan dat spontaan genereren van die emoties ook verklaren, omdat de inpassing van het onbegrepene in een wereld, die men toch voor zichzelf als beheersbaar wil zien, plaatsvindt krachtens een emotionaliteit, waarbij de rationalisatie slechts de uitdrukking is van de emotie, maar niet de hele weergave. Kijk eens, als we weten dat Feijenoord er slecht voor staat en moet spelen tegen Ajax, die er heel goed voor staat (hij heeft alle spelers in het veld, Feijenoord niet), dan zeg je tegen een Feijenoorder: “Ajax zal wel winnen.” Dan moet je eens horen hoeveel redelijke argumenten die heeft om aan te tonen dat zijn club toch zal winnen. Kijk, dat is nu emotie. De steun met schijnbaar redelijke argumenten, waarbij hij echter buiten beschouwing laat dat door de afwezigheid van enkele topspelers wel degelijk de kansen van zijn elftal heel wat minder zijn dan die van de tegenstander.
Als nu de emotie spontaan ontstaat, dan hebben wij er ook geen macht over.
Als de emotie spontaan ontstaat, voert zij ons tot een gevoelsmatige benadering van de dingen. Zodra wij in de benadering van de dingen tot een ervaring komen en deze rationeel durven ontleden, blijkt ons in welke mate de emotie aanwezig was. Wij kunnen daardoor die emotie gebruiken om op grond van rationele onderzoekingen verder een reële en redelijke keuze te doen. Dit blijkt zelfs in de moderne theologie waar men nog altijd werkend op grond van emotionaliteiten en uitgaande van emotionele, waarden toch komt tot een meer reële benadering van het dagelijkse leven doordat men de waarde van het dagelijkse leven primair als feit gaat stellen en niet slechts als een soort onvermijdelijke appendix bij de veronderstelde ideële en emotionele uitingen, die, men in zijn geloof zoekt. Of om het anders te zeggen: De moderne theologie neigt meer en meer naar de sociologie als gevolg van haar poging om ‑ ongeacht de gevoelsargumenten waaraan zij blijf vasthouden – te komen tot een benadering op grond van de feiten. En daardoor wordt haar keuze, haar gerichtheid binnen de, gemeenschap, dus wel degelijk bepaald.
Door een werkelijk geloof voor jezelf ergens in te projecteren kun je, geloof ik, toch wel wat bereiken.
Dat ben ik direct met u eens. Dat is een magisch principe. Op het ogenblik, dat ik door verwaarlozing van een deel van de werkelijkheid en zelfs door het projecteren van een niet werkelijk bestaande waarde een realiteit ervaar, welke voor mij manipuleerbaar is, kan ik daaruit krachten putten, ongeacht het feit of deze als zodanig wel reëel voor anderen bestaan. Het is de wet in de magie van projectie, sympatische werking en overdracht. Als u zich daarmee bezighoudt, dan kunt u dat ook op het gewone kerkelijke geloof projecteren. Indien ik geloof in een kracht en ik doe op die kracht in vol vertrouwen (dus ook geloof) een beroep, dan doe ik iets wat alleen vanuit mijn gevoelsbasis gezien een redelijkheid heeft. Het heeft niets te maken met de feiten. Hetgeen ik verlang te krijgen of meen te krijgen is zelfs in strijd met de feiten. Maar door deze toestand breng ik mij in een zodanige gespannenheid en mede in een zodanige eenzijdige gerichtheid, dat ik uit de mij omringende feiten, krachten en mogelijkheden die kan selecteren, welke voor mij een verwezenlijking mogelijk maken van hetgeen waarvoor ik heb gebeden. Dit is misschien de meest juiste verklaring waarom er staat; “vraag en u zal gegeven worden”. Want op het ogenblik, dat u vraagt met volledige inzet van uw persoonlijkheid en met een volledig geloof dat er een antwoord op die vraag zal komen, creëert u het antwoord. En door het antwoord voor uzelf te creëren als een werkelijkheid, bepaalt u uw eigen reacties en vermogens.
