20 oktober 1967
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Denk zelf na, vorm u zelf een oordeel. Beoordeel ons ook niet te hard, wanneer wij spreken over dingen, die volgens u te zeer materialistisch zijn. Want de materie behoort ook tot het menselijk bestaan, al vergeet men dit in deze kringen nog wel eens. Mijn onderwerp voor heden zal zijn: Godsdienst en politiek.
Wanneer wij een geloof hebben, zo kan dit een zuiver persoonlijk geloof zijn. Dit beïnvloedt alleen de gedragslijn, denkwijze en reactie van de gelovige. Zodra wij een geloof echter in artikelen, d.w.z. dogmatisch, gaan formuleren, ontstaat een geloofsvorm, die in wezen niet meer is afgesteld op het innerlijk van de mens, maar zich geheel of vooral op de buitenwereld gaat richten. Het typerende van een mens, die zich met zijn stellingen tot de buitenwereld richt, is wel allereerst, dat hij tracht over anderen de baas te spelen. Welke godsdienst je dan ook beziet, steeds weer blijken zij in de eerste plaats volgens eigen karakter en aard er op uit te zijn macht uit te oefenen. Je zou het misschien zelfs zo kunnen zeggen: de kerken zijn de eerste politieke verenigingen geweest op aarde! Want zij trachten de gemeenschap, de vrijheden van de gemeenschap en de gedragsnormen in de gemeenschap te bepalen en zijn geneigd daarbij van het standpunt uit te gaan, dat, daar zij weten wat goed is, iedereen zich maar aan hen heeft te onderwerpen.
Dit brengt ons dan meteen midden in mijn eigenlijke onderwerp. Wat n.l. heeft een politieke partij? Zij heeft wat zij een programma noemt. Dit programma omvat nu de maatregelen en voorstellen tot het geven van uitvoering aan hetgeen in wezen haar geloofsbelijdenis is. Haar werkelijk standpunt wordt gemeenlijk, evenals geloofsartikelen, in een reeks van dogmatische stellingen gevat. Dit standpunt is dus dogmatisch. Er zijn bv. mensen, die menen dat je alleen door alles te herleiden tot staatseigendom – en dus in handen te stellen van een bureaucratie – een werkelijk sociaal verantwoorde samenleving kunt krijgen. Wat kennelijk een geloofspunt is, daar niemand de sociale vooruitgang onder dergelijke condities op een geheel rechtvaardige en voor allen gelijk geldende wijze heeft kunnen waarmaken. Waar de staat alle bevoegdheden en alle bezit aan zich heeft getrokken, zullen wij in de meeste gevallen eerder een vorm van antisociale ontwikkeling zien. Men spreekt dan wel veel over het welzijn van de burger, maar de praktijk was tot nu toe steeds weer: de staat gaat steeds voor en de burger moet maar zien hoe hij aan zijn trekken komt. Een dergelijke mentaliteit vindt u overigens ook in uw eigen begrotingen wel enigszins terug, maar omdat vele dogma’s hier met elkander in strijd komen, is het nog niet zo erg als het zou kunnen zijn.
Opvallend is, dat de stellingen – ofwel geloofspunten, de dogma’s dus – van de politieke partijen over het algemeen even weinig te maken hebben met een bewijsbare werkelijkheid, als de stellingen van een religieuze groep. Men gaat steeds uit van grondstellingen, die als juist worden aangenomen, zonder dat voor die juistheid ook maar een praktisch waarschijnlijkheidsbewijs geleverd kan worden. Juist omdat hier in feite sprake is van een geloof – en het onvermogen tot het leveren van een bewijs prikkelend werkt – zien wij ook hier steeds weer, dat men anderen met alle middelen, soms zelfs met zeer onfatsoenlijke en oneerlijke middelen, tracht te dwingen de gedragslijn, die men als juist veronderstelt, te volgen, en zo de grondstellingen van de partij uiteindelijk waar te maken.
Iemand die eerlijk is, zal moeten toegeven, dat er tot nu toe tussen godsdienst en politiek niet zo een grote verschillen bestaan.
Ten hoogste kun je zeggen, dat in de godsdiensten God nominaal, althans centraal, wordt gesteld, terwijl in de politieke groep steeds de mens in het midden staat, al dan niet als afschaduwing van God en verklaarder van goddelijke wetten. In de tijd, waarin u leeft, is dit langzaam maar zeker de aanleiding geweest tot een toenemend extremisme in vele richtingen.
Wist u, dat in Nederland ten minste zeven radicale groeperingen ageren. Beseft u, dat deze groepen het over het algemeen wel met elkander over bepaalde middelen eens kunnen worden, maar dat zij omtrent het einddoel het in geen geval met elkander eens zijn en zelfs t.a.v. de te volgen procedures zo grote verschillen van mening kennen, dat zij elkander vaak bestrijden?
Nu denkt u misschien: nu ja, in Nederland hoeven drie mensen maar ruzie met elkander te krijgen en er is weer een afgescheiden kerkgemeenschap of een nieuwe splinterpartij geboren. Maar ja, in andere landen zien wij soortgelijke verschijnselen. In Engeland zien wij bv. vele extreemrechtse en linkse ontwikkelingen, terwijl ook in Duitsland zowel naar links als rechts, zuiver politiek en politiek-religieus extremisme aan alle kanten kenbaar wordt. In Frankrijk worden misschien vele van de ontstane extremistische stromingen voor buitenstaanders of door een generaal met neus en persoonlijkheid overschaduwd, maar ook hier wordt een steeds verder gaande verdeeldheid kenbaar, zowel bij de gaullisten als in het kamp van de links en zelfs de communistisch georiënteerden. In Italië ontstaat iets dergelijks. In Griekenland komt extremisme van rechts en groeiende ondergrondse linkse actie steeds meer naar voren. Men kan doorgaan met het noemen van dergelijke voorbeelden.
