Het begrip harmonie

image_pdf

 14 september 1965

Ik zou graag willen spreken over een van de dingen, die voor deze tijd van het allerhoogste belang zijn en die gelijktijdig berusten op de innerlijke waarde, het innerlijk bestreven van de mens. Ik doel hierbij op het begrip harmonie.

Deze term, zo vaak gebruikt, is zeer moeilijk te omschrijven. Heel veel mensen zijn ten dele blind. Wanneer zij zien naar de wereld, zien, zij alleen het spiegelbeeld van zichzelf, waarin zij ook hun gelijken erkennen. Al het andere is voor hen als niet-bestaand. Zo is er voor hen een voortdurende strijd tussen het erkende en het niet-erkende. Anderen weer zoeken in zichzelf een perfectie, die zij niet kunnen bereiken en klagen daarvoor zichzelf aan. Zo – schouwende naar het duister – erkennen zij het licht niet en wandelen in het duister, waar zij in het licht zouden kunnen wandelen.

Deze begrippen van harmonie (of juister gezegd, dit waren begrippen van disharmonie) maar de begrippen van harmonie, die wij nodig hebben, willen wij ons ook in de tijd in het geestelijk streven, in het geestelijk werk kunnen invoegen, kan ik alleen met enige dichterlijke vrijheid omschrijven. U moet dit dus niet zien als een letterlijke verklaring, maar als een poging om het gevoel weer te geven van harmonie.

Het is harmonie, wanneer de kleuren van de zon weerkaatsen in je ogen en worden voor jou tot een melodie, die je zou willen zingen.

Het is harmonie, wanneer in het nachtelijk fluweel het schitteren van de sterren voor jou wordt het leven van de zon en het erkennen van de noodzaak van dag en nacht.

Harmonie is in anderen dat weinige zien, wat ze met je gemeen hebben en zo begrijpen, dat de bindende factoren belangrijker zijn dan de verschillen.

Harmonie kun je niet uitdrukken met woorden alleen. Het is een samenvoeging van vele details waardoor een klank een kleur illustreert, de kleur tot een beeld wordt en het beeld zelf zich weer fixeert als een woord. Het zijn denkbeelden, die vanuit zich a.h.w. het al omgrenzen, zonder zichzelf daarbij te verliezen. Het is het begrip, dat in dieren, in planten, in alle leven de heiligheid van het leven ziet, zonder die heiligheid van het leven te maken tot een overdreven fetisj of een afgod. Harmonie is de erkenning dat er geen deugd kan zijn, zonder dat er geen liefde kan zijn zonder haat, dat er geen menselijk bestaan ken zijn zonder fouten.

Wanneer je zoekt naar een harmonie met het Hogere, dan ben je geneigd om uit te gaan van de grootste krachten, van het sterkste licht. Je zoekt de harmonie met datgene, wat voor jou nog niet kenbaar is. Maar is dat juist? Zou bv. een eenvoudige straatslijper, die om zich innerlijk te verrijken met vorsten wil spreken, ooit de juiste woorden kunnen vinden? Zou een vorst, die alleen aan zijn waardigheid denkt, ooit kunnen begrijpen wat er leeft in het hart van een eenvoudige werkman? Die dingen zijn niet te vereenzelvigen.

Wij hebben door ons bestaan, door onze geestelijke training en onze geestelijke scholing, een bepaalde richting. Wij hebben eigenschappen gekregen, zoals een mens door scholing, door opvoeding, door milieu een bepaald karakter, een bepaald type wordt te midden van de andere mensen. En onze harmonie kan nooit gericht zijn op datgene, wat zo ver boven ons ligt.

Maar wanneer die eenvoudige straatslijper in harmonie is met anderen (misschien ook straatslijpers, mensen die hij nog kan begrijpen) en zij gezamenlijk trachten een vorst te begrijpen, dan is de kans heel groot, dat er een contact kan ontstaan. De harmonie is niet het doel, zij is de basis. Zij is niet de bereiking, zij is het fundament waarop de bereiking moet worden.

In dagen als deze zie je eigenlijk de disharmonie over het algemeen overheersen. En dat is begrijpelijk. Want de mensen zien alles vanuit hun eigen standpunt. De Pakistani zien hun belangen in Kasjmir alleen vanuit hun eigen godsdienstig gekleurd standpunt. India ziet het probleem Kasjmir alleen vanuit de politieke belangen, die een hele staat zouden kunnen vernietigen. En beide zien ze niet, dat de ander ook gelijk heeft. Zij zien niet in, dat het belangrijkste is, dat de mensen gelukkig leven, dat de mensen de mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen. Zij zien alleen hun eigen belang. Zij zien naar hun godsdienst, naar hun staat, naar hun aanzien, naar hun gezag en ze offeren daaraan alle dingen op.

Dit is de dwaasheid, die in deze dagen steeds weer disharmonie baart. Wanneer wij denken aan partijbelangen en de partij stellen boven al het andere, dan zullen wij blind zijn voor de behoeften, voor de noden, voor de mogelijkheden, die in anderen schuilen. En daardoor zal er een strijd en een disharmonie ontstaan, een omwenteling misschien die niet noodzakelijk is, die schadelijk is. Terwijl door de samenwerking de rust verkregen zou kunnen worden om waarlijk jezelf te zijn.

In de esoterie wordt het doel niet alleen vaak hoog gesteld. Maar het wordt ook zo vaak onpraktisch gesteld. Wanneer ik kan communiceren met de hoogste engelen, maar ik kan niets van wat zij mededelen, niets van wat zij voor mij betekenen, in mijn wereld verder aanzijn geven, kenbaar maken, dan is wat het leven betreft dit contact nutteloos.

