4 maart 1960
Aan het begin van onze bijeenkomst wil ik u er allereerst op wijzen, dat wij niet alwetend, of onfeilbaar zijn. Het onderwerp wat u hebt gesteld, is voor de korte tijd die wij daaraan kunnen wijden, tamelijk ambitieus: de Christian Science beweging. U zult mij niet kwalijk nemen, dat ik tracht iets duidelijker te zijn door mijn onderwerp aan de hand van het gestelde maar eenvoudiger te stellen. De titel zou dan kunnen luiden: Grondslagen van Christian Science.
In Christian Science, een beweging die zijn aanzijn dankt aan Mary Eddy Baker, vinden wij een poging de evangeliën op nieuwe wijze te interpreteren. Hierbij wordt uitgegaan van een wetenschap die geen aardse wetenschap is. Wij moeten aannemen, dat Jezus – ongeacht of Hij al of niet is geweest wat de Christenen van Hem trachten te maken – een kracht is geweest van de hoogste orde. Iemand, die inzicht gehad heeft in alles wat er op de wereld werkelijk gebeurde. Iemand, die ook zeker de mens zag in zijn ware gedaante. Niet alleen de mens, die voor iedereen kenbaar naar voren treedt, maar ook de daarachter verborgen Volmaakte Mens.
De mens dus, die in volmaakte harmonie is met Zijn Schepper. Nu is het wel duidelijk, dat elke ziekte in de mens een verschijnsel van strijd is, een teken van disharmonie. Stellen wij nu, dat wij kunnen weten, wat de juiste harmonische verhouding in de kosmos voor een mens is, dan kunnen wij, door eenvoudig de innerlijke waarden van die mens te wijzigen, de ziekte doen verdwijnen. Het is deze grondslag, waarop het gehele stelsel der Christian Science berust. Er is natuurlijk door uitleg van de evangeliën en Bijbelteksten een gehele leerschool ontstaan, die tot kerk werd: The First Church of Christ Scientist. Deze dingen zijn m.i. onbelangrijker dan de gedachtegang die aan het geheel ten grondslag ligt: De gedachte, dat er achter de aarde, de stoffelijkheid en de beperktheid van de mens een volmaaktheid moet bestaan, die ook kan worden overgebracht – zij het in de meer volmaakte vorm alleen door de hoogste ingewijden – op de aardse mens en de aardse omstandigheden.
De wijze waarop Jezus en ook Zijn volgelingen zieken hebben genezen, staat betrekkelijk veraf van deze dagen. Wij kunnen niet precies nagaan, hoe het allemaal is gebeurd. Wij kunnen ten hoogste een gissing wagen, die een voor ons redelijke verklaring geeft. De aardse wetenschap is tot de conclusie gekomen dat Jezus waarschijnlijk in hoofdzaak gevallen heeft genezen die van meer psychische geaardheid waren. Daarmede kunnen wij het eens zijn, maar niet op de wijze waarop de wetenschap dit bedoelt, want wij zien overal rond ons steeds weer, hoe de mens zich ziek maakt door verkeerd te leven en te denken. Dan stelt men verder, dat Jezus door Zijn indrukwekkende persoonlijkheid in staat was deze remmingen, neurosen en andere problemen op te lossen, waardoor de mensen dan opeens gezond werden. Toch is deze verklaring zeker niet voor alle in de evangeliën genoemde gevallen voldoende. Ik denk hier aan het feit dat Jezus lepralijders geneest en hen ter vaststelling van hun reinheid naar de tempel stuurt. Lepra is toch niet direct iets, wat wij als een zuiver psychische kwaal aan kunnen spreken en door gedachten alleen kunnen genezen. De wetenschap van heden beschouwt immers deze ziekte ook niet als een kwaal die zelfs maar als mogelijkheid langs de weg der psychiatrie, of zelfs der psychosomatika behandeld kan worden.
Er is in de verklaring, die de wetenschap maar al te vaak probeert te geven, een opvallende fout. Dat, wat Jezus in Zijn leven heeft gedaan op het gebied der wondergenezingen, gaat veel verder dan hypnose, suggestie, of zelfs de bekende magie. Het uitdrijven van een boze geest, een demon, is te begrijpen. Dit kan een kwestie zijn van een machtige persoonlijkheid. Maar het opwekken van doden dan? Toch staat er geschreven, dat Jezus Lazarus uit de dood heeft opgewekt. Hoe verklaart men het verhaal over het dochtertje van Jairus?
De moderne wetenschap, hoe eerlijk zij ook naar een verklaring zoekt, blijft in haar verklaringen onvolledig en zal zelfs, indien deze verklaringen geheel aanvaard worden, nog voor raadselen staan, die zij dan – indien de wetenschapsmensen christenen zijn – wonderen noemt, of, – indien de wetenschapsmensen geen christenen zijn – tracht te verwijzen naar het rijk der fabelen.
In dit laatste geval stelt men dat de leerlingen dergelijke gevallen later – om de macht van hun Meester beter uit te doen komen – verzonnen hebben, of tenminste wel aangedikt hebben.
Wij mogen het als een grote verdienste van Mary Eddy Baker zien, dat zij begreep, dat in de kosmos niets zonder systeem kan zijn. Alles in de wereld en in de kosmos beantwoordt aan bepaalde wetten, die wij op aarde bij vele soorten van genezingen zien toepassen, zowel bij de erkende beoefening van de geneeskunde, alsook bij de meer illegale geneeskunde als magnetiseren, het uitzenden van geestelijke krachten, enz. Er moet een systeem zijn, een wetmatigheid, een grondslag. Deze grondslag is binnen dit verband het eenvoudigst te vinden, wanneer men zich realiseert, dat Jezus steeds weer stelt: “Niet Ik ben het, die tot u spreekt, maar het is de Vader, die tot u spreekt door mij”. Dit is in dit verband wel een heel belangrijk punt: Jezus ervaart de Goddelijke Volmaaktheid. Dat verklaart Hij hiermede: Als Hij die volmaaktheid kent, kent Hij ook de wetten, die de mens regeren. Dan kent Hij de kosmische krachten, die voor ons allen, mens en geest gelijkelijk, dwingend kunnen zijn. Wanneer Hij dan mensen geneest, zal Hij dit toch zeker niet doen zonder rekening te houden met dit hoge erkennen, dat in Hem bestaat.
Dit is voor het werken van de mens met Christian Science de basis. De mens zelf kan niet hopen de volmaaktheid te benaderen, waarmede Jezus – krachtens Zijn kennen van kosmische wetten en krachten – de harmonie in de mens tot stand bracht. De mens beschikt niet over dergelijke hoge en grote krachten. Slechts één enkeling is het gegeven zo dicht zijn God te benaderen, dat hij voor zich – en ook voor anderen – daaruit de krachten der genezing kan putten. Een mens benadert op zijn eigen wijze zijn God. Hij bezit geen wetenschap op dit terrein. Jezus bezat het werkelijke weten omtrent het Goddelijke. Voor de mens beperkt het weten zich tot hetgeen Jezus hem heeft geleerd, datgene, wat zijn wereld hem toont en al hetgeen hij met zijn beperkte vermogens kan waarnemen, of beleven. Wanneer de mens nu voor een ogenblik al deze begrenzingen van zijn eigen wezen uitschakelt, wanneer een mens probeert diep in zichzelf één te zijn met de Al-kracht, met God Zelf, zal hij bewust of onbewust op een bepaald ogenblik een contact met God tot stand brengen. Wanneer dit contact er is en daardoor een harmonie met het Groot Goddelijke ontstaat, zal hierdoor een genezing ontstaan. Dit is – eenvoudig weergegeven – de inhoud van de leer der Christian Science. Wat tegen de volmaakte krachten Gods, door de mens beleefd en zo in het menselijke wezen geopenbaard, is geen ziekte bestand. Het is volledig juist.
