23 oktober 1981
Al weten wij niet alles en kunnen wij ook wel eens een fout maken, vanavond bent u er om ons onderwerp te stellen en dan nog na te denken over hetgeen wij daarover zeggen ook.
Wilt u uw eerste keuze bekend maken?
Grenzen
Grenzen aan het weten van de entiteiten en hun vermogen en bereidheid deze door te geven? In de eerste plaats geldt dat elk wezen in zijn weten begrensd is door het eigen vermogen tot voorstelling. Of, anders gezegd: de basis van alle wetenschap is het vermogen om soms te fantaseren; wat hatelijk klinkt maar in wezen waar is.
Wanneer je leeft in een wereld, zo kun je die wereld wel omschrijven als een referentiekader, d.w.z. een raam waarbinnen je verhoudingen kunt uitdrukken, waarbinnen je feiten kunt kennen. Het is de grens waarbinnen je je met je weten kunt bewegen. Dingen die buiten dit kader liggen, kun je mogelijk wel aanvoelen, maar je kunt ze niet weten.
Dit geldt voor elke entiteit zo goed als voor u. Maar een doel van ons weten als geest is, vanuit uw standpunt beschouwd, gevoelssfeer. Het is niet in feiten uit te drukken, om de doodeenvoudige reden dat er bij ons t.a.v. bijvoorbeeld goddelijke waarden en andere zaken geen harde feiten bestaan.
Waar er belevingen zijn die feiten zoals u die kent te buiten gaan, is het heel moeilijk om een analogie op te bouwen die deze waarden of ervaringen uitdrukt en toch nog voor een mens begrijpelijk is.
Dit gaat zelfs zover dat wij in vele gevallen proberen zaken die voor ons werkelijk zijn en dus behoren tot ons wetensgebied, maar niet kunnen worden uitgedrukt in menselijke woorden, door uitstraling en zo opgewekte empathische gevoelservaringen toch te doen beseffen in verband met woorden en beelden die zonder die uitstraling op zich leeg of zinloos schijnen.
Dat betekent dat wij dus vaak ook moeilijkheden met de overdracht van onze kennis ervaren. Wanneer ik, voor mijzelf, vraag waar de grens van mijn weten ligt, zo moet ik wel stellen: de grens naar boven toe ligt in feite in de synthese der dingen, het samengaan. Ik kan vele zaken herkennen, weet dat zij samenvloeien tot een geheel, maar het waarom, het hoe, het wezen ervan kan ik niet anders dan emotioneel ervaren. Ik kan het geheel dus niet in voor mij redelijke termen of waarden uitdrukken.
Wanneer ik met u spreek, heb ik echter te maken met uw wereld. Dat wil zeggen dat er zaken zijn die je wel uit kunt drukken, die je wel kunt zeggen, maar die je om aanvaardbaar te worden nog aan zult moeten passen aan de menselijke rede ook.
Een entiteit die op aarde spreekt, zal daarbij uitgaan van zijn eigen wereld, maar op aarde dan overkomen als hoogdravend of pseudoreligieus. Iets wat in onze kring niet zo geliefd is. De enige andere wijze is een pogen alles uit onze wereld te transponeren naar de menselijke logica. En als er iets is wat voor ons a-logisch is, dan is het wel die menselijke logica, dus voor ons schuilen daarin vaak nogal wat moeilijkheden die wij niet geheel kunnen overwinnen.
Om dit zoveel mogelijk te ontgaan, grijpen wij over het algemeen naar verduidelijkende beelden. Je kunt een bepaald iets misschien niet geheel zeggen zoals het voor jou is, maar je kunt in de menselijke wereld soms samenhangen vinden die er wel wat op gelijken. Wanneer je nu de nadruk legt niet op de feiten zelf, maar op de relatie tussen die feiten, is het toch mogelijk iets van een geestelijk reëel bestaande relatie weer te geven.
Je kunt dus vaak betrekkelijk ver gaan bij de overdracht van je geestelijk weten, maar elke keer weer sta je voor het probleem dat je niet geheel geloofwaardig overkomt. Soms zijn bepaalde feiten voor een mens niet te aanvaarden, omdat zij te fantastisch klinken. Een ander gevaar is dat de mensen iets als volledige waarheid aanvaarden, al is het voor hen ook nog zo fantastisch, maar daardoor de feiten gaat vergeten waarmede men zelf in de eigen wereld te maken heeft.
In beide gevallen kom je in moeilijkheden. Want wanneer ik u zeg dat wat voor mij juist is, doch wat niet past in de wereld waarin u leeft, zo kan ik daardoor uw gedrag zonder dit te willen zo beïnvloeden dat er voor u in uw wereld grote moeilijkheden gaan ontstaan.
Waar dit gebeurt, ben ik gemeenlijk niet meer in staat dit terug te draaien. Ik kan dat niet eenvoudig weer even veranderen. Zelfs onder mensen geldt dat een overtuiging die je een ander hebt bijgebracht maar heel moeizaam en door lang en hard werken weer kunt veranderen.
Juist daarom is het voor ons erg belangrijk dat wij bij hetgeen wij u van onze kennis overdragen, zo brengen en beperken dat wij niet te ver van de werkelijkheid van uw eigen wereld verwijderd geraken.