Wanneer ik alle wijsheid in de wereld bezit en ik ben niet in staat om waar het nodig is iets van die wijsheid aan anderen te geven, dan is mijn wijsheid als een vlaag wind, die voorbij stuift en niets achterlaat dan hoogstens wat stof en verwarring. Harmonie is juist de kracht, waardoor alles wat wij in het hoogste kennen zin krijgt ook in eigen leven, in eigen wereld, in de medemensen.

Je moet weten, dat de medemens niet terzijde kan worden gesteld. Je moet begrijpen, dat zelfs in de grootste eenzaamheid de meest heilige man van een vergeten klooster in Tibet of in een verwaarloosde hut, een kluizenaarshol misschien in de hoge Himalaya ’s in zijn eenzaamheid voortdurend belast en geprangd wordt door het contact met mensen. En wanneer hij dit contact afwijst, dan is hij dor als een woestijn. Maar wanneer hij in zijn eenzaamheid dit contact aanvaardt en het mee verwerkt in zijn wezen en zijn denken, dan wordt hij vaak een belangrijke bron van begrip, van naastenliefde, van ontwikkeling voor allen, die zonder hem misschien te kennen of in contact met hem te zijn vallen binnen het bereik van zijn invloed.

Dit is dus wel het basispunt, hei eerste punt, waar je bij het begin van een nieuw jaar over zou moeten spreken. Harmonie is de noodzaak. Zonder harmonie geen bereiking. Zonder harmonie is de hoogste waarde, die je in jezelf ontdekt, nutteloos, een werktuig, dat terzijde is geworpen en niet gebruikt wordt.

We moeten dus proberen om de harmonie niet op te bouwen vanuit een te sterk bovenzinnelijk denken of vanuit een godsdienstige redenering alleen. De harmonie moet eerst een deel zijn van je eigen beleven, van je erkennen van wereld, van mensheid, van plant, van dier, van kosmos, van geest al wat er voor je kenbaar is.

Hoe kun je harmonie tot uiting brengen? Ik zou zeggen, dat de harmonie niet noodzakelijkerwijze altijd een actieve factor is. Zij is vaak passief. Zij geeft de ander de ruimte om zichzelf te zijn. Zij begrijpt. Maar ze moet altijd een kracht in zich dragen. Zij moet actief kunnen worden. Daarom geldt begrijp de medemensen. Tracht niet de geschillen, die in de wereld zijn, weg te cijferen of weg te praten, want dat gaat niet. Maar probeer zelfs in die geschillen de kleine mogelijkheden tot samenwerking te ontdekken. Probeer in de grootste nutteloosheid en waardeloosheid van al wat je rond je ziet ergens dat enige punt van nut te vinden, dat enige punt van contact, waardoor het voor jou nog leeft.

Denk niet dat dit gering is. Elke lering, die u krijgt over de hoogste levenswaarden, is zinloos, wanneer u niet eerst in uzelf deze verbondenheid met het leven vindt, waardoor het Hogere zijn inhoud, zijn betekenis kan verkrijgen voor u.

Er is de bekende voorstelling van de levensboom. Er zijn veel mensen, die dit zich voorstellen als een gaan van pad tot pad, een gaan van bron tot bron, totdat je alle krachten en engelen erkend hebt. En ze begrijpen niet, dat je een boom niet kunt zien als een afzonderlijk stel wortels en een afzonderlijke kruin of kroon, dat je niet kunt kijken naar de zijtakken en naar de stam alleen. De boom is slechts een levende boom, omdat hij en wortel en stam en kruin en takken bezit. Wat wij zoeken kan niet zijn het stijgen uit de verwarring en de chaos naar de absolute vorming en het absolute licht. Het is het in ons verenigen van de absolute chaos en het absolute van vorming en licht op een wijze, waarop deze zichzelf kunnen blijven maar in een relatie staan, die een actie in licht en duister gelijktijdig mogelijk maken.

Misschien klinkt u dit een beetje ingewikkeld en ik zal het u niet kwalijk nemen want de mens denkt steeds aan het zwoegen van mijlpaal tot mijlpaal, van post tot post. Maar is dit wel waar? Wanneer u hier bij elkaar bent, dan telt u een aanmerkelijk aantal jaren. Maar de herinneringen, zelfs de niet meer bewust herinnerde waarden van de eerste dagen van uw leven ja, zelfs van perioden daarvoor zijn vandaag nog deel van uw wezen. U bent niet alleen maar een reiziger, u bent de weg. En zoals de weg zich uitstrekt als een lint, gaande door het landschap van stad tot stad, van dorp tot dorp, van beginpunt tot eindpunt, zo is de mens een geheel. Hij gaat wel door de tijd, maar zijn weg door de tijd is het geheel van zijn wezen. Je kunt het verleden niet uitwissen en je kunt de toekomst niet zo veranderen, dat je wezen daardoor een ander zou zijn. Je bent jezelf. Alles wat je beat geweest, alles wat je zult zijn, voegt zich tezamen tot een geheel. De harmonie, die je zoekt met anderen, kan dan ook niet alleen gebaseerd zijn op dit moment. Het is gebaseerd op wat jij bent in je geheel. Het is het totaal van je mogelijkheden en het totaal van je krachten in verleden en toekomst, die zich steeds weer samenvoegen in het moment heden, het moment waarin de harmonie beseft wordt.

Een eigenaardig verschijnsel bij de mens is, dat wanneer hij ouder wordt hij onmiddellijk begint te schelden op de jeugd en dat, terwijl hij jong zijnde niets anders wist te doen dan te schelden op de ouderen, die hem niet begrepen. Wanneer die mens zich herinnert wat zijn eigen jeugd was, dan heeft hij deze jeugd in zich. En de jeugd van vandaag spreekt tot hem.

Hij kan haar begrijpen. Ook al zal hij het misschien niet altijd eens zijn met haar motiveringen, met de wijze waarop zij iets tot uitdrukking brengt, hij kan het begrijpen. Er is een punt van beroering. Er is harmonie.