Wat is hiervan de oorzaak? In hoeverre is hiermede ook iets als geloof gemoeid? Bij het zoeken naar een juist antwoord op deze vragen zal ik verschillende dingen moeten zeggen, die vooral voor degenen, die zich onder de wetenschapsmensen plegen te rekenen, niet al te aangenaam zullen klinken. Hiervoor reeds nu mijn excuses. Een duidelijk antwoord maakt echter het noemen van deze punten noodzakelijk. Een wetenschapsman is in wezen ook iemand, die gelooft. Hij bewijst weliswaar z.g. de juistheid van zijn geloof, maar doet dit maar al te vaak door een te eenzijdige benadering van de feiten, of het als vast aannemen van een wet, die wel alle feiten voorlopig schijnt te dekken, maar in zich nog niet bewezen is.
Theologie en sociale wetenschappen bijvoorbeeld berusten geheel op veronderstellingen, dus niet op feiten en bewijzen. Zij willen zelfs met een bewijs niets te maken hebben. Zij gaan eenvoudig uit van het standpunt, dat bepaalde feiten, die onder zekere condities aannemelijk verklaard kunnen worden, of logisch beredeneerd kunnen worden, altijd waar zullen zijn en altijd zullen regeren. Daarbij ziet men bv. in de sociale wetenschappen maar liever over het hoofd, dat vele van de z.g. regels en wetten die men nu hanteert, niet altijd van toepassing zijn geweest op de wereld, dat mensen geheel anders hebben gereageerd.
De economen hebben op grond van waarschijnlijkheden, aangevuld met wat mathematische speculaties, zogenaamde wetten vastgesteld, waarin zij dan geloven als aan een evangelie. Zij hebben krommen berekend aangaande de juiste omvang van een bedrijf en de juiste personeelsbezetting voor een zo rationeel en groot mogelijke productiviteit enz., zonder daarbij rekening te houden met het eigen karakter, de stemmingen en menselijke zwakten van de arbeiders. Zij hebben uitgemaakt wat de meest juiste verhouding van uitgaven en inkomsten zal zijn voor een mens of een staat, en menen dat zij bij dit alles toch wel zeer wetenschappelijk en redelijk te werk gaan.
Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat vele economen systemen hebben ontworpen, die in zich geheel of bijna geheel waterdicht zijn. Maar dan mag men nog steeds niet over het hoofd zien, dat de stellingen, van waar men uitging, niet feitelijk te bewijzen waren. Zo min als een pastoor feitelijk kan bewijzen, dat de God, die hij verkondigt, feitelijk bestaat, zo min kunnen deze wetenschapsmensen bewijzen, dat de grondslagen, vanwaar zij uitgaan, wezenlijke en onveranderlijke wetten zijn, zodat zij ten alle tijde van toepassing kunnen zijn. Zij handelen echter, alsof dit wel het geval zou zijn.
Nu zien wij in deze dagen de wetenschap steeds grotere vorderingen maken, terwijl haar resultaten steeds meer ook algemeen bekend worden. Dit betekent dat er steeds meer ruimte komt voor verschillende interpretaties van verschillende z.g. wetten of van feiten. Via dezelfde reeks feiten kan men vaak vijf of meer verschillende stellingen even aanvaardbaar maken.
Naargelang het punt, waarvan men uitging, zal men dan het eindresultaat ook interpreteren als een verder bewijs voor de juistheid van eigen stellingen. Het is duidelijk, dat hierdoor een steeds toenemende differentiatie plaats zal vinden in de denkwaarden van de theoretici. Maar waar de theoretici – of dit nu op godsdienstig, politiek of ander terrein gebeurt – meer en meer met elkander van mening blijken te verschillen, zal een steeds grotere twijfel ontstaan aan de waarde van dergelijke beweringen en stellingen bij de gewone man, die niet deskundig is en bij eenstemmigheid vaak bereid is het gezag van de theoreticus zonder meer te aanvaarden. Het komt langzaam maar zeker nog zover, dat het voornaamste gebed van de eenvoudige, maar vrome mens wordt: Heer, verlos ons van de deskundigen, want wij kunnen hen eenvoudig niet meer betalen met hun steeds met elkaar strijdige plannen. En deze reactie is begrijpelijk, omdat de eenvoudige mens steeds weer te maken heeft met het geheel, met het samenspel van alle waarden, terwijl de deskundige zich veelal alleen richt op eigen specialisatie.
Een aardig voorbeeld treffen wij bij de moderne vervoersdeskundigen en wegenbouwkundigen.
Zij gaan uit van de stelling, dat in verband met de ontwikkelingen van het vervoer steeds meer en steeds grotere wegen zullen moeten worden aangelegd. Wat zij als waarschijnlijk of noodzakelijk zien, trachten zij dan door te zetten, tegen alles in. In feite staat voor hen daarbij hun prestige op het spel, de erkenning van hun belangrijkheid en deskundigheid. Dat er daardoor wel eens een ogenblik zou kunnen komen, waarbij een ieder wel twee auto’s op de weg zal kunnen hebben, maar niet meer over een behoorlijke woning zal kunnen beschikken omdat er zoveel wegen worden gebouwd, dringt niet tot hen door, of zij weigeren eenvoudig daarover na te denken. Voor hen is wegenbouw en verkeer het enige belangrijke probleem. De noodzaak tot een harmonische ontwikkeling dringt eenvoudig niet tot hen door.
Er zijn bv. vrome en deskundige mensen, die met alle middelen trachten de zedelijke ontwikkeling van de mens op het juiste peil te brengen en de juiste moraal te handhaven.
Maar daarbij vergeten zij steeds maar weer, dat de menselijke maatschappij niet in vaste regels gevangen kan worden, juist op dit terrein, omdat zij in gisting is, zodat zij zich voortdurend ontwikkelt en zich met haar zeden en mores zal moeten aanpassen aan haar ontwikkelingen; toch is dit een feit waaraan zelfs de meest dogmatisch religieuze benadering niets zal kunnen veranderen. Zo trachten zij, via dogma’s, decreten en beperkende bepalingen de mensen terug te dringen in wat zij zien als het juiste spoor – wat een ongezonde verstarring zou betekenen, indien de mensen zich daaraan zouden onderwerpen.