Wij hebben er een gewoonte van gemaakt – velen onder u kunnen dit bevestigen – om zaken als esoterie, dus gebieden die van de menselijke werkelijkheid nogal ver af kunnen staan, altijd weer te verbinden met de feiten, met uw werkelijkheid.
Zoals mensen ook zeggen: je moet niet zweven, altijd met beide voeten op de grond blijven staan, maar dan wel uitgroeien boven het normale menszijn door meer van je eigen menszijn en relatie met de wereld te beseffen. Het resultaat is een understatement en een vaak humoristische formulering. Maar op die wijze kun je heel wat bereiken.
De grote moeilijkheid voor elke entiteit die een mens beïnvloed, zelfs maar door het overdragen van kennis, is verder dat hij/zij daardoor gebonden is aan die mens.
Wanneer ik werk met een medium, zo kunt u dit vergelijken met het spelen op een elektrisch orgel: je kunt vele registers opentrekken, maar geen die er niet op zitten. Wat betekent dat ik mij, zelfs mijn wijze van betogen en uitdrukken als entiteit, zal moeten aanpassen aan bv. een medium.
Een mens die goed schilderen kan, kan ik ook op mijn wijze goed laten schilderen. Maar wanneer iemand dit niet kan, zijn mijn mogelijkheden opeens meer beperkt: ik kan niet gelijktijdig vormen, penseelvoering en kleurleer inleggen in die mens en dan bovendien nog bijzondere technieken gebruiken. Ik kan maar één ding tegelijk goed doen.
Probeer ik dus alles perfect te doen, zo overbelast ik in feite de band die ik zoek te vormen en breekt deze na korte tijd af. In alle gevallen is het raadzaam voor een geest op dit gebied vooral snel te werken. Maar dat betekent dat je steeds moet werken met de methoden en vaardigheid die je op een bepaald ogenblik ter beschikking staan. Eerst na vele contacten is het mogelijk het medium a.h.w. iets bij te leren, ook al wordt deze kennis als zodanig dan niet bewust beseft.
Als geest kies ik dus gemeenlijk voor een nogal oppervlakkige werkwijze, waardoor ik hetgeen ik wil uitdrukken nog net kan weergeven, maar dan zonder de diepte en finesse die mij eigen zijn en mogelijk ook voor mijn vroegere werken op aarde kentekenend waren.
Met woorden kan ik spreken, maar ben afhankelijk van het woordherinneringsvermogen. Dit gaat gemeenlijk iets verder dan het normale taalgebruik van een mens, omdat ik gebruik kan maken van het onbewuste herinneringsvermogen. En een mens herinnert zich vaak onbewust vele dingen, waar hij waakbewust niets meer vanaf weet.
Je kunt dus ook de bronnen van een medium aanboren en zo a.h.w. een soort contrapunt scheppen, een tegenmelodie opbouwen uit de woorden en spraakgewoonten van een medium die onderlijnt wat je in wezen zeggen wilt. Dus naarmate je meer met de inhouden en gewoonten van een medium doet, komt ook de eigen boodschap duidelijker naar voren.
Faal je echter in het juist invlechten van deze tegenmelodie, dan faal je en ontstaan er onduidelijkheden die groter worden naarmate je minder in staat bent het contrapunt op de juiste wijze te hanteren. Dit alles maakt reeds duidelijk dat, al ben je nog zo bereid om alles wat je weet en kent door te geven, de mogelijkheid om dit juist te doen toch niet onbeperkt is.
Bekwaamheid speelt hierbij ook een grote rol. Iemand die niet zo vaak met mediums werkt, zal er ongetwijfeld minder van terecht brengen dan iemand die zich steeds weer met vele instrumenten – mediums – bezig pleegt te houden. De laatste kent mogelijkheden om middels een soort trucje toch nog een effect te bereiken, wat er in feite als mogelijkheid niet direct is.
Het is u duidelijk dat dit alles betekent dat je niet bepaald alle kennis over kunt brengen. Neen, ook al zou je dit willen. Er zijn zaken die je een mens in feite niet eens in handen mag geven omdat, zo de overdracht al mogelijk is, de gevolgen daarvan te groot kunnen zijn en niet meer overzienbaar blijken.
Nu zijn wij in bepaalde opzichten nogal beperkt in onze wereld. Wij hebben u al eerder verteld dat de wereld van de geest in feite werelden zijn die bepaald worden door gedachteninhouden. Dit betekent dat hetgeen er uitgewisseld kan worden altijd mede gebaseerd moet zijn op herinneringen van de entiteiten die daarin leven.
Daardoor is een dergelijke wereld in zich beperkt, vooral wanneer u zich te binnenbrengt dat degenen die met elkaar in contact komen ook enige gelijkheid moeten vertonen, een deel van hun inhouden gelijk moeten hebben. Zonder dit immers is er geen contact mogelijk.
Dit betekent dat elke sfeer, elke coterie zou je ook kunnen zeggen, ook beperkt is. Het is een wereld waarin gedachten tot werkelijkheid worden. Mensen die een gezamenlijke illusie delen, zullen die dus in een sfeer als gezamenlijke werkelijkheid ervaren. Voor hen is dit alles werkelijk, maar dat betekent nog niet dat het ook voor anderen die met hen in contact komen zonder meer een werkelijkheid is.