En wanneer de jongere leert te begrijpen dat de oudere in een wat andere wereld leeft, dan zal hij daardoor ook de oudere kunnen respecteren en begrijpen, zonder hem daarbij op een voetstuk te zetten als een soort god, die door de tijd is geboetseerd of hem te verachten als een nutteloos, verroest stukje oud ijzer, dat aangevreten door de tand des tijds zijn zin en zijn waarde verloren heeft.

Dit lijkt allemaal bijkomstig, maar dit is het wezen. juist van de harmonie, waarmee wij moeten werken. Het is het begin punt, waar al het andere op berust. Ik wil trachten u dit iets duidelijker te maken door u nu eerst een stukje van het innerlijk pad te beschrijven en te trachten de realisaties in de mens dan te herleiden tot de feiten, die in de harmonie tot uitdrukking komen.

Wanneer je in jezelf zoekt, dan is het eerste wat je altijd vindt de ellende van je eigen fouten, de onmogelijkheid jezelf volledig te beheersen, de zinloosheid van een groot gedeelte van wat je bent, wat je doet en wat je leeft. De mens, die daartegen aanloopt, ach, die komt niet verder. Die zal nooit een waar esotericus worden. Pas de mens, die in dit alles het kleine beetje, dat zinrijk schijnt, volgt als een draad van Ariadne door de doolhof der verschillende waarden, komt tot een punt waarop hij zegt: De zin van mijn leven is niet het geheel van wat ik schijn te zijn. Het is een klein deel in mijzelf. Dit is de waarde. die mij aldoor drijft. Dit is de kracht, die hoe ik ze ook wil ontleden of verklaren altijd in mij aanwezig is. Dit is de zin van mijn bestaan. En pas als hij die zin van het bestaan vindt, kan hij zeggen: Dit is dus de functie van het Hogere in mij. Wanneer ik dit aanvaard heb, dan moet ook het Hogere voor mij bereikbaar zijn.

En je gaat dan zien, hoe die hogere krachten en waarden vorm en gestalte krijgen. Vaag meestal, als tekeningen in de wolken, die alweer ver gleden zijn terwijl je kijkt. Maar toch steeds terugkerend, steeds met eenzelfde aangezicht, alsof zich ergens letters aaneenrijgen, vluchtig verwazend weer en toch woorden spellend. Zo bereik je je eerste innerlijke contact met God.

En dit wordt een begrip van kracht. Want dat ene punt, dat in je leven de drijfveer is, de werkelijk waarde, blijkt dan plotseling ook het vermogen te zijn om anderen te benaderen. En dan sta je voor een keuze.

De mens, die de harmonie niet als basis neemt, zal zodra hij die verwarring overwonnen heeft verder willen gaan. Hij zal steeds verder willen gaan en alles achterlaten. Maar je kunt het leven, je kunt jezelf niet achterlaten. Zelfs wanneer je het lichaam achterlaat, gaat dat wat het lichaam voor jou was mee. Het is niet uit te blussen. En daarom zul je elke keer, wanneer je bereikt hebt, trachten die bereiking te zien in verband met je eigen wereld. Je moet haar terugzoeken in anderen. Je moet de betekenis voor anderen daarvan zoeken. En je moet trachten ernaar te handelen en ernaar te leven.

Wanneer je dan komt tot het contact met hogere kracht en hoogste geest, dan zou je kunnen zeggen, zoals ingewijden en uitverkorenen in de loop der tijden: Het is God, Die in mij spreekt en door mij spreekt tot u. Dan is de kracht, die je uitstraalt, voor jou niet je eigen kracht. Het is de kracht Gods. Je hebt er geen recht op. Zij is de uitdrukking van God in jou en in anderen. Door de harmonie verweef je a.h.w. de hoogste wereld met de laagste.

Hij, die slechts trappen wil lopen, zal altijd op een kleine trede staan, beneden zich de afgrond en boven zich het onoverzichtelijke en het onbereikbare. Maar hij die naast zich steeds weer een deel van zijn bewegingsmogelijkheid uitbreidt, hij overziet voortdurend de plaats waarop hij staat geheel. En al het nieuwe, dat zich daar aan toevoegt, wat ingevoegd wordt in de bestaanswaarde, dat krijgt automatisch zijn plaats.

Misschien kunt u mij beter begrijpen, wanneer ik het zo stel; Degene die een berg of een trap beklimt, mag niet naar beneden kijken. Hij kan geen moed putten, geen kracht en geen ervaring putten uit wat is geweest. Hij moet altijd weer opnieuw beginnen en verder gaan. En daar in staat hij steeds weer alleen. Degene die a.h.w. zijn wereld laat groeien, behoudt wat hij was. Alles wat is geweest, alles wat zijn kan, alle erkenningen in de wereld krijgen wel een andere betekenis, want er komt iets nieuws bij, maar het blijft voortdurend beschikbaar. Het is alsof de oorspronkelijke waarden steeds aangroeien. Een kapitaal, dat 100% rente per dag kan opbrengen soms. Het is niet vandaag werken om te leven en morgen, arm, opnieuw werken om te leven en tenslotte het leven zelf idem als werken, wat het zeker niet is.

De grootmachten, die op het ogenblik op deze wereld werkzaam zijn, zijn krachten die harmonie zoeken. Maar het vreemde voor de mens is, dat zij deze harmonie niet zoeken in het veranderen van de mensheid. Zij veranderen de mensheid niet en vervormen haar niet tot het beeld, tot de weerschijn van hun eigen begrip en waarde. Integendeel, zij helpen die mens om zichzelf te zijn, zelfs in de nadelige dingen. Zij geven die mens de mogelijkheid zich uit te leven, zelfs wanneer zij weten dat het niet helemaal juist is. Want zij erkennen in die mens eens iets van zichzelf. En alleen daar, waar de mens zichzelf zou vernietigen, daar trachten zij hem te leiden en te helpen, opdat de harmonie die er is kan voortbestaan.