Het feit, dat de meningen van de z. g. deskundigen daarbij zoveel verschillen, maakt het voor de eenvoudige mens niet slechts noodzakelijk eigen standpunt te bepalen. Hij zal ook moeten kiezen tussen de stellingen, die worden verkondigd. Nu is het zeer moeilijk om bewust en deskundig te kiezen, wanneer het bv. voor een katholiek gaat tussen de stellingen van het Vaticaan met al zijn oude prelaten en de stellingen van een progressieve bisschop of pastoor; dan zal hij niet in staat zijn, zichzelf een redelijk oordeel te vormen. Een leek is, zelfs vanuit godsdienstig standpunt, niet in staat zich een oordeel te vormen omtrent de juistheid van het standpunt van Octaviani tegen of van een studentenpastor voor het gebruik van de pil. Maar wel zal de eenvoudige gelovige begrijpen, dat de deskundigen – of wat daarvoor doorgaat – het met elkander niet eens zijn.
Wat doet dan de eenvoudige mens? Hij reageert met een: Wanneer jullie het toch niet met elkaar eens zijn, zal ik wel eens zien, wiens stellingen voor mij het gemakkelijkste en het meest bevredigend zijn. Deze zullen zij dan volgen, maar met twijfel in hun hart, zodat zij op den duur het probleem maar liever vergeten en eenvoudig hun eigen weg gaan. Hetzelfde gebeurt, wanneer de een of andere predikant ingaat tegen hetgeen door het moderamen in de kerken als juist is aangenomen. Zolang de argumenten ofwel onbegrijpelijk zijn, dan wel in de oren van de gelovige beiden even redelijk klinken, zal hij op zijn beurt menen: als jullie, die zeggen het te weten, het niet eens zijn, is het aan mij om te kiezen. En daar jullie het kennelijk geen van allen zeker weten, kan ik in feite mijn gang wel gaan.
Wanneer een keuze wordt gedaan zullen de meeste mensen niet alleen kiezen voor hetgeen volgens hen het meest attractief is, maar bovendien zich na deze keuze minder dan voordien aan hun voorgangers gebonden achten. Het is duidelijk dat daarbij vaak belangrijke aspecten geheel buiten beschouwing blijven. Men zou misschien via een redelijke benadering nu nog iets kunnen bereiken, vooral wanneer men zich zeer zeker van zijn zaak kan blijven tonen. Maar er zijn gevallen geweest, ook in Nederland, waarbij een dergelijke van de voorge- schreven leer afwijkende predikant, na schorsing weer wordt aanvaard, eenvoudig omdat hij zoveel aanhang heeft. De leek begrijpt niet veel van de op zich vaak zeer fraaie, theologische argumentatie, waarmee iets dergelijks wordt omgeven. Hij begrijpt echter wel, dat iemand, van wie men zegt, dat hij ongelijk heeft, later toch wel eens gelijk kan blijken te hebben. Zodat voor hem het leergezag van de kerk in waarde erg vermindert. – zelfs indien dit alleen onderbewust wordt verwerkt.
In de politiek zien wij iets dergelijks. De eenvoudige mens heeft in de politiek eigenlijk geen werkelijk houvast meer. Er resten hem slechts nog tradities en geloof. De deskundigen zijn zodanig onder elkander verdeeld en degenen, die worden uitgelachen of beschuldigd van irreëel denken, krijgen later zo vaak gelijk, terwijl eenieder voor zijn eigen zaak zoveel mooie argumenten weet aan te voeren, die hij in de praktijk verloochent, dat men eigenlijk geen voorkeur meer kan hebben voor een bepaalde partij of politicus op grond van redelijk denken.
Wel is er nog sprake van een preferentie, maar deze schuilt dan vaak in een persoonlijkheid of soms zelfs in een vorm van geloof. Hierdoor ontstaan o.m. steeds meer splinterpartijen.
Ofschoon de grootste splinters meestal binnen de partijen pijn doen en niet daarbuiten.
Wie de situatie eerlijk tracht te bezien, zal volgens mij tot de conclusie moeten komen, dat zowel in de politiek als in het kerkelijk bestel het persoonlijke geloof en persoonlijke wensen een steeds grotere invloed gaan uitoefenen op de reacties van de enkeling. Maar gezien de voortdurende strijd tussen de deskundigen, is de enkeling steeds minder in staat een bewuste keuze te maken. Men stelt hem eenvoudig niet meer in staat zich een zuiver beeld te vormen van de consequenties, die aan zijn keuze en hetgeen hij aanhangt, voor hem verbonden zijn.
Of het nu gaat om een brief die men al dan niet wil schrijven, een verhoging van uitkeringen of iets anders, hij kan de zaak niet overzien.
Je zou dus allereerst terug moeten keren tot een logisch begrip voor de waarden die men aanhangt en een mogelijkheid tot bewust kiezen. Nu ontdek ik in dit verband juist in deze tijd een heel eigenaardig verschijnsel. Er zijn namelijk mensen, die eigenlijk ongelovig zijn. Zij geloven wel op hun manier, maar voelen zich bij geen enkele groepering werkelijk geheel thuis. Zij tonen vaak meer dan de z.g. rechtgelovige, belangstelling voor geloof, occultisme, wijsbegeerte enz. Maar bij deze belangstelling blijft het. Zoals er ook mensen zijn die in wezen wel interesse hebben voor de doelstellingen en bestrevingen van misschien tien politieke partijen. Maar ook zij kiezen niet werkelijk, en heus niet alleen uit luiheid. Zij wensen voor zichzelf te denken en te kiezen. Zij trachten daarom voor zich te zien, wat volgens hun denken voor hen dan nog het beste zou zijn. Het is de reactie van dergelijke mensen, die in de kringen van gezagsdragers en dogmatici steeds grotere verwarringen veroorzaken. Het zijn ook juist deze mensen die terug zouden moeten keren tot logica, tot een bewust beredeneerd en overlegd standpunt of geloof. Maar zij kunnen zelden of nooit tot een uitwisseling van gedachten komen met anderen, omdat zij geen spreekbuis hebben. Juist hierdoor blijft hun eigen stelling, hun eigen overtuiging, vaag.
Een kerk heeft zijn apparaat van predikers en kerkelijke organen, misschien zelfs programma’s op radio en tv., de mogelijkheid zelfs om films te produceren, die in wezen reclamefilms, propagandamateriaal zijn – ook al doen zij zich vaak anders voor.