U zult begrijpen dat voor de controle van vele zaken het voor een geest juist door dit ‘waar worden’ van alle gedachten in eigen sfeer, erg belangrijk kan zijn na te gaan hoe de verhoudingen liggen in de stof, hoe een mens daarop reageert.
Je hebt daarin dan een soort onpartijdige toetssteen gevonden, een maatstaf die duidelijk maakt wat kan en mogelijk is en wat niet. Wanneer je die gegevens in de eigen persoonlijkheid opneemt, zul je hierdoor eerder in staat zijn een onderscheid te maken tussen de illusie die in vele sferen ongetwijfeld gekoesterd worden en de werkelijkheid die zowel bij ons als elders bestaat en zich in een soort wetten uitdrukt.
Onze soort ‘werkelijkheid’ geeft meer mogelijkheden tot het verwerven van inzicht. Voor ons is het ervaren van bv. de wereld van de materie iets meer dan 4-dimensionaal. Wij zijn niet zo sterk als u gebonden aan het daar geldende tijdsverloop. Het betekent verder dat wij a.h.w. binnen- en buitenkant van de dingen tegelijk kunnen zien – iets wat voor een mens, naar ik nog steeds aanneem, zeer moeilijk en vaak onmogelijk is.
Wij zien dus anders, beleven anders, waarderen ook de stoffelijke feiten anders dan u zult doen. Ook dit is een beperking in ons contact met uw wereld. Voor onze eigen wereld is dit alles normaal en door de feiten die wij zo in uw wereld toetsen, kunnen wij ons begrip zo uitbreiden dat wij daarmede zelfs in contact kunnen komen met andere hogere, geestelijke werelden.
Maar wij zijn eenvoudig niet in staat om hetgeen wij zelfs in uw wereld beleven en waarnemen geheel aan u door te geven zoals wij dit beleven en waarnemen. Waarmede ik terug moet komen op hetgeen ik reeds in het begin heb gezegd.
In het contact met u zal steeds weer sprake moeten zijn van een zoeken naar aanvaardbare gelijkenissen, of een waarheid omschrijven door het opsommen van een reeks deelwaarheden.
Daar komt nog bij dat wij wel degelijk beseffen dat al wat wij op uw wereld kenbaar maken, doen en zeggen invloed zal hebben op u. En wij zijn nu eenmaal in deze groep niet bepaald typen die van een hersenspoeling houden. Ondanks dit alles: wanneer wij u iets zeggen en u ziet enkele bewijsjes die het aanvaardbaar maken, dan hebben wij daarmede uw denken en waarschijnlijk ook uw gevoelsreacties iets veranderd. En dat betekent dat u ook in uw eigen wereld iets anders zult reageren.
Daar moeten wij mee uitkijken. Daarom mogen wij bepaalde delen van onze kennis ook niet zonder meer aan u doorgeven, al is het maar door te zeggen: Luister, zus en zo vind je een schitterende oplossing voor het energieprobleem. Wij beschikken over gegevens waarmede er zelfs verschillende en zeer doelmatige te bedenken zouden zijn. Maar wanneer wij dit zouden doen, zouden wij ingrijpen in bestaande stoffelijke ontwikkelingen en verhoudingen, u kunt dat mogelijk niet eens overzien, maar het komt hier op neer:
Wijzelf kunnen deze dingen niet waarmaken. Wij hebben er de middelen niet voor. Wij kunnen hoogstens denkbeelden aandragen en eventueel enkele gegevens of een formule verschaffen. Stel u voor dat wij dit geven aan een mens die daarmede probeert te werken. Maar waar komt die mens dan tegenover te staan? Tegenover de samenwerking van alle grote energie beheersende zaken over de gehele wereld, die er samen voor zorgen dat er geen onafhankelijke door hen niet te controleren of te kleine energiebronnen ontwikkeld worden. Dat betekent dan dat het leven van zo iemand in gevaar komt, dat diens mogelijkheid tot vrije ontwikkeling en geestelijk verder gaan waarschijnlijk aanmerkelijk wordt beperkt. Iets waarvoor je als geest geen verantwoordelijkheid kunt en mag aanvaarden. Wat dan ook weer betekent dat je dit niet mag doen: dergelijke gegevens mag en wil je dan de mensen ook niet verschaffen.
Wij hebben ons ook bepaalde zaken aangewend, zoals de bij ons bestaande gewoonte om geen namen te geven. Ik weet dat veel mensen zich daaraan storen. Maar stel dat ik mijn naam geef en deze is toevallig voor u historisch bekend. U zult mij opeens veel meer waarderen en niet nadenken over hetgeen ik zeg. Want u denkt dat ik door die naam meer ben dan ik werkelijk kan zijn. Daarbij gaat het mij niet om datgene wat ik ooit ben geweest, maar om datgene wat ik nu probeer over te brengen. Het is een vervalsend element wanneer er een bepaald naamgezag ontstaat, waardoor de redelijke benadering van een argument vermindert.
Er zijn heel veel vragen waarop wij niet of slechts beperkt ingaan. Waarom? In vele gevallen omdat wij of geen voldoende kennis ter beschikking hebben, dan wel omdat wij niet in staat zijn de gegevens waarover wij kunnen beschikken dermate menselijk aanvaardbaar te rangschikken dat men daardoor tot een juistere visie kan komen.