Je kunt van een mens op aarde misschien niet verwachten, dat hij op deze wijze denkt, leeft en werkt. Maar je mag toch wel van hem verwachten, dat hij het verschil gaat zien tussen een in je opeenstapelen van wonderlijke belevingen en stellingen en het in jezelf verwerven van krachten, van wijsheid, die je voortdurend kunt toepassen.

Als ik geld heb en ik leg het in een kluis, dan is het dood. Wanneer ik het geld uitgeef, ik doe het werken, dan kan ik mijn kapitaal in stand houden en uitbreiden en gelijktijdig vele anderen d. m. v. dat geld a.h.w. helpen om te leven. Zo moet u dat zien met uw innerlijke kracht. Zo moet u het ook beschouwen, wanneer de geest probeert in te grijpen.

Ik heb u al gezegd, dat de voorbeelden die ik u hierbij heb genoemd, u niet allemaal moet beschouwen als volledig concrete waarden. Het is een poging om een gevoel te schetsen, om een emotie weer te geven. Want harmonie is geen begrip. Het is zelfs geen willen. Het is een toestand. Die toestand kan door willen, kan door begrip bereikt worden. Maar die toestand zelf is meer dan deze, zij is anders dan deze. En daarom ga je onwillekeurig zoeken naar de woorden, die macht hebben.

Een woord dat macht heeft is een schijnbare dwaasheid. Maar wanneer de mens leeft in het woord dat hij spreekt, dan heeft het woord de macht van zijn wezen. Hij is er harmonisch mee. En zo zoek ik naar de woorden die mijn begrippen omtrent de harmonie en de innerlijke bewustwording van deze dagen kunnen schetsen.

In veel mensen is een flauwe weerschijn van iets, wat zij vermoeden. Een lamp, een licht, een vuur, waarvan het eigen wezen niet erkend is en alleen de wisselende weerschijn binnen het ik zin krijgt. Het is als een veelheid van lichtreclames, die zich weerspiegelen door een nachtelijke ruit, zodat je een schermutseling ziet van wat kleuren en flikkeringen en toch niet weet, vanwaar ze stammen. Dan ga je kijken in het licht. En die flakkering maakt het je mogelijk je eigen wereld, je eigen kamer te kennen. In de vele veranderingen van kleur kleurt de kamer mede. Ze krijgt andere aangezichten. Zij leeft a.h.w. en ze spreekt tot je.

Zoals dit kan zijn voor een mens, die eenzaam ligt in een hotel in een verre stad, of die misschien droomt in een kamer, waar van buiten uit enig licht binnendringt, zo is het voor de mens waar, dat al wat wij van goddelijke waarde erkennen eigenlijk niets is dan een weerschijn. Wij kennen de Bron niet. Maar we kunnen zien.

En het belangrijke van het licht is in het begin niet zijn bron. Het is de mogelijkheid tot oriëntatie. Door ons te oriënteren zijn wij niet meer geïsoleerd in het duister. Wij kunnen ons bewegen. Wij kunnen misschien zelf licht maken. Wij kunnen, wanneer wij die lichten van buiten niet helemaal willen buitensluiten trachten om iets van de bron te zien en zelfs ons eigen handelen en denken daarmee synchroniseren.

En dat is het begin van harmonie. Wanneer mijn wezen reageert synchroon met het bewustzijn, dat daarin steeds voor een ogenblik oplaait, wanneer mijn wezen krachten put, niet uit een stalling van geloof maar uit het innerlijk gevoel van aanvaarding van geloof, dat regelmatig in mij weerkeert, dan zal het geloof een kracht zijn.

Wanneer ik dan verder ga, dan worden mijn werelden vervlochten met die vele andere werelden, die er zijn. Zoals ik de wereld van de mensen zie, anders dan u maar toch begrijpelijk en vatbaar, zo ziet u dan vanuit uzelf werelden. Werelden die vreemd zijn. Vreemd misschien als het spel van de lichtgevende vissen in het diepst van de oceaan. Vreemd als een rookwolk, die drijft boven een brand misschien. Maar een wereld. En die wereld leren zien, te begrijpen hoe zij spreekt in overeenstemming met je eigen wereld, handelen volgens de mogelijkheden, die je zo verkregen hebt, dat maakt steeds weer nieuwe werelden toegankelijk. De sleutel van de bewustwording is niet de overpeinzing. Zij is de actie, die haar zin en kracht in de overpeinzing heeft gevonden. De goddelijke liefde is niet een stelling, die wij verkondigen of een geloofswaarde, die wij beleven. Zij is de concrete weergave van de wereldaanvaarding in ons. En slechts indien wij de wereld kunnen liefhebben, kunnen wij een goddelijke liefde begrijpen.

In het geheel van de volgende lessen zult u geconfronteerd worden met alles, wat in deze tijd belangrijk is. Al datgene, wat juist voor het innerlijk pad zo buitengewoon nuttig kan zijn. En heel vaak zal het u lijken, of het hierbij gaat om betrekkelijk eenvoudige en wat hoogdravende leringen. Theorieën waartegen uw verstand “ja” roept en waarvan uw hart zegt: Ja, zo is het, zo is het altijd geweest. Maar die dingen hebben geen. zin en betekenis, wanneer ze niet in u bestaan. Het is niet wat u denkt, het is wat u leeft. Het is niet het ogenblik van vandaag alleen, dat bepalend is, maar het is de plaats die vandaag heeft in het totaal van uw wezen in de tijd.

Er zijn veel theorieën te scheppen natuurlijk. Ik wil daar niet te lang bij blijven stilstaan. Maar ik wil alleen proberen om u iets te laten zien van het licht, dat voor mij dus zo uitermate belangrijk is en dat ik juist in deze harmonie zoek te vinden.

