Goed en verkeerd helpen

image_pdf

4 juli 1969

Eerst wil ik u eraan herinneren, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het onderwerp : Goed en verkeerd helpen.

Men zegt wel eens dat het altijd goed is iemand te helpen, maar aan de andere kant bestaan er volksgezegden als: “helpen van de wal in de sloot”. Ik meen dat je je daarom eerst maar eens af moet vragen, wat goed en verkeerd betekenen. Goed en verkeerd zijn woorden, die alleen vanuit een bepaald standpunt kunnen gelden. Wat voor de één goed is, is voor de ander nog niet goed en omgekeerd. Er kan dus nimmer sprake zijn van goed of verkeerd helpen in meer algemene zin, maar slechts in zeer persoonlijke zin. Het helpen zou dus goed of verkeerd kunnen zijn, gezien de intentie en de persoonlijke relatie tussen helper en geholpene. Nu kun je stellen dat je eenieder altijd moet helpen. Dat klinkt zelfs erg mooi. Maar je kunt niet iedereen altijd helpen. In de eerste plaats ken je niet iedereen. In de tweede plaats zou je, wanneer je steeds maar weer voor iemand in de bres springt, deze op de duur onmachtig maken om zelf te reageren. Door een te veelvoudig en veelomvattend helpen kun je een ander zozeer van jezelf afhankelijk maken, dat hij niet meer tot een zelfstandig denken of handelen in staat is en – wanneer u dan eens niet in de buurt bent om de mens te helpen – deze in zeven sloten gelijkloopt en mogelijk zelfs zijn eigen begrafenis zal moeten vieren.

Het is dus wel zeer belangrijk, dat wij het denkbeeld ‘hulp’ eveneens onder de loep nemen. Ik zal trachten dit kort en duidelijk te doen. Hulp is het een ander bijstaan in hetgeen hij zelf doet of verlangt. Juiste hulp kan alleen bestaan uit het bijspringen van anderen op die ogenblikken waarop zij niet in staat zijn zichzelf te behelpen of daarvoor een onmatige inspanning zouden moeten opbrengen. Daar eenieder het hiermede eens schijnt te zijn, gaan wij nu verder met enkele voorbeelden. Iemand zegt bijvoorbeeld: ik wil studeren… Best. Ik ben in staat zo iemand te helpen, zodat hij kan studeren. Ik help die ander, ik geef hem de mogelijkheid tot studie. Maar – nu komt het belangrijkste – alleen zolang hijzelf werkelijk naar beste krachten studeert. Want op het ogenblik dat hij niet studeert en toch rechten op mijn hulp wil laten gelden, gaat hij uit van een andere relatie. Hij ziet dan mijn hulp niet meer als een mogelijkheid tot studeren maar als een recht. Hij acht mij verantwoordelijk voor zijn onderhoud en zijn mogelijkheden om naar believen te leven. En dit is onjuist.

Ik kan een kunstenaar helpen, omdat ik besef dat die kunstenaar een zekere ontplooiingsmogelijkheid van node heeft. Ik doe dit omdat ik in die kunstenaar iets zie wat de moeite waard is. Aan de andere kant zal ik alleen helpen, omdat deze kunstenaar nog niet in staat is zichzelf te bedruipen. Zolang de kunstenaar maar goed en hard werkt, waarbij ikzelf de bepalende factor ben en niet de kunstenaar, zal ik blijven helpen. Op het ogenblik dat hij zijn werk om de een of andere reden nalaat, of hij mijn verwachtingen toch teleurstelt, ben ik niet meer verplicht hem zo bij te springen dat hij naar believen verder kan knoeien of luieren.

De hulp wordt hierbij dus altijd weer bepaald door het doel, dat ik met het helpen nastreef. Dat klinkt wel erg egoïstisch – zoals ik wel degelijk besef -, maar de doorsnee mens is nu eenmaal een egoïst. Ik meen niet dat iemand door een schijn van onzelfzuchtigheid of sociaal verantwoordelijkheidsgevoel te pretenderen – meestal nog op kosten van anderen – er werkelijk toe bij kan dragen, dat anderen tot meer waardevolle sociale figuren worden.

Geloof mij, ik wil hier niet het standpunt verdedigen dat men iemand nu maar in de steek moet laten, wanneer hij te veel zou kosten aan moeite of geld. Dat heeft hiermee niets te maken. Maar ik meen wel dat eenieder recht heeft op een vrijelijk leven en een uitoefenen van zijn vrije wil. Daarom meen ik dat hij de verantwoordelijkheid van zijn eigen leven en alles, wat hij daarmee wil doen, ook zelf moet dragen. De consequenties daarvan zal hij dan moeten aanvaarden. Wanneer ik iemand dus wel of niet help, zo vloeit dit niet in de eerste plaats voort uit de noden of toestand en wil van die ander, maar vloeit het in de eerste plaats voort uit mij.

Dit is heel belangrijk. Wanneer je iemand helpen wilt – hij heeft bijvoorbeeld een aantal misdaden begaan, is dit je recht. Je kunt zeggen: ik geef u de kans en wil u helpen. Wanneer hij nu echter weer een misdaad begaat, moet je ook durven zeggen: bij mij hoef je niet meer aan te kloppen. Dan moet je niet redeneren: hij bedoelt het toch zo goed en het is zo zielig wanneer wij hem nu in de steek laten. Neen, wij hebben samen geprobeerd iets te bereiken, iets te doen. Nu blijkt dat de ander dit niet wil of kan. Afgelopen dus. Met de rest heb ik niets meer te maken.

Wreed? Zeker. Het is ontzettend wreed, wanneer je tegen een kind zegt: de kachel is heet, brand er je handjes niet aan. De eerste keer dat het kind dit toch doet, zal ik onmiddellijk het kind opnemen, eventueel de brandplek met magnesium of zoiets behandelen. Wanneer het kort daarop weer gebeurt, zeg ik rustig: eigen schuld. Loop er nu eerst maar eens een uurtje mee. Dit is zeker hard, wreed misschien. Toch meen ik dat dit de juiste methode is om kinderen snel te leren, dat zij van hete kachels af moeten blijven. Juist helpen is vaak in de ogen van deze tijd wreed. Verkeerd helpen daarentegen zit zo vol van goede bedoelingen en is zo heerlijk zacht en lief, dat het erg populair is. Maar deze tweede wijze van helpen voert maar al te vaak tot de ondergang.