Indien wij wel onze visie zouden geven, maar deze is door onvolledige mogelijkheid tot kennisoverdracht misleidend, zo kunnen wij dit beter nalaten.
U ziet dus dat er nogal wat beperkingen zijn bij onze overdracht van onze kennis naar de mens toe. Maar er bestaan ook vaak vele beperkingen voor het bewustzijn en de beleving van het bestaan bij een entiteit in de geest.
Naarmate je minder van dergelijke beperkingen kent, zal het aan de andere kant moeilijker worden om je juist en begrijpelijk uit te drukken tegenover de mensen op aarde. Je wordt dus bewuster, maar gelijktijdig worden hierdoor in vele opzichten je communicatiemoeilijkheden groter.
Ik hoop dat het gestelde onderwerp hiermede voldoende en redelijk genoeg belicht is. Blijven er of meent u dat ik tekort schoot, vraagt u dan maar.
Waar ligt de grens voor een entiteit t.a.v. het eigen verleden? Kunnen zij bv. eigen vroegere incantaties overzien?
Wanneer de entiteit zich voldoende bewust is geworden van zichzelf als een geestelijk ik en niet alleen als een beeld dat de entiteit stoffelijk heeft gehad en meestal nog langere tijd in de stof handhaaft, is dit mogelijk.
Overigens is dit niets nieuws: koning Asoka heeft reeds gefilosofeerd dat wij eens zullen zitten onder de boom der herinnering aan de kloof van de tijd.
Er komt altijd een tijd waarin wij gaan begrijpen hoe complex het geheel aan ervaringen tot stand kwam waaruit wij putten. Dan komen als vanzelf steeds meer herinneringen op die de belangrijkste delen van ons gehele bestaan omvatten. Dus ook vroegere incarnaties en zelfs ook wel herinneringen aan belevingen in geestelijke werelden.
Tweede deel
In het tweede gedeelte van de avond gaan wij verder waar u met het eerste gedeelte bent opgehouden. Wel wil ik er even bijzeggen: ik behandel wel uw onderwerpen, maar dan op mijn manier. Wat zal punt een zijn?
Vragen
Hypothetische planeten
Hypothecair belaste planeten kan ik mij in deze tijd nog beter voorstellen. Maar u doelt op niet als bestaand geconstateerde planeten als bv. de mysterieplaneten.
Het grootste mysterie voor mij is dat zovelen denken dat die planeten er zijn, ofschoon zij nooit waargenomen zijn. De enige verklaring die ik er dan voor zou kunnen vinden, is dat zij zo klein zijn of zo ijl en bovendien zo ver weg staan dat zij eenvoudig niet opvallen, maar zelfs dit lijkt mij gezien de vele waarnemingen van de sterren maar een doekje voor het bloeden.
Hoe men eraan komt? Men meent dat alles een zekere symmetrie vertoont en op grond van deze regel stelde men dat er 12 planeten zouden moeten zijn. En als je die niet ziet, blijft de rest een mysterie.
Ik zeg dan maar: mysterieplaneten zijn bruikbaar in de astrologie, omdat zij het mogelijk maken een aantal in wezen uit de kosmos periodiek optredende invloeden te verbinden aan in wezen niet zo bestaande planeten.
Hierdoor wordt het mogelijk een aantal kosmische invloeden op grond van de veronderstelde planeetbaan in te calculeren. Men behandelt dus in feite werkingen vanuit andere sterren als planeten.
De zin van intense zen oefening voor de westerse mens?
Je leert goed stilzitten en het is dus een uitstekende vrijetijdsbesteding.
Zen is de leer van o.m. beheersing. Daar de doorsnee westerling niet bepaald zeer beheerst pleegt te zijn, kan het natuurlijk geen kwaad zich in die richting wat te trainen.
Maar als het dat alleen kan zijn, krijg ik de indruk dat vele openbare personen en vooral instellingen iets van zen in zich dragen: absolute beheersing en bovendien nog een filosofie uit het ongerijmde. Of, zoals iemand eens zei: “Je kunt jaren lang blijven roepen voor zij eindelijk wakker worden. Zijn zij het eenmaal, dan gaan zij snel iets anders doen.”
Maar de innerlijke vrijheid zoals die in zen wordt geleerd, lijkt mij zeker niet voor elke westerling zonder meer aanvaardbaar. De oosterling heeft nu eenmaal een heel andere instelling en benadering van zowel het leven als geestelijke waarden dan het Westen. De mensen in het Westen vinden vaak de methoden van het Oosten onmenselijke. Waarbij zij plegen te vergeten dat hun eigen methodes ook niet bepaald menswaardig zijn wanneer je het algemeen beschouwt. Dus waar blijf je dan nog? Ik zou zeggen: Tot op zekere hoogte is zen, zoals vele vormen van yoga, voor de westerse mens wel bruikbaar, wanneer hij daardoor wil leren zichzelf en uiteindelijk zelfs zijn innerlijke evenwichten en harmonieën te beheersen. Want dat heeft men hard nodig in uw moderne tijd.
Wil men echter verder gaan en zich begeven in de vage wereld van het schijnbare niets van zen, een wereld waarin elke tegenspraak in zichzelf een waarheid wordt, omdat alles waarop tegenspraak gebaseerd is niet werkelijk is, dan vrees ik het ergste. En denk eens aan de de yoga waarbij de oefeningen uiteindelijk ten doel hebben om in andere werelden wat hogerop te komen, eerst met hulp en later ook zonder. Dan verliest de westerling maar al te snel de werkelijkheid geheel uit het oog.