Wanneer de hoogste sfeer een lichtende gloed is, dan verblindt zij mij als een zon. Wie op aarde zien wil naar de zon, hij neemt berookt glas een sluier die veel van het licht wegneemt maar het wezen van de zon doet zien. Wie ziet naar de hoogste werelden, hij moet zien door het beroete glas van zijn onbeperkt zijn en zijn beperkt vermogen, om het wezen van het Hogere te definiëren.

De mens die de zon ziet, ziet een kleine schijf, een stralende knoop, die ergens aan de hemel hangt. Hij ziet niet de kolkende atmosfeer van de zon. Hij ziet niet de felheid met de voortdurende wisselingen. van haar vaste kern. Hij ziet niet de uitschietende stormen, die de kosmos schijnen te willen veroveren, die de protuberans vormt. Hij ziet er maar een klein beetje van. Maar hij kan de zon zien.

Wanneer ik zie naar een hogere sfeer, dan wil ik zien door wat ik ben. Niet mijzelf verwaarlozen of verlaten, niet mij baserende op stellingen en theorieën, die tenslotte geen weerklank vinden in mijn wezen. Ik wil haar zien. Ik wil mij gewennen aan het beeld, opdat ik zodra ik groter ben wat filters kan wegnemen en wat meer van de werkelijkheid kan ervaren.

De hoogste kracht, de hoogste wereld is altijd met je. Een bekende dooddoener die in elke kerk weerklinkt, die behoort tot de verzekering, die een ieder u geeft, die over de geest wil spreken. Zij is met je, omdat zij deel is van je.

Een bekend beeld; de mens is als een ijsberg. Zijn bewustzijn is een kleine piek, die boven water drijft. Daaronder is de veelheid van zijn werkelijke wezen, onvermoed misschien met voor anderen gevaarlijke klippen. Maar het geheel is de ijsberg. Niet de top. Het geheel van uw wezen, dat is uw werkelijkheid. En het is uit deze werkelijkheid, dat het Hogere voor u actief erkend wordt. Uw deelgenootschap, uw verbonden zijn met stralen en sferen, met Heren van Kracht en waarden van Licht. Uw deelgenootschap misschien aan het werk van Orden en Broederschap. Het is alles buiten uw bewustzijn van alle dag om, maar deel van uw wezen. Zoals elke sfeer deel is van mijn persoonlijkheid. Zoals uw verbondenheid met al het zijnde, datgene wat beseft, en gevoel van harmonie schept, in feite de werkelijkheid van uw wezen is.

In die werkelijkheid is tijd een hanteerbare en Veranderbare, een plaatsbare factor. In dit werkelijke ik zijn de sferen niet gescheiden werelden, die je met veel moeite vanuit de andere wereld betreedt, maar altijd begrensd ziet. Het is één geheel.

Esoterie is de erkenning van je eigen wezen. En die erkenning zal niet altijd de mogelijkheid geven om tot volledig bewustzijn te brengen al wat verborgen blijft onder de waterspiegel van het onbegrepen zijn. Maar je kunt toch althans de contouren aanvoelen. Je kunt steeds meer weten waar je behoort, wat je bent.

Het vinden van vrede is daarbij geloof ik zelfaanvaarding geworden. Het vinden van een harmonie is de aanvaarding van de verbondenheid met het Zijnde. En bewustwording is niets meer of minder geworden dan de uitdrukking van de vrede en de harmonie, die in jezelf leven. Zoals ik uitreik naar de hoogste sfeer en weet, dat wat ik ervan zie een vertekend, een flauw beeld is van de werkelijkheid, zo voel ik mij er toch één mee. Mijn wezen ziet en begrijpt en ik leef er ergens in.

U leeft heel vaak in werelden, die niet helemaal reëel zijn, omdat u ze niet kunt aanvaarden als realiteit. Maar indien u ze kunt toepassen op uw werkelijkheid, zijn ze dan niet echt? Zijn ze dan niet levend? Zijn ze dan niet een waarlijk deel van uw bestaan? En daarom wil ik mijn bijdrage beëindigen met deze opmerking: Harmonie is natuurlijk de basis van alle dingen. Maar wij moeten ook leren het onwerkelijke, de fantasiewereld, de droomwereld, de theoretische, de filosofische wereld in onszelf te herleiden tot een werktuig voor onze eigen wereld. Zo brengen wij de kennis van wat verborgen is onder de spiegel van het bewustzijn terug tot een voor het bewustzijn bruikbaar gegeven. De top wordt niet groter, maar zij is in staat haar eigen bewegingen te begrijpen en daardoor haar eigen baan te beseffen.

Als u in al hetgeen u hoort hiermede rekening wilt houden, dan zullen ook de lessen van de komende tijd, naar ik aanneem, voor u vaak een grote innerlijke betekenis kunnen verkrijgen.

Zoekt u er alleen een mooie theorie in, of een gevoel dat beleefd wordt en dan terzijde  gesteld, dan heeft het weinig zin in esoterische, in menselijke betekenis. Het heeft dan alleen maar de waarde van een ogenblik van ontspanning misschien. En ik hoop, dat deze lessen meer zullen worden.

U krijgt zo dadelijk contact met een van de hogere sprekers van onze groep. En ik meen, dat zijn inleiding het u mogelijk zal maken om in de komende tijd ook gastsprekers meer te begrijpen in hun werkelijke betekenis en hen niet te zien als een fenomeen dat zich manifesteert, of een emotie die alleen uw eigen emotionaliteit bevestigt.

0-0-0-0-0-0-0

Gastspreker.

In een veelheid van actie en verwarring is langzaam aan een vorm, geschapen, een matrix, waaruit zich een nieuwe tijd kan vormen. En belangrijk is daarbij ook zeker, dat wij meer en meer de mogelijkheid gaan vinden om tot enkele individueel door te dringen en in hen een toestand van verlichting, van ingewijd worden tot stand te brengen.