Ik weet dat er nu veel mensen zullen redeneren: wij leven nu eenmaal in een maatschappij, dus moeten wij achter elkaar staan, elkaar helpen, wij moeten solidair zijn. Zij hebben daartoe zeker redenen, maar wanneer nu iemand op grond van dit alles begint te beweren dat je in de eerste plaats de zwakkeren moet helpen, dan begin ik te protesteren. Die zwakkere maak ik alleen maar steeds meer van mij afhankelijk, terwijl ik de sterkere kan helpen om van mij onafhankelijk te worden. Ik kan dus steeds meer sterkeren helpen in de plaats van een zwakkere. Wat betekent dat ik eerst de sterkeren zal moeten helpen en daarna de zwakkeren.

Dat is natuurlijk vervelend, vooral voor de zwakkeren, die toch al in het nadeel heten te zijn. Maar laat ons dan eens zien, wanneer ik de volgorde omdraai, wat dan het gevolg is. Als ik op een verkeerde manier help, zeg ik immers: mensen, wij, die het kunnen doen, moeten allereerst de zwakkeren helpen, niet omdat wij een persoonlijke relatie hebben of daarin mogelijkheden zien, maar alleen maar omdat die anderen zwakker zijn. Dit betekent dat er steeds meer zwakkeren komen, die het allen als hun recht beschouwen door de sterkeren in de eerste plaats en voor alle andere geholpen te worden. Maar als er iemand komt die anders zou durven denken, anders zou durven reageren dan deze norm, zullen de zwakkeren, al is het alleen maar omdat zij niet beseffen wat hij, (de sterkere) zegt of wil, deze met alle krachten onderdrukken. Men zal de massa van zwakkeren zien streven naar een verlaging van het peil van de sterkeren. Want, zo gevoelen zij instinctief, wij moeten ervoor zorgen dat zij zoveel mogelijk op ons vlak blijven leven en denken, anders verliezen wij ons gevoel van waardigheid, onze vrijheid en mogelijk enkele van onze rechten, die men ons nu toe billijkt. Nivellering naar het laagste niveau, betekent voor de zwakkeren nu eenmaal zekerheid.

Vraag u eens af waarom in deze dagen de middelmatigheid zo groot is. Om de eenvoudige reden dat men het geniale in de mens, dat de enkeling ver boven anderen uit doet steken, probeert te remmen of te vernietigen. Dacht u misschien dat diploma’s, een bul, de bescherming van een bepaald vak kunnen vormen? Zij vormen in wezen slechts de garantie, dat er eens een basiskennis aanwezig was. Er zijn op de wereld, die betere filosofen zijn, betere taalkundigen, betere archeologen of wat u maar wilt, dan alle mensen, die daarin wel gediplomeerd zijn en misschien zelfs een professoraat hebben. Maar de anderen zullen steeds weer reageren: zij hebben de papieren niet, die nodig zijn. Jij niet. En zij denken: dat is maar goed ook, want anders zou je boven ons komen te staan en wij willen de zaak graag handhaven zoals hij is.

Dit begrijpt u? Maar zou het dan bij arbeiders anders gaan? Zou het dan niet zover kunnen komen, dat de arbeiders, die het minste presteren – of wensen te presteren – eisen gaan stellen aan de anderen, zodat dezen niet meer mogen doen dan de zwaksten. Of misschien eisen zij zelfs: wij, als de zwaksten, willen een extra toelage hebben, opdat wij evengoed of beter kunnen leven dan degenen die meer kunnen en presteren. U zult misschien zeggen dat alle mensen een gelijkelijk recht hebben op het bereiken van een bepaalde levensstandaard en dat daarom de nivellering hier goed en juist is. Zo denkt men er in de hedendaagse maatschappij immers over. Toch ben ik bang, dat dit een verkeerde manier van helpen is. Wij weten dat in de tijd van de grote werkeloosheid veel werd gedaan om de werkelozen te helpen. Zeker, het was onvoldoende en ging vergezeld van schrijnende sociale omstandigheden. Maar laat dit nu even buiten beschouwing.

Wat zien wij dan? Er waren mensen, die bereid waren om te werken, zelfs wanneer zij iets minder verdienden dan de steun uitkeerde. Deze mensen kwamen in de eerste plaats voor verdere steun in aanmerking. Zij verdienden hulp, omdat zij bereid waren zichzelf te helpen.

Anderen probeerden werk af te wimpelen, wanneer dit niet volgens hen voldoende beloond werd met het motief: wanneer ik daaraan begin, verslijt ik nog meer aan mijn schoenen, dan ik boven de steun verdien. En er waren zelfs op den duur veel mensen, die reageerden: ik zal gek zijn om te gaan werken, wanneer ik met niets doen ook in leven kan blijven. U herinnert zich dit misschien niet meer, maar zo was het eens. Ik zeg: wanneer wij de zaak op de keper beschouwen, zijn ook hier de zwakkeren juist degenen, die niets kunnen en willen, of degenen, die eenvoudig de lust niet hebben om zich druk te maken. Wanneer wij alles aan hen gaan aanpassen, maken wij het voor al degenen, die meer zouden kunnen en willen, het steeds meer onmogelijk iets te bereiken, tot ook zij in lusteloosheid verzinken. Dit moet voorkomen worden.