Wij weten – uit eigen ervaring – dat het mogelijk is een mens te genezen. Wij weten, dat die genezingen voor een zeer groot deel afhankelijk zijn van de innerlijke gesteldheid van de patiënt. Andere factoren spelen hier zeker een rol, want wij kunnen niet ingaan tegen Gods wil, of Gods wet. Voor een zeer groot gedeelte zijn ziekten geen wil van God. God wenst de mens niets slechts. Hij zendt hem geen zieken en onaangenaamheden toe. Het is de mens zelf die deze veroorzaakt. Vandaar dat onze ervaring steeds weer is, dat een beroep op de Allerhoogste vele krachten bijeenbrengt, die u mijnentwege engelen, of geesten mag noemen, persoonlijkheden, die – uit het Licht komende – de wil van de Vader helpen vervullen door de kosmische harmonie in de mens af te drukken, die voor het ontvangen en beleven daarvan bereid is. De mens moet deze wel kunnen en willen aanvaarden.
Natuurlijk zijn er ook andere zijden aan dit probleem: Een mens kan nu eenmaal moeilijk geheel geloven. Het is eenvoudig genoeg. Wanneer u werkelijk ernstig ziek bent en u wendt zich in volledig vertrouwen tot God zonder enige aarzeling, zonder enig voorbehoud, met vol geloof en absolute aanvaarding, dan moet hieruit een genezing tot stand komen. Dat kan eenvoudig niet anders. Maar wanneer je ook maar een enkel klein voorbehoud maakt, of u afvraagt: “zou het dan wel waar zijn?”, dan hebt u daarmede de werking van de kosmische harmonieën en Goddelijke krachten in uzelf aanmerkelijk verminderd.
Wanneer u niet doordringt in de diepten van werkelijk geloof en werkelijke aanvaarding, maar alleen maar het gebaar maakt, zult u ook maar heel weinig resultaat kunnen boeken. Juist hierom acht ik het een fout, wanneer de mens die het geloof der Christian Science aanhangt, weigert een arts te raadplegen. Ik acht dit onjuist. Misschien meent u, dat dit ten opzichte van God een soort votum van wantrouwen is. Per slot van rekening weet geen mens, hoe God werkt. God kan werken door een geneesheer, een geneesmiddel, een wonderdokter, een magnetiseur, door de wetten der natuur, door ongeluk en toeval. Niemand kan bepalen hoe Gods wegen zijn.
In alle dingen is God tegenwoordig. God werkt niet alleen op een bepaalde, voor mensen geheel kenbare manier. God is de kern en de kracht van het hele heelal. Daarom moeten wij God de keuze laten hoe te genezen, maar wij mogen voor onszelf, met behoud van alle menselijke voorzichtigheid en maatregelen ons baseren op hetgeen Jezus de mens heeft geleerd: dat alles wat wij aan God vragen, ons in het vragen reeds zelf gegeven is, dat, waar wij aan de Poorten der Eeuwigheid kloppen, dezen reeds voor ons openstaan. Deze dingen zijn waar.
Ik kan begrijpen dat er mensen zijn die zeggen: Christian Science is dwaasheid. Zeker, er is in de Christian Science dwaasheid te vinden. Zoals er dwaasheid te vinden is in godsdienst, wetenschap en politiek; overal en te allen tijde waar mensen zijn. Men zegt dat de mensen dit overdrijven en daardoor schuldig zijn aan de ondergang en dood van de medemensen. Dat zal in sommige gevallen waar zijn. Maar er worden meer mensen gedood door de haastige zelfzucht van de mensen in het verkeer, dan door Christian Science. Dat er fouten worden gemaakt, dat een dergelijk geloof en denken bij sommigen tot een overdrijving moet voeren of tot een ongezond denken, is niet te vermijden. Vergeet niet dat er onder elke preekstoel wel kwezels zitten, terwijl er geen kerk bestaat waarin niet hysterische mensen een bespotting maken van dingen die voor anderen op meer nuchtere manier een bittere ernst, een onloochenbare waarheid zijn. Het heeft dan ook geen zin te spreken over het voor en tegen van de Christian Science. Ik geef toe: Het gaat hier om een weten, een bovennatuurlijke wetenschap die kosmisch is en hemel en aarde omvat, maar deze wetenschap wordt door mensen toegepast. Het zijn de mensen die zullen moeten groeien, tot hun geestelijke rijpheid hen de hantering van deze middelen mogelijk maakt.
Misschien vindt u het vreemd, wanneer ik u zeg, zoals u hier op deze avond bijeen bent: Wanneer u werkelijk gelooft en u denkt aan een zieke, met in u het intens weten dat Gods kracht in die mens – volgens de Goddelijke wil – werkzaam zal zijn, dan is die mens genezen. Het klinkt vreemd voor moderne mensen dit te horen, maar het is waar. Men meent dat er in deze moderne wereld geen wonderen meer kunnen bestaan. Men meent dat alles in het leven steeds weer gebonden is aan de erkenningen en regels van de materie. Men meent dat genezing voort dient te komen uit laboratoria en academische scholing. Men meent dat God a.h.w. afhankelijk is geworden van de menselijke middelen. Zolang men dit gelooft zal het voor de mensen ook zo zijn. Dat is het bittere punt hierbij. Ik heb mensen horen zeggen: Nu ja, vroeger gebeurden er misschien wonderen, maar tegenwoordig is de wetenschap te ver gevorderd…… . Toch kunnen wij op menig wonder wijzen. Er zijn lammen geweest die plotseling konden wandelen. Er zijn blinden geweest die opeens weer konden zien. Wie weet, zijn er gestorvenen vanuit de uiterste grenzen van de dood ook zonder ingrijpen van mensen tot het leven teruggekeerd.
Wonderen gebeuren er nog elke dag. De mens wil niet meer in wonderen geloven. Hij weigert zelfs een wonder dat men aanschouwt als zodanig te aanvaarden. Wanneer een van jullie hier op dit ogenblik doodziek op de grond zou neervallen, en met één gedachte, één flits van kracht, één enkel woord, staat die mens weer op, dan zou men – zelfs zonder een medische kennis van het geval – onmiddellijk gaan zeggen: “Die mens was een simulant, die mens is nooit werkelijk ziek geweest, en wanneer een dokter dit al heeft vastgesteld, dan heeft deze zich zeker vergist. Een dokter kan zich toch vergissen, maar een wonder, dat kan niet bestaan.”
Men wil en men wenst het wonder niet. Maar datgene wat men wonder noemt, is in feite volkomen “en règle”, volkomen wetmatig. Het is een directe uiting van Gods wezen: onveranderlijk en te allen tijde hetzelfde. De wonderen die gebeuren zijn geen uitzonderingen op grote wetten. Integendeel: Zij zijn uitingen van de grootste Goddelijke wet die er bestaat. De wet van harmonie. De harmonie met God, de volmaaktheid, die God in Zijn Schepping kent en beleeft. Deze laatste kan een ieder, ook al benadert hij zijn God niet in een kennen, maar alleen in een geloof, in zich en rond zich ervaren.