In dergelijke films zijn de helden altijd ware gelovigen en de anderen dienaren van de duivel, of tenminste arme misleide heidenen. Via een dergelijk apparaat is men in staat eigen denkwijze te propageren, en heeft men de mogelijkheid iets te zeggen, maar zal hetgeen men zegt dan ook goed moeten formuleren om te voorkomen dat anderen juist door een te onlogische of onredelijke propaganda worden afgeschrikt. Daar alle grotere groepen in politiek en religie over een dergelijk apparaat van enige omvang beschikken, is langs deze weg zelfs een soort dialoog tussen de verschillende groepen mogelijk. Twee kerken kunnen als kerken wel degelijk met elkander spreken over het geloof. Zij hebben de mogelijkheid zich uit te drukken en zullen door de argumenten van anderen er steeds weer toe worden gebracht, hetgeen zij willen verkondigen, duidelijker en beter te formuleren.
De eenling heeft echter weinig of geen middelen, om iets te zeggen. In de meeste gevallen komt hij niet eens aan het woord. Hij wordt eenvoudig uitgelachen, voor dom versleten of beleerd, zonder dat hij een mogelijkheid krijgt eigen zienswijze verder met redenen te omkleden en juister te formuleren. Tracht hij dit toch te doen, dan is hij een buitenbeentje en in het beste geval een goedwillend, maar wat zonderling mens; dit geldt ook in de politiek.
Zodra een groep, al is zij nog zo klein, over voldoende media van publiciteit beschikt – wat ook buiten godsdienst en gouvernement voor kan komen – bestaat de mogelijkheid eigen denkbeelden zo luidruchtig te verkondigen, dat een ernstig luisteren en een antwoord noodzakelijk worden. Dan ontstaat een dialoog, waarbij men tot een steeds betere formulering, omschrijving en bekleding met redenen zal komen van eigen stellingen. In deze dialoog ook kunnen groepen, ook al schijnen hun uitgangspunten ver van elkander te liggen, een mogelijkheid tot samenwerking vinden. Het zal lijken, dat men op vele punten zo gelijksoortige bestrevingen heeft, dan zonder een al te groot compromis een samenwerken mogelijk is.
Vanuit mijn standpunt wil ik nu de zaken als volgt stellen:
Aangezien geloof en politiek beide niet de mogelijkheid weten te scheppen tot een werkelijke dialoog met de enkeling, zijn beide in feite destructief voor de maatschappij in haar huidige vorm – die zij willen behouden – omdat zij een steeds verder gaande verstarring van die maatschappij veroorzaken. Zij trachten in het denken van de mens gevoelens, oordelen en verschillen te leggen, die niet feitelijk bestaan, terwijl zij anderzijds de mens ertoe trachten te bewegen aan bepaalde feiten voorbij te gaan, die niet passen in het stelsel. De eenvoudige mens, die een partij of kerk geheel aanhangt en als enig gezag beschouwt, zal dan ook de werkelijkheid, waarin hij leeft en de mogelijkheden daarin niet kunnen beseffen.
Men kan nu uitroepen: “Weg met de politiek, weg met de kerken.” Maar daarmee zijn wij er niet. Want wanneer ik hier spreek, luistert u. Later kunt u onderling van gedachten wisselen, maar wanneer u allen door elkander gaat praten, kan ik er niet meer doorheen komen. Ik kan uw aandacht niet meer boeien, kan u mijn denkbeelden niet meer kenbaar maken. In de gemeenschap geldt hetzelfde. Er moet dus wel degelijk ergens een mogelijkheid zijn om rustig iets te zeggen en door anderen ook verstaan te worden. In geen enkel land ter wereld heeft de normale burger op het ogenblik voortdurend deze mogelijkheid.
In sommige landen kun je met relaties of kapitaal nog wel enige publiciteit kopen of werkelijk gehoor afdwingen. In de meeste landen echter niet meer. Daarom kan men in de praktijk wel zeggen, dat de gewone burger niet meer wordt gehoord. Waar een mogelijkheid tot spreken is, schreeuwt men elkander de eigen gedachten toe, zonder te luisteren naar anderen, en tot een werkelijk overlegd formuleren van eigen denkbeelden komen dan ook maar enkelen. Als gevolg van dit alles wordt een vervreemding van de mens zowel van kerk als politiek steeds meer kenbaar, een strijd der deskundigen doet het gezag vervallen, het uitblijven van een antwoord kweekt onverschilligheid.
Nu heb ik een vraag aan u. Wanneer je redelijke argumenten niet meer gehoord worden, wat zal dan binnen het kader van een massa de enige mogelijke reactie zijn? Betogen – lijdelijk verzet – bond vormen enz.
De enige suggestie, die misschien kan passen, is het vormen van een verbond met gelijk geaarde mensen, maar dit veronderstelt communicatie en redelijkheid, die veelal ontbreken.
In de praktijk is het antwoord: omdat men met zijn argumenten niet gehoord wordt, geen invloed kan uitoefenen en geen begrijpelijk antwoord meer meent te ontvangen, ontvangt of kan ontvangen, is de redelijke benadering van de problemen voor de mens in feite uitgesloten. Hij zal reageren op een emotionele wijze, die niets meer heeft te maten met de ratio of de gemeenschap, maar alleen berust op lust- en onlust gevoelens. Veronderstel niet, dat hieraan altijd de discussie vooraf zal gaan. De discussie, die vastloopt, hoeft namelijk niet altijd een zuiver emotionele reactie ten gevolge te hebben. De reactie zal alsnog steeds rationeel zijn of kunnen zijn. Het feit, dat de eenling in zijn wereld niet meer rationeel kan reageren, zodat hij, sprekende en denkende vanuit eigen standpunt, eenvoudig niet gehoord, laat staan begrepen wordt, brengt hem er toe niet meer te beredeneren, maar te reageren volgens lust- en onlust gevoelens. De emotionele reactie zal domineren. Wat ons bij de massapsychologie brengt, die stelt: Wanneer de massa te lang beheerst wordt tegen eigen beter weten en willen in, zal zij ofwel in een stupor vervallen als gevolg van angst voor het gezag – terreur – dan wel tot een gewelddadige uitbarsting komen, waarbij zij alles vernietigt, wat haar een redelijk uitdrukken van eigen wezen mogelijk maakte, ook het goede. Een langere tijd heersen dan de emoties en ontbreekt in alle acties relaties en beredeneringen het element van redelijkheid.