Een westerling is door opvoeding en oriëntatie niet zo geschikt voor een dergelijke benadering van het bestaan. Hij is uiteindelijk opgegroeid in een benauwd systeem. Jezus bracht een ware en ruime leer. Maar die werd onmiddellijk kerkelijk zodanig ingenomen dat zij te nauw werd en je elke keer, wanneer je ook maar iets doet, al bang moet zijn dat er een naad scheurt.
Je zult eerst moeten leren de beheersing te vinden. Maar maak dan eerst maar eens je eigen christelijk systeem waar tegenover de mensen. Dan zul je misschien eindelijk ‘het opgelost zijn in het geheel’ kunnen aanvaarden dat noodzakelijk is om andere werelden te betreden bij vele vormen van yoga en in zen de weg is die de grote innerlijke rust verschaft.
Overigens wil ik nog wel opmerken dat zen een fijne vorm van wijze humor heeft, waar een westerling geen steek van snapt. Wanneer je zegt tegen de meester: Heer wat is de oplossing van dit probleem? En je krijgt als antwoord: Dat je het stelt, want als je het niet gesteld had, had je het al opgelost. Dan denkt het Westen dat dit antwoord wel werkelijk geschift is.
De zenmeester antwoorde met fijn gevoel voor humor, maar had bovendien nog gelijk. Wanneer je het probleem naar buiten brengt voor je het innerlijk hebt opgelost, maak je je zo los van een antwoord dat in jezelf schuilt. Dus de meester heeft groot gelijk volgens mij.
Maar vooruit met het volgende punt wanneer jullie niets te vragen hebben. Want de avond dient aan uw onderwerpen gewijd te zijn en niet allereerst aan mijn praatjes.
Het principiële verschil tussen dode materie, plant, dier en mens
Wanneer wij uitgaan van een principe, moet er iemand met principes in de buurt zijn en wie kan dit in dit geval anders zijn dan een mens? En de basisstelling van dergelijke mensen is gemeenlijk dat de mens de top van de schepping is. Wat erop neerkomt dat de gehele schepping niet bepaald hoog zal zijn, eerder een soort kosmische molshoop.
De mens gaat er in ieder geval vaak vanuit dat alles “dus” onder hem staat en er alleen is voor zijn gebruik en belang. Maar wie de zaak eerlijk nagaat, zal al snel tot de conclusie komen dat de basis van deze materie, plant, dier en mens dezelfde is.
Het enige verschil dat opvalt is een verschil in uiterlijk, bewustzijn en tijdsbesef. Zo heeft een mens bijna nooit voldoende tijd, een dier leeft volgens de tijd van het jaar, de plant neemt geduldig zijn tijd en de materie wacht schijnbaar eenvoudig alles af.
Wanneer u mij vraagt naar het principiële verschil tussen deze, zal ik mij dus bezig moeten houden met hetgeen de mensen in doorsnee denken over die zaak; wanneer zij dit al doen.
Die mensen redeneren dat de “ziel” het principiële verschil is, want de mens heeft er wel een en de rest niet. Ik geef toe dat dergelijke mensen, uit kosmisch standpunt dan, ook vaak een zeer zielige vertoning vormen.
Maar waarom zou de mens een ziel hebben en het dier niet? Het dier leeft, denkt, kent gevoelens. Zeker, het leeft en is anders dan een mens. Maar zou het daarom dan leven zonder een ziel te hebben?
En een plant? Een plant is zeker geen halfdode automaat. Zij reageert wel degelijk op zon, regen, schaduw, licht, maar ook op uitgestraalde gedachten. Niet slechts met welbehagen, kenbaar in bloei en groei, maar ook met bewegingen, al zijn die dan zo langzaam dat een mens deze gemeenlijk niet waar zal nemen. Dus omdat de mens deze reacties niet waar pleegt te nemen, zou de plant, dit levende wezen, geen ziel hebben? Er is een duidelijk bewustzijn van de omgeving, wat men toch de werking van een geest kan noemen. Maar zou dan een dergelijk leven geen ziel kennen?
Waarop men waarschijnlijk uit zal roepen dat de materie toch in ieder geval geen ziel heeft. Groot gelijk, hoor. De materie heeft inderdaad op een bepaalde wijze geen “ziel”, omdat er geen vaste op reacties plus waarnemingen kenbaar wordende relatie bestaat tussen datgene wat de materie in stand houdt en het reageren van stoffen op en in hun omgeving.
Maar ook hier zijn krachten die de samenhang bepalen. Wanneer er geen levenskracht is, geen invloed, niet wat de eigenschappen bepaalt en kan veranderen, hoe wil je dan weer verklaren dat de materie voor het grootste gedeelte uit kristalvormen bestaat en dat zelfs de meest en amorfe vormen onder omstandigheden een kristallisatie vertonen, waarbij hun kristallen kentekenend zijn voor de materie? Alle stoffen beschikken over vaste krachtramen waarin zij zich manifesteren, bv. als kristal. Ik ben geneigd om aan te nemen dat er ook hier ergens een regulerende en bepalende kracht bestaat, die zowel energie als inhoud schenkt aan de materie.