De grondslag van de beweging die wij hier bespreken, is het wonder. Door het geloof dat men daarin heeft, het vertrouwen dat men heeft in dit wonder, de innerlijke zekerheid die men steeds meer in zich tracht op te wekken – namelijk dat God onmiddellijk werkzaam zal zijn in allen en de krachten die Jezus heeft gebruikt, ter beschikking staan van elke mens die de weg van Jezus weet te volgen – zijn wonderen, ook nu en steeds meer mogelijk, want het is niet God die de mensen heeft verlaten, maar de mens die God verlaat. Zo is dit geloof ontstaan. Ik kan het niet anders noemen dan een geloof, want wetenschappelijk is er tegen de stellingen van Mary Eddy Baker heel wat in te brengen, volgens een stoffelijke wetenschap tenminste. In het licht van de stoffelijke logica zijn vele van de uitleggingen en argumenten op zijn minst aanvechtbaar. Wij moeten ons niet voorstellen dat dit geloof onaantastbaar is. Zoals elk geloof door zijn praktijken en interpretaties aantastbaar wordt, zo is dit ook hier het geval. Maar het brengt de mens terug tot de zekerheid van het wonder. De zekerheid van het wonder, waardoor de mens kan komen tot het aanvaarden en ondergaan van het wonder en uiteindelijk tot het beleven van de grote werkelijkheid. Wij hebben daarop onze eigen visie. Niemand zal het mij kwalijk nemen dat ik deze hier naar voren breng. Wanneer u iets wil weten over Christian Science, staan u boeken in overvloed overal ter beschikking. Dan zijn er – zelfs hier ter stede – gelegenheden te over, waar u zich over dit denken kunt informeren.
Voor hetgeen wij geloven en weten zijn de mogelijkheden beperkter. Vandaar dat ik u ons standpunt wil uiteen zetten, voor zover het parallel loopt met, of betrekking heeft op hetgeen ook in de Christian Science naar voren wordt gebracht.
In de eerste plaats geloven wij dat God volmaakt is en dat ook Gods Schepping volmaakt is. Wij geloven, dat alle onvolmaaktheid die voor ons in de Schepping tot uiting komt, niet door de Schepper Zelf wordt veroorzaakt, maar het gevolg is van de onjuiste wijze, waarop wij in die Schepping bestaan en denken. In de sferen, waar de gedachten vormbepalend kunnen zijn, ligt op dit punt een sterkere nadruk dan in uw wereld. Onze ervaring leert ons, dat dit ook voor u geldt. Alle ellende, ziekten, nood, strijd, oorlog zijn dus niets anders dan de gevolgen voor onszelf van een onjuist handelen, dat onze ervaringen doet deviëren van de werkelijkheid, van het volmaakt geschapene. Indien wij onvolmaakt handelen en denken binnen het Goddelijke, zou daaruit kunnen volgen, dat wij onvolmaakt zijn. Dit nu kan niet. Vanuit God gezien lijkt ons dit onmogelijk. Naar ons inzien moeten wij dan ook stellen: wij weten te weinig over ons ware wezen. Ons hele leven is slechts een toegroeien naar de kennis omtrent dit wezen en het begrip van dit wezen. Indien wij werkelijk weten wie en wat wij zijn, dan weten wij, hoe Gods volmaaktheid zich ook in ons wezen volmaakt heeft geopenbaard, ons wezen heeft gemaakt “naar Zijn beeld en gelijkenis”. Dan begrijpen wij, hoe wij even eeuwig en tijdloos zijn als het Goddelijke, dat ons heeft voortgebracht. Alles, wat wij aan ervaring opdoen, is niets anders dan ons wezen steeds meer nader – in begrip en handelen – brengen naar de grote werkelijkheid, waarin wij leven.
Men zegt vaak: Deze wereld is begoocheling. Wij zijn het daarmee volkomen eens, indien men hieraan niet de betekenis wil geven van een wereld, waarin alle verschijnselen onwerkelijk, waan en onwaarheid zijn. Indien men daarvoor in de plaats stelt, dat de mens, verkeerdelijk levende en denkende, onbewust van zijn eigen wezen en de Goddelijke werkelijkheid een geheel verkeerde interpretatie geeft – zelfs aan de delen van de waarheid die hij bewust kan beleven – dan is dit geheel waar. De doorsnee mens beweegt zich door het leven op een wijze, waarbij nog niet één tiende van het werkelijke ik actief wordt gemaakt.
Nu wij zover zijn, moeten wij conclusies trekken. Ziekte, ellende en dood kunnen voor ons alleen bestaan, indien wij ons niet helemaal van ons werkelijke wezen en onze werkelijke plaats in de Schepping bewust zijn. Verder geldt: Hoe groter de kennis, die wij van onszelf verkrijgen, of hoe groter het contact is met de Goddelijke volmaaktheid, hoe minder verschijnselen van strijd, ellende, ziekte, enz. voor ons nog een werkelijke en persoonlijke betekenis hebben, hoe meer wij trachten buiten de menselijke rede om – waar deze beperkt is en daardoor vaak een belangrijk deel van de begoocheling – te komen tot een innerlijke aanvaarding van de Eeuwige, Zijn krachten en Zijn wezen, zullen wij zelf in staat zijn deze krachten, dit wezen, in onszelf te voelen en de gevolgen van dit gevoelen en de eenheid met het Goddelijke wezen ook op een voor zintuigen kenbare wijze buiten ons bevestigd zien.
Men is geneigd de mens te splitsen in vele delen. Tenminste plegen wij te spreken over ziel en lichaam, of geest en stof. Vaak brengen wij geest of ziel daarbij als een derde waarde te berde.
In onze terminologie beschouwen wij de ziel overigens als de kern van het wezen, de Goddelijke vonk. Soms deelt men de geest dan nog weer in in 9 of 12 verschillende geestelijke voertuigen.
Dit is goed vanuit een menselijk standpunt. Een mens moet nu eenmaal grote dingen in delen uiteen leggen, omdat zij anders voor hem niet te overzien en te hanteren zijn. Maar al deze dingen zijn deel van hetzelfde wezen. Als er sprake is van een reïncarnatie, zullen alle levens eveneens deel zijn van hetzelfde wezen en mogen zeker niet afzonderlijk worden bezien. Hoe je ook zoekt, brokstukken zijn er niet in Gods Schepping. Er is alleen sprake van een harmonisch en afgerond geheel. De mens is dan ook in zich een afgerond deel der volmaaktheid, dat in het geheel weer op harmonische wijze een eigen taak en plaats heeft. Ook de mens is deel van de openbaring van Goddelijke Scheppingskracht en glorie. Wanneer wij leren onszelf te beschouwen als een eenheid, ongeacht het hoe, of waar van ons leven en de wereld, waarvan wij ons bewust zijn, zijn wij een grote stap verder op het pad der bewustwording. Al deze dingen tezamen zijn immers Gods beeld en gelijkenis en niet één enkele fase ervan. Het is daarom dat ook wij, vanuit ons standpunt, menen vele der stellingen van de Christian Science beweging te mogen onderschrijven. Niet, dat wij het met alles, wat hierin geleerd wordt, geheel eens zijn.
Zoals ik reeds opmerkte zijn er zeker punten aan te wijzen die aanleiding tot strijd zouden zijn. Maar waarom strijden? Punten van verschil en onjuistheden vinden wij overal. Indien er een kern van waarheid in een leer of stelling gelegen is, moeten wij deze waarheid respecteren, eren en – indien wij deze stellingen nog niet gans kennen, of kunnen overzien – trachten ze te begrijpen. Ik meen dat ik in dit korte betoog u duidelijk heb gemaakt dat ook voor de niet Christian Scientist, voor degene die niet tot de groep van Mary Eddy Baker wil behoren, de gedachtegang van de groep belangrijk kan zijn.