Iemand komt bijvoorbeeld met een geestelijk probleem bij je. Je kunt dit oplossen. Nu blijkt dat die persoon zijn eigen visies heeft en zijn eigen denkbeelden, dat hij delen van je hulp aanvaardt en andere – vaak meer belangrijke delen daarvan -, zoals raad, eenvoudig terzijde legt. Nu kun je geestelijk natuurlijk bij gaan sturen. Je kunt ervoor zorgen dat de grootste problemen worden opgelost en dat de consequenties van de gemaakte fouten grotendeels uitblijven. Maar wat gebeurt er dan? Zo iemand weet dit achteraf wel, maar redeneert: de volgende maal zal de geest mij wel weer helpen en stort zich dus met volle moed in een nieuwe reeks van overbodige perikelen. Dat is geen juist helpen. Integendeel! Dit gaat altijd op den duur verkeerd. Ik moet iemand helpen, wanneer hij ook werkelijk bereid is om en probeert zichzelf te helpen. Wanneer iemand desnoods al goed is, maar probeert om beter te worden, dan zal ik – zelfs wanneer hij in vergelijk tot de wereld al ver is gekomen – hem toch in de eerste plaats moeten helpen.

U moet helpen om meer te worden. U moet niet helpen, opdat iemand de consequenties van eigen daden voortdurend maar kan blijven ontgaan. Er zijn natuurlijk toestanden, waarbij je kunt zeggen: iemand heeft de werkelijke gevolgen niet overzien, hij is voor een ogenblik zwak geweest, enzovoorts. Ik kan mij voorstellen dat iemand in een winkel iets wegneemt in een ogenblik van zwakte. Goed. Het is niet al te erg. Maar toch kun je niet redeneren: het is toch niet zo erg en het is een zo fatsoenlijk iemand. Laat ons er verder maar niet meer over praten.

Dit kunt u misschien met mij meevoelen. Maar aan de andere kant moet u ook niet zeggen dat het een schurkerij is, dat iemand iets wegneemt. Dan ga je misschien de ondernemer helpen.

Hij zou zijn waren niet zo moeten uitstallen, dat de mensen voor de bekoring bezwijken. Je hoeft dus ook hem niet te helpen. Juist helpen betekent dus in de eerste plaats een andere helpen om zelf iets te zijn of iets te bereiken. Juist helpen kan soms betekenen, dat ik iemand waarschuw, tijd voor overdenking geef en (tijdelijk) hem red voor de consequenties van zijn eigen domheid, daar ik hem zo de kans kan geven weer wat tot rede te komen. Maar wanneer hij na één of zelfs twee waarschuwingen zijn dwaasheid nog verder door wil zetten, dan moet het maar. Je kunt toch niet alle lasten en zorgen van de wereld op je nemen?

Het klinkt alles zo mooi. Wij zijn op de wereld om elkaar te helpen, maar degenen die dat met de meeste zalving steeds weer herhalen, zijn veelal degenen, die bijvoorbeeld met een collecteschaal rondgaan. En zo helpen is nu niet in de eerste plaats de bedoeling, zou ik zeggen. Wij zijn op de wereld om elkaar te helpen om mens te zijn. Met alle fouten en gebreken van dien desnoods. Men zou moeten redeneren: wij zijn op de wereld om eenieder, die de moed heeft zelf iets na te streven, onverschillig wat, te helpen en de kans te geven zijn doel te bereiken, wanneer wijzelf maar van gevoelen zijn, dat dit doel aanvaardbaar of juist is.

Wij zouden moeten zeggen: helpen is iets, wat deels door gevoel, deels door persoonlijke erkenning of relatie ontstaat. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat, wanneer zo dadelijk Israël weer in ernstiger moeilijkheden komt te verkeren, er in Nederland veel mensen zullen zijn, die zullen zeggen: hier moeten wij helpen.

Natuurlijk, maar dan ook werkelijk helpen. Je helpt heus niet werkelijk, wanneer je hier met een bordje gaat lopen, een rel schopt en bijvoorbeeld bij het Lieverdje – oh neen, dat hebt u niet, dus dan maar bij Willem de Zwijger, of wat u hebt – een paar auto’s in brand steekt.

Zoiets heeft niet te maken met het geven van hulp aan Israël, dat is gewoon dwaasheid. Je helpt Israël ook niet door verontwaardigde brieven te schrijven naar de kranten, die dan als ingezonden stuk worden geplaatst. Je kunt alleen helpen door iets direct voor de ander te doen, zij het financiële hulp, of zelfs meer persoonlijke bijstand. Daarnaast is het natuurlijk wel uw recht duidelijk te maken dat u het niet met anderen eens bent, maar dat is geen helpen en het betekent ook niet dat u daardoor gelijk hebt, zelfs in deze zaak. Want de Arabieren hebben ook gerechtvaardigde klachten. In hun werken en streven liggen ook mogelijkheden en ook zij hebben mijns inziens wel recht op enige hulp en steun.

U kiest en u helpt. Voor u is het juist om te helpen, omdat u gevoelt dat dit juist is en dat u weet dat de ander alles doet om ook zichzelf te helpen en dit laatste doet Israël zeker. Maar het heeft weinig zin om te helpen, wanneer de mensen eigenwijs zijn. Er is een volle trein, tram of bus. Het is op het spitsuur, dus eenieder kan weten dat alle treinen enzovoorts vol zullen zijn. Nu komt er een oude dame binnen. Mijns inziens is het niet juist om dan voor haar op te staan, opdat zij kan zitten. Iets anders zou het zijn, wanneer er een jong moedertje binnenkomt, dat van het staan in de volte misschien voor haar kind en zich schade op zou kunnen lopen. Uit de overweging dat deze schade meerderen – in casu mede het kind – zal treffen, kan men alsnog haar een zitgelegenheid bieden. De oude dame moet maar verstandiger zijn. Wanneer eenieder voor haar op staat, haar helpt, zal zij ook volgende keren op ditzelfde spitsuur willen reizen en weer en weer. Wat noch voor haar noch voor de andere reizigers iets goeds betekent. Wanneer u met reden op reis bent, blijft u rustig zitten en redeneert: zij zal meer tijd hebben om te wachten of om op een ander uur te reizen dan ik.