Dan zie ik de ziel van de mens ook niet zitten wanneer het gaat om het definiëren van een principieel verschil. Daarom wil ik dit vanuit mijn standpunt als volgt uitdrukken:
De mens is degene die zich vrij acht om te gebruiken en te misbruiken wat er bestaat in de werelden van dier, plant en dode materie en dit dan ook bewust en vanuit door denken bepaalde beweegredenen steeds weer doet.
O, dat wordt gevaarlijk. Nu ja, ik ben al blij dat u hier niet met de legendarische eerste fruithandel op aarde op komt draven. U weet het, het verhaal van Adam, Eva en de appel, leef gezond, neem een appel. Ofschoon zelfs deskundigen in deze dagen toegeven dat het ook iets anders kan zijn geweest; een banaan, een abrikoos of een pruim of zo. Persoonlijk vind ik de consequenties die men religieus uit dit verhaal meent te mogen trekken overigens niet te pruimen. En wanneer ik dit zeg, zal er wel weer iemand komen die beweert dat ik niet bepaald een goede peer ben. Waarmede wij dan geheel in het ooft (fruit; red) verdoold geraken en je voor je het weet de pineut bent. Je bent dan kort en goed de patat. En wanneer u zo durft denken, is er altijd wel iemand die beweert dat u verdomd bent en dus na uw dood tot geestelijke patat frites zult worden.
Kijk, volgens mij bestaan principiële verschillen in feite nooit als alomvattende waarde. Een principe is immers een grondslag die wel op feiten kan berusten, maar in wezen abstract is en blijft. Abstracte stellingen vinden in de werkelijkheid gemeenlijk alleen dan steun, wanneer men bereid is alles wat daartegen spreekt eenvoudig weg te denken.
Een voorbeeld? Lastig. Er zijn bv. mensen die vanuit hun principe redenerend zeggen: v.v.d. is goed, g.v.d. is fout. Waarop ik mij afvraag of die ene letter werkelijk zoveel verschil uitmaakt. Anderen zeggen dat je principieel achter de NATO moet staan. Mijn reactie is dan stotterend: nat achter de oren.
Ieder mens heeft wel zijn eigen illusies en noemt die principe. Zoals de illusie dat het doorvoerbaar is omdat alle mensen nu eenmaal in aanleg principieel goed zijn. Nou, nou kukeleku. Maar degenen die zo spreken, vergeten dat er in een hok altijd maar één enkele regerende haan is, die wel een hoop kippen heeft die hij aan zich onderwerpt en toestaat een eigen pecking order te handhaven met zijn goedkeuring. En verder vergeet men dat de haan dan wel kan kraaien zo hard hij wil, maar dat de kippen geneigd zijn steeds gewoon door te scharrelen en zo hun eigen kostje eerst eens te vinden. Dat heeft u pas in Polen bewezen gezien, waardoor de Polen in Polen eigenlijk een tegenpool vormen tot het officiële Polen.
Beste mensen, jullie spreken zo graag van principes en eenieder heeft wel opvattingen waar hij naar hij meent nooit vanaf zal stappen. U, ieder ander, zelfs de wetenschap. Maar wanneer wij eens kijken hoe vaak mensen hun eigen principes verloochenen, dan schrik je wel even. Soms is het eerder een kwestie van prijs, dan weer is het een zaak van: redde zich wie kan.
Zoals Lister toen hij Pasteur officieel huldigde nadat hij jaren lang zeer principieel had uitgeroepen dat die apotheker geschift was. Waarmede de man overigens wel enigszins gelijk had, maar aan de andere kant had die apotheker dan toch maar iets gedaan waarvan Lister beweerde dat het niet bestond en niet kon. Je zou zelfs kunnen stellen dat de geneeskunde van Lister gepasteuriseerd werd, maar eerst op het ogenblik dat deze er niet meer onderuit kon komen en dus zijn principes moest aanpassen.
En de mensen die beweren dat pausen principieel heilige en door de H. Geest geleide mensen zijn? Wel, wanneer ik in staat zou zijn u elk een tientje uit te keren voor elke gekozen en zgn. door de geleide paus die niet gedeugd heeft, kon u allen een heel prettig weekend ervan maken. Te erg. Wat dacht u van de Borgias, de Orsinis, pausen als bv. Hadrianus I? Die deugden toch kennelijk bepaald niet. Maar laat mij uit de kerk klappen. Dat doen zij zelf wel.
Wanneer ik kijk naar de vroomheid van de mensen en zie hoe de zondagse vroomheid, die zo principieel is, opeens smelt wanneer er op maandag een onrechtmatige winst genomen kan worden, zo vraag ik mij af wat al die principes dan wel betekenen.
Wij staan voor het vaderland en de koningin. Jawel. Maar je bouwt natuurlijk wel even een bunker voor een bezetter wanneer dat zo uitkomt. Je moet uiteindelijk meespelen nietwaar, want hoe kan je anders goed leven?
Wanneer honger, voordeel en angst een rol spelen, vergeet men zijn principes wel snel, maar even later heeft men die uiterlijk ongeschonden weer terug. Iedereen is er van overtuigd dat de arme Joden veel geleden hebben door het moffenonrecht tijdens de oorlog. Maar dat was natuurlijk niet onze schuld, het waren de Duitsers die dat deden.