De krachten, die men inwijding noemt, zijn niet altijd gemakkelijk te beleven of zelfs te erkennen. Het is een geleidelijke verandering in het eigen wezen en in het leven rond je, waardoor je – zonder het te beseffen – andere waarden gaat geven aan de dingen, andere gedachten krijgt en op den duur andere mogelijkheden verwerft in de materie en in de geest.

De belangrijkheid van deze inwijdingsmogelijkheden kunnen wij nog niet geheel overzien.

Want altijd weer is daar de mens met zijn vrije wil, met zijn angst voor het onbekende, die – zelfs wanneer hij beroerd wordt – terugkeert of op grond van opvoeding, van godsdienst, van sociale orde de in hem rijzende mogelijkheden verwerpt.

Dit is een van de grote problemen, waarmee wij allen te worstelen hebben. De werkelijkheid van uw eigen wereld zowel als van de geest is een werkelijkheid, die niet past binnen het kader van menselijke regels. Het is een wereld die zich onttrekt althans grotendeels aan menselijke logica. Het is een wereld, waarbij de schijnbaar onzinnige en vreemde gedachten en werkingen een eigen betekenis krijgen. Factoren worden belangrijker, vaster dan bv. een steen, een zee.

U zult begrijpen, dat wij juist hierdoor sterk bewogen zijn. Want het ogenblik dat de mens in zichzelf licht gaat vinden, is het ogenblik waarop het isolement, dat voor een groot gedeelte van de geestelijke waarden bestaat, verbroken wordt. Op het ogenblik dat de mens zijn harnas van conventie afwerpt en daarvoor in de plaats komt tot een eenvoudige aanpassing aan een erkende werkelijkheid, aan erkende mogelijkheden, is veel van de chaos en de mislukking, die ons thans weer tot een ingrijpen op uw wereld heeft gedwongen, overwonnen.

Toen wij tezamen kwamen en spraken over deze tijd, kort nadat een feest van volle, maan was gevierd, werden wij haast verdoofd door een licht met een zo sterke trilling, dat wij sidderden en beefden als gras, dat zich buigt voor de wind. En wij hebben ons afgevraagd: Wat betekent dit?

En nu ik langzaam maar zeker het panorama der gebeurtenissen zich zie ontrollen, nu pas ga ik begrijpen wat er gebeurd is, wat de zin is van al wat wij ervaren hebben, al wat wij aanschouwden.

Ik zou u dit gaarne in een meer abstracte vorm willen presenteren. U niet de beschrijving gevend van de gebeurtenissen, maar de overpeinzing die daaruit is voortgekomen u voorleggende, zonder verdere aanvulling of commentaar.

De kern van je bestaan is een geloof aan het onbegrijpelijke, aan God. Zolang wij die God alleen zien als een verre kracht of een verklaring, kunnen wij Hem aanvaarden en verwerken.

Maar naarmate wij meer in harmonie worden gebracht met die God, naarmate Hij ons meer direct beroert, ontdekken wij hoe zwak wij zijn in verhouding. De beelden die in ons rijzen zijn niet de beelden, die uit die God zijn voortgekomen, maar het zijn voorstellingen, die wij onszelf geproduceerd hebben. En wij zien de kastelen, die wij bouwen in onze gedachten, tot ruïnes worden. En wij zien uit de kale woestenijen van onbegrip langzaam maar zeker de bloemen van een eerste wijsheid ontluiken. De trilling, die ons deed sidderen en schudden, was het Hogere, dat zo dichtbij was, dat wij het haast niet konden verwerken.

God of de Kracht, die wij die naam geven, is altijd en overal aanwezig. Op het ogenblik dat wij onszelf vergeten niet in de zorg voor de eenling of voor een groep, maar in de zorg voor de eeuwigheid, die alle verschijnselen samenvoegt valt de grens tussen ons en die God weg. Dan is het haast niet meer mogelijk om aan Zijn beroering te ontkomen. Het is nog minder mogelijk die beroering te verklaren.

De krachten die op ons inwerkten waren niet, zoals wij op dat ogenblik hoopten en verwachtten, sterkte. Het eerste contact was een gevoel van zwakte, ja van leegte. Want wie het eeuwige ziet en geconfronteerd wordt met de volheid van een onveranderlijke waarheid, voelt zichzelf leeg. Hij ziet opeens de grote hiaten, die in zijn eigen wezen bestaan. En hij, die zich sterk heeft gewaand, hij ziet hoezeer zijn krachten tekort schieten in verhouding tot het andere. En hij reageert daarop door te zeggen; ik ben zwak. Hij reageert daarop door te zeggen; ik ben onvolledig, ik ben leeg.

Het is een begrijpelijke reactie. Maar dat weinige aan krachten dat wij bezaten, dat weinige aan inzicht dat in ons leefde, was voldoende om een taak te vervullen, die voor het geheel van de mensheid van groot belang is. Het is ons daardoor mogelijk om rampen te voorkomen of te bespoedigen, zoals wij rampen hebben voorkomen en hebben opgeroepen. En zoals wij binnen enkele dagen weer zullen moeten doen.

Ik meen dat ik God en het goddelijk Licht daarom in de eerste plaats moet zien als een confrontatie met het ik. Een confrontatie, waarbij je jezelf spiegelt en in die spiegeling ontdekt, hoeveel gebreken je hebt. Maar wie bouwt op zijn gebreken faalt. Wie bouwt op zijn weinige krachten zal slagen.

Wij moeten juist ommentwille van dit Licht, dat met ons is, positief zijn, positief streven en positief denken. Wij moeten leren met de beperkte middelen, die wij bezitten, dit licht voelbaar en kenbaar te maken, tot desnoods de aarde trilt en beeft, tot de zee opstandig wordt. Je kunt daarin slagen.