Alles wordt dan tenietgedaan, ook het goede. Dit lijkt mij een belangrijk punt. In de kerk zit veel goeds. Wij hoeven er niet over te vechten, of een geloof juist is of niet, om toe te geven dat dit geloof voor velen iets betekent, een houvast vormt in de wereld. Niemand zal ontkennen, dat de kerken op de gelovigen en zelfs vaak op niet gelovigen een grote invloed hebben qua moraal en maatschappelijke opvattingen. Voor zeer veel mensen zijn kerken een invloed ten goede, omdat zij de mens neigen tot beheerstheid en een zekere zelfkennis. De kerken zijn dus zeker niet geheel kwaad. Maar op het ogenblik, dat ik in die kerk geen antwoord meer krijg en mij ook niet meer door andere problemen, aan de vragen, de behoefte tot dialoog onttrekken kan, zal ik de kerk verwerpen en daarmee ook haar moraal, haar stellingen omtrent zelfbeheersing en zelfkennis. Men zal het goede met het kwade verwerpen.
En zo gaat het in de politiek al evenzeer.
Ik zeg overigens niet, dat politiek in de mensheid onvervangbaar is. Ik meen echter, dat zij in de huidige ontwikkelingsfase van de mensheid voorlopig nog onontbeerlijk is. Deze politiek zou ook voor de enkeling een forum van meningen moeten zijn. Een mogelijkheid dus om elkanders argumenten te begrijpen, aan te horen, aangehoord te worden en zo tot een redelijke vorm van, zij het beperkte, samenwerking te komen. Dat houdt actie in. Maar wat gebeurt er? Op het ogenblik hebben zowel in kerken als partijen theoretici de overhand en het zijn deze mensen, die bepalen hoe de zaken zullen lopen. In uw eventueel argumenteren wordt u dan wel verzocht, hun meningen als onfeilbaar en juist te beschouwen. In Nederland bv. geldt voor een bepaalde groep een uitspraak van de Wiardi Beckman-stichting ongeveer als even onaantastbaar als een encycliek van de paus voor een vroom katholiek. Dit houdt wel in, dat de mens niet meer zelf en bewust actief aan de politieke strijd deel heeft.
Ja, wat meer is: Onder de huidige omstandigheden kan hij eigenlijk niet eens meer actief zijn, tenzij als bediende voor de theoretici en hun vertegenwoordigers. Er ontstaat een politieke versuffing, omdat de eenling niet meer de mogelijkheid vindt tot dialoog en redelijke inbreng in het geheel.
De belangstelling taant dus steeds meer weg. Wat de gewone man blijft, is, somber genoeg, de neiging om van de anderen dan maar zo veel mogelijk te eisen. Deze eisen hebben geen redelijke achtergronden meer, men is niet bereid na te gaan, waar het geëiste dan wel vandaan moet komen. Men is bereid degenen te volgen, die aan de gestelde eisen het meest tegemoet schijnen te komen. Om hun macht te behouden, zullen de partijtheoretici dan ook vele beloften bedenken, die zij weten niet werkelijk te kunnen houden. Dit is in feite een vorm van demagogie. Het is duidelijk, dat het niet onbeperkt zo verder kan gaan, daar de theoretici altijd weer zich onttrekken aan hun – zij het vaag gedane – geloften om allerhande dingen tot stand te brengen die voor de gewone man op het ogenblik van weinig of geen belang zijn. Ik zal u een voorbeeld geven.
De oplossing van dergelijke problemen zal dus moeten liggen in een benadering, waarin wij persoonlijk een vrijere godsvoorstelling kunnen vinden en toch met anderen contact behouden, een vorm van gemeenschapsbewustzijn, waarin wij een voor ons juiste houding kunnen vinden en uiten, zonder daarbij t.a.v. anderen ooit dogmatisch op te treden, of af te gaan op theorieën. Wij moeten eenvoudig afgaan op de feiten, niet op de stellingen van de geleerden.
Om in een dergelijke benadering van de wereld nog contact te kunnen vinden met, en een samenwerking mogelijk te maken met anderen, zullen wij uit de aard der zaak een beroep moeten doen op geestelijke waarden.
Ik stel: mijn geloof hoeft geen omschreven godheid in zich te bevatten, zolang er voor mij maar sprake is van een erkenning van een hogere macht, die alles mede doordrenkt of beheerst; het al of niet actief zijn van die god volgens mij is daarbij niet belangrijk. De erkenning van het bestaan van die God echter wel. Uit de erkenning van onze God en het beeld, dat wij hebben van de schepping – al dan niet door die god volgens ons bewust geregeerd – zullen wij moeten komen tot een volgens het ik juiste gedragslijn tegenover God, gemeenschap en leven, zoals men die zelf ervaart. Indien men een dergelijke houding vinden kan zonder het gevoel te hebben, dat men daarbij geheel aan zichzelf is overgelaten, of afhankelijk is van de reflexen van anderen, maar innerlijk een zekere verbondenheid met het Hogere gevoelt, zal men in die levenshouding innerlijke vrede kunnen vinden, en naar buiten toe kunnen presteren, waardoor men ook in de praktijk iets gaat betekenen, terwijl men daarnaast een vermogen tot aanpassing zal ontwikkelen – door het ontbreken van dogma’s – dat voor anderen een gesprekspartner vormt, die hen in staat stelt eigen mening uit te spreken, zo eigen denkbeelden duidelijker te omschrijven en te erkennen. Zo kunnen ook de anderen steeds juister en bewuster terugkeren tot hun eigen beeld van God, leven, plicht. Zij kunnen redelijker en bewuster een richting kiezen in het leven, die strookt met eigen denken.