En is die werkelijkheid ook weer vervangbaar te stellen tussen de feiten, waarmee hij eerst in strijd zou kunnen zijn?
Het is zo, dat u in een dergelijk geval de feiten, waarmee de geloofswaarde in strijd is, niet opmerkt zolang u bezig bent met de verwezenlijking van wat er in de geloofswaarde is uitgedrukt. Dit is dus een doofheid, een blindheid. Nu weet u misschien, dat men door deze doofheid en blindheid vele storende factoren ‑ althans voorlopig ‑ terzijde kunt schuiven. Daardoor voleind u datgene wat u wilt bereiken, voordat de storende factoren weer merkbaar worden. En eenmaal bereikt hebbende, kunt u daarmee zelf gemakkelijker klaar komen dan wanneer u in een toestand van onevenwichtigheid verkeert of in een toestand van gevoelens van onvermogen etc.
Maar bij het verplaatsen van voorwerpen dwars door muren heen, moet ik in feite een nieuwe toestand scheppen.
Dat is helemaal niet waar. U weet trouwens op heel handige manier af te wijken van het onderwerp. Mijn compliment. Op het ogenblik, dat wij ‑ en nu nemen wij aan dat een mens dit van uit zichzelf doet ‑ een transport tot stand brengen, waarbij een deel van de materie mede wordt doorlopen (bv. een muur), dan moeten wij uitgaan van het standpunt, dat het besef van de vorm plus het besef van de kracht ‑ meestal onbewust in de persoon bestaand ‑ voldoende is om een grondpatroon te vormen voor alle delen, die in een onderlinge uitzetting (vergroting van de ruimte tussen de kleinste delen) een gemakkelijke doordringing kunnen vinden door materie van normale structuur. En op het ogenblik, dat het punt van besef waarin men de verplaatsing denkt of onbewust projecteert, is bereikt, valt de eigen inspanning weg en wordt hierdoor de normale verhouding van althans het grootste gedeelte tegenover de kleine delen weer aangenomen. Wij kunnen hierbij opmerken, dat het aantal vrijebaan elektronen, dat bij het voorwerp betrokken is een ogenblik groter dan normaal is. Vandaar dat dergelijke voorwerpen meestal warmte schijnen te hebben, daar zij een uitstraling (een afstoting van deeltjes tot stand brengen, totdat het normaal evenwicht geheel is bereikt.
Dan hoop ik, dat wij hiermee aan het eind van de vragen zijn gekomen. We moeten dan nog even terug naar het onderwerp, hoe pijnlijk het voor sommigen ook schijnt te zijn.
Ik kan het begrijpen, dat voor u de kwestie van emotie en redelijkheid, van gevoel en denken niet zo gemakkelijk uit de verf komt, omdat een groot gedeelte van uw leven in feite op gevoelens is gebaseerd. U weet vaak zelf niet waarom u iets aangenaam of onaangenaam vindt. U weet alleen maar ‑ en dat is heel eigenaardig ‑ dat u iets wel of niet kunt accepteren. De reden waarom, weet u niet en over het algemeen zoekt u er later één. Vandaar dat twee mensen, waarvan de een wel kan aanvaarden en de ander niet, een geheel verschillende beschrijving geven. Bij de een is het een betrekkelijk knap persoon; bij de ander is het iemand met een ongunstig uiterlijk.