Het klinkt onhoffelijk. Maar juist helpen is nu eenmaal geen kwestie van hoffelijkheid of sentiment, maar berust op het erkennen van waarden. Wanneer iemand een fout maakt, kun je hem desondanks misschien wel op gevoelsgronden helpen, maar mijns inziens mag je dit alleen doen, wanneer vaststaat dat je daarmee een herhaling van de fout niet bevordert. Zou hierdoor wel een herhalen van de fout worden bevorderd, dan meen ik dat de gegeven hulp niet alleen erg verkeerd is, maar ook voor zowel de ander als jezelf schadelijk.

Er zijn heel wat filosofieën op te bouwen in dit verband. Ik wil slechts één enkele aanhalen. Wanneer ik in de kosmos besta, ben ik in wezen één met alle dingen. Eeuwig en tijdloos ben ik met alle dingen verbonden. Alles is deel van mijzelf, maar ik heb omtrent mijzelf een begrip.

Of dit begrip juist is of niet, doet niets ter zake. Ik heb een voorstelling van mijzelf en dit is voor mij het ik. Ik kan alleen reageren op de juiste wijze ten aanzien van mijn omgeving zover  als ik mijzelf of iets van mijzelf daarin erken. Ik kan nooit iets of iemand helpen, wanneer ik daarin mijzelf niet terug kan vinden en mijzelf daarin niet kan projecteren, want alleen door deze projectie kan ik zover harmonisch met de ander of het andere zijn, dat ik weet, hoe ik helpen moet. Wanneer je echter helpt vanuit het eigen standpunt, krijg je vaak de gekste dingen. Nu komt het niet meer voor, maar ik herinner mij een heel deftige dame, die over een arm gezin hoorde en daarmee zoveel medelijden had, dat zij ook iets voor hen wilde doen. Zij ging dus naar Maison Krul en kocht daar een half pond marrons glacés, opdat deze mensen toch weer eens iets zouden hebben. Zij begreep niet dat deze mensen geen brood in de kast hadden. Wanneer je iemand naar je eigen maatstaven gaat helpen, terwijl je die ander en diens omstandigheden niet werkelijk kent, is de kans groot, dat je hem van de wal in de sloot helpt, terwijl je bovendien zult zien dat de ander ongelukkig en nijdig – u zegt ondankbaar – is over de gegeven hulp.

Wanneer er bijvoorbeeld negers zijn in een primitief land, voor wie de eerste behoefte is hun eigen jachtgebied en landbouwgebieden wat te ontwikkelen, kunt u natuurlijk wel beweren dat u het land ook helpt, wanneer u de besten onder hen opleidt tot dokters, mijningenieurs enzovoorts. Maar voor het geheel is het waarschijnlijk beter wanneer je ze eerst eens wat betere werktuigen als bijvoorbeeld ploegen geeft. Al zit daaraan dan niet zoveel prestige  verbonden, moet je hen eerst eens maar ploegen geven. Het andere kan dan later komen, wanneer door de studie de scheiding tussen de gewone mensen en de enkelen, die Europees werden opgevoed, niet zo groot meer is. Wanneer je naar de wereld kijkt, zie je dat de mensen en vooral de landen geneigd zijn te helpen volgens eigen maatstaven. Nederland is bereid elk land te helpen om meer gezond te worden. Daarbij behoort melkpoeder. Dan raak je dat tenminste ook kwijt en met melk is men meer mans. Of de mensen gewend zijn om melk te drinken of dat zij misschien andere voedingsmiddelen harder nodig hebben, overweegt men maar liever niet. Zoals Amerika, dat graag bereid is uit de graanoverschotten wat aan arme landen af te staan. Per slot van rekening hoeft men het graan dat deze landen dan opeten, niet meer op te slaan, zodat men zelf ook nog iets bespaart. Maar als het op is, is men in het geholpen land weer even ver als tevoren. Op dezelfde basis kan ik mij voorstellen, dat bijvoorbeeld Brazilië iets van zijn koffie-overschotten af zou willen staan, maar dat is geen hulp meer. Dat is eerder een vorm van zelfzucht.

Wanneer je trouwens aan een arme geeft, omdat je het erg vindt, dat hij zo arm is, moet je dit niet zien als een werkelijk helpen, als een verdienste. Dan moet je toegeven: ik help mijzelf, omdat ik zo voorkom dat ik mij al te schuldig gevoel aan de toestand, waarin de arme verkeert. Wanneer je een arme werkelijk wilt helpen, moet je hem geen voedsel en geld geven en het daarbij laten. Dan moet je hem een baantje geven en als je geen baantje voor hem hebt, ga dan maar eens na wat hij misschien wel kan doen. Dan kun je hem toch helpen om zijn zelfrespect te herwinnen en zelf iets te verdienen. Kun je dit niet, laat dan liever je handen er af. Wat natuurlijk niet erg sociaalvoelend klinkt. Ik weet dat men in uw wereld en vooral ook in uw land uitgaat van het socialisme, vaak zelfs van het extreem socialisme en meent dat wij eenieder het recht op bestaan moeten geven en dan bij voorkeur nog op een goed bestaan.

Wat natuurlijk niet wil zeggen dat je een goed bestaan hebt wanneer je bijvoorbeeld alleen van de AOW moet leven, maar zo luiden de meest verkondigde stellingen toch? Moet ik nu eenieder een goed leven geven, ofschoon hij niet werkelijk iets presteert en niets werkelijk voor anderen en de gemeenschap betekent of wil betekenen? Dan moet u maar eens kijken naar de ‘echte’ socialistische republieken. Daar krijgt men naar men verdient. Men krijgt alle mogelijkheden, maar als men er niets van maakt of meent tijd genoeg te hebben om zich daarnaast voortdurend te vermaken ten koste van bijvoorbeeld een opleiding, dan zegt men daar: zie dan maar dat je het verder zelf redt.