Wat de politiek betreft: Een werkelijk partij kiezen op grond van feiten is voor de reëel denkende mens in deze tijd praktisch niet mogelijk. Wat hij wel kan doen, is kiezen voor een ontwikkeling. Elke ontwikkeling, die aan de problemen van het heden voorbij wil gaan, bv. ten bate van de toekomst, is een onjuiste ontwikkeling. Eerst door de problemen van het heden zo snel mogelijk op te lossen met een voldoende visie voor de toekomst en een voldoend snelle reactie op de wijzigingen in omstandigheden, is het mogelijk in de gemeenschap iets van werkelijk belang tot stand te brengen. Men zal dan ook geen partij mogen kiezen voor een bepaald systeem of een bepaalde leer, maar men zal moeten kiezen voor bepaalde voor het ik als noodzakelijk of op dit moment nuttig en juist erkende praktijken. Door zich op de praktijk te richten en geen acht te slaan op theorieën, maar alleen op de onmiddellijke resultaten, zal men anderen, die misschien meer aan theorieën dan aan feiten hangen, de mogelijkheid geven de werkelijkheid te zien. Een dialoog zal mogelijk zijn, wanneer ik deze anderen in staat stel, onafhankelijk van partijformuleringen, hun inzichten aan mij duidelijk te maken, maar hen daarbij steeds weer terugbrengend van de toekomstdroom of theoretische beschouwing naar de feiten en noodzaken van het heden. Zo zal men deze anderen kunnen helpen hun eigen denkbeelden beter te uiten en hun werkelijke en nu belangrijke sociale verplichtingen en mogelijkheden duidelijker te kennen.
Langs deze weg kan redelijke bewustwording bereikt worden. Elke mens, die op deze wijze te midden van de gemeenschap leert reageren, draagt bij tot bewustwording van de massa, die – vergeef mij – religieus zowel als politiek het punt van algehele afstomping meer en meer begint te benaderen.
Of men nog meer kan doen hierbij? God is kracht. Een erkenning van God impliceert dan ook een erkenning van kracht. Indien ik God erken als kracht en mijzelf als een deel van God, ben ik kracht. Ik kan deze kracht echter nimmer gebruiken om een ander te dwingen, mijn wegen te gaan. Zodra ik dit doe, veroorzaak ik strijd en onvrede, waarin voor mij het besef van kracht teloor zal gaan. Ik kan echter wel mijn kracht gebruiken om anderen in de gelegenheid te stellen meer bewust te reageren. Wij kunnen de geestelijke krachten, die wij in onszelf erkennen of vermoeden, proberen te gebruiken, om ons eigen pogen t.a.v. de ander te versterken. Wij kunnen anderen vaak wakker schudden door de sfeer die wij uitstralen, de kracht, een emanatie, die van onszelf uitgaat.
Daarbij zouden dan de volgende regels kunnen gelden: Elke arbeid, waarbij men niet zeker of geheel zeker is van materiële successen of mogelijkheden, ongeacht het feit, dat men reeds over voldoende menselijke kennis beschikt, kan juist en goed worden volbracht, indien wij een beroep doen op de hogere krachten in onszelf. Door dit beroep presteren wij dus beter.
Alle argumentatie echter is op zichzelf vruchteloos, tenzij zij voert tot beter begrip voor eigen ik en althans enige bereidheid tot begrip van anderen. Daarom zullen wij in elk argument niet slechts tot het uiterste gebruik maken van onze rede en kennis, wij zullen daarnaast de geestelijke krachten in ons gebruiken, om in de eerste plaats een sfeer van harmonie en wederzijds begrip te scheppen. Waar wij in staat zijn de sfeer van harmonie uit te stralen, zullen wij voor anderen de mogelijkheid scheppen zichzelf beter te kennen en zullen wij die anderen ook beter leren begrijpen.
Vele tegengestelde waarden vormen tezamen een wereld; men zal daarom, zowel in de stof als in de geest, niet moeten trachten tegenstellingen uit te roeien of op te heffen. Wanneer men gebruik maakt van niet gerichte gedachten bv. aan vrede, om daardoor de mogelijkheid van aanvulling en samengaan tussen tegengestelden te scheppen, zal men veel meer voor werkelijke vrede doen, wanneer men tracht slechts één enkele groep of partij met geestelijke kracht te steunen. Dit brengt immers altijd weer een verheviging van strijd. Richt u dus steeds naar het geheel, bezie steeds de noodzaken van het geheel en tracht niet alleen een groep, waarheid, macht, geestelijk te steunen, zelfs al heeft u voor uzelf een keuze gemaakt. Ga steeds uit van eendracht, begrip en samenwerking.
De directe resultaten van deze geestelijke werkingen zijn misschien minder acuut merkbaar, maar zullen meer blijvende geestelijke zowel als stoffelijke resultaten tot stand brengen.
Waarmee ik aan het einde van mijn betoog ben gekomen.
Een onderwerp als het mijne kan m.i. bijdragen tot een juistere houding en een beter begrip omtrent de bestaande verwarringen. Welke wegen u wilt gaan en hoe, is uw eigen zaak. Ik meen dat een daadloos toeschouwen voor iemand met enig gevoel voor de mensheid, met enige mensenliefde en misschien ook enig geloof in een goddelijke wet van liefde en harmonie, steeds meer onmogelijk is geworden.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Esoterie.
Mijn bijdrage voor heden hangt samen met de esoterie, maar dan meer praktisch uitgedrukt. Ik zou graag kort en duidelijk formuleren:
Dat, wat ik innerlijk in mij erken, is voor mij een leugen, tenzij ik het ook uiterlijk ben.
Dat wat ik zeg te begeren in het leven, is niet slechts mijn droom, maar zo ik waarlijk begeer, ook mijn streven.
Wijsheid is niet een veelheid van weten, maar het vermogen om al het onbelangrijke steeds weer te vergeten.
Een leven, waarin je de stof niet waardeert, is een leven, waarin de geest nooit iets leert.
Wanneer je het denken op dogma’s bouwt, raak je slechts met waan, maar nimmer met werkelijkheden vertrouwd.