Voor mij vloeit uit dit alles een denkbeeld voort, dat menselijk mag heten; Ik ben in staat om met mijn weinige krachten en gedachten het grote te geleiden. Ik kan het uiteindelijke doel en de uiteindelijke werking niet geheel bestemmen. Maar ik kan met een kleine kracht grote krachten doen ontstaan, werkzaam doen worden en bepalen, op welke wijze ongeveer zich deze krachten ontladen.

Hetzelfde is het geval met wijsheid. Mijn weten is beperkt en dat weet ik. De feiten die ik ken hoe rijkelijk dat materiaal in de ogen van anderen mag zijn vertegenwoordigen een zo miniem deel van de werkelijkheid, dat het eigenlijk niet eens zin heeft erover te spreken. Maar uit die weinige feiten kan ik wijsheid distilleren. Ik kan door de weinige feiten, die ik bezit, een begrip verwerven dat verdergaat, dan feiten niet kunnen gaan. Ik kan doordringen in de levende kracht en de levende materie, doordat ik de weinige kennis die ik heb, gebruik om die kracht te erkennen, te richten en op te roepen.

Het lijkt misschien voor sommigen op dat niet altijd graag gehoorde woord magie. Maar wanneer wij de werking van de geest en de kracht van de geest oproepen, wanneer wij in een sfeer van duisternis een straal van licht brengen, opdat een ieder die dat licht wil aanvaarden haar zien en volgen kan, dan doen wij schijnbaar onmogelijke dingen, dingen die volgens onze eigen sfeer zelfs niet mogelijk zijn. Zoals gij in uw wereld vaak dingen doet zonder te begrijpen waarom, maar voelend dat ze juist zijn. Hier begint de wijsheid.

De wijsheid is een verbinding tussen het Goddelijke en de werkelijkheid en de beperktheid van onze kennis. Zoals de schoonheid die in en rond ons erkend wordt een emotie is, die voortkomt uit een beperkte reeks van opvattingen en feiten, maar deze kan overvleugelen, kan overweldigen, totdat wij niet meer de details zien maar een deel van een eeuwige waarheid. Hier is dan datgene, wat ons in deze dagen kracht geeft, datgene wat ons in de geest en ook u in de stof kan sterken in de tijd, die nog komt.

Het is niet altijd prettig om na te denken over wat komen gaat, want de verwarringen van deze dagen hebben een stempel gedrukt op de jaren, die nog moeten verlopen. En de krachten die wij nu ontketend. hebben, de inzichten die wij gebruikt hebben (ofschoon onze kennis van feiten vaak tekortschoot), zij hebben hun stempel gedrukt op ons wezen.

Ik vraag mij af of met het weinige wat wij zijn, het weinige wat wij bewust bezitten, God niet Zijn stempel drukt op ons, elke keer weer, opdat wij beantwoorden aan Zijn wezen. Voortgesleurd door wat wijzelf veroorzaakten, gebonden aan besluiten die wij hebben genomen en toch vrij. Dat is in de esoterie een van de wonderlijke dingen. Vrij te zijn. Zijt gij vrije mensen? Ge denkt het misschien. Maar gij zijt gebonden door uw eigen, door uw zelfgeschapen banden. En die banden losmaken kunnen wij zelf niet. Zo min als een mens zich onttrekken kan aan al datgene wat hem is ingelegd, zich onttrekken kan aan de maatschappij waartoe bij behoort, het beroep dat hij uitoefent, de kringen waarin hij verkeert, zo min kan de geest zich onttrekken aan wat zij beleeft, aan wat zij is, aan de sfeer waartoe zij behoort. Maar de mens kan steeds vrijer worden.

Ik meen dat de vuurproef, die ons in de geest gesteld is, een waarheid in ieder geval heeft geopenbaard. Dat het erkennen van de banden, waarmee je bent vastgelegd, het begin is van de vrijheid. Het kennen van de ravijnen, die je moet overtrekken, is het eerste begin, voor het bouwen van een brug, waardoor je toch verder kunt gaan.

Het lijkt vaak een beetje improviseren, wanneer je werkt op die manier. Want er is geen redelijke samenhang te erkennen. En toch, om vrij te zijn moet je verdergaan dan de rede. Je moet soms de samenhang kunnen overslaan. Je moet de eigen vrijheid vinden.

Je vindt haar meestal door de aanvaarding van een taak. Want dit is een wonder in ons allen: Wij zijn eerst dan waarlijk vrij, wanneer wij onszelf een taak hebben gesteld. Wanneer wij in de plaats van de banden, die ons van buiten af gebonden hebben, voor onszelf een verplichting, een eigen oorzaak en gevolgwerking hebben gesteld, waarin wij onszelf kunnen zijn, onszelf kunnen leven.

De grote krachten van Licht hebben naar ik meen voor velen van ons in de geest deze nieuwe binding en daardoor deze bevrijding van het oudere tot stand gebracht. In de siddering, in de beving, in het gebogen zijn door een kracht die je niet beseft, ligt niet alleen de vernedering. Er ligt de moed in het nieuwe te vinden.

Wanneer wij allen hier tezamen zijn, dan denken wij onwillekeurig terug aan al de leringen, die gegeven zijn. We denken terug aan de vele boodschappen en uiteenzettingen, die gebaseerd waren op de nieuwe wereldleraar. We denken aan de geesten, die soms levend in de stof, soms vanuit hoge sferen, een ogenblik het contact met de geest en de mensheid opnamen. Als wij samenvatten wat zij allen ons hebben gebracht, dan is dit vaak onredelijk geweest. Het is vaak verdergegaan dan de woorden, die zij spraken. Het is een spanning en een sfeer geweest, die u hebt ondergaan en die wij hebben gezien als een voortdurend fluctuerend licht, een stroboscopisch effect, dat een ogenblik een wereld verandert om dan weg te sterven. Hebben zij niet net als het Licht, dat voor ons zo belangrijk was een poging gedaan om u vrij te maken? En kan die vrijheid niet het beste worden uitgedrukt door te zeggen: De enige werkelijke band, die mij bindt in stof en geest, is de taak die ik mijzelf stel. Zo ik mijzelf geen taak stel, zal ik de slaaf blijven van alles rond mij. Heb ik in mijzelf een taak gevonden, ik zal vrij zijn door die taak.