Kijk dan maar eens bij ons in de sferen. Ik stel voorop dat er niets rechtvaardiger en liefdevoller is dan hetgeen God voor ons geschapen heeft, namelijk de mogelijkheid tot absolute bewustwording, een absolute realisatie, niet alleen van ons eigen wezen, maar ook van het geheel, de zin van ons bestaan, in het totale zijn. Maar wanneer je in de sferen komt en je wilt in het duister zijn, dan zit je in het duister. Wanneer je toevallig angstdromen hebt over duiveltjes met hooivorkjes, dan komt er misschien wel iemand, die je zegt: “he, zeg, anders dromen.” Maar niemand gaat tussen jou en die duiveltjes, die dan voor jou opeens echt lijken te zijn, staan. Zij weten dat dit toch niets uithaalt. Je kunt misschien wel mensen tijdelijk uit het duister bevrijden, maar je kunt nu eenmaal een mens niet zonder meer van zijn waandenkbeelden genezen. Hoogstens kun je iemand attent maken op het feit, dat bepaalde dingen die hij ziet of beleeft, waan zijn. Wanneer hij dit dan beseft en zich daarvan niet los kan maken, kun je hem helpen door te zeggen, hoe dit te doen en desnoods voorlopig de kracht te lenen of wat Licht om verder te gaan. Dat kun je in de sferen wel doen, maar je kunt nooit geheel instaan voor eenieder, geheel ingrijpen in het bestaan van een ander, die zelfs niet in dezelfde zin reeds streeft. Op aarde lijkt mij de zaak er precies zo voor te staan.

Daarbij speelt kennis in feite geen rol. Natuurlijk heeft kennis wel degelijk betekenis en mogelijkheden, maar je moet nooit redeneren: ik heb meer kennis dan jij, dus ben ik meer waard en kan ik over alle dingen beter oordelen dan jij. Wel dient men te redeneren: ik heb kennis, jij hebt er behoefte aan en kunt er misschien iets mee doen, dus moet ik je die kennis geven. Welke stelling natuurlijk weer niet kapitalistisch genoeg is om door velen onder u aanvaard te worden. Daarmee kom ik ook aan de patentrechten, de gesloten maatschappijen, genootschappen enzovoorts. Dit, mijn standpunt verwerpt immers geheimhouding, besloten commissies en geheimzinnigheden in handel en regering. Ik geloof immers dat juist helpen in zekere zin ook een kwestie van openheid omvat. Het betekent niet dat je alle feiten nu ook onmiddellijk moet gaan adverteren, maar wel dat je eerlijk op alle vragen moet antwoorden, zonder voorbehoud en zeker zonder naar leugens te grijpen.

Bovendien heeft dit op den duur toch weinig zin. Er zijn mensen die anderen proberen te helpen door zoetelijk te liegen. Een dokter bijvoorbeeld heeft een patiënt, die werkelijk zeer zwaar ziek is en mogelijk de dood nabij. Hij vraagt: “dokter, ben ik werkelijk ernstig ziek?” Antwoord: “Het is natuurlijk niets om over te lachen, maar u zult over enkele dagen weer veel beter zijn.” Fout: de dokter moet heel erg voorzichtig zijn met zijn antwoord, maar kan dan ten hoogste reageren met een: “U moet maar heel erg rustig en voorzichtig zijn, dan kunnen wij u misschien nog helpen…” Of, wanneer men meent dat de patiënt het hebben kan, eerlijk zeggen: dat en dat is er aan de hand en zo liggen de mogelijkheden. Zo help je iemand om zich met de werkelijkheid te vereenzelvigen en reëel te leven. Er zijn veel patiënten die doodgaan, terwijl zij denken dat zij maar een lichte kwaal hebben. Patiënten met longkanker gaan over, terwijl zij nog steeds menen dat zij bijvoorbeeld chronische bronchitis hebben.

Dit is werkelijk gebeurd. Maar dan na de overgang komt de realisatie van de feiten. De patiënt zal die feiten vaak ontkennen, soms zelfs niet alleen de kwaal – waarbij men zich op de dokter beroept -, maar soms zelfs het feit van de overgang: aan zoiets ga je niet dood! En dan de tijd, die het kost voor een dergelijke entiteit zich de werkelijkheid eindelijk kan en durft realiseren. Dat kan vele jaren duren, alleen als gevolg van de verkeerde benadering, de verkeerde opvattingen in de stof omtrent de werkelijkheid, die men wel of niet moet kennen.

Verkeersongeluk. Ik geloof dat ik doodga. Reactie: “Ach nee, je moet wel even naar het ziekenhuis vrees ik, maar het gaat heus wel weer over….” Waarop de persoon in kwestie inderdaad overgaat, maar op een andere wijze dan in de geruststellende verzekering werd bedoeld. Aan onze kant zit je er dan weer mee. Zo iemand reageert: “Ik ben niet dood, ik heb maar een lichte verwonding. Ik kan niet dood zijn, ik slaap, ik ben misschien bewusteloos, maar dood ben ik niet. En ik voel pijn…., wat een poging is om de laatste momenten van het stoffelijke bestaan weer tot werkelijkheid te maken. Dat gaat dan zo vaak jarenlang, compleet met pijn, nutteloos zoeken en klagen. Alles, omdat men een leugen met voldoende zekerheid voordroeg.

Het is onjuist tegen iemand te zeggen: je hebt geen fouten. Zeg desnoods, dat je die fouten wel kunt aanvaarden, dat je er zelfs prettig mee meent te kunnen leven, maar zeg nooit: je hebt geen fouten. Die denkt dan al snel in de eerste plaats dat je gek bent. In de tweede plaats meent hij dat hij je voor de gek kan houden en probeert dat steeds weer. En in de derde plaats gaat hij op den duur misschien nog geloven dat hijzelf zonder fouten is. Dit betekent niet dat je eenieder aan moet vallen en onmiddellijk op alle fouten wijzen, maar wel dat je, wanneer het nodig is of gewenst lijkt te zijn, eerlijk de fouten opsomt. Eerlijkheid bij het juist helpen van anderen is dan ook een van de meest belangrijke dingen, die ik mij voor kan stellen.