Deze korte rijmpjes vormen de aanloop tot hetgeen ik u zeggen wil. U bent druk bezig geweest, met kwesties van geloof en politiek. Een ieder had er een eigen mening over. Maar wat hebt u aan een mening hierover, wanneer u er verder niets mee doet of kunt doen? Dat is de kern van de gehele esoterie en zelfs van alle wijsheid, die op aarde bestaat. Iets is alleen belangrijk voor de mens, wanneer hij er ook iets mee kan doen.
Wanneer u hier komt op een bijeenkomst, zal de waarde daarvan voor u verschillend zijn. Er kan een waarde van contrast in schuilen, het kan een kwestie zijn van ontspanning en aanvulling van eigen denken, of misschien zelfs een mogelijkheid wat tegen te stribbelen en weer eens te horen, dat u toch gelijk hebt, maar uw komst moet voor u een doel, een inhoud hebben. Zonder dit is uw komst nutteloos en zinloos.
Zeg nu niet, dat de hoge geestelijke waarden zo belangrijk zijn. Want die hoge geestelijke waarden, die in elke les weer aanwezig zijn, gaan eenvoudig aan u voorbij, tenzij u een doel hebt. Wie een weg heeft, die hij wil gaan, moet in ieder geval iets weten van het wezen van die weg, om daarnaast zo mogelijk te weten, waarheen zij hem kan voeren. Weet je niet eens, wat de weg is, die je wilt gaan, dan heb je geen werkelijk doel. Blijf dan maar zitten, want dan is zelfs staan vergeefse moeite.
Natuurlijk is het mooi om alle dingen steeds weer terug te brengen tot abstracte waarden, hoog geestelijke of esoterische verklaringen en definities, maar heeft het nut? Menig esotericus stelt steeds weer, dat hij zichzelf in waarheid wil leren kennen. Mooi. Maar wat betekent het dan voor zo iemand? Wat doet hij, om zichzelf in waarheid te leren kennen? Tracht hij te beseffen, hoe anderen hem zien? Probeert hij, wat hij als essentieel in eigen wezen en denken erkent, overal en altijd tot uitdrukking te brengen, zonder beperkingen of compromissen?
Probeert hij a.h.w. zichzelf te zijn ten koste van wat dan ook?
Iemand, die zo leeft, is waarlijk een goed esotericus. Hij zal waarlijk zichzelf leren kennen.
Maar als je het alleen maar bij mooie stellingen en hoge gedachten laat, vrees ik, dat het alles uiteindelijk maar een vergeestelijkte vorm is van hetgeen men op aarde gezwam in de ruimte pleegt te noemen.
U begrijpt wel, dat het niet de bedoeling is hier iemand op de vingers te tikken. Maar als je je stellingen kort formuleert, klinken zij velen te kinderlijk, te eenvoudig, te vanzelfsprekend.
Toch zal je ook dan een zware strijd doormaken, voor je beseft, wat die dingen voor jou betekenen. Het ingewikkelde en “hoge” is niet nodig. Heb je echter een inzicht, een begrip in de betekenis van de eenvoudige dingen voor jezelf gevonden, dan heb je daarmede ook een zekere macht verworven, een zeker vermogen, een zekere kracht.
Wanneer u in het verkeer bent en u ziet iemand, die weet wat hij kan doen en zijn doel kent, dan zult u zien, dat hij in het verkeer snel is, enig risico neemt, zonder ooit te ver te gaan. U zult ontdekken, dat hij zijn bestemming snel bereikt. Iemand, die zijn doel niet precies kent, die de moeite niet neemt om na te gaan, waar zijn doel eigenlijk ligt, loopt niet alleen gevaar te verdwalen. Hij zal ook onachtzaam reageren op het andere verkeer en zo veel gevaarlijker zijn dan de eerste. Kortom, wie zich een doel stelt, maar de kaart van de werkelijke mogelijkheden nalaat te raadplegen, zal van zijn tocht weinig of niets terecht brengen. Zo nu is het in het gehele leven. Wie grote geestelijke waarden en krachten wil beseffen, zal moeten uitgaan van hetgeen hij in zijn eigen wereld voor hem en door hem kunnen betekenen.
Wie de betekenis van een kracht voor en door zichzelf heeft erkend, leert in de praktijk het wezen van die kracht beseffen en juist hanteren.
Wie grote denkbeelden koestert omtrent god en geestelijke waarden, kan zich daarmede best bezig houden, als hij maar een ding blijft beseffen: God is voor mij alleen een werkelijkheid, wanneer Hij een kracht in mij leven kan betekenen.
Al datgene, wat ik zeg omtrent god, veronderstel of verder onderzoek, zonder dat het tot dit beleven en erkennen van God in eigen wezen en wereld bijdraagt, is niet slechts verloren moeite en verspilde kracht, maar vaak ook een uitdrukking van eigen onvermogen of onwil om de werkelijkheid te aanvaarden.
Vlucht nooit voor de feiten in eigen bestaan in iets, dat “geestelijk” heet. Het lijkt gemakkelijk, maar brengt nooit werkelijke resultaten, niet materieel en niet in de geest. Wanneer u de werkelijkheid van het bestaan vaarwel zegt om geestelijke droombeelden te volgen, zo zult u, daar u na de overgang leeft uit eigen realiteit, het droombeeld niet meer terug kunnen vinden.
Het zal voor u verdwenen zijn en u confronteren met een dan voor u geheel onaanvaardbare werkelijkheid van geestelijk bestaan. Datgene wat u in uw eigen wereld reeds waar maakte, vindt u in de werelden van de geest als een beheersbare en bruikbare waarde terug. Misschien vindt u dit geen esoterie? Maar hoe wilt u dan een onderscheid maken tussen wel-esoterisch en niet-esoterisch? Zelfs alles, wat exoterisch bestaat of beseft wordt, wordt esoterisch verwerkt, nietwaar?
Wij kunnen niet alleen naar buiten toe leven en evenmin alleen naar binnen toe leven. Een mens kan slechts bewust naar buiten toe ageren aan de hand van hetgeen er in hem bestaat.
Omgekeerd kan de mens in zich alleen verwerken en verwerven door datgene wat hij tot uiting brengt. Er is een wisselwerking. De mens is op aarde een instrument, een werktuig voor de bewustwording van de geest.