En wij kunnen daaraan toevoegen: Eerst in de erkenning van de naaste als gelijkwaardig met het eigen wezen wordt het mogelijk een taak op de juiste wijze te vervullen. Niet uit een waan, niet uit een stemming, die alleen eigen wezen betreft, maar uit een erkenning van de grondwaarde. En wij kunnen zeggen: Menselijke wetten zijn onbelangrijk. Zelfs de wetten, die men Gods wetten noemt, zijn mensenwoorden en mensengedachten. Belangrijk is de God die in je leeft! Maar hoe kan die God voor jou een wet zijn, wanneer je eerst de waarden buiten je beziet en dan eerst de God, die in je leeft?

Een mens die bewustwording zoekt is eigenlijk een eenzame. Want alle gekende verhoudingen en relaties vallen weg. Daarvoor in de plaats komt een vage, nu in deze dan in gene concreet geworden binding met het leven. Wie normaal leeft, heeft mensen lief. Hij strijdt met mensen, Hij lost problemen op voor mensen of zal zich met problemen door mensen beladen zien. Wie zover is gekomen dat hij de eenheid in zichzelf vindt, dat hij de taak gaat zien, de zin van een werkelijke naastenliefde, ontmoet in alle dingen rond hem steeds weer de God, die hem beweegt. Hij ziet in de veelheid der vormen de ene kracht, die ze in stand houdt. En daardoor is hij in zijn schijnbare eenzaamheid voortdurend één met alle dingen.

Het gevoel van die eenheid is soms overweldigend. Er zijn ogenblikken, dat voor mijzelf een zinloos woord heen stamel. Een gedachte, zo zonder lijn en vorm, dat niemand ze erkennen zou. En dat zij in mij leeft, plotseling, als een herbegin van die siddering van eens. Dat ze in mij herword tot de beroering door het Hoogste. Dit is naar ik meen wel praktische en werkelijke esoterie.

Voor u kan ik geen regels geven en geen wetten, want de God in u is u een regel en een wet. Ik kan u waarschuwen voor tegenspoeden die komen na de dagen, die wat gemoedelijker en rustiger verlopen zijn in de laatste tijd. En ik kan u zeggen; die tegenspoed is niet reëel. Ze is alleen werkelijk voor u, wanneer u gebonden bent aan de buitenwereld. Ze is niet werkelijk voor u, wanneer ge alleen gebonden zijt aan de God, die in alle dingen leeft. Maar wat bereik ik ermee?

Nog een grote vraag, die juist door die beleving en die siddering bij mij naar boven is gekomen: Weet ik eigenlijk wat ik tot stand breng? En ik moet antwoorden Nee, ik weet niet, wat ik uiteindelijk tot stand breng. Ik denk dat mijn arbeid een bepaalde zin heeft, maar weten doe ik het niet. Ik meen dat ik Gods wil daarin vervul en ik voel het in mijzelf als juist aan, maar weten doe ik het niet.

Hier ligt het probleem, dat elk van u voor zich zal moeten oplossen. De vraag; wat weet ik werkelijk omtrent het bovenzinnelijke. Het antwoord zal zijn; ik weet het niet. Ik weet niets. En toch voel ik het aan. Toch is het voor mij een stimulans. En wanneer ik een zinloze gedachte uitstraal, een zinloos woord mompel en er is voor mij de beroering met God, wie zal dan zeggen, dat die beroering niet belangrijker is dan het woord, dan de gedachte? Wanneer in mij een kracht ontstaat waardoor ik taken kan vervullen, wie zal dan zeggen dat de emotie waaruit ik die kracht put niet belangrijker is dan alle beredeneringen van de taak op zichzelf?

Ja, zelfs wanneer ik streven kan naar een doel, dat ik niet ken misschien en daarin steeds weer een groei, een waar worden van wat in mij leeft kan zien, is dat dan niet belangrijker dan het stellen van een doel en het omschrijven ervan, terwijl het doel altijd onbereikbaar ver blijft liggen?

De krachten van deze tijd zijn ook voor u de krachten van het heden. Wat daaruit zal voortkomen is moeilijk te zeggen. Hoe het zal gaan is moeilijk uit te drukken, ook al hebben wij misschien een wat juister beeld dan u. Maar dat wat gebeurd is van het hoogste belang is, dat wij iets bereikt hebben, ligt vast.

Het heeft niet veel gescheeld of 10 september was het begin geworden van een werkelijke 3e wereldoorlog. En al is er veel spanning en strijd en is er nog groot gevaar op deze wereld, deze algemene vernietigende strijd is nog niet uitgebroken. Hoe lang het duren zal eer die strijd waar wordt en of ze ooit waar wordt, wie zal het zeggen? Maar wij hebben tijd gewonnen, wij hebben dagen gewonnen. Geluk, dat anders niet zou zijn geweest, is over de gehele wereld op het ogenblik een feit. Erkenningen, die zonder dit niet bereikt zouden worden, zijn nu ontstaan. Dat zijn de feiten.

En zo zal het ook voor u zijn. U zult vaak moeilijk uw weg zoeken door de verschillende verwarringen en de kleine tegenslagen en de grote verrassingen van deze tijd. En wanneer u naar een doel streeft, dan ziet u alleen maar dat het niet bereikt wordt. Maar wanneer u ziet wat mogelijk geweest was en wat u hebt kunnen voorkomen, dan