Wanneer wij over juist helpen en onjuist helpen spreken, zijn er onder u mensen, die onmiddellijk denken aan ontwikkelingshulp. Nu dan: 9/10 van de ontwikkelingshulp die wordt gegeven, is onjuist, omdat zij niet geschiedt vanuit het standpunt van degenen die daar leven, maar vanuit het standpunt en volgens de denkbeelden van degenen, die hier leven en er iets voor willen betalen of geven. Voor iemand, die hulp nodig heeft, maakt het weinig uit of hij nu geholpen wordt door een priester of door een farizeeër, als hij maar geholpen wordt. Maar wanneer iemand hem komt helpen en daarvoor eerst gaat eisen dat hij, de hulpbehoevende, moet erkennen dat de ander zo goed is en het zo goed weet, dan is het iets anders. In de ontwikkelingshulp zien wij mensen, die met de grootste idealen uitgaan, die inderdaad de anderen misschien zouden kunnen helpen, maar die maar al te vaak te veel hangen aan een bepaald sociaal patroon, dat zij dan mede aan de anderen op trachten te dringen, of een bepaald geloof, die men de anderen wil intrechteren. Daardoor wordt de geholpene langzaam maar zeker gefrustreerd. De hulp wordt slechts in uiterste nood aanvaard, de mogelijkheid tot zelfhelpen komt niet aan bod.

Een voorbeeld van verkeerd helpen vindt men bijvoorbeeld in de soepkeukens, die het Leger des Heils eens kende. Hier konden de mensen die honger hadden, soep en een homp brood krijgen. Voor zij dit kregen, moesten zij eerst naar gebed en preek luisteren, terwijl van hen werd verwacht, dat zij vrome gezangen aan het begin en einde zouden zingen. U zou eens moeten weten hoeveel vervloekingen en verzuchtingen daaruit geboren zijn, hoeveel mensen meenden dat zij door te luisteren reeds betaalden voor voedsel, zodat zij zowel de helpers misverstonden, als de aard van de geboden hulp misbruikten. Deze mensen hebben door hun wijze van helpen niet alleen de de hulprelatie (dus de erkenning van de hulp) voor een groot deel tenietgedaan, maar zelfs een wrevel doen ontstaan, die men door verdere hulp niet meer uit de wereld kon helpen en aanleiding gaf tot huichelarij. Daarom heeft men ook zijn wijze van werken aanmerkelijk veranderd.

Het probleem, dat in de stelling of het onderwerp, dat u naar voren bracht: het verschil tussen goed en verkeerd helpen, is uiteindelijk de keuze tussen goed en kwaad vanuit ons eigen standpunt. Maar bij de hulp is altijd ook een ander betrokken en onze keuze tussen goed en kwaad houdt nog niet in, dat die keuze ook voor de ander geheel juist is. Ik zou ook daarover nog het een en ander willen zeggen. Op het ogenblik dat ik een ander ga helpen en mij voelende in de gevoelswaarden en situatie van die ander, zal ik de juiste hulp geven. Zolang ik help vanuit mijn denkbeeld en eigen persoonlijkheid, omdat ik de middelen of de wijsheid meen te bezitten, zal ik de ander niet erkennen voor wat hij is. Het gevolg is dat de hulp, die ik bied, hoe goed ook bedoeld, in zijn uitwerkingen in negen van de tien gevallen schadelijk zal zijn.

Wanneer ik iemand probeer te helpen, die ik verder niet ken – en dit komt op aarde vaak voor -, dan is mijn reactie op mijn persoonlijke waarden enzovoorts gebaseerd. Wanneer mijn helpen een persoonlijke reactie omvat, moet ik ook van het standpunt uitgaan, dat het geheel een voor mij persoonlijke zaak zal blijven. Ik kan geen “dank je”, geen antwoord verwachten  en moet een zekere aansprakelijkheid aanvaarden voor het verloop der dingen, tot mijn hulp en een werking daarvan is opgehouden.

Wanneer ik bewust een ander ga helpen met het denkbeeld dat hier een relatie ontstaat, dan ben ik verantwoordelijk voor alles, wat als gevolg van mijn hulp tot stand komt. Wat wel eens vervelend kan zijn. Als je bijvoorbeeld weet hoeveel celibatairen hebben bijgedragen tot het ontstaan van huwelijksproblemen, grote gezinnen en vervalsing van waarden in bepaalde milieus, dan zoudt u waarschijnlijk schrikken. Het jammere is, dat deze celibatairen hun aansprakelijkheid niet schijnen te erkennen en daarom ageren alsof slechts hun eigen waarden, denkbeelden en behoeften maatgevend zouden zijn voor de wereld en wat daarin gebeuren kan. Soms is de mens geneigd om anderen te vertellen dat hij wel weet, vanuit God, wat goed is. Maar zij weten het om de dooie dood niet. Het is wel gemakkelijk om te vertellen wat een ander moet doen, maar daarmee ken je de feiten nog niet. Hoe vaak hoor je welmenende helpers en troosters niet zeggen: trek het je niet aan, je hebt nog zoveel over…

Zij menen het best, maar op het ogenblik dat dergelijke dingen gezegd worden, is het allesbehalve hulp. Je zou beter doen door de ander met rust te laten. Iemand zit in de ellende.

Dan kun je natuurlijk wel troostend opmerken dat anderen het nog veel erger hebben, maar hulp is dit niet. Zwijg, tenzij je iets kunt doen om de ellende van de ander voor een ogenblik wat minder te maken. Kun je dit, doe het dan stilzwijgend en verwacht geen reacties of onmiddellijke dank. Dan pas help je werkelijk.

Hiermede nader ik het einde van mijn onderwerp, daar ik moest vaststellen dat pogingen wat dieper op mogelijke achtergronden in te gaan, niet door allen even dankbaar werden ontvangen. Aan de andere kant voel ik er niet veel voor om allerhande sneers van collega’s over dit en andere onderwerpen te gaan citeren. Om u een klein voorbeeld te geven: een van hen sprak tijdens een debat over de studentenrellen, over het ontmaagdingshuis. Ook op het gebied van hulp zou ik vele dergelijke gezegden kunnen aanhalen. Maar ik meen er beter aan te doen dit na te laten. Helpen is een ernstige zaak, je moet er niet te veel een grap van maken. Je moet alleen goed proberen te begrijpen waar het in feite om gaat.