Wat zou u denken van iemand, die alle gereedschap bij de hand heeft, een tafel nodig heeft, een tafel zou kunnen maken, maar heerlijk tafels gaat zitten tekenen, zonder werkelijk iets te doen. Natuurlijk, hij zoekt al tekenende misschien naar de ideale vorm. Maar wanneer je een tafel nodig hebt, doe je beter er een te maken, al kun je het daarmede dan ook maar net doen, dan te dromen over een ideaal. Op deze wijze moet u ook uw denkbeelden, uw geestelijk streven en innerlijk leven bezien. Er komt voor u misschien een ogenblik, waarop u verder kunt gaan en alles, wat nu nog abstractie lijkt, werkelijkheid kan worden. Maar nu kunt u abstracties hoogstens als rationalisaties van uw praktijk hanteren. Verder komt u daarmee nog niet. Mag ik dan opmerken, dat wij eerst de noodzaken van het heden waar moeten maken. Abstracties kunnen alleen dan zinvol zijn, ook geestelijk en esoterisch, wanneer zij u voeren tot mogelijkheden in de eigen realiteit. Zolang men niet zeker is, dat abstracte denkbeelden hiertoe voeren, is het beter allereerst met de werkelijkheid te rekenen en te leven.
Er zijn natuurlijk vele systemen om het menselijk leven te leren beoordelen en kennen. Astrologie bijvoorbeeld. Een goede geboortehoroscoop geeft een redelijke schets van het karakter van iemand en daarnaast wordt vaak de periodiciteit in het leven aangegeven. Maar wanneer u een horoscoop hebt en aanneemt, dat er iets in kan zitten, moet u niet alleen aannemen, maar ook aantekeningen maken, nagaan welke periode bepaald mogelijkheden schijnt te bieden. Komt een eerste punt redelijk uit, dan kan men met de volgende voorspellingen als waarschijnlijk rekenen en zo betere resultaten boeken. De horoscoop is in feite een abstractie. Toepasselijk op eigen leven kan zij resultaten geven. Alleen daarom heeft zij waarde. En gebruik je de horoscoop als een soort bindende leidraad voor het leven, dan zul je de werkelijkheid en de werkelijke mogelijkheden vaak geweld aandoen, zodat je in waan leeft en te kort zal schieten. De horoscoop is een bepaling van mogelijkheden waarmee men rekening moet houden, meer niet.
Dit vindt u aanvaardbaar. Maar wanneer ik spreek over goddelijke krachten, occulte mogelijkheden, de zuilen van de tempel, het alziend oog, het Licht enz., zo zal toch hetzelfde volgens mij moeten gelden. Zij hebben voor mij alleen betekenis, wanneer zij mij een tendens in mijn leven geven, een praktische mogelijkheid. Mijn praktijk bepaalt de waarde van de symbolen die ik gebruik, de kennis die ik meen te bezitten.
Dit wilde ik vandaag beweren. Ik begon daarom met enkele volgens u misschien wat kinderlijke rijmpjes. Ik wil nu gaan sluiten met enkele andere, misschien wat zwaarwichtiger klinkende citaten, gemend met een enkele eigen uitspraak om hiermede alles, wat ik heb gezegd, nogmaals te onderlijnen.
Ik ben niet, wat ik denk te zijn, doch dat, wat ik tot stand breng.
Wat ik denk is het zaad voor mijn daden.
Mijn kunnen en mijn voltooiing vloeien voort uit mijn denken plus mijn daden, maar worden nimmer door een van beiden alleen bepaald.
Mijn innerlijke erkenning is de generator, waaraan ik de kracht ontleen voor het verwezenlijken van de noodzakelijke effecten in mijn eigen wereld.
God is voor mij niet slechts gezag of gezel. Indien ik waarlijk in Hem geloof, is Hij voor mij de voortdurende aanvulling van mijn eigen krachten mits ik in mijn pogen steeds eigen krachten tot het uiterste inzet.
Eeuwigheid is een woord, waarmede men graag schermt, toch geeft dit woord alleen maar eindeloosheid weer, een begrip, dat voor de mens niet voorstelbaar is. Spreek daarom niet te veel over de eeuwigheid en houd u daarmede niet al te veel bezig, het is beter nu een beperkt deel van uw weg juist en snel af te leggen, dan duizenden malen te dromen over een einddoel, dat je niet kunt beseffen in zijn ware vorm of betekenis.
Grijp nooit onmiddellijk naar het hoogste. Dan kom je ten val. Tracht steeds te grijpen naar wat nog net binnen je bereik is.
Waag pogingen, waar je mogelijkheden hebt. Aan de hand van je resultaten vind je dan weer nieuwe bereikbare mogelijkheden en kun je je volgende doel vaststellen.
Onthoudt, dat je nimmer iets bezit, buiten datgene wat je metterdaad je eigen hebt gemaakt. Al wat gebeurt en waarvan je deel uitmaakt, is blijvend je eigendom, maar ook alleen dit. Het is een waarde, waarop je steeds terug kunt vallen, een waarde, waaruit je steeds weer ervaring, besef, mogelijkheden, begrip en wijsheid kunt putten.
Dat wat je denkt maar niet volbrengt, ofschoon het je goed schijnt, is steeds weer de hiaat in het leven, de waardeloze factor in het menselijk bestaan.
Leer jezelf kennen, maar vergeet niet, dat zelfkennis eerst waarde heeft, wanneer ze je ook brengt tot een beter begrip voor anderen.
Dat waren dan tot besluit van dit korte betoog nog enkele kleine spreuken. Misschien vindt u het te eenvoudig. Maar onthoudt dan een ding: Zoals de drie-eenheid uit het ene voortkomt, is de eenvoud de bron van alle complexiteit. Wie de ene god aanvaardt, kan de waarden van de drie-eenheid aanvaarden en verwerken. Wie de eenvoud van het beginsel beseft, kan ook in de complexiteit der dingen steeds zijn weg vinden. Maar hij, die de complexiteit vereert, zonder aan de eenvoud aandacht te schenken, verdwaalt in de complexiteit der dingen, zonder ooit de werkelijke waarden van het Zijn te begrijpen.