28 september 1962
“Eenvoud is het kenmerk van het ware”, heeft men vaak gezegd. Maar wanneer wij op het ogenblik de mens en de wereld bezien, blijkt men vaak aangetrokken te worden door alles, wat niet eenvoudig is. Ja, het eenvoudige acht men vaak beneden zijn waardigheid, beneden zijn stand.
Wat is nu de kern alle werkingen van deze tijd? Een streven naar zo groot mogelijke harmonie, een zuiver erkennen van en streven naar een zo groot mogelijke eenheid tussen mensen onderling, én mens en geest. Dit streven kan nimmer berusten op ingewikkelde stellingen. Juist wanneer wij teveel willen verklaren, verklaren wij in feite niets. Wanneer wij teveel willen rationaliseren, gaan wij aan de werkelijkheid voorbij. Alles, wat een mens beleeft, wat hij denkt, wat hij ondergaat, zou men moeten terugbrengen tot de eenvoudigste uitdrukkingen en de eenvoudigste vormen.
Tracht niet teveel uw eigen wezen en denken geheel te verklaren. Besef, zo goed als u mogelijk is, wie en wat u bent. Dit laatste is zowel uw plicht als uw recht. Ga uit van het standpunt, dat voor alles, wat er in het leven gebeurt, een eenvoudige verklaring moet bestaan; neem aan, dat de eenvoudigste verklaring steeds de meest juiste zal zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bewezen wordt. Dit geschiedt slechts zelden. Voelt u in de spanningen van deze tijd allerhande voor u irrationele gedachten rijzen, blijkt u, dat er in u velerlei spanningen bestaan, waarmee u geen raad weet, zo moogt u niet trachten deze dingen op een mooie wijze te verklaren door verschillende hooggeestelijke werkingen en al te intense beïnvloedingen aan te nemen. Deze waarden zijn aanwezig. Dit is reeds vele malen vastgesteld, maar geeft u geen mogelijkheid tot een redelijk inzicht, of een redelijke verklaring te komen.
De eenvoudigste oplossing is dan ook de volgende: Stel alle verklaringen terzijde en realiseer u, dat u met de werkingen, die u in uzelf erkent en de spanningen, die in u rijzen, zelf zult moeten werken en de daaruit voortkomende problemen zelf zult moeten oplossen. Natuurlijk kunt u er over gaan strijden, hoe het precies is gekomen, dat er een balk op uw hoofd is gevallen, maar of het nu de schuld was van iemand, die met deze balk bezig was, of het toeval, voorbestemming, karma, is geweest, dan wel dat dit zou geschied zijn om u voor erger te behoeden, het feit blijft bestaan, dat de balk op uw hoofd terecht kwam en u een buil, of misschien zelfs een lichte hersenschudding bezorgde. Zolang u niet met die lichte hersenschudding – of die buil – hebt afgerekend, zijn alle andere vragen voor u persoonlijk van mindere betekenis.
U leeft in een wereld, waarin onverschilligheid en liefdeloosheid een zeer grote rol kunnen spelen. Waarom dit is en hoe dit alles zo gekomen is, zullen wij misschien wel eens kunnen verklaren. Voorlopig blijft het feit bestaan, dat u leeft in een wereld, waarin deze liefdeloosheid en deze onverschilligheid sterk tot uiting komen. Dan dient uw eerste vraag ook niet te luiden: “Wat is hiervan wel de oorzaak?”, maar eerder: “Wat kan ik daaraan doen?” Het antwoord luidt m.i.: In de eerste plaats zal ik mij voor moeten bereiden op de liefdeloosheid, op verkeerd begrip en onverschilligheid, zoals deze in mijn wereld bestaan. Aangezien ik in mijn wereld moet leven, zal ik tegen deze stromingen bestand moeten zijn. In de tweede plaats dient men in zich de behoefte aan goedheid, naastenliefde, aan een band met een gemeenschap en met de mensen te erkennen. Heeft men dit erkend, dan zal men vanuit zichzelf deze band met de gemeenschap zo goed mogelijk dienen te leggen, dan zal men naastenliefde enz. in de praktijk moeten brengen. Heeft men dit alles tot stand gebracht en heeft men nog tijd en energie, dan is het misschien de tijd om over de oorzaken enz. eens na te denken.
Er wordt gezegd: “Er komen gezondenen!” Dit is inderdaad een feit, maar u weet niet, waar zij komen en wanneer zij komen. U kunt moeilijk gaan zoeken, want u zou deze gezondenen en ingewijden toch niet zelf kunnen vinden. Neem daarom deze verklaring als kennisgeving aan. Stel ten hoogste: de verwachtingen in mijzelf omtrent veranderingen en vernieuwingen zijn in overeenstemming met hetgeen wordt gezegd. Ik zal dus in mijzelf de vernieuwing zo goed, zo duidelijk en zo eenvoudig mogelijk tot uiting brengen. Heb ik dit gedaan, dan zal ik vanzelf wel ontdekken, of dit mij binnen het bereik van een gezondene of ingewijde brengt of niet.
Er wordt over de komst van Aquarius gesproken. Elders verklaart men u, dat de mannen van de vliegende schotels binnenkort op aarde zullen landen. Mogelijk is dit alles waar. Maar is het voor u van enig belang rustig te gaan zitten wachten tot Aquarius zijn invloed doet gelden, of de mannen uit de vliegende schotels uw problemen op zullen lossen? Wanneer u dit doet, kunt u er wel zeker van zijn, dat uw streven op aarde een debacle wordt, uitloopt op een geestelijk en stoffelijk faillissement, een verlies van innerlijke waarden, innerlijk besef en innerlijke zekerheid. Reeds nú en op dit ogenblik dient men zelf te handelen volgens bereikte inzichten en op bestaande omstandigheden en mogelijkheden zelf reageren.
Wanneer wij dit hebben vastgesteld, zullen wij beseffen, dat wij het beginsel van de heilige eenvoud, van de Goddelijke eenvoud, zeker van toepassing zullen moeten verklaren op alle werkingen in de werelden en alle verschijnselen van deze tijd. Internationale politiek ligt buiten uw bereik. U kunt er een mening over hebben, maar u kunt er niet veel, of zelfs niets, aan doen. Natuurlijk kunt u goede gedachten uit gaan zenden. Of dit iets uit zal halen? Misschien! Het kan zelfs van groot belang zijn, maar beheersen doet u de gevolgen van de uitgestraalde gedachten niet, evenmin als de politiek zelf. Daarom is het beter allereerst zó te gaan leven, dat de politieke geschillen voor u zo weinig mogelijk betekenis hebben en u de belangrijkheid van deze dingen voor anderen weet te verminderen.
Men beklaagt zich in deze dagen vaak over het gebrek aan belangstelling voor meer geestelijke waarden bij de jongeren, het gebrek aan belangstelling voor het leven en welzijn van de mede- mens, over de lusteloosheid, die in steeds ergere mate de massa schijnt te bevangen. De verklaring hiervoor is eenvoudig: De mensen hebben teveel, of hebben het te goed, zij voelen zich zeker in warme geborgenheid en blijven daar pruilen, omdat niet alles precies zo gaat, als zij dat zouden willen. Eerst wanneer de mensen gedwongen worden het zonder de geborgenheid en de zekerheden te stellen, waarin zij op het ogenblik zich pruilende verschansen om – niets doende – te klagen over de wereld, waarin het alles toch zo slecht gaat, zullen zij er toekomen de hand werkelijk aan de ploeg te slaan. Voor uzelf betekent dit, dat u afstand moet doen van de weelde van gevoels- en sentimentsoverwegingen, van het voortdurend verwijzen naar de buitenwereld en de verplichtingen van anderen. U handelt, u leeft. Wanneer een ander geen pionier kan zijn, zo zult u toch zoveel mogelijk van genoemde weelde afstand moeten doen, om in plaats van het beklagen, bekritiseren enz., eigen werk te stellen. Uw taak is het vooruit te streven en het nieuwe op te bouwen, ongeacht de inzichten, klachten, kritiek en onverschilligheid van anderen.
Dit alles is hoofdzakelijk van materiële geaardheid. Toch heeft het directe geestelijke consequenties en een directe uitwerking op geestelijk vlak. Er is u in de vorige lessen duidelijk gemaakt, dat een splitsing tussen het bestaan als mens en de eigen geest, het maken van een onderscheid tussen stoffelijk en geestelijk leven, voor u niet goed mogelijk is. Dit geldt vooral in uw dagen. U bent één geheel. Datgene, wat u stoffelijk doet, werkt op uw geest in. Datgene, wat u geestelijk doet, zal uw stoffelijke status beïnvloeden. De geestelijke werkingen kunt u in de stof niet voldoende kennen en beheersen, tenzij u zeer ver gevorderd bent op het geestelijke pad. Zolang u niet zeker bent, dat u geheel meester bent van alles, wat u op geestelijk terrein doet, is het daarom verstandig in de stof te beginnen. Reken dus allereerst vanuit de meer materiële waarden en mogelijkheden en baseer uw streven vooral ook op het stellen van stoffelijke daden en het scheppen van stoffelijke waarden.