Goed helpen is altijd helpen daar, waar de ander werkt, zelf iets wil en kan bereiken. Je helpt altijd dan de ander om meer of beter te worden, dan hij is. Verkeerd helpen is steeds weer het anderen helpen, om zichzelf zonder al te veel moeite gelijk te blijven.

Goed helpen betekent, dat je iemand in staat wilt stellen om met jouw middelen en/of krachten tijdelijk de eigen tekortkomingen op te heffen, zodat hij tot rust kan komen en op eigen krachten beter voort zal kunnen gaan. Verkeerd helpen is: iemands lasten voor hem dragen en jezelf moe maken, terwijl de ander er met de handen in de zak bij loopt.

Goed helpen betekent: je geestelijke krachten aan iemand geven, omdat je weet dat hij je nodig heeft en beseft dat hij er zelf iets mee zal trachten te doen, zodat hij onafhankelijk wordt van je hulp. Verkeerd helpen is het geven van je krachten aan iemand, die deze eenvoudig verteert en dan terugkomt om meer, vaak met extra nieuwe klachten. Een mens genezen, wanneer hij beter wil worden, is een goede wijze van helpen. Maar wanneer die mens dat beter worden zelf niet bevordert door bepaalde dingen te doen of na te laten, dan wil hij kennelijk liever ziek zijn en verdient hij geen hulp.

Goed helpen is altijd weer: iemand helpen zichzelf te zijn, in zichzelf bewuster te worden, iets te bereiken, iets te betekenen. Het betekent vooral, dat je die ander zult moeten helpen, volgens zijn eigen maatstaven en niet volgens de jouwe.

Vragen.

  • Ik citeer Krishnamurti: “Vele problemen zijn individuele problemen”.

 Dat kan ook niet anders. Het wereldprobleem kun je niet in de massa oplossen, omdat de massa als geheel geen vast gezicht, geen vastliggende eigenschappen heeft. Dit, terwijl de mens zelf zijn persoonlijke visie heeft, vorm, gestalte, betekenis voor zich bezit.

Voor hem krijgt ook het wereldprobleem een bij het ik passend en specifiek uiterlijk. Hij kan er vanuit zichzelf ook werkelijk iets aan doen, terwijl hij door te vertrouwen op de massa en in de actie van de massa te berusten, in feite zichzelf laat nivelleren tot een peil, dat ver onder eigen peil en bewustzijn zal liggen. Hierdoor schiet hij niet alleen tekort ten aanzien van zichzelf, maar beleeft bovendien het wereldprobleem als iets, waar hij als eenling onmachtig tegenover staat, zodat hij niet beseft dat hij voor en vanuit zichzelf, handelende vanuit zichzelf, er iets aan kan doen.

  • Hoe kun je mensen helpen, die apathisch zijn?

Indien de oorzaak geen zuiver lichamelijke is, wil een speld op de juiste plaats nog wel eens helpen. Met andere woorden: mensen die apathisch zijn, kun je niet werkelijk helpen door hen bemoedigend toe te spreken of iets voor hen te doen, wat zij eigenlijk zelf hadden kunnen en moeten doen, want daarmee bereik je toch niets. Breng deze mensen liever in een toestand, waarin zij reageren moeten, desnoods iets van hozen of verdrinken. Door de nood komen zij vaak van hun apathie af. Zou dit niet het geval zijn, dan haalt u hen op het laatste ogenblik aan de kant, legt ze te drogen, tot de vorige toestand weer is bereikt en kijkt er verder dan niet meer naar om.

  • Kweekt men zo geen gevoelsverharding of rijpt het gevoelsleven op den duur ook nog door een dergelijke vrij ruwe hulp?

Ik meen dat men niet met een werkelijke gevoelsverharding te maken zal krijgen, maar dat wel de gevoelsontwaarding, die een soort sentimentaliteit hanteert zonder rijm of reden, daarmee tenietdoet. Zelfs al wordt deze sentimentaliteit in deze dagen maar al te vaak gepredikt als de enige juiste vorm van naastenliefde. Laat mij het zo zeggen: de wereld is niet van fondant en het heeft geen zin op kwijlerige wijze te jammeren over de ellende van anderen, als je maar doet wat je kunt. Hoe minder je je druk maakt over die dingen, waaraan je toch niets kunt verhelpen, hoe meer je zult kunnen voor anderen, waar hulp wel mogelijk is.

Men vergeet steeds weer, dat de gehele wereld gebaseerd is op strijd. Ga maar kijken waar u wilt: in de insectenwereld, de plantenwereld, waar dan ook ziet u de strijd om het bestaan.

Kijk dan eens naar uw eigen leven. Is ook dit niet een voortdurende strijd tegen anderen en de wereld, om iets voor uzelf waar te maken, zelfs al weet u eigenlijk nog niet eens wat uw werkelijke doel is? Niemand is werkelijk en zonder meer gerust en rustig in de wereld. Er is altijd weer iets, waartegen je je moet verweren, iets waar tegenover je tracht jezelf te handhaven, jezelf te zijn. Die strijd is een essentieel deel van het leven.

Dit betekent dat wij niet al te weekhartig moeten zijn en niet de werkelijkheid moeten trachten te ontkennen of aan te passen aan een concept van een wereld zonder strijd. Hierdoor kunnen wij alleen de wereld voor onszelf en anderen vervalsen. Het is geen gevoelsruwheid een ander op een gegeven ogenblik voor zijn problemen te stellen, hem eventueel hulp te bieden en – wanneer hij daarop niet wenst te reageren – je terug te trekken met de gedachte: dan zoek je het zelf maar uit…. Veel mensen die in deze wereld veel zouden kunnen betekenen, worden tot parasieten gemaakt, alleen omdat er altijd mensen zijn, die hen de gelegenheid geven zich vast te klampen en de oplossing van hun eigen problemen en de overwinning van eigen fouten uit te stellen.

  • Is in de sferen de mentale hulp alles?