De waarheid Gods is op vele verschillende wijzen geopenbaard. De mens die zich beperkt tot het aanvaarden van één enkele waarheid als de enige op aarde, wordt in denken en leven eenzijdig.
Hierdoor belet hij zichzelf maar al te vaak de juiste innerlijke harmonie met God te vinden. Wanneer u gelooft in de mogelijkheid van geestelijke genezing, wanneer u gelooft in de liefde en volmaaktheid Gods is het zeker tijd, dat u ook deze leringen onder ogen ziet en u daarmee eens bezig houdt. Deze leer is een leer van mensen en door mensen, ongeacht de grote geestelijke hoogten, die daarin bereikt worden. Beschouw deze leer op menselijke wijze, onderzoek ze en aanvaard ze niet zonder onderzoekingen en strijd, maar zoek naar de waarheid die erin verborgen is. Zoek bovenal naar de innerlijke harmonie met God, die in deze leer sterk tot uiting komt. U zult dan begrijpen, waarom men Jezus Christus wil zien als de wetende, niet als de wetenschapsmens, maar als de wetende, de ingewijde, die staat tegenover Zijn Schepper, zich van deze bewust is, maar zich gelijktijdig op aarde openbaart. Vandaaruit kunt u verder gaan en leren, hoe het ook voor u mogelijk is in vol vertrouwen die onbekende kracht tegemoet te treden, die wij samen bundelen in de op zich vage begrippen kosmos en God, om vandaaruit zeker te ontvangen gezondheid, geestelijk soelaas en alles wat voor ons noodzakelijk is om verder te kunnen gaan op het pad der bereiking.
Vragen.
Jezus is de wetende, de wetenschapsmens. Worden wij als zijn leerlingen dan niet op den duur ook tot wetenschapsmens?
De fout is over het algemeen dat men wetenschap interpreteert volgens een stoffelijke standaard. Indien Jezus u zegt: “Er is geen weg tot de Vader dan door Mij”, zo bedoelde Hij hiermee niet de christelijke leer, maar de innerlijke weg, die Hij reeds is gegaan. Deze alleen voert tot het kennen van God. Wie God leert kennen, is een wetende. Een wetende is in deze zin veel meer dan een wetenschapsmens. Want wie voor God kan treden, kent geen raadselen meer. Hij weet. Een wetenschapsmens zoekt met een beperkte kennis naar de oplossing van de vele raadselen die hem omringen. Ik mag wel concluderen dat de feiten verder gaan dan uw stelling. Als een leerling van Jezus eerlijk en oprecht in de praktijk van het leven Jezus weg volgt, zal hij zeker een wetende worden en voor God kunnen treden.
Dat willen wij toch allen?
Deze opmerking is onjuist. Velen zouden het wel willen, wanneer het minder lastig was. De mens zoekt de eeuwige waarden en de eeuwige zaligheid wel, maar wil de prijs niet betalen die zij kost. Want degene die zoekt naar eeuwigheid en kosmos, kan zich niet bezig houden met de kleine en beperkte dingen, die voor de meeste mensen nog zo buitenmate belangrijk schijnen te zijn. Het is niet voor niets, dat Jezus zegt tot zijn leerlingen: “Laat alles achter u en volg Mij”. Niets voor niets zendt Hij hen uit om te leraren met de opdracht: “Niets zult gij met u nemen, zelfs geen tweede paar sandalen voor de weg. Men moet in God leren vertrouwen en Gods wil leren aanvaarden. Dan komt alles in orde”. Overal in de Bijbel zien wij hetzelfde gedemonstreerd. De mensen die wel zeggen te willen, maar menen niet te kunnen, denken te veel aan zichzelf. Zij doen denken aan Simon Petrus aan het meer van Tiberias. Hij kon over het water lopen naar de schuit van zijn Meester, zolang hij niet aan zijn menselijkheid dacht en slechts dat ene doel kende: Zijn Meester te bereiken. Zodra hij er aan dacht, dat hij over water liep en dit voor mensen onmogelijk was, verzonk hij en riep uit: “Heer, help mij, ik verzink”. Zo gaat het met de meeste mensen. Zij willen wel graag, maar als het erop aankomt te vergeten dat er nog menselijke waarderingen en waarden bestaan, zeggen zij: Ja, maar wij zijn toch mensen? En daarmede verzinken ook zij; zeker, zij kunnen om hulp roepen en God zal hen weer op de voeten zetten, maar zij gaan steeds op dezelfde manier verder. Overigens hoeft niemand dit de mens te verwijten. Vergeet, niet, dat Petrus tegen alle goede voornemens in, het woord waarmaakte: “Voor de haan drie malen gekraaid heeft, zult gij uw meester drie malen verloochend hebben”.
Zo gaat het ons ook vaak, want ook wij zijn vaak zwak en denken te veel aan onszelf. Maar laat ons niet denken dat het alleen maar een kwestie is van: Wij willen wel, maar kunnen niet. Eerder geldt: Wanneer wij in ons denken tevens mens willen blijven, zullen wij de beperkingen die dit met zich brengt, ook moeten aanvaarden, want dan kunnen wij nooit geheel tot God komen. Vandaar dat in de leer die wij u brengen, niet slechts sprake is van één enkel stoffelijk leven, maar van mogelijk vele levens die op deze wereld, maar evengoed in andere werelden en sferen plaats kunnen vinden. Een langzame groei tot zelfkennis, omdat de mens deze en daarmee de werkelijkheid over zijn God niet opeens kan aanvaarden. Hij moet zichzelf voor een groot deel verliezen, vóór hij het eigen wezen in waarheid zal kunnen kennen, want een zeer groot deel van hetgeen de mens “ik” pleegt te noemen, is niet veel meer dan een reeks van onware en voorop gezette meningen. Vergeet dat niet.
Ik kan mij voorstellen, dat een zieke zich bewust deze stellingen kan eigen maken en daardoor genezen kan worden. Maar hoe nu, wanneer de zieke bewusteloos is, dan heeft hij niet de bewuste macht om deze Goddelijke kracht te aanvaarden?
Wanneer iemand bewusteloos is, is dit een toestand, waarin een bepaald deel van de persoonlijkheid – het stoffelijke – is uitgeschakeld. Dit houdt niet in, dat het geheel van het bewustzijn daarmede tevens is uitgeschakeld. Alle sferen en werelden, of voertuigen, waarin wij ons de mens maar voor kunnen stellen, zijn in feite één met God. Zolang er bewustzijn bestaat in een van deze delen van de mens en dit om de genezing van het stoffelijke voertuig vraagt, zelfs als de bewusteloosheid niet eens op hoeft te treden op kenbare wijze. Deze zal dan zo kort zijn, dat zelfs geen hulp op andere wijze meer noodzakelijk zal blijken. De doorsnee mens zal dit niet bereiken. Maar vergeet niet, dat Jezus ook in staat was vanuit Zijn wezen de harmonie met de Vader en het weten omtrent de volmaaktheid van de mens op anderen te richten. Zó sterk was Hij hierin, dat Hij zelfs de doden deed opstaan. En van doden kunnen wij toch niet verwachten, dat zij stoffelijk bewust deze herrijzenis trachten te bewerkstelligen.
Hieruit volgt, dat mensen anderen, die nog niet ver genoeg gevorderd zijn, op het pad, bij kunnen staan en ook bewusteloze hulp kunnen geven. Daarvoor is slechts noodzakelijk, dat zij daarbij oprecht waren: Oprecht in God en Gods krachten gelovend en bij het uiten van deze wil geen enkel menselijk voorbehoud maken. Daarnaast kunnen wij dus rustig mens zijn en redelijk menselijk denken. Wanneer iemand bewusteloos is, zal het dus redelijk zijn er een dokter bij te halen. Op deze wijze is men menselijk en redelijk verantwoord. Maar innerlijk weet men dan, dat dit slechts behoort tot een vormenwereld, die nog niet met de Schepper harmonisch is.
Sterker nog, bij jezelf weet je, dat de kracht er is en de komst van de dokter in feite overbodig zal blijken; indien u werkelijk gelooft, zal God te allen tijde genezen. Misschien is het niet Zijn wil dat u dit doet, dan zal de dokter het misschien doen, maar genezen zal die mens. Indien u dit zo beziet, zult u begrijpen dat dit in feite geen groot probleem is. Voor de bewuste mens bestaat de toestand bewusteloosheid evenmin als het gebeuren “ongeval”. De bewuste kan niet buiten eigen wil door ongevallen e.d. aangetast worden. Voor de minder bewuste bestaat de mogelijkheid uit de geest zeer snel redres te vinden. Ook anderen zijn in staat om voor niet bewusten als helpers op te treden. Wij mogen niet vergeten – in mijn betoog heb ik hierop gewezen – dat het menselijke kunnen in dit opzicht niet volmaakt kan zijn. Het zal u duidelijk zijn, dat ook in Christian Science genezingen bereikt zullen worden, maar dat niet alle patiënten genezen zullen worden, terwijl er ook sprake zal zijn van directe mislukkingen. Dit mag men niet aan de stelling wijten, maar moet worden gezien als een direct gevolg van de onvolmaaktheid van de mens.
U stelt, dat God ons geen kwaad wil doen. Waarom gebeuren er dan natuurrampen? Ontsnapt dit aan de wil Gods, of moet men stellen dat aan de slachtoffers uiteindelijk geen kwaad wordt gedaan?
Uiteindelijk niet. Uiteindelijk is er geen kwaad. Een lastige stelling overigens, gezien de gemiddelde opvoeding van de mens, maar zij is waar. In feite is er alleen God.
Die natuurrampen ontstaan zo: Wanneer een mens het evenwicht verstoort en zo in zich een disharmonie schept, kan deze disharmonie weerkaatst worden in mensen en elk deel der Schepping, dat voor die mens begrijpelijk is. Op deze wijze zijn de rampen dan ook een gevolg van de menselijke fouten en gelijktijdig een poging om in de mens door deze storing een hernieuwd evenwicht te doen ontstaan. Vele, door mensen of natuur, veroorzaakte rampen moeten dan ook worden gezien als een uiting van de wet van evenwicht, die stelt dat de harmonie voortdurend in stand zal worden gehouden, omdat de Schepping in zich harmonisch is. Elke verstoring enerzijds van deze harmonie zal automatisch een verstoring anderzijds met zich brengen. De feitelijke toestand blijft in de kosmos ongewijzigd. De wijzigingen bestaan alleen voor het bewustzijn van degenen, die de verstoringen veroorzaakten en dulden. Een logisch gevolg. Indien u zich de moeite getroost na te gaan, waar de meeste rampen voorkomen en tevens u een ogenblik bezig houdt met de instelling, de mentaliteit van de mensen daar, zult u tot de conclusie komen, dat een bepaalde mentaliteit en een bepaalde handelwijze gepaard gaan met natuurrampen, of een ingrijpen van natuurlijke omstandigheden in de wil en het leven van de mens.
Hoe kan een aardbeving als te Agadir door menselijke macht teweeg worden gebracht?
Ik zeg niet: Door menselijke machten. Ik zeg: Door fouten van de mensen, een verstoring van evenwicht door de mens. Agadir en de bevingen die daar in de buurt zijn geweest, zijn het directe gevolg van de haat die in de mensen leeft. Haat is niets anders dan een tegenstelling zoeken tot de kracht der Goddelijke harmonie, die zich immers in eenheid, in liefde uitdrukt. Het gevolg is, dat om deze haat te doen verkeren, het noodzakelijk is – een soort homeopathie – de gevolgen van die haat onmiddellijk kenbaar te maken. Dat heeft u niet gewild, dat hebben die mensen niet gewild, maar men heeft het veroorzaakt. De ramp die in Agadir ontstond, is van grote omvang. Gelijktijdig is in de plaats van de haat en de zelfzucht, die in deze gebieden zo sterk regeerde, een onbaatzuchtige en onzelfzuchtige hulp van velen het gevolg hier van geworden. Hierdoor is een compensatie tegen de oorspronkelijke haat geschapen.
Christian Science verwerpt het spiritisme. Is dit niet in strijd met de Bergrede?
Ik geloof niet dat er in de Bergrede iets voor of tegen het spiritisme staat. M.a.w., wat onder de verzamelnaam spiritisme wordt samengevat, is op zich een bundel van tegenstrijdigheden. Wanneer de Christian Science beweging zich, evenals haast alle andere christelijke richtingen, tegen het spiritisme keert, is dit het gevolg van een vrees, dat de gelovigen hierdoor misleid zullen worden. Gevaar voor misleiding bestaat inderdaad. Het is niet direct kinderspel, wanneer u zich met het spiritisme bezig houdt. Wij kunnen uit de aard der zaak niet aanvaarden dat men alles, wat uit de geest komt, verwijst naar de duivel, afkeurt, of verwerpt. Wij menen dat de fout, die het christendom steeds weer hierin maakt is: het aanvaarden van de profeten uit het verleden als stemmen Gods, maar gelijktijdig te vergeten, dat dezelfde God ook in deze tijd via vele middelen nog tot de mensheid spreekt. Veel van wat als spiritisme wordt beschouwd of verworpen, is in feite niet veel meer of minder dan de stem van de profeet, van de geestelijke leraar, die in de Bijbel wordt gewaardeerd en die ook in deze tijd nog doorklinkt. Daarnaast zijn er vele verschijnselen in het spiritisme aan te duiden, die inderdaad zeer bedenkelijk zijn. Het is voor mij dan ook begrijpelijk, dat men in dergelijke richtingen het spiritisme meent te moeten verwerpen. Ik kan niet zeggen dat ik het er mee eens ben. Ik meen in de Bergrede geen enkele aanbeveling of bestrijding van het spiritisme te mogen zien. In zich is zij niets anders dan een vaststellen van de vele wegen die voor de mens bestaan, om de innerlijke harmonie te vinden. Vandaar het “Zalig Zijn”, dat aan het begin van elke zin weer gebruikt wordt.
Is de grondslag van Christian Science niet in meerdere of mindere mate ook de grondslag van anderen godsdiensten?
Een moeilijke vraag. Ik zou volmondig ja zeggen, indien niet in elke godsdienst – en wat dat betreft in de meeste geestelijke scholen evenzeer – de poging tot interpretatie de bedoelingen van de oorspronkelijke leer grotendeels teniet had gedaan, of tenminste zozeer heeft vervormd, dat deze niet meer van overwegende invloed op de geloofsinhoud en praktijk kan worden geacht te zijn. Dit geldt voor christendom, hindoeïsme, boeddhisme, islam en verdere vormen van geloof. Het resultaat is dan ook, dat wij aarzelen hier ja of neen te zeggen.
Ja, is volkomen juist, wanneer wij ons baseren op hetgeen Jezus heeft geleerd en verkondigd. Dit moet dan juist zijn voor gans het christendom, dat de evangeliën immers als basis van het geloof aanvaardt. Op dezelfde wijze zou dit waar moeten zijn in een deel van de hindoeleer, omdat ook daar de werking van wetten van harmonie wordt aanvaard. Voor het boeddhisme geldt hetzelfde: De acht paden zijn niets anders dan een pogen om innerlijke harmonie te vinden en daarin de volmaaktheid te bereiken. Ook al noemt men het einddoel daar het grote “Niet”. Iets, wat waarschijnlijk het best wordt vertaald door “Het Grote Onbegrepene”. Kan ik dus principieel “ja” zeggen, zo moet ik, gezien de praktijk, de waarde van deze bevestiging helaas ontkennen.
De Christian Science was tot voor kort, met bijna alle andere christelijke richtingen, in strijd. Zelfs de opkomst van een christelijk geloof, waarin men wederom om genezing durft te bidden en genezingsdiensten durft te houden, betekent nog niet dat er sprake is van een grote overeenkomst. De grote fout van genoemde christelijke richting is, dat men wel aan paranormale genezing wil werken, maar uitgaat van de stelling: wanneer je niet geneest, is dit de schuld van je eigen zondenlast… . Bij Christian Science spreekt men niet van zonden, maar van gebrek aan geloof. Dit is m.i. veel juister.
U doelt op Osborn?
Inderdaad. Osborn heeft veel goed, maar ook veel kwaad gedaan. Hij heeft goed gedaan door de mensen te leren, dat God in deze wereld wel degelijk ook kennelijk actief kan zijn en mensen genezen kan. Hij heeft een fout gemaakt door de mensen in de waan te brengen, dat een niet-genezen een eigen schuld is, die bovendien gelegen zou zijn binnenin het ik aanwezige kwaad. De gedachtegang dat zonde en ziekte identiek zijn, is voor mij niet aanvaardbaar. Wanneer wij spreken over disharmonie, is dit geen zonde, maar kan dit evenzeer dwaasheid zijn, onbegrip, onvolledig bewustzijn. Er hoeft zeker niet altijd van bewuste schuld te worden gesproken. Osborn heeft gesuggereerd, dat dit wel het geval was, terwijl hij daarnaast zeer sterk werkte met suggestie, in plaats zich geheel te verlaten op de zuivere waarden van het geloof. Dit zijn de bezwaren die ik tegen hem heb en zijn werk.
Wanneer God goed is en het goede wil, is het mij niet helemaal duidelijk hoe in de mens kwaad, of disharmonie kan heersen.
Voorbeeld: Wij hebben een mooie samengestelde machine. Deze functioneert perfect. Nu komt er iemand bij, die van de werkelijke machine en functie niet, of niet voldoende weet. Hij tracht de machine in twee delen te splitsen. Op het ogenblik dat hij dit doet, zal de werking voor hem niet meer volledig zijn. Integendeel: De draairichting van deel A en deel B kunnen voor hem tegengesteld zijn, ook wanneer de machine in feite één geheel is.
Op dergelijke wijze tracht de mens door zijn oordeel de werken Gods te splitsen in goed en kwaad. In plaats van een persoonlijk streven, wat hij erkent als de Goddelijke wil, en aan deze prioriteit te verlenen in handelen en denken, gaat hij vanuit zijn eigen en onvolmaakt standpunt oordelen over alles wat God heeft geschapen. Op het ogenblik dat hij dit doet, is hij niet meer in staat de juiste waarde der dingen te overzien. Hierdoor komt hij tot een verkeerdelijk handelen.
Dit kan de mens door zijn vrije wil, ook wanneer die wil beperkt is. Ik denk hierbij aan de vrijheid van iemand die zich op een weg zonder zijwegen bevindt en langs deze weg tot een einddoel moet gaan. Hij kan hard lopen, of langzaam lopen, links of rechts lopen. Wanneer die mens nu meent dat een enkele zijde moet worden gevolgd, of schaduw mijdt, omdat hij stelt dat zij donker en dus kwaad is – zijn eigen oordeel dus – zal hij misschien alleen in de brandende zon lopen en zo een zonnesteek krijgen. Dan is dit geen verandering van de feitelijke toestand. Het is geheel zijn eigen schuld en zijn eigen besluit. De mens heeft in dat geval niet, of op onvoldoende wijze gebruik gemaakt van de tegenstellingen, die voor hem als bewustzijnswaarde noodzakelijk zijn om tot een juist begrip en zo snel mogelijk tot vorderen te komen. Zo noemt de mens vaak hetgeen hem onaangenaam is, “kwaad”, terwijl hij alles wat hem aangenaam is, “goed” heet. Vaste maatstaven zijn hier in feite niet aanwezig.
U kunt dit best begrijpen, wanneer u ziet naar de wijzigingen in de sociale en zedelijke gebruiken van de laatste vierhonderd jaren. Dan zal u blijken dat dingen die eens zondig en geheel uit den boze waren, tegenwoordig “bon ton” zijn. Omgekeerd zal veel van wat nu als werkelijk kwaad en zondig wordt beschouwd, vroeger een normaal deel van het leven gevormd hebben. Voorbeeld: Vrije omgang van jonge mensen – verschillende seksen – was vroeger zondig, ook wanneer dit verder geen enkele werkelijke betekenis had. Roverijen, oplichterijen werden vaak wel normaal en verantwoord geacht. Dit was in de ogen van de mensen niet kwaad. Uitbuiting van zwakkeren zag men zelfs vaak als een verdienste. Tegenwoordig acht men alle roverij, of oplichting kwaad, terwijl jongelui rustig eens een avondje samen uit mogen gaan. Dit is primitief gesteld.
Indien u beseft, hoe de voorstelling en waarderingen van goed en kwaad wisselt met de tijd en de geslachten, dan kunt u misschien ook begrijpen, dat alle oordelen die men daaromtrent heeft, uiteindelijk persoonlijk zijn en op het ik – plus de ervaringen daarvan in de beperkingen van de stoffelijke wereld – bepalende invloed hebben. Er is dus geen sprake van kosmische, of Goddelijke waarden, maar eerder van menselijk oordeel en vooroordeel. Het gevolg is dat een ieder die zijn oordeel gebruikt om Gods wereld en wet daarmede te beoordelen, daarmede in feite zichzelf veroordeelt en zo in zich de onvolmaaktheid zal moeten ondergaan die hem niet door God wordt opgelegd, maar door zijn eigen verkeerdelijk denken en handelen in en door hem zelf is opgewekt.
U kunt natuurlijk stellen: God had een dergelijke wet, of regeling niet hoeven in te stellen. Inderdaad, maar dan had Hij ook de mens geen vrije bewustwording kunnen geven. Indien u wilt weten, waarom God de mens een vrije wil en daarmede de mogelijkheid tot persoonlijke bewustwording heeft gegeven, kan ik niet antwoorden. Want ik weet ook niet precies, waarom en hoe God geschapen heeft. Wel weet ik, dat in Zijn Schepping goed en kwaad voortdurend wisselende waarden zijn en het voor ons dan ook niet belangrijk is buiten ons iets te zien als goed of kwaad, maar enkel zelf te handelen volgens hetgeen wij in ons gevoelen als Gods wil. Deze zullen wij dan – voor onszelf en in betrekking tot onszelf – meestal als goed aanduiden.
Zou u Mrs. Baker een draagster van de Christusgeest willen noemen?
Niet helemaal. Mrs. Baker wil ik zien als een ten dele ingewijde en in deze zin als draagster van een hoger Licht. Of wij dit nu ook onmiddellijk zouden moeten zien als een geheel dragen van de Christusgeest, meen ik – ook al om wat anderen in een dergelijke verklaring zouden menen te moeten interpreteren – te mogen betwijfelen. Onze interpretatie voor het dragen van de Christusgeest is niets anders dan het openbaren van de Goddelijke liefde op aarde, volgens Gods wil en met uitsluiting van eigen persoonlijkheid en wensen. Het dragen van de Christusgeest wil dus alleen zeggen: Uit Goddelijke liefde voor de mensheid werken en daarbij komen tot interpretaties, die niet alleen afhankelijk zijn van eigen kunnen, of eigen wil.
In deze zin zouden wij hier wel ja kunnen zeggen, maar ik vrees, dat hieruit te ver gaande gevolgen zouden kunnen worden getrokken. Vandaar dat ik er de voorkeur aan geef Mrs. Baker aan te spreken als verlichte, of grotendeels verlichte geest.
M.i. verlaten de meeste mensen zich te veel op anderen. Wanneer ik te maken krijg met dingen, wegen en dijken bv., die door anderen zijn gemaakt, vraag ik mij vaak af: Zijn dezen wel te vertrouwen?
Ik begrijp, wat u bedoelt. Wij kunnen alleen niets, ook de mensen niet. U, geheel alleen staande, zou niet in staat zijn ook maar enigszins te leven, zoals u nu doet. Het is zelfs de vraag of u onder die omstandigheden in staat zou zijn het leven te behouden. De mens dient met anderen samen te werken. Hij dient tot op grote hoogte op anderen te vertrouwen. Aan de andere kant dient elke mens, voor zich, voor alles op God te vertrouwen en vanuit het besef van de Goddelijke kracht en volmaaktheid voor zich een zo juist mogelijke levenshouding op te bouwen. Zou dit inderdaad door allen geschieden, dan zouden de door u genoemde dingen inderdaad betrouwbaarder zijn. Daar de onvolmaaktheid van de mens ongetwijfeld aan de producten van de mens zal kleven, dient men deze onvolmaaktheid als deel van het menselijke bestaan te aanvaarden, zolang de geest nog niet rijp genoeg is het menselijke vlak te verlaten.
Voor een deel kan ik het met u eens zijn. Maar ik meen dat de grote fout van de doorsnee mens in het heden zijn pogen is eigen verplichtingen en aansprakelijkheden in het leven op anderen af te schuiven. Hij doet dit niet alleen sociaal, maar ook in godsdienstig opzicht. Hij schuift zelfs de innerlijke verplichting tot zijn God te gaan af op priesters en medemensen en meent, dat het voldoende is een kerkdienst bij te wonen. Daarmede denkt hij alles gedaan te hebben, wat God van hem maar zou kunnen verwachten. Enigen menen zelfs, dat het beter is anderen voor hem te laten denken en beperken zich er toe de geestesproducten van anderen te herkauwen.
M.i. moet de mens zelfstandig, zonder verontschuldigingen, zonder verwijs naar anderen, zelf staan voor het recht, of onrecht van zijn handelingen en daden. Hij dient zelf de gevolgen daarvan te dragen en heeft niet het recht deze op anderen af te wentelen, zolang hij maar enigszins in staat is zelf de verantwoordelijkheid nog te dragen.
Als Jezus de Zoon van God is, kan Hij niet de Zoon van Maria geweest zijn. Hoe is Hij op de wereld gekomen? Onbevlekt? Hoe dan? Vader en Zoon, hoe zit dat?
Is Jezus Christus de Zoon Gods? Elke mens is een kind van God. Wanneer men zich daarvan bewust wordt en de Schepper – ook wel Vader genoemd – als bron van eigen leven erkent, brengt dit een speciale innerlijke ontwikkeling voort, die eigen verhouding tot Schepper en Schepping bepaalt. Jezus kan dus terecht zeggen, dat Hij de Zoon Gods is, ofschoon Hij dit niet doet.
Ten tweede: Is onbevlekte ontvangenis mogelijk? Theoretisch wel degelijk. Onder bepaalde omstandigheden kan in de eicel parthenogenesis optreden. Celdeling kan dus, zonder natuurlijke bevruchting van buiten af, worden veroorzaakt. De wetenschap kan dit ook bewijzen door proeven, die met lagere dieren werden genomen. Het blijkt mogelijk te zijn, zonder natuurlijke bevruchting, een eicel tot ontwikkeling te brengen door middel van een prikje met een heel fijne naald. Ook met bepaalde stralingen is een dergelijk resultaat mogelijk. Technisch gezien is het dus niet onmogelijk, dat Jezus geboren werd uit een onbevlekte Maagd. Zeer waarschijnlijk acht ik het niet.
Wat onbevlekte ontvangenis betreft, denk ik namelijk aan gebruiken uit de oudheid, zoals die onder meer bij de Essenen bestonden. Hierbij vond paring plaats tussen uitgezochte personen van grote geestelijke rijpheid zonder hartstocht. Dit geschiedde om voertuigen te scheppen voor hoge en bewuste geesten. Ook van andere geheimscholen zijn dergelijke gebruiken bekend, o.m. in Egypte en Indië. Men kan ook hier over onbevlekte ontvangenis spreken, daar geen enkele menselijke lust als drijfveer heeft gediend. Verder het feit, dat over Jozef wordt gesproken als Maria’s verloofde, maakt het aannemelijk dat deze de feitelijke vader is geweest.
Bij de Joden werd in die dagen eerst het definitieve huwelijk gesloten, nadat de vruchtbaarheid van de partners was gebleken. De verloving gaf dan ook alle rechten van een huwelijk. Jezus was in ieder geval een hoge geest, die mens was geworden om daarin eigen doeleinden, dan wel de doeleinden van hogere en niet-stoffelijke machten tot uiting te brengen. Gezien het feit dat Jezus eerst op een zekere leeftijd als leraar optreedt, mogen wij stellen, dat aan Zijn optreden een periode van scholing en voorbereiding vooraf ging. Ik meen dan ook, dat de mens Jezus eerst op 30 jarige leeftijd geheel in staat was Zich over te geven aan de Vader, Die Hij voor Zich erkend had en daardoor de onmiddellijke drager op aarde kon worden van de Goddelijke liefdekracht, of Christusgeest, welke door Hem drie jaren lang op aarde zou zijn geopenbaard, waarna Hij aan het kruis is gestorven. De getallen zijn symbolisch.
Overigens: Wanneer u een aspirientje neemt, vindt u het dan belangrijk te weten hoe het gemaakt wordt, of vindt u het belangrijk dat het helpt? Wat Jezus betreft geldt voor mij precies hetzelfde. Is het nu werkelijk zo belangrijk of Hij mens of God is geweest? Is het belangrijk hoe Hij geboren is en geleefd heeft? Of is het belangrijk dat Hij de mensheid een weg wist te tonen, waardoor de mens zich kan bevrijden van het menselijk beperkte en tot een direct contact met de Eeuwige kan komen? Voor mij is dit laatste belangrijk, al het andere is van minder belang. Volg de aanwijzingen die Jezus heeft gegeven. Daar gaat het om.
De mensen vinden het belangrijk te weten hoe Jezus ontstaan is, omdat zij hierin een verontschuldiging zoeken voor het feit, dat zij zelf niets bereiken.
Daarin kunt u wel eens gelijk hebben. Mij irriteert het altijd, wanneer mensen die zich christenen noemen, gelijktijdig zeggen: wij zijn maar arme zondaars, wij kunnen nooit leven, zoals Jezus dit deed… . Ik zou die mensen willen zeggen: Je kunt het wel, maar dan moet je het ook werkelijk willen.
Hoe kunnen wij voor een goede verspreiding van het gesprokene zorgen? Waarom geen ruimere publiciteit? Waarom doet men hier niets aan?
Omdat het niet de bedoeling is een nieuwe kerk te stichten. Hoe meer mensen erbij komen, hoe groter de kans, dat er sprake is van een klakkeloze aanvaarding. Wanneer de mensen die hier komen luisteren, leven naar de principes die hen hier worden geleerd en het intense Godsvertrouwen hebben dat wij hen hier proberen bij te brengen, kan het niet anders, of dit moet op alle mensen, waarmee zij in contact komen, een gunstige werking hebben. Wij verlangen niet meer dan iets bij te mogen dragen aan de bewustwording en het welzijn van de mensen. Waarom dan publiciteit, die tot misleiding voert? Want dit is meestal het gevolg.
Vergeet verder niet, dat er voldoende wordt gepubliceerd voor degenen die belang stellen in ons werk en aldus van het gesprokene kennis nemen. Zonder te overdrijven: Wanneer per jaar ruim 2000 bladzijden verschijnen en u die alle bestudeerd hebt, zult u alleen nog behoefte hebben aan Ellery Queen, of Dorothy Sayers, om wat afwisseling te krijgen. Wel verwachten wij van u, dat u zult trachten het geleerde in de praktijk te brengen, na er eerst zelf goed over nagedacht te hebben. Indien anderen daarvoor belangstelling hebben, mag u hen zeker op de hoogte stellen.
Kunt u iets zeggen over ego en alter ego? Indien het ego de geïncarneerde geest is, meen ik te begrijpen, dat het alter ego de hoogste geest is en is het stoffelijk lichaam waardeloos.
Ego en alter ego – het ik en het andere ik – kunnen op vele manieren vertaald worden. Stoffelijk gezien is uw Ik het gehele wezen, stof en geest met alle aangename en minder aangename kwaliteiten. Het alter ego is dan het andere ik, waarvoor u de verantwoordelijkheid op u genomen hebt, uw echtgenote. Willen wij het los van de stof zien, dan geldt: Het ik is het totaal van alle ervaringen, die in de stof en daarvoor werden opgedaan, los van de stof staande en voerende tot een waar beeld van eigen wezen en bestaan. Wij kunnen dan gaan spreken over het super ego, de directe Goddelijke Openbaring in ons wezen, waarvan het erkende ik een variabel deel uitmaakt, maar wat voor zich een vaste en onveranderlijke plaats en functie heeft in het Goddelijke Scheppingsplan.
Als dat van begin tot einde één geheel moet zijn, neemt dat nogal een tijdje.
Indien u wilt aannemen, dat God en de Goddelijke waarheid in de tijd bestaan, hebt u gelijk. Maar als er geen tijd is voor God, bestaat er voor Hem en de Schepping, zoals Hij dit kent, ook geen tijdsduur. Voor de mens kan dan gesproken worden van een reeks van achtereen volgende ervaringen, die vanuit Goddelijk standpunt geheel gelijktijdig en overzichtelijk zijn.
Wat is dan de vaste plaats in de Schepping?
De totale inhoud van het ik binnen de Schepping, die uw werkelijk wezen uitmaakt en uw verhouding tot de andere delen der Schepping in de volmaakte harmonie bepaalt.
Definitie: Allereerst stel ik, dat tijd en plaats, volgens menselijke interpretatie waarden zijn die men niet in overeenstemming kan brengen met het begrip volmaaktheid. Gods volmaaktheid bevat derhalve vanuit menselijk standpunt alle tijd, alle ruimte en alle ontwikkelingen daarin en daarbuiten van begin tot einde, doch slechts in de vorm, waarin Hij ze wil en wenst.
Ten tweede, onder leven verstaan wij als mensen en geesten het achtereenvolgens doormaken van verschillende fasen, die tot eigen wezen en leven behoren, zoals het in de volmaaktheid bestaat, maar waarvan onze ervaring niet volledig is.
Ten derde, tijd is voor de mens het opeenvolgen van momenten van bewustwording, al dan niet aan een gemeenschappelijke maatstaf gebonden. Waar wij niet in staat zijn alle indrukken gelijktijdig op te nemen en te verwerken, is het zeer goed mogelijk dat andere “tijd” rond ons is, doch door ons niet kan worden opgenomen en begrepen.
Volgens deze redenering kom ik dan tot de volgende conclusie: Gezien het feit dat God volmaakt is, zullen alle delen van Zijn uiting gezamenlijk een volmaaktheid vormen. Geen der delen kan als geheel van alle andere delen gescheiden worden gezien. Als zodanig heeft alles, wat in de Schepping bestaat, van begin tot einde, een vaste functie, die onveranderlijk is en zo een vaste betekenis in het geheel betekent en een vaste plaats te midden van het verder geschapene inhoudt. Wie dit niet beseft, zal steeds weer deel na deel van eigen wezen en taak beleven, doch menen dat dit de buitenwereld is. Alle bewustwording is gelegen in een wisselende reactie op de rond het ik steeds gelijkelijk bestaande grote en Goddelijke werkelijkheid.
Wanneer alles, wat wij zien, een gevolg is van ons denken, moet er niets voor ons bestaan, wanneer wij niet denken. Ik kan mij voorstellen, dat geesten meer van de waarheid zien. Ben ik ver van de waarheid af?
Niet zo heel ver: Wanneer ik niet ben, bestaat er voor mij niets, dit is juist. Wanneer ik stel: ik kan slechts dat zien op aarde, waarvoor ik een visuele prikkel ontvang, is dit evenzeer juist. Te stellen, dat buiten de ontvangen prikkels nog andere waarden bestaan, die dan niet voor u merkbaar zijn, is eveneens juist. Indien men stelt, dat de ervaringsmogelijkheden voor de geest een andere scala van trillingen inhouden dan voor het menselijk lichaam waarneembaar is en dit een groter gebied omvat, is dit eveneens juist. Het is niet zo gek gedacht.
Waarom naar de maan gaan? Dit heeft geen zin. Toch ontvangen geleerden daarvoor inspiratie van de geest. Waarom? Hoe zit dat nu?
Het bereiken van de maan is voor de mens niet belangrijk als een directe bereiking, ofschoon ook op de maan nog wel enkele stoffen te vinden zijn, die voor de mens waarde kunnen hebben. Het inrichten van stations op de maan, kan voor de mens macht over anderen betekenen en zo de wereldvrede helpen handhaven. Verder zijn deze stations belangrijk voor de ruimtevaart. Het belangrijkste punt is psychologisch: Het feit, dat de mens zich t.o. een heelal bevindt, waarin het verder kan onderzoeken en misschien zelfs veroveren, zal de mens het gemakkelijker maken met de mensen als een mensheid te leven, zodat de tegenstellingen op aarde aanmerkelijk af zullen nemen.