U spreekt misschien over de noodzaak om via een grote meester, of de nieuwe leraar, binnenkort precies te vernemen, wat u eigenlijk moet doen. Wij allen weten, dat er geen enkele leraar is geweest, die de mensheid een wet en een regel heeft kunnen geven, waarmee zij geheel tevreden was. Hoogstens hebben de grote leraren een richtlijn kunnen geven voor het leven en denken van hun volgelingen. Elke mens moet uiteindelijk voor zich uitmaken, welke weg hij wil gaan. Richtlijnen, wetten en bevelen van grote leraren zijn er meer dan voldoende op deze aarde. De praktijk daarvan is onvoldoende. Kies daarom voor uzelf een enkel punt uit, dat volgens uw innerlijk denken, uw geloof, volledig juist en waar is. Verwerkelijk dit materieel en zonder voorbehoud. Dan hebt u werkelijk iets bereikt.
Gedachten aan inwijding en geestelijk Licht komen ongetwijfeld op bij velen van hen, die de sterke spanningen en geestelijke trillingen van deze dagen ondergaan. Ik kan dit begrijpen. Wat ik niet kan billijken is, dat praktisch allen deze inwijding, dit Licht, van buitenaf verwachten als een gave, een invloed, waaraan men zich slechts vreugdig hoeft te onderwerpen. Niemand, niets, kan u veranderen, buiten uzelf. Bezie uzelf en verander uzelf, uw gedrag, uw wijze van leven en denken, zover dit, volgens úw besef, noodzakelijk is. Daarin vindt u in deze dagen de grootste inwijding, het zuiverste Licht. Men meent, dat de invloed van de sterren in deze dagen de mensen wel veel verder zal kunnen helpen, maar iemand, die de instrumenten ervoor heeft en weigert dezen zelf te hanteren, ja, zelfs niet wil leren dezen zelf te hanteren, brengt niets tot stand. U hebt werktuigen. Deze werktuigen zijn uw lichaam, uw rede, uw gevoelswereld, uw innerlijke kracht, zowel als alle lichamelijke vermogens. Gebruik dezen allereerst en houdt u niet alleen bezig met een geheimzinnige leer, die u zonder verdere moeilijkheden of pogingen in de stof in staat zou stellen, om in torende eenzaamheid boven alle mensen verheven, als supermens op een arme wereld neer te zien, die nog niet uw innerlijke kennis en eenheid met het Goddelijke heeft bereikt.
Denk niet, dat u voor de wereld weg kunt lopen. Vele mensen vluchten voor zichzelf en de wereld weg. Een dergelijke vlucht is dwaasheid, want elke mens draagt zijn eigen wereld in zich mee en kan daaraan niet ontlopen. U kunt uw problemen nimmer oplossen of ontgaan door ervoor weg te lopen. Slechts door dezen in het oog te zien, is een werkelijke oplossing en daarmee een nieuwe bewustwording mogelijk. Er zullen mensen zijn, die stellen: Maar de kwade geesten en demonen dan, die ons kunnen achtervolgen? Hier geldt eveneens: zolang u dezen ontwijkt, vreest, voor hen wegvlucht, kunnen zij macht over u hebben. Op het ogenblik, dat u geen angst voor hen kent en het recht in de ogen durft te zien, vrezen zij u en nemen zij de vlucht. Zoals het is met de demonen, de geestelijke kwade krachten en de duistere machten, zo is het ook met de problemen van uw leven. Durf de waarheid in de ogen te zien. Ga niet uit van het standpunt, dat, wanneer u maar lang genoeg het probleem ontwijkt, er vanzelf een oplossing voor zal komen. Los uw problemen zelf op, onverschillig, wat dit u kosten kan.
Ik neem aan, dat voor velen onder u deze woorden te eenvoudig zullen zijn. U zult wel zeggen: Wat moeten wij hier nu mee beginnen? Wij hadden hier van de geest hogere en mooiere leringen verwacht. De tijd van mooie woorden is voorbij. Vandaag aan de dag heeft het weinig zin meer een predicatie te houden. Een mens die een kracht uit zichzelf kan wekken, zij het, dat deze kracht lichamelijk wordt uitgedrukt, of eerder een geestelijke spanning is, heeft nu grote mogelijkheden. Een mens die vanuit zich een ander een ogenblik rust en vrede kan geven – zij hij geest of stofmens – bereikt werkelijk iets. Degene, die alleen preekt en mooie ideeën opbouwt, bereikt in feite niets meer. De Orde der Verdraagzamen, waartoe ik ook behoor, heeft in het verleden voortdurend getracht een ieder zijn recht te geven. In vele gevallen kwam dit neer op pogingen om de kool en de geit te sparen. Ik meen, dat deze tijd voorbij is. Er is één richting, die volgens ons juist is. Een andere richting is in onze ogen onjuist. Wij kunnen nog steeds degenen begrijpen, die een andere richting kiezen; wij kunnen zelfs beseffen, dat deze keuze voor een andere geest of mens goed kan zijn. Maar wij willen toch afstand doen van de tweeledigheid van streven, spreken en denken.
Eenvoud betekent ook dat men het eigen standpunt zo goed en eenvoudig mogelijk brengt.
Begrijp mij wel, vrienden. In de toekomst zult u zo nodig uw eigen standpunt tegenover het onze moeten plaatsen en kunt u van ons niet meer verwachten, dat wij ook uw standpunt zullen verdedigen, hoe goed wij dit misschien ook kennen en begrijpen.
Hier komt een aspect naar voren, dat voor de Orde belangrijk is. Wij zijn de Orde der Verdraagzamen. Wij willen dus verdragen, wat anderen ons aandoen. Maar dit betekent nog niet, dat wij steeds de minderen, of zelfs de slaven van anderen moeten zijn. Het houdt nog niet in, dat wij steeds machteloos moeten staan ten opzichte van alles, wat door anderen wordt geschapen, wanneer dit voor ons onaanvaardbaar is. Een verweer zonder haat tegen alles, wat onjuist lijkt – mits volkomen eerlijk volvoerd – is op het ogenblik van het allerhoogste belang. Haat niemand, maar aanvaard geen onjuistheid en streef voortdurend naar het recht en de rechtvaardigheid. Handel zoveel mogelijk zonder enig geweld te gebruiken en breng voor alles nimmer anderen er toe geweld te gaan gebruiken, door uw invloed in deze richting te doen gelden. Sta onverzettelijk en met al uw krachten en middelen in voor alles, wat goed en juist is. Ik meen, dat ik met deze punten de invloed van de inwerkingen binnen de Orde en daarmee de veranderingen in haar werkwijze duidelijk heb gemaakt. Een zekere strijdvaardigheid is nodig, anders heeft ons werk geen zin en komen wij deze jaren niet door.
Dit betekent, dat ook bij het onderricht de procedure enige veranderingen zal ondergaan. U krijgt uw lessen enz. zoveel mogelijk zonder vage termen. In die gevallen zult u zich gechoqueerd voelen, daarvan ben ik overtuigd. Maar het is beter, dat u zich geschokt gevoelt , dan dat u door onze schuld nog verder de mogelijkheid vindt de kritieke punten in uw eigen leven en denken te omzeilen. Ook voor ons is een terugkeer tot de heilige eenvoud noodzakelijk. Dat niet altijd alle sprekers zich volledig aan deze eenvoud zullen kunnen houden, is mij nu al duidelijk. Wij zullen – evengoed als u – vaak falen in dit opzicht, want ook wij zijn niet in staat al ons weten en denken, onze methoden van denken, onze methode van onderricht en aanpassing, bij de mensheid zonder meer en opeens geheel te wijzigen. Wel zullen wij allen in de geest het uiterste doen om uiteindelijk de noodzakelijke veranderingen werkelijk tot stand te brengen. Wij hopen, dat wij bij u daarvoor begrip en waardering zullen kunnen vinden. Wanneer onze standpunten of uiteenzettingen niet stroken met uw eigen gedachten en innerlijke overtuiging, verwachten wij van u een eerlijk verzet, open en zonder haat.