Natuurlijk. Maar zij werden vaak wel opgehaald door de Hollandse politie. Zij werden vaak aangebracht door Hollanders. En behalve een enkele felle en principiële reactie van het gewone volk, dat de principiële voorstanders van democratie en Oranje toch vaak beschouwen als wat minderwaardig, heeft iedereen met de Duitsers meegespeeld, ambtenaren, politie, handelaren, burgemeesters, noem maar op.
Hoeveel echt principieel handelende mensen zouden er zijn geweest in Nederland in die tijd? Er waren meer dan 7.000.000 Nederlanders. Hoevelen daarvan hebben hun principes toch weten vast te houden? Ongeveer 100.000. En onder hen waren velen jong en avontuurlijk, anderen wilden een verlies wreken.
Dus vraag mij niet iets principieel te bepalen of uit te gaan van menselijk bestaande principes, want daar heb ik eenvoudig een hekel aan. En wel omdat er altijd mensen zijn die denken dat wanneer zij of anderen iets zeer principieel zeggen er ook iets is waar je je aan vast kunt houden. Maar het enige waaraan je je altijd zult kunnen vasthouden is de waarheid die in jezelf woont.
Zo, de rest zoeken jullie zelf maar uit.
Is er een gradueel verschil tussen mens en hond of is het geheel discontinu?
Waarom zou er geen verbinding bestaan? Na al wat ik gezegd heb, is dat toch wel logisch. Wij kunnen wat denken betreft stellen dat het dierlijk denken gemiddeld bepaald wordt door het feit dat het dier vanuit zichzelf denkt en de gehele wereld alleen beschouwt in relatie tot zichzelf. Van de mens wordt althans aangenomen dat hij zichzelf ook kan zien zoals de wereld hem ziet – hij knijpt dan wel weer heel snel een oogje dicht, maar hij kan dit in ieder geval.
De plant voelt alleen zijn bestaan en beschouwt dus niet als het dier, zij het vanuit zich, de wereld, maar ervaart die wereld alleen. Er zijn dus inderdaad gradaties te vinden. Maar of je die nu principiële verschillen mag noemen?
Ik zou zeggen dat die trappen van de ene vorm in andere over schijnen te vloeien. Een vleesetende plant bv. zoals de zonnedauw, blijkt wel degelijk in staat zich met die buitenwereld ook meer overlegd bezig te houden en reageert niet alleen maar op directe beroeringen of beïnvloedingen, maar ook op veranderingen in de omgeving, waaraan de plant zich door voor planten zeer snelle veranderingen aanpast. Hier is dus een spoor van dierlijk denken en reageren terug te vinden in sommige planten.
Sommige dieren, waaronder sommige paarden, honden, katten, blijken soms in staat te zijn overlegd te denken op een wijze die de menselijke logica benadert en bovendien vaak een begrip te tonen voor de menselijke wereld die intenser is en soms verder gaat dan bij de mensen zelf.
Laat ons dus maar stellen dat er mogelijk graduele verschillen bestaan, maar geen principiële en dat je het geheel kunt zien als een glijdende schaal van bewustzijn. Waarbij natuurlijk, omdat wij vanuit een menselijk standpunt spreken, wij de mensen aan de top zetten.
Voelt u hetgeen u zegt als principe of is het aanvechtbaar?
Al wat wordt gesteld, waar en door wie dan ook, is in zichzelf aanvechtbaar, zolang het niet een totaal en alomvattende uitdrukking is uitgaande van alle feiten tezamen en daaraan onontkoombaar en bewijsbaar voortkomende gevolgtrekkingen en consequenties.
Zodra er nog een punt is waarvan je geen algehele en bewijsbare zekerheid kunt maken, blijft het geheel aanvechtbaar. Dus ook het door mij gestelde, dat berust op vele mij bekende en bewijsbare feiten, maar niet op alle feiten en een alomvattende kennis.
Maar wanneer je mens en dier beziet, is er toch een andere vorm van schedel, wat wel degelijk verschil maakt, terwijl de schedel en de hersens van een mens toch wel iets anders zijn dan de hersens en de schedel van een dier. Dan staat dus de mens wat zijn denken betreft altijd nog boven het dier, ook al gedraagt hij zich er niet altijd naar.
Een mooi betoog. Mag ik u eens iets vragen? Behoort u tot de mensen die ervan overtuigd zijn dat dezelfde zeep in een luxe verpakking en een groter doosje altijd ook beter zal zijn?
Dat slaat hier niet op ….
Vindt u? Maar u zegt wel: de schedel verschilt, de herseninhoud verschilt, ergens is de mens beter. Maar het verschil ligt niet in het voertuig, maar in de bestuurder. Er is menige Mercedes die het al af heeft moeten leggen tegen een lelijke eend wanneer de bestuurder van de eerste onbekwaam en de bestuurder van de tweede kundig en vaardig was.
U kunt stellen dat volgens u de mogelijkheden van de mens groter zijn dan die van het dier en zolang u dit lichamelijk bedoelt, hebt u volledig gelijk.
Op het ogenblik dat u de bepaling op het gehele wezen of het gehele ras betrekt, vergeet u dat zeer veel mede afhankelijk is van de persoonlijkheid die in het dier of het menselijke lichaam zijn ervaring opdoet.