In de praktijk wel. Mentale hulp is al beslissend, omdat sferen in feite mentale werelden zijn. Als u bij wijze van spreken in de sferen een verkeersongeluk zou hebben, zou ik, wanneer ik u van het denkbeeldige daarvan niet zou kunnen overtuigen, onmiddellijk aan een ambulance denken, compleet met dokters, verplegers, etc. en u zo laten afvoeren naar een evenzeer gedacht ziekenhuis, waar anderen op hun wijze zullen trachten u van het niet werkelijk-zijn van uw ongeval te overtuigen. De bijkomstigheden zijn dus meer suggestief dan werkelijk, maar helpen u het gevoel van genezen en dus volwaardig-zijn weer te herwinnen.

  • Wat is de geestelijke hulp dan aan iemand, die absoluut wil denken dat hij anders is dan anderen?

Die toestand is in feite een zoeken naar hetgeen men werkelijk is. Iemand die anders wil zijn dan anderen, wil niet werkelijk anders zijn dan de wereld, maar wil meer zichzelf zijn ten aanzien van de wereld. Daar hij zijn eigen werkelijkheid nog niet weet te vinden, tracht hij zichzelf gerust te stellen door een zo groot mogelijk contrast tussen zich en de verdere wereld te creëren. Als je hem daarbij helpt, zul je hem in feite alleen maar helpen zich nog verder van eigen werkelijke wezen te vervreemden.

  • Hoe verkrijgt men het juiste inzicht, zodat men weet op welke weg men een ander moet leiden om hem zichzelf te laten helpen?

Het meest juiste inzicht dat men kan verkrijgen, is gebaseerd op een geheel openstaan voor het wezen en de problemen van de ander. Je moet dan een ogenblik jezelf weten te vergeten. Je benadert de wereld van die ander dan zozeer, maar met op de achtergrond eigen kunnen en kennis, dat je daardoor vaak de juiste raad kunt geven of de meest passende krachten op de ander weet te projecteren. Daar echter niet alle mensen daartoe in staat zijn, is ook het volgende een redelijk juiste wijze: Geef de ander de beschikking over middelen, die volgens jezelf noodzakelijk zijn of die de ander meent dat die noodzakelijk zijn, om zoiets zelf tot stand te brengen en te presteren. Wacht dan rustig af, bemoei je er niet mee. Maar als hij later terugkomt en beweert dat de gegeven middelen niet voldoende waren, terwijl hij daarvan eerst wel overtuigd was, geef dan geen verdere hulp, maar reageer met een: dan improviseer je maar eens een beetje, want je moet het doen met wat je nu hebt…. Dit geldt ook geestelijk.

  • Ik meen dat het gezonde verstand hier dus de norm wordt…

Waar vindt u tegenwoordig nog gezond verstand? Ik vind het maar een gevaarlijke term, want het gezonde verstand bestaat in feite niet. Weet u wat het is, wat men onder gezond verstand in feite verstaat? De algemene normaanpassing aan de algemeen geldende rationalisaties, meer niet. Zeg het dus anders: je eigen gevoel plus verstand – of denken – zijn de enige norm ten aanzien van de erkenning omtrent de noodzaak tot het verlenen van hulp, de reactie op die erkenning en de middelen, die je voor hulp ter beschikking kunt stellen.

  • Dus alles is afhankelijk van eigen kennis, zelfkennis en middelen?

Dat is geheel juist. Wanneer u nog nooit aan een trapeze hebt gehangen en u zegt tegen trapezewerkers, waarbij de vanger is uitgevallen, dat u wel even in zult springen, dan vliegen de vliegers er misschien in en ontdek je zelf al snel dat je te hoog gegrepen hebt.

Enigszins realistisch zal men altijd wel moeten zijn. Mijn voorbeeld is misschien extreem, maar vele mensen reageren toch ongeveer zo. Vele mensen gaan eerst te laat na, of de middelen waarover zij beschikken, wel passen bij de hulp, die noodzakelijk is. Probeer dus de werkelijkheid zoveel mogelijk in het oog te houden. Aan de andere kant: u moet wel weten, dat hetgeen de mensen op het ogenblik als de werkelijkheid aanspreekt, grotendeels bestaat uit een reeks illusies, die de mensen hebben opgebouwd om aan de werkelijkheid, waarin zij moeten leven, enigszins te kunnen ontkomen.

Daarmede zijn de vragen uitgeput. Ik wil u nog het volgende zeggen: degene, die het hardste om hulp schreeuwt, is veelal degene, die deze het minst van node heeft. Houd daarmee rekening. Hij, die om hulp schreeuwt, heeft nog wel energie en levenskracht genoeg over, anders zou hij niet schreeuwen. Let liever goed op en help in de eerste plaats degene, die kennelijk wel hulp van node heeft, maar om de een of andere reden niet in staat is dit kenbaar te maken. Sommige mensen hebben hulp nodig, maar kunnen het psychisch niet opbrengen daarom te vragen. Indien u dergelijke gevallen kent, help die dan eerst eens en zo mogelijk in hun eigen geest zo onopvallend mogelijk. Hoe harder men schreeuwt om uw hulp, bijstand, solidariteit, hoe zekerder u ervan kunt zijn, dat, wanneer u deze zonder voorbehoud geeft, zij misbruikt zal worden.

Er zijn bedelaars, die bedelbrieven schrijven. Kortgeleden werd nog iemand in Dublin veroordeeld, die gemiddeld per dag 80 bedelbrieven verzond. Hij kreeg op gemiddeld 10 daarvan antwoord en ongeveer 5 brachten contacten op. Dit was voor hem meer dan voldoende om in weelde te leven. Iets wat daarvan vaak veel weg heeft, is de leuze: je moet ons politiek helpen. Je moet achter CRS staan. Degenen, die u vertellen, dat u achter hen moet staan, zijn meestal degenen, die u, wanneer het op slaan aankomt, naar voren schuiven.

Wees dus voorzichtig, geef hulp vanuit uw eigen wezen, maar geef niet te veel aandacht aan de soort hulp, die de ander eist. Help hen volgens eigen besef en in overeenstemming met eigen kunnen, willen en weten. Daarmede heb ik alles gezegd, wat van belang zou kunnen zijn.

image_pdf