Dergelijke dingen zien we overal in de wereld. Als we die dingen doen in het normale leven, zijn ze zeker niet zo heel erg belangrijk. Maar op het ogenblik, dat je hele leven wordt gedicteerd door bepaalde theorieën of stellingen, dat je iets ziet als de reden voor je bestaan, dan moet je je afvragen; Waarom voel ik het zo? Uw gevoelens absoluut uitschakelen kunt u niet en zonder gevoelens leven, is in feite een soort ziekte. En zelfs dan blijft er nog een zekere mate van gevoeligheid bestaan. Maar gevoelens laten domineren over de rede is weer iets anders. Want je kunt voor jezelf gevoelsmatig bepaalde dingen als juist ervaren, zonder dat ze daarom voor anderen waar zijn. In je wereld moet je redelijk zijn. En dan mag je voor jezelf op emotionele gronden binnen die redelijk gedefinieerde wereld je eigen weg zoeken. Indien ik ertoe heb bijgedragen dat u dit een beetje gaat begrijpen, dan heb ik ‑ geloof ik ‑ al veel tot stand gebracht. Want alles wat wij zien, wat wij horen, wat wij doen, wekt bij ons niet alleen een besef, maar zeker ook een gevoel op.
U heeft bv. misschien zo nu en dan het gevoel van “wat zitten ze nou weer te zaniken. Dat behoeft geen gezanik te zijn, maar voor u is het niet interessant, daarom vindt u het zaniken. Als u rationeel reageert, dan zegt u; Nou ja, goed. Laat mij kijken wat erin zit. En dan blijkt heel vaak dat het niet zo’n erg gezanik is, als u had gedacht. Omgekeerd heb je heel vaak dat je denkt: Dit is belangrijk. Hier moeten wij nu verder op doorgaan, en dat je dan, als je verstandig bent en een ogenblik nadenkt zegt: Maar waarom eigenlijk? Wat heeft dat hier te maken?
Het lijkt hetzelfde, of u naar een cabaret gaat en dan op een gegeven moment uit emotie opstaat en “in het bronsgroen eikenhout” of zo iets gaat zingen. Dat kan natuurlijk heel aardig zijn, maar u moet toch wel rekening ermee houden, dat u komt om te luisteren en niet om te zingen. Als je dat begrijpt, dan zul je dus niet die emotie laten uitbarsten in een lied. Je zult het laten uitbarsten in applaus bv. en dan is het ineens aanvaardbaar.
Ik heb in dit onderwerp moeten werken met enorm veel voorbeelden. Dat is begrijpelijk. Je kunt een gevoel niet beschrijven in redelijke termen en je kunt de redelijkheid niet weergeven in emotionele termen. En daarom moet je proberen de verhouding te schetsen. Ik heb dat gedaan naar mijn beste weten en kunnen. Ik heb u ‑ zeker hier en daar ‑ een eigen mening voorgelegd. Maar onthoudt u wel: U moet er ook een eigen mening op na houden. U moet zelf denken en zelf aanvoelen wat juist en wat belangrijk is. En als u aanvoelt dat iets juist én belangrijk is, vraag u dan ook nog af “waarom?” Op die manier kunt u werkelijk tot een grotere bewustwording komen. U zult zien dat uw wereld ruimer wordt en dat u in die wereld ruimer adem kunt halen. Daarnaast zult u zien dat u anderen beter kunt begrijpen, kunt aanvaarden en daardoor veel minder conflicten voor uzelf en anderen veroorzaakt. En dat is iets wat binnen het kader van de verdraagzaamheid, die wij nastreven, van groot belang is. Niet de verdraagzaamheid, die gaat zitten en zegt; ”wat komen moet, dat kome maar doch de verdraagzaamheid die zegt; “ ik wil mijzelf zijn, ik zal mijzelf zij maar ik zal zelf trachten voortdurend aan te voelen en te begrijpen waar om anderen anders zijn en ik zal hun nooit het recht tot anders‑zijn ontzeggen.”
Met deze opmerking, vrienden, geloof ik dat ik mijn onderwerp mag beëindigen. Ik heb mij geamuseerd met het heen en weer schieten van woorden. Ik hoop, dat dit voor u ook het geval is. Is het niet zo, nou ja, u heeft toch heus wel een paar dingen gehoord, die u kunt gebruiken. Doet u het daar dan maar mee.