Ik besef heus wel dat het pijnlijk aankomt wanneer iemand de mens de kroon van de schepping ontzegt. Maar de mens is gewoon maar een enkele trede in een gehele ontwikkeling die in de kosmos nog zoveel trappen heeft. Uiterlijk is niet bepalend.
Stel voor de grap eens dat er binnenkort ruimtevaarders op uw wereld landen. En zeg nu niet dat ik dit voorspel, want dat weet ik niet zeker. Stel u verder voor dat daar iemand uitkomt uit het voertuig, compleet met ruimtepak en alles. De kap wordt afgenomen en het wezen met die mooie staart in een extra foudraal aan het ruimtepak heeft het uiterlijk van een kat. Wat doet u? Gaat u dan met een schoteltje melk naar het ruimteschip toe terwijl u: poes, poes, roept? Of zegt u dat dit geen dier meer is? Indien u op uiterlijke kentekenen afgaat, is het een poes, met een andere schedelvorm en een waarschijnlijk kleinere herseninhoud dan de uwe.
En wanneer het wezen op een alligator lijkt, probeert u dan contact als intelligentie tegenover intelligentie te leggen of maakt u aanstalten om er damestasjes van te maken?
Zeker, het klinkt wat rot wanneer je het zo benadert en men zal zeggen: dat is niet eerlijk. Maar het is wel eerlijk. En wel omdat u de stelling verdedigt: dat de mens alleen door zijn schedelvorm en herseninhoud de meerdere zou zijn van alle andere wezens of dieren. Dit is een redenering die in wezen neerkomt op een gelijksoortige benadering als die welke ik gebruikte om duidelijk te maken dat zij niet zo vanzelfsprekend is als u schijnt aan te nemen.
Daarmede wil ik nog niet zeggen dat u zich nu opeens minderwaardig dient te gaan voelen. Want u bent uzelf en jezelf ben je altijd nog – of je dit nu toegeeft of niet – in het middelpunt van het heelal.
En dat maakt niets uit, zolang je maar kunt begrijpen dat dit heelal er niet voor jou is, maar dat jij moet functioneren in een voortdurende wisselwerking met het heelal.
Zeg ook nooit dat je wijs bent of het vermogen hebt om wijs te zijn. Want wijsheid en leren en kennis opdoen is en blijft – wie of wat je ook bent – een vanuit jezelf een signaal naar de wereld geven en het signaal dat de wereld tot je terugkaatst dan op de juiste wijze verwerken.
Zonder de wereld ben je als mens niets. En ook niet als dier of plant. Daarom is de vorm niet belangrijk, maar de relatie tussen het ego en de wereld daaromheen. Ik wilde u alleen duidelijk maken dat vormen niet zo belangrijk zijn en dat uiterlijkheden al voldoende zijn om iets wat normaal scheen tot iets belachelijks te maken, ofschoon er in feite niets bijzonders aan de hand is.
Wat belangrijk is, is nooit de vorm, maar de relatie. Ik hoop alleen dat ik met mijn betoogtrant niemand pijn heb gedaan. Maar zoals ik reeds aankondigde: ik behandel de onderwerpen op mijn wijze.
Zijn de bewustwordingsmogelijkheden voor de mens over het algemeen genomen groter voor de mens dan voor dier of plant?
Over het algemeen gesproken: ja. De mogelijkheden zijn groter. U hoort hoe ik de nadruk op mogelijkheden leg. Zeker, dieren zijn vaak helderziend en geven blijk van telepathische kwaliteiten, ook al kan men dit niet wetenschappelijk en zonder meer bewijzen.
Maar in de dieren leven nog kwaliteiten die in de mens wel aanwezig zijn en normaal zijn, maar waarmede de mens nog steeds geen raad weet. Neem de statistisch vastgelegde proeven van Rhine – niet die met de Lorelei maar die met de proefkaarten. Hij kwam tot de conclusie dat jonge kinderen gemeenlijk sterk telepathisch begaafd zijn, maar dat door de leefwijze en denkwijze van de mens deze gave in een later stadium wordt onderdrukt of verdwijnt. Hij had geen redelijke uitleg en nam dus maar aan dat het een gevolg van intredende puberteit zou zijn. Hierdoor voorkwam hij een kritiek op de menselijke wijze van opvoeden, leven en denken. Toch gaan de meeste gaven verloren door de maatschappij, die steeds meer gericht blijkt te zijn geweest op het wegdrukken van dergelijke kwaliteiten.
Dieren hebben paranormale kwaliteiten, de meeste mensen ook. Maar het dier gebruikt zijn mogelijkheden gewoon, de mens weet er geen raad mee en drukt ze eenvoudig weg. Toch is de gave op zich geen teken van bewustwording, maar wel het feit dat en hoe je er gebruik van maakt.
Het niet zintuigelijke wordt door de meeste mensen gevreesd. En niet geheel zonder redenen. Een telepaat nabij het Witte Huis of het Kremlin – of bij het Catshuis – zou heel wat dingen te weten komen die nu gelden als diep geheim of worden ontkend.
De mens houdt van wetten, vooral wanneer hijzelf die kan ontduiken. Zoals de automobilisten die voortdurend zondigen tegen het verkeersreglement en zich er alleen op beroepen wanneer een ander in de fout is gegaan. Maar wetten zijn geen vervanging voor waardigheid en begrip. Dat zou men moeten weten.