Nu wil ik ingaan op enkele belangrijke aspecten van deze tijd.
Allereerst, op het ogenblik, dat het begrip van harmonie en eenheid is gebonden aan wetten buiten de zuiver Goddelijke wetten, die ons allen zijn ingeschapen, is het geen ware harmonie en geen ware eenheid, doch een illusie. Daarom dient men ten aanzien van zijn streven en denken in verband met harmonie zich geheel vrij te maken van alle voorbehoud en alle binding buiten het innerlijke begrip van Goed, Licht en Waar zijn.
Ten tweede: de mens heeft een geweten. Wat de meeste mensen niet bekend is, dit geweten toont twee geheel verschillende aangezichten. Het eerste geweten is de directe uiting van de Goddelijke kracht, die in je woont en de Goddelijke wetten, waaraan je wezen onderworpen is. Daaruit kan je beseffen, in hoeverre men door zijn eigen gedachten en daden de harmonie met de Goddelijke kracht vergroot, dan wel deze harmonie verstoort. Dit geweten is voor stof en geest een noodzakelijk instrument, dat onmisbaar is, wanneer men bewust het einddoel van alle leven wil bereiken. Daarnaast toont zich bij de meeste mensen een tweede geweten, dat eerder een demonisch gelaat heeft. Dit geweten is geschapen uit angsten, uit voorbehoud, uit onderdrukking van waarheid, uit het zich niet willen realiseren van de werkelijkheid. Het trekt zijn wetten uit dogma, vooroordeel, opvoeding, maatschappelijk aanzien. Dit geweten, dat de meeste mensen meer kennelijk en definitief regeert dan het eerste, is voor de geestelijke ontwikkeling schadelijk en voor het geluk van de mens uit den boze. Wanneer u uw geweten voelt spreken, dient u zich af te vragen: wat spreekt daar eigenlijk?
Onthoud verder: gemeenschappelijke activiteiten zijn in deze dagen praktisch onvermijdelijk. Wij zullen dit tot uiting zien komen in het verenigingsleven, in de pogingen van verschillende machten en groepen om tot samenwerking te komen en in de neiging der mensen zich nog sterker dan voorheen in groepen samen te sluiten. Zolang dit in werkelijke vrijheid geschiedt, is het waarlijk een beantwoorden aan de invloeden en wetten der kosmos, een bevestiging van de Goddelijke harmonie. Op het ogenblik, dat dit een gedwongen karakter krijgt, is het buitengemeen schadelijk voor de mens en kan hem verwijderen van de werkelijkheid en de God, Die hij eert.
Ons zoeken naar samenhang, naar eenheid en bewustwording, dient steeds gebaseerd te zijn op datgene, wat wij werkelijk reeds heden bewust zijn. Wat wij werkelijk zijn, wordt – ook voor de mens – in de eerste plaats bepaald door het gedachteleven. In de tweede plaats voor zowel de mens als de geest, door het voertuig en de wereld, waarin men hoofdzakelijk leeft. Alle middelen om een juiste harmonie te bereiken, zijn voor ons toegestaan, zolang wij die erkennen als komende uit God. Op het ogenblik dat wij een middel niet als goed, als in God bestaande, herkennen, is het ons niet toegelaten dit middel te gebruiken, zelfs niet wanneer eigen leven of het leven van anderen, daarvan af zouden hangen. Wet, discipline, orde, zijn noodzakelijk voor alle ware samenwerking. Zelfdiscipline, het erkennen van de innerlijke wetten, is noodzakelijk voor het tot stand brengen van een ware harmonie. Zonder dwang zal de mens moeten trachten zo waar mogelijk te leven en zo waar mogelijk te handelen, alles volgens beste inzichten.
Geloof is een kwestie van innerlijk besef. Innerlijk besef kan niet veranderd worden. Toch zullen er steeds, in hetgeen men gelooft, waarden aanwezig zijn, die behoren tot dit innerlijk besef, terwijl andere waarden ter wille van het geloof worden aangenomen en in de praktijk gebracht, terwijl men innerlijk daarmee geen band heeft. Reinig uw eigen aanvaarding en uw eigen geloof van alle elementen, die niet waarlijk in uw eigen wezen verankerd zijn. Zeg dus niet: “Omdat ik nu eenmaal zo geloof in Jezus, moet ik bv. op deze wijze God, de Vader, aanvaarden, of geloven in Maria”. Velen doen dit helaas wel. Wat gelooft u werkelijk? Stel voor uzelf duidelijk vast, wat u nu eigenlijk gelooft. Het is in deze dagen niet te vermijden ook in dit opzicht zichzelf te onderzoeken. Want alleen de mens, die waarlijk gelooft, kan onder alle omstandigheden en op elk ogenblik uit dit geloof waarlijk krachten putten en zal daardoor tevens de juiste innerlijke harmonie t.a.v. Lichtende, geestelijke waarden tot stand kunnen brengen, en zo van daaruit bewust en waarlijk zijn God benaderende. Elke waarde van geloof, die uiterlijk is en om andere dan innerlijke redenen en het werkelijk innerlijk Licht geaccepteerd wordt, betekent een belemmering van de werking van het ware geloof. Breng daarom uw geloof terug tot de grootste eenvoud. Slechts in de grootste eenvoud van geloven, zult u kunnen bereiken.
Wanneer er krachten zijn, betekenen deze krachten voor u op het ogenblik precies, wat u zelf wenst. Kracht of energie heeft geen eigen vorm. Het is de gedachte, die uit de energie de vorm en de werking, de uiting, schept. Rond u is kracht; gij kunt denken. Schept dan met uw gedachten alles, wat voor u werkelijk gewenst en noodzakelijk is. Weiger niet, wanneer u door denken aan een bepaalde kracht vorm hebt gegeven, aan de verdere verwerkelijking, ook met inzet van geheel uw persoonlijkheid, mede te werken. Alles wat voor u een innerlijke noodzaak is, dient in uw eigen wereld zo goed mogelijk tot uiting te worden gebracht. Dit geldt altijd, onverschillig de consequenties, die daaraan voor u verbonden kunnen zijn. Alles, wat niet voor u direct en innerlijke noodzakelijk is, dient in deze dagen terzijde te worden gesteld. Wanneer u erkent, dat een ander uit innerlijke noodzaak een beroep op u doet, zo zult u aan de hand van uw eigen besef van het Goddelijke – uw werkelijk geweten – moeten beslissen, of u met die ander in dit opzicht samen kunt werken of niet.
Het is goed om groot te zijn, om te geven. Dit is volledig waar. Maar geven alleen is op het ogenblik nutteloos. Geven heeft pas werkelijke betekenis, wanneer het gepaard gaat met het geven van eigen persoonlijkheid, werkkracht en denken. Wie zijn krachten geeft, schenkt méér en iets van meer blijvende waarde, dan hij, die slechts geld of goederen geeft. Wie zijn innerlijk denken en streven geeft, schenkt meer, dan hij, die slechts iets van zijn tijd offert. Dit geldt voor alles; voor uw werkkring, voor het goed, dat u aan uw medemensen doet, voor alle acties, geestelijke werkingen, geestelijke scholingen.
Ook hiermee snijd ik een onderwerp aan, dat nadere toelichting vergt. De geestelijke scholing en de mogelijkheid daartoe werden in deze dagen reeds sterk geïntensifieerd, ook van onze zijde. Niet alleen van de Orde, maar heel het totaal van de Lichtende krachten van de Geest. Wilt u in deze dagen aan een geestelijke scholing deelnemen, dan zult u dit alleen kunnen doen, wanneer u ook innerlijk daartoe de juiste instelling weet te vinden. Het is eenvoudig over die instelling nu te gaan praten in termen van gevoelens en trillingen, te wijzen op de noodzaak van meditaties en andere oefeningen. Toch vermijden wij met een dergelijke uiteenzetting het essentiële van de zaak. Wat kan ik aanvaarden? Wat wil ik offeren? Deze twee vragen zijn voor u beslissend bij het deelhebben aan een geestelijke scholing. Al het andere is bijkomstig. Wie werkelijk zijn wezen, zijn geest en kracht wil wijden aan de leringen, wie werkelijk zichzelf ten offer weet te brengen in geestelijk en in stoffelijk zijn, dan wel in beide, zal ontdekken, dat de geestelijke scholing tot een normaal, beheersbaar en bruikbaar deel van zijn eigen bestaan is geworden. Er is geen andere weg om werkelijk deel te hebben aan een geestelijke scholing en daarvan ook werkelijke vruchten te plukken.
Een gevoel op grond van geestelijke contacten de meerdere van anderen te zijn, komt in deze dagen vaak voor. Wij vinden dit zowel in religieuze gemeenschappen – “waar men een zó intense band met God heeft” – als in gemeenschappen als deze, waar men een eigen geestelijke leider, een persoonlijke meester, een bepaald contact met bepaalde overgeganen heeft, of denkt te hebben. Ofschoon het gestelde juist en de contacten volkomen reëel kunnen zijn, zullen dezen nooit de waarde van uw wezen, of het peil van uw geestelijk bewustzijn kunnen bepalen. Het opvolgen van de raad, of de wensen, die uit een dergelijk contact kenbaar worden, houden evenmin een meerderwaardigheid, een verbetering van geestelijke status, of een uitbreiding van bewustzijn enz. in. Slechte de mens, die zelf werkt, zelf beseft, op eigen verantwoordelijkheid handelt en alle mogelijkheden van geestelijke controle, of Goddelijke inspiratie slechts beschouwt als een middel, waardoor hij wordt geholpen om zelf op de meest juiste wijze eigen werkelijk wezen en ware gedaante op aarde tot uiting te brengen, zal daardoor iets bereiken.
Vragen als: “Hoe krijgen wij deel aan de kosmische kracht? Hoe verkrijgen wij alles, wat wij begeren?” worden vaak in vermomde vorm gesteld. Hier is – naar mijn beste weten – het eenvoudigste antwoord op dergelijke vragen. Een mens verkrijgt datgene, waarvoor hij alles over heeft. Een mens zal alle dingen kunnen verkrijgen, indien hij bereid is daarvoor ook werkelijk al het andere te offeren. Niemand kan iets verkrijgen én gelijktijdig een voorbehoud maken omtrent een deel van eigen wil, denken en opvattingen, zo een deel van eigen wezen geheel voor zich en eigen inzichten reserverende. Hoe hoger de krachten, die men begeert, hoe meer omvattend, hetgeen men tot stand wil brengen, hoe vollediger het offer van eigen wezen zal moeten zijn. Nu is het voor de gewone mens niet mogelijk zichzelf geheel prijs te geven. Daarom zal men genoegen moeten nemen met de waarden, die men wél kan offeren en de waarden, die men door dit offer kan verkrijgen.
In het volgende deel van mijn lezing moet ik wel wat uitgebreider ingaan op enkele punten.
De relatie met God, de relatie van mens tot mens en van mens tot geest, wordt – vanuit het menselijke standpunt en het menselijke beleven – voor het grootste gedeelte bepaald door de psychische instelling van de mens. Uw gedachte- en zielenleven, de daarin bestaande hoop en verlangens zullen in feite bepalen, op welke wijze u in contact bent met uw medemensen, op welke wijze u uw God in uzelf zult kunnen ontmoeten en welke geesten met het ego in contact komen, plus de wijze, waarop zij daarop inwerken. Trek hieruit de consequenties. Op het ogenblik, dat u uw innerlijk leven, uw in het ik verborgen realisaties en wensen het recht van bestaan ontzegt en dezen negeert, zal een deel van het eigen wezen zijn contacten met de buitenwereld verliezen. Alles, wat in uzelf besloten blijft, is verlies. Alles, wat vanuit uzelf op een juiste wijze geuit kan worden, is winst. Let bij deze formulering wel op het woord “juist”. Alles, wat u denkt, ook de gedachten en dromen, waarover u met anderen niet gaarne spreekt, of niet durft spreken, dient men zo voor zich te beseffen en te ontleden. Niet in stukken delen, maar onderzoeken op hun totale inhoud en betekenis. Vraag u af, of de beelden en de associaties, die u daarmee pleegt te verbinden, uw werkelijke wensen betekenen, of eerder een spel met mogelijkheden betekenen, omdat u de werkelijkheid voor uzelf weigert te aanvaarden. Zet alle dromen, daarna opzij. Alles, wat u niet werkelijk zou wensen, dient u te vergeten, of tenminste terzijde te leggen, tot u eerst alles, wat in uw dromen en gedachten leeft en door u – volgens uw huidig besef – wel werkelijk verlangd wordt, tot werkelijkheid is gemaakt. Er is niemand, die voor u kan handelen. De gedachte aan een Verlosser, die uw verantwoordelijkheden overneemt, aan een politieke of economische leidsman, die zonder moeite voor u alle problemen voor u oplost, is op zijn minst genomen overdreven. Een Verlosser kan alleen voor u werkelijkheid zijn, werkelijk bestaan, wanneer uzelf bereid bent in eigen streven en werken de weg te gaan, die de Verlosser u toont. Een politieke of economische leidsman kan u alleen werkelijk helpen, wanneer uw eigen werk, in een aanvaarding van zijn richting, op eigen verantwoording en zelfstandig geschiedt, zodat dit een eigen besluitvaardigheid en vrijheid van handelen in blijft houden. Dit zijn belangrijke punten.
U hebt gehoord, dat naast het redelijke element in de mens ook het onderbewuste element een zeer grote rol kan spelen. Dit treedt naar voren in de vorm van associaties, bepaalde obsessies, onredelijk lijkende verlangens en angsten. Dit onderbewustzijn geeft aan, wat de werkelijke toestand is in die delen van uw wezen, die u niet bewust kunt beheersen. Heel vaak zijn ook geestelijke elementen van het Ik hierbij betrokken. Neem al uw gevoelens ernstig. Ga na, of deze gevoelswaarden wel in gedachten en dromen een juiste uitbeelding kregen. Wanneer uw gevoel en de bewust daaruit rijzende gedachte – onverschillig of deze vanuit een menselijk standpunt gezien redelijk is of niet – overeenstemmen, dient u te overwegen, op welke wijze een vervulling tot stand te brengen is.
Voor de mens blijft het verder noodzakelijk een zeker gevoel van geborgenheid te kennen. Deze geborgenheid kan psychologisch worden teruggevoerd op een verlangen naar het bestaan zonder problemen en verantwoording in de imitatie van de primitieve levenszee, die binnen het moederlichaam is geborgen. Wanneer wij zeggen: “Wij streven naar God” en ons in vroomheid onderdompel en, zoeken wij in feite een ruimere oerzee, waarin ons dezelfde embryonale geborgenheid gegeven zal worden. Dit geldt ook voor velen, die reeds in de geest leven. Besef dit en geef eerlijk toe, dat u geborgenheid en zekerheid zoekt. Bent u extrovert, zo geef uzelf toe, dat u naar zekerheid door het verwerven van belangrijkheid zoekt.
Wanneer u voor uzelf deze dingen ontkent en hun belangrijkheid weigert te beseffen, maakt u de verhouding tussen u en uw God, tussen u en uw medemens tot een onware, zodat nimmer een werkelijke eenheid met medemensen, of een werkelijk innerlijk contact met God voor u mogelijk zal zijn. Wie één enkel punt van waarheid in zichzelf heeft erkend en dit naar het hogere in het Ik projecteert, zal uit de hogere krachten een direct antwoord op dit punt en alle daarmee verbonden problemen verkrijgen. Laat u in het leven vooral niet door onbewuste sentimentaliteiten verwarren. De doorsnee mens zoekt ook vaak geborgenheid, bescherming tegen een te harde werkelijkheid door zijn persoonlijke kwaliteiten en eigenschappen in anderen te projecteren. Daarvoor kiest men vaak wezens van een andere bewustzijnsgraad uit, bv. planten en dieren. Men mag deze dingen waarderen, maar op het ogenblik, dat u deze wezens gaat beschouwen als een soort mensen, doet u plant en dier onrecht, schept u voor uzelf een vervalst beeld van de werkelijkheid en zult u de belangrijkheid en werkelijke inhoud van eigen daden niet gemakkelijk meer erkennen. Het resultaat is vaak een verkeerde instelling t.o. medemensen en geestelijke krachten, in vele gevallen nog versterkt door verkeerde handelingen.
Ik ben mij ervan bewust, dat dit alles u hard in de oren klinkt en besef zeer goed, dat sommigen onder u hier zouden willen protesteren, zeggende, dat het dier vaak een betere vriend is, dan de mens. Vanuit het standpunt van de mens is dit waar, omdat hij de gevoelens en het standpunt van het dier onvolledig begrijpt. Vanuit het dier gezien is de mens, die het dier liefheeft, even vaak een vijand, die men aanvaardt als een God, die geëerd moet worden. In geen van beide gevallen is er sprake van een werkelijke vriendschap, zoals de mens dit woord pleegt te interpreteren. Ik breng dit punt ter sprake om u duidelijk te maken, dat wij aan de hand van schijnbare feiten ons voorstellingen maken, die niet juist zijn en tot verkeerde conclusies, maar ook tot verkeerde handelingen, die geheel buiten onze bedoeling liggen, kunnen voeren. Ook in dit opzicht zal men er goed aan doen tot de eenvoud terug te keren. Keer terug tot de Goddelijke eenvoud, waarin alle problemen tot het essentiële worden teruggebracht en alle harmonie, alle samenwerking wordt beschouwd als iets van het Ik uitgaande, zonder dat hierbij een antwoord van buitenaf noodzakelijk is.
Elke mens bezit, dank zij rede en gevoel, het vermogen in zekere zin de toekomst vooruit te zien. Er is altijd een zekere kennis van wat gaat komen. De één zal hierbij misschien enkele uren vooruit zien, terwijl anderen in flitsen zelfs jaren vooruit schouwen. Deze dingen onderdrukt men meestal. Toch is het redelijk met dit aanvoelen van de toekomst rekening te houden. Alles, wat in u bekend is, in u geuit wordt en verwacht wordt voor eigen wezen, zou mede moeten zijn vervat in alle intenties van heden, in alle daden, die nu worden gesteld. Eerst dan zal men in het heden de juiste resultaten kunnen bereiken en datgene, wat men voor morgen verlangt, een zekerheid kunnen zien worden. Initiatief is ook in dit opzicht steeds weer noodzakelijk. Wanneer wij aanvoelen, dat een bepaalde mogelijkheid bestaat, of dat iets onmogelijk is, of zelfs, dat een bepaalde mogelijkheid morgen zal bestaan, dan dienen wij ons reeds in het heden daarop voor te bereiden, mede door daden en gedachten. Afwachten tot de toestand zelf een bepaalde mogelijkheid heeft geschapen, betekent in vele gevallen, dat men op de ontstane mogelijkheden te laat zal reageren. Hierdoor kunnen zowel geestelijke als lichamelijke schaden ontstaan.
Ook dit behoort tot de eenvoud. Breng alles terug tot het essentiële. Wanneer u vrijelijk in de sferen kunt treden, is dit voor u natuurlijk erg aangenaam. Maar wanneer u dit niet kunt, zult u niet kunnen beseffen, wat de sferen nu eigenlijk zijn en wat zij inhouden. Stel u met een summiere kennis daarvan voorlopig tevreden en draag er eerst zorg voor, dat u innerlijk zowel als metterdaad beantwoordt aan hetgeen u aanvoelt als het goede, dat ook in de sferen zal bestaan.
Verwerkelijk allereerst dat wat u als goed ziet, dat, waarin u werkelijk gelooft hier op aarde. Laat alle gedragenheid van gedachten, alle schoonheid van klanken en kleuren op u inwerken, maar besef, dat dit een inwerking is en meen nimmer, dat dit op zich een vervulling van het leven kan zijn.
Besef, dat u – als mens – niet gewijd bent aan het werken, dat voor de mens een noodzaak is, of een zelfvervulling. In dit laatste geval dient men het niet als werken te beschouwen, maar maakt het een deel uit van het werkelijke leven. De eenvoudigste raad, die men een mens zou kunnen geven, is: leef zoveel mogelijk, zo harmonisch mogelijk en werk zo weinig mogelijk. Degenen, die denken, dat ik hier u aan sta te sporen tot luiheid, staking e.d. – want dergelijke misverstanden ontstaan snel, wanneer je te eenvoudig bent – wijs ik erop, dat leven, werkelijk leven, een voortdurend bezig-zijn inhoudt. Maar werkelijk leven betekent: een bezig-zijn op een wijze, dat men zijn persoonlijke verbondenheid met zijn bezigheden steeds ervaart, zodat het een werkelijke betekenis heeft voor het gehele Ik. Natuurlijk houdt dit niet in, dat geheel het leven dan nog alleen een juichende, dansende vreugde zal zijn.
Verder wil ik u erop wijzen, dat elke mens uit vele, vaak geheel verschillende, wegen kan kiezen. Wij onderscheiden dezen meestal in de geheel materialistische, én de hoog geestelijke, de innerlijke weg. Welke weg u kiezen zult, de vraag, of de weg behoort onder een der genoemde hoofdmogelijkheden, is niet belangrijk. Het is voor u van het allergrootste belang, dat u een weg kiest, die u ook werkelijk geheel ten einde durft en wilt gaan. Wanneer u in uw leven een weg wilt kiezen, zult u eerst na moeten gaan of u ook bereid bent alle plichten en lasten – daarmede verbonden – tot het einde toe te aanvaarden en te volbrengen. Elk begin, dat wordt afgebroken, zal u – vooral in de komende maanden – slechts tijd, schade en krachtverlies brengen, terwijl men qua bewustwording weinig of niet verder komt. Geen enkele groepering, ook niet onze Orde, kan u een volledige leiding geven. Dit betekent, dat u uw eigen richtlijnen zult moeten bepalen. De gedachte aan eenheid en samenwerking, die in de heersende invloed reeds zeer sterk tot uiting kwam, betekent voor u, dat het belangrijk is gelijkgestemden en gelijkgezinden te zoeken, om met hen gezamenlijk te trachten de gekozen weg zo goed en juist mogelijk te gaan.
Verder wil ik er op wijzen, dat de doorsnee mens in zijn leven een scheiding pleegt te maken in waarden, die heilig of sacraal worden genoemd. Niets is waarlijk heilig, tenzij het geheiligd wordt door de mens, die het beleeft. Niets is sacraal, tenzij de mens zelf de innerlijke instelling bezit, waardoor de sacrale band van krachten zal worden opgewekt. Dit betekent, dat er in werkelijkheid geen alledaagse en geen bijzondere sacrale handelingen zijn, maar dat de mens door eigen intentie en eigen meditatie, denken of werken aan elke handeling, aan elke daad – onverschillig welke – een betekenis kan geven, die een Goddelijke kracht daarin direct tot uiting doet komen. Op dezelfde wijze kan de mens door eigen instelling en daad zelfs de meest heilig en sacraal geachte waarden en ceremonieën maken tot iets banaals, tot iets, dat geen geestelijke krachten of banden schept, maar ten hoogste verwarrend werkt.
U staat, mijne vrienden, op het ogenblik voor een keuze. Ik kan niet duidelijk genoeg herhalen, dat deze keuze niets heeft te maken met de vraag, of u nu met de Orde verder zult gaan of niet. De keuze is: Zult u de krachten van het heden aanvaarden en daarin zelfstandig verder leven en werken, dan wel wilt u zich liever laten meedrijven in de stromingen van de tijd, om zo dadelijk te ontdekken, dat u geheel machteloos aan de loop der gebeurtenissen bent overgeleverd. Naar ik meen, zijn ook dit eenvoudige en voor een ieder te begrijpen waarheden.
Laat mij nog enkele punten over de toestanden van heden hieraan toevoegen.
Het feit, dat de keuze nu nog gedaan kan worden, impliceert, dat op het ogenblik nog geen fatale ontwikkelingen als onveranderlijk in het lot der wereld zijn vastgelegd. Het feit, dat de keuzemogelijkheid slechts een beperkte tijd zal blijven bestaan, houdt in, dat over niet al te lange tijd het lot van de wereld voor de komende jaren voorlopig gefixeerd zal zijn. De mogelijkheden, die besproken worden, zijn over het algemeen van utopisch-optimistische, dan wel van rampen vrezende en pessimistische geaardheid.
“De aarde zal vergaan.” Wanneer u daaraan gelooft en uw gedrag in het leven daarop baseert, maakt u zelf mede deze ontwikkeling tot zekerheid.
“De wereld zal een paradijs worden.” Dit kan niet verwerkelijkt worden, tenzij u begint voor uzelf een stukje paradijs te maken, een klein oord van vrede.
“De mensen zullen elkaar vernietigen.” Zolang u als mens weigert hieraan deel te nemen, zal er een mens zijn, die niet zijn medemens vernietigt. Zelfs indien deze door anderen vernietigd zou worden, zal het fatale en algemeen van de stelling daardoor reeds onwaar worden.
“De aarde zal openscheuren, beven en de mensheid verscheuren.” Gezien de fouten en spanningen, die in de aarde bestaan, is ook dit inderdaad wel een mogelijkheid. Maar wanneer wij de vrede kennen en de aarde deze evenwichtigheid, deze rust en deze vrede in zich opneemt, zal veel, zo niet alles, van de gevreesde rampen achterwege kunnen blijven.
Ik wijs er even op, dat de laatste ramp niet voor niets plaats vond in een gebied, een deel van Spanje, dat berucht en bekend was om zijn activiteiten in anarchistische zin, terwijl in deze omgeving men zich binnen Spanje een zekere reputatie verwierf door het aanmoedigen van geweld, stakingen, ondergrondse activiteiten en haat tegen het tegenwoordig bestel van de Spaanse staat. Dit alles zult u bevestigd kunnen vinden, wanneer u zich bezig houdt met alle gegevens uit het verleden, plus de ontwikkelingen der laatste tijd. Uit de persberichten der laatste jaren heeft u hierover weinig meer in directe termen kunnen vernemen door de censuur, die is ingesteld. Overal op aarde zien wij hetzelfde. Waar de mensen verantwoordelijkheden van zich afwijzen, waar men ten koste van anderen eigen welvaart en vrede tracht te behouden, waar men zonder werkelijk te presteren aanzien en respect van anderen voor zich opeist, zullen spanningen in de mensen zelf en in haat kunnen bloeien. In dergelijke gebieden zullen rampen inderdaad mogelijk zijn. Daar, waar de mensen vrede scheppen, geschiedt dit zeker niet. Dit blijkt zelfs reeds uit de verdeling van rampen in de laatste jaren, die alle gebieden hebben getroffen, waarin verdeeldheid en haat heersen. Een mens die werkelijk vrede heeft, is in wezen veilig, al zou de aarde onder hem openscheuren, of een vulkaan voor zijn voeten zou ontstaan, want wie waarlijk innerlijke vrede kent en streeft naar vrede, is veilig. Hem zal het vuur niet aantasten of verteren, hem zal zelfs de aarde niet kunnen verzwelgen. Zelfs al het zijne zal een gelijke bescherming genieten.
Dit klinkt overdreven en doet denken aan bijgeloof, maar het berust op feiten. Realiseert u, dat de mensen elkaar onderling beïnvloeden. Wanneer enkele mensen nu weigeren de gedachte aan oorlog te aanvaarden, of iets tot voorbereiding van een oorlog, dan wel het voeren ervan, bij te dragen, wanneer steeds meer mensen zullen weigeren de oorlog als een noodzaak, een onontkoombaar feit te zien, dan sterft de oorlog door gebrek aan geloof. Indien men uit angst zich tegen de opvattingen van de meerderheid onderwerpt aan de voorbereidingen tot oorlog enz., zal men de macht van de idee “oorlog” zozeer versterken, dat de krijg alle leven op deze wereld zelfs kan verslinden. Hoe wereldomvattender uw beeld van en uw vrees voor oorlog is, hoe wereldomvattender en algemener deze gedachte verwerkelijkt kan worden.
Wanneer u gelooft aan het bestaan van een God, Die Zijn Schepping liefheeft, wanneer u gelooft aan het bestaan van Lichtende geest en geestelijke wijsheid, wanneer u gelooft in het bestaan van de Witte Broederschap op deze wereld, dient u zelf en zelfstandig in de richting van het Licht te werken, daarbij alle negatieve gedachten verwerpende, handelende volgens uw eigen begrippen van alles, wat past bij begrippen van bewustwording, inwijding en kosmische harmonie, van vrede. Doet u dit, dan zal de Witte Broederschap zich vanuit u kunnen openbaren als deel van de Lichtende Krachten, dat het meest met u verwant is en vanuit u kunnen werken tot nut van alle mensen. Dan bent u deel van deze broederschap en hebt dit deelgenootschap verworven door eigen instelling, eigen wijze van werken. Op geen enkele andere wijze kan een deelgenootschap in de Witte Broederschap werkelijk verkregen worden.
Menigeen verlangt naar inwijding. Wanneer u meent, dat de ingewijden u dan maar op moeten zoeken en u moeten zeggen, wat noodzakelijk is, dan zult u nooit een werkelijke inwijding kunnen bereiken. In vele gevallen gaat men aan een dergelijke houding ten gronde. Ongeacht de offers, die men brengt en het verlangen, dat men in zich draagt, ontstaat op deze wijze een soort laatdunkendheid, een soort onverschilligheid, waarbij de wensdromen van de mens ten hoogste tot vernietiging van zijn wezen en bewustzijn zullen bijdragen, daarbij gelijktijdig de rede van dit alles bemantelende en verbergende.
Wanneer u zich afvraagt, of een mens aan zijn verplichtingen voldoet en bij beoordeling daarvan vooral uit pleegt te gaan van besluiten, die genomen en verdragen, die getekend zijn, zo zal men ontdekken, dat in vele gevallen niemand beseft, wat die beloften, besluiten en verdragen in wezen inhielden. Niemand heeft beseft, wat het gestelde betekende. Soms is men zich van alle consequenties van een verdrag etc. bewust. Onthoud dan, dat men datgene, wat men eerlijk meent en belooft, ook wel zal houden zonder verdrag, desnoods zelfs zonder uitgesproken belofte. Wanneer u meent, dat een verdrag, een contract noodzakelijk is om iets vast te leggen, betekent dit, dat u aan de uitvoering van het besprokene zelf reeds twijfelt. Daarom zie in de eerste plaats niet naar verdragen en beloften, maar naar de daden van de mensen.
Besef, dat er in uw wereld in deze dagen wel de meeste reclame zal worden gemaakt voor de dingen, die het minste waar zijn, terwijl de grootste waarheden in deze dagen de minste publiciteit zullen verwerven. Zoek in uzelf, tracht uzelf in te stellen op vrede en Licht, zonder u door de publiciteit buiten u te laten beïnvloeden. Wanneer u zich werkelijk instelt op vrede, kracht en Licht, dan zult u de bewustwording van alles, wat er in u leeft, in de wereld rond u kunnen erkennen en ontdekken, dat veel, wat u op het ogenblik nog zeer belangrijk schijnt te zijn, in feite ledig en nietig is.
Grijp niet terug op het verleden. Vele mensen hanteren op het ogenblik de wetten en de inzichten van het verleden als de enige maatstaf, waardoor nog een redden der wereld mogelijk zou zijn, naar zij menen, mits een ieder zich weer aan alle oude normen gebonden zou achten. Nu is het waar, dat de oude leringen, de geheimen en waarden der oudheid in uw tijd herboren zijn. Maar de gebruiken en opvattingen van een nabij verleden hebben geen enkele werkelijke invloed meer. Het verleden is definitief voorbij. Slechts wat de mens daarvan in het heden herschept in positieve zin, kan op de gang van zaken ooit enige invloed uitoefenen en dit is slechts mogelijk, wanneer het oude aangepast wordt aan de nu bestaande omstandigheden en mogelijkheden. Er bestaat nu eenmaal geen weg terug in de tijd, zolang men op aarde leeft.
Ik meen, vrienden, dat ik met deze korte uiteenzetting duidelijk ben geweest. Hierdoor hoop ik, de door mij gekozen titel gerechtvaardigd te hebben.
Men zou dit alles kunnen zeggen binnen één minuut: Heb uw naasten lief. (sterk verkort)
In een kort ogenblik haalde u door elkaar: begrippen van de astrologie, van de Bijbel, en enkele punten, die ikzelf naar voren bracht. U eindigde met een stelling, die wijsgerig zou kunnen zijn, indien zij paste in uw betoog.
U stelt: harmonie is tweeledig: goed én kwaad. Ik stel: een harmonie, op deze wijze verdeeld in strijdige invloeden, of partijen, is geen werkelijke harmonie. Harmonie is eenheid. In uw betoog had u dan ook beter gedaan te stellen: eenheid omvaamt alle dingen, goed en kwaad, Licht en duister, want dan zou u inderdaad gelijk hebben. Uit uw eigen betoog blijkt reeds, dat een te ver doorgevoerde eenvoud niet te hanteren is, omdat de mensen zelf niet na kunnen laten deze op eigen en vaak zeer ingewikkelde wijze te interpreteren. Vandaar dat ik ofschoon ik het met u eens ben, dat de aangehaalde spreuk de kern van mijn betoog bevat, meende uitvoeriger te moeten zijn. Ik ben overigens gaarne bereid toe te geven, dat mijn titel te ambitieus was. Wij zijn klaarblijkelijk nog niet aan de eenvoud toe, maar staan aan het begin van een vereenvoudiging. Daarbij zullen wij dienen te erkennen, dat de eerste noodzaak in dit opzicht dan wel een dringende poging tot vereenvoudiging van eigen denken inhoudt.
Daarnaast zullen wij ook onze begrippen en onze wijze van handelen moeten vereenvoudigen, opdat wij een meer rechtlijnige, duidelijker en eerlijker handelwijze, een duidelijk begrip van hetgeen wij zien en de betekenis van ons eigen wezen mogelijk wordt. Zoals ik reeds in het begin stelde: wij zijn – evenmin als u – vrij van alle fouten. Ook onder ons is men soms geneigd onder langdradige en ingewikkelde betogen, of onder fraaie maar vage beelden, eigen onzekerheden te begraven, of aan bepaalde problemen te ontgaan. Hieraan kan ik alleen maar toevoegen, dat wij, onder de dwang der omstandigheden de noodzaak hebben ingezien in samenwerking met een groepering hoger dan de onze tot de eenvoud terug te keren. Wij zullen trachten onze fouten in dit opzicht te verbeteren. Ik zou u daarom voor willen stellen om – voor u zover gaat met vereenvoudigen als u in bet begin voorstelde – eigen denken en formulering te vereenvoudigen, zodat uzelf de werkelijke inhoud en betekenis van de eenvoudigste woorden geheel beseft.
Ik hoop, dat voor allen mijn onderwerp stof tot nadenken heeft gebracht. Het zou mij dankbaar stemmen, wanneer men de conclusie, die men trekt, wil toepassen op eigen denkwijze, zowel als eigen handelingen. Wij, onzerzijds, zullen zeker alles doen wat wij kunnen om een grotere eenvoud te bereiken.
Geestelijke krachten en waarden.
Daarbij speelt – althans voor een zeer groot gedeelte – de innerlijke mens en het innerlijk bewustzijn van de mens een grote rol. Wanneer wij voor onszelf ergens een kracht kennen of aanvoelen, zo wordt dit in onszelf al snel tot een innerlijk zeker-zijn, een zich verlicht gevoelen. Dat houdt nog niet in, dat wij nu opeens beter zien, wie en wat wij zijn, of ons doel opeens duidelijker beseffen. Het is eerder een kracht, die onszelf beroert en ons zelfs innerlijk onrustig maakt, terwijl toch gelijktijdig men voor zich daarin een nieuwe zekerheid heeft gevonden.
De gedachte, dat de Goddelijke kracht rond en met ons is, heeft altijd een grote invloed gehad. Telkenmale hebben wij gezien, dat mensen, alleen door dit bewustzijn, zich konden onttrekken aan de schijnbare wetten der natuur, dat zij vriendschap konden vinden met de dieren en zelfs met planten. Het is voor mij moeilijker dan voor de gast, die de vorige week over dit onderwerp met u sprak, u het wezen van deze kracht duidelijk te maken. Toch moet ik trachten u over die krachten iets te vertellen en zo nodig u duidelijk te maken, dat die kracht werkelijk is en werkelijk rond u aanwezig is.
In de eerste plaats grijp ik daarbij dan terug op mijn eigen ervaren en denken. Wat ik u hier zeg, is dus persoonlijk, het gevolg van een zuiver persoonlijk denken en ervaren. Ik leg u dit voor in de hoop, dat u daarover na zult willen denken. Wanneer ik mijzelf in mijn uitingen bezie, blijkt mij, dat ik inderdaad hierin niet veel ben veranderd. Ik blijf mijzelf zo ongeveer gelijk. Aan de andere kant is er in mij nu een kracht ontstaan, waarmee ik eigenlijk nog niet goed raad weet, want zo is alle begin. Je moet eerst aan de veranderingen, aan de nieuwe mogelijkheden, wennen. Vooral wanneer men in een periode van weinig kracht heeft geleefd, is de aanpassing moeilijk. De nieuwe kracht stormt op je aan, je neemt haar op en wordt er eigenlijk een beetje ziek van, zoals iemand, die lange tijd niet gegeten heeft en opeens een te rijke maaltijd verzwelgt.
Vele mensen en geesten zullen in een dergelijke toestand verkeerd hebben in de eerste uren na het ontstaan van deze kracht. Voor mijzelf ervaar ik een gevoel van vreugde, zelfs een gevoel van bevrijd zijn. Ofschoon je leeft in een lichte sfeer en in die sfeer alles geluk is, lijkt het mij, of er ergens een sluier is weggevallen, of er ergens een nieuw Licht, een vreugdige nieuwe kracht is toegevoegd aan de wereld, die ik reeds overvol met Lichtend geluk waande. Dit Licht maakt alle dingen kleuriger. Mijn eigen denken is scherper – niet anders, maar scherper – terwijl ook de Lichtende kracht mij – wanneer ik voor mijn taak naar een lagere sfeer, of tot de mensen ga – als het ware meer vaart geeft. Het lijkt mij toe, dat ik – vergelijkend gesproken – opeens meer kan doen in minder tijd. Dan denk ik, dat de kracht op zich wel voort zal zijn gekomen uit een vaste waarde, ontstaan zal zijn in gehoorzaamheid aan een vaste regel in de kosmos.
Misschien zijn er wel wijzeren dan ik, die dit een bepaald ritme zullen noemen en u zullen vertellen, dat een dergelijke kracht eens in de zoveel 1.000 jaren optreedt. Zeker weten doe ik dat niet, wel weet ik met grote stelligheid, dat deze kracht alles in mijzelf tot uitersten heeft doen worden. De fouten, waar ik vroeger zo gezellig omheen kon gaan, zijn nu scherp en duidelijk tot uiting gekomen. Ik betrap mijzelf er steeds op, dat ik minder netjes ben dan anders, dat ik scherper, té scherp, reageer. Waar ik vroeger misschien alleen innerlijk en zonder werkelijke belangstelling oordeelde, ontdek ik nu opeens, dat ik steeds weer met een scherp geformuleerd oordeel en zelfs soms met een definitieve veroordeling klaar sta. Aan de andere kant ontdek ik, dat, waar ik tracht om te helpen, om anderen krachten te geven, het opeens is, of alles vanzelf gaat. Ik voel mij sterker. Soms denk ik wel, dat ik eigenlijk door deze geestelijke stroming word gedragen en als een zwemmer in het water ronddartel in iets, waarin leven en alle kracht voor mijn wereld ook werd geboren.
Ik vertel u dit om u duidelijk te maken, uit welk standpunt ik tot u spreek. Ieder van ons, elke geest, elke mens, zal op zijn eigen manier denken. Ongetwijfeld zal ook een ieder op zijn eigen wijze op deze nieuwe krachten reageren. Wij leven immers allen op eigen wijze. Wanneer ik u iets ga vertellen over die kracht, dan is dit voor mij natuurlijk volledig waar, maar wanneer u niet weet, hoe ik dit voel, hoe ik reageer, hoe ik ben, hoe ik dit alles zelf onderga en beleef, zal veel van hetgeen ik tracht te zeggen, voor u onduidelijk, of zelfs zinledig lijken. Dan is mijn betoog zinloos.
Ik hoop, dat ik mijzelf nu voldoende duidelijk heb voorgesteld om een beoordeling van mijn woorden en gevoelens mogelijk te maken. Daarom wil ik nu trachten die kracht enigszins te analyseren.
Indien wij elke dag leven uit God, geen adem kunnen halen zonder Hem, wanneer wij zelfs geen gedachte voort kunnen brengen zonder Hem, is het niet noodzakelijk om van wat meer kracht dan normaal opeens een wonder te maken. Wij mogen er natuurlijk blij mee zijn, maar moeten toch begrijpen, dat de kracht zelf, haar ontstaan, haar inwerkingen op zich, niets bijzonders zijn. Deze kracht komt voort uit de regionen van de hogere en bewuste geest. Dat hebt u reeds eerder kunnen vernemen. Maar die hogere en hoogste geest moet die kracht ook ergens vandaan gekregen hebben. Wanneer wij die kracht trachten te volgen tot haar werkelijke bron, zo ben ik er zeker van, dat wij een lichtspoor in de oneindigheid zullen aantreffen, dat uiteindelijk in de geheimzinnige bron van alle dingen, de onbekende Schepper Zelf, verdwijnt.
Wanneer ik de uitwerking van de kracht na ga, om zo haar aard te bepalen, valt mij allereerst op, dat wat vroeger halfduister en opaak was, nu doorzichtig en helder begint te worden. Je kunt er a.h.w. doorheen kijken. Taken en lasten, die vroeger zwaar leken, worden lichter. De waarden, die je vroeger maar licht hebt genomen, waarvan je de aard niet hebt erkend, worden opeens veel zwaarder. Typisch is hierbij, dat velen zwaarwichtig worden, ja, zelfs zwaartillend schijnen te zijn, maar gelijktijdig het gevoel hebben, dat zij de wereld uit haar voegen zouden kunnen tillen. Heb je niet teveel zware lasten van het verleden meer op te lossen, dan voel je je helemaal als een Hercules. Dan zou je de mensen willen zeggen: maak je maar geen zorgen, de kracht is er, alles komt in orde. ….
Deze levende kracht kunnen wij verder terugvinden in vele oude gebruiken. Wanneer je tracht een naam te vinden voor deze Lichtende kracht, ontdek je, dat alle passende namen reeds deel uitmaken van esoterische beschouwingen en geheimleren, en wel door alle tijden heen. In de kabbala vinden wij namen, waarin deze kracht precies omschreven is. In menig oud geloof ontdekken wij een God, Wiens geheime naam het Licht van heden geheel weergeeft, zodat dergelijke Goden in de oudheid waarschijnlijk een soortgelijk Licht aan hun ingewijden hebben gegeven. Daarom zeg ik dat het Licht eeuwig, of tenminste oneindig oud is. Maar wanneer het je beroert, maakt het je nieuw. Daarmee wil ik niet zeggen, dat ik onmiddellijk en geheel vernieuwd ben. Maar de ervaring leert mij, dat, wanneer ik naar een hogere sfeer op tracht te gaan, dit Licht mij een uithoudingsvermogen geeft, dat ik voordien niet bezat, een veerkracht, die mijzelf ongeloofwaardig voorkomt.
Wat mijzelf betreft: toen ik het Licht aanvaardde, had ik het gevoel, dat een geheel nieuwe tijd voor mij aanbrak. Ik heb alle ervaringen van een lang verleden terzijde gesteld. Ik heb nijn karma op een hoop gegooid en gezegd: “Dit interesseert mij niet meer, nu ben ik vrij van die last en kan ik eerste werkelijk in het hogere opgaan.” Wanneer ik intens genoeg naar het hogere streef en de hogere krachten beschouw, tekent zich de laatste tijd voor mij daar een steeds duidelijker beeld af, dat – naar ik begin te beseffen – ik vreemd genoeg zelf ben. Wanneer ik dan nog eens kijk, krijgt dat zelfde beeld 1.000 andere gezichten. Dan zie ik inderdaad een lijdende Christus op Golgotha, maar ook daar erken ik iets van mijzelf in. Niet dat ik hiermee wil zeggen, dat ik Hem gelijk ben, maar in mijn gevoelens, in mijn wezen, is iets, dat mij zegt: Ik hang daarmee aan het kruis, want het offer, dat Hij daar brengt, de manier, waarop Hij leraart, werk en leeft, is deel van mijzelf geworden. Kijk ik weer, dan zie ik misschien een heel eenvoudige mens of geest, iemand, waar nooit iemand op heeft gelet…. Of ik zie misschien een geest, die eigenlijk nog voor korte tijd in het het duister doolde? Maar kijk ik goed, dan denk ik weer: ja, maar dat ben ik toch? Dan zeg ik, dat ik de lasten van die ander wil dragen. Hieruit vloeit voor mij zeer veel kracht voort, maar de eisen, die het Licht mij stelt, worden eveneens veel groter. De eigenschap van dit Licht schijnt dus niet alleen licht of bewustwording te betekenen, maar houdt wel degelijk ook een gevoel van eenheid, een begrip van samenhorigheid in, dat een begrip van verantwoordelijkheid voor anderen doet toenemen.
Naar ik meen, zal de inwerking van dit Licht, deze kracht, voor u ongeveer dezelfde zijn. Denk dus niet: nu is er Licht, nu is er kracht, nu zijn de zorgen voorbij, nu is het streven afgelopen, want nu wordt er voor mij gezorgd. En denk vooral niet bij uzelf: met de kracht, die ik nu krijg, ga ik al mijn problemen oplossen, nu zal ik eens alles voor mijzelf duidelijk, helder en klaar formuleren, mijn eigen wezen geheel naar waarheid erkennen en omschrijven, om dan te zeggen: “God, daar sta ik nu”. Je denkt dat misschien wel in de eerste tijd, maar het is werkelijk toch niet zo. Voor elke last, die je terzijde werpt, ontdek je al snel, komt een andere last, die je vanuit de wereld op je neemt. Dan zult u waarschijnlijk, net als ik, gaan geloven, dat dit Licht ergens deel is van ons eigen wezen, een deel van ons eigen innerlijk, dat nu scherper en duidelijker tot uiting komt, maar er ook voordien toch wel altijd geweest moet zijn.
Dan erken ik voor mijzelf: waar ik maar beseffen kan, dat er tussen mij en andere delen van de schepping een eenheid bestaat, daar is een werkelijke eenheid voor mij ontstaan. De band is werkelijkheid. Dit is dan het wezen van deze kracht, die mij in staat stelt een ziel uit het duister op te trekken en te zeggen: “Vrees niet , want zie, wij zijn één. Kijk niet naar jezelf, kijk naar mij, want wij zijn werkelijk één. Jouw fouten, jouw ellende zijn ook deel van mij.”
Ik weet wel, dat dit een beetje overdreven en sentimenteel klinkt. Maar daardoor heb ik dan toch maar dat contact. Daardoor kan ik dan toch maar een ander helpen en redden. Zo kunt ook u, dank zij deze kracht, anderen helpen en redden. Dit geldt niet, wanneer u allereerst blijft denken: “ik”. Maar wanneer u leert zeggen en beseffen: in die ander leef ook ik, ik herken daarin mijzelf, zo red en help ik ook mijzelf, is haast alles mogelijk. Want je helpt en redt in wezen je eigen Ik, zoals je dit in anderen herkent. Probeer bv. anderen te helpen, om die dingen te overwinnen, die je ook in jezelf nog moet overwinnen en bestrijden. Dan is het Licht een stuwende kracht, waardoor je de veel zwaardere lasten van deze tijd kunt dragen.
Hetzelfde geldt voor de wijsheid. Bij ons in de sferen zijn er vele leraren. Wanneer je het innerlijk pad volgt, ontdek je, dat er zelfs kosmische krachten zijn, die lering geven en zo een soort poort vormen. Wie binnengaat, vindt een soort hogeschool. Daarin kun je opeens vele nieuwe dingen leren en vind je een nieuwe overtuiging en nieuwe waarden. Men leert niet slechts zichzelf beter kennen, maar bereikt ook een beter begrip van het Al, van de kosmos. Gaat men tot een dergelijke kracht zoals vroeger: ” Gij zijt de leraar, ik ben de leerling”, dan blijft alles bij het oude en komt men ondanks de nieuwe kracht niet verder. Maar durft men zeggen: “leraar, het Licht dat in u leeft, woont ook in mij; het goede, dat ik in u erken, is ook deel van mijn wezen”, dan vloeien het weten, het besef, de kracht van de leraar en de eigen kleinere mogelijkheden en krachten voor een wijle samen. Dan vloeit de wijsheid van de ander geheel in u over. Dan worden uw eigen fouten onbelangrijk. Dan is lering snel en onbegrijpelijk rijk verkregen. Ook in dit opzicht is het Licht van deze dagen een zeer positieve kracht, vrienden.
Toen mij de opdracht werd, gegeven u op deze avond wederom over dit Licht te spreken, heb ik erover gedacht een sfeer te wekken met gebruik van magische rituelen enz. Uiteindelijk heb ik echter neen gezegd. Wij allen, die hier samen zijn, vormen ook zónder rituelen ergens een eenheid. Ik herken in u iets van mijzelf, zoals u ongetwijfeld ook iets van uzelf in mij zult herkennen. Laat ons daarom liever gezamenlijk zeggen:
“Ik geloof in de Lichtende kracht Gods, die in deze dagen ook op de wereld is geopenbaard.”
Meer hoeven wij werkelijk niet te doen om deze kracht te ervaren. Misschien hoopt u alleen maar op het werkelijk zijn van deze kracht. Misschien vertrouwt u er niet helemaal op. Maar ik zeg u: “In mij is dit Licht, in mij is deze kracht. Daarin ben ik sterk. In mij leeft dit Licht, niet in woorden of begrippen; ik kan haar u niet geheel omschrijven. Maar zij is er. Omdat ik geloof in deze kracht is zij in mij een voortdurende bron van sterkte.”
Voor u geldt precies hetzelfde: in u is deze kracht evenzeer als in mij. Laat ons dan gezamenlijk vanuit die kracht volbrengen. Laat ons de rede voor een ogenblik opzij zetten, laat voor ons de werkelijkheid zijn: De lichtende kracht die werkt en spreekt in ons. Wanneer eenmaal dit Licht in mij leeft en werkt, zal ik de oude wijsheid weer opvatten. Maar allereerst wil ik leren leven en werken uit het Licht, zo deel hebbende aan het eeuwige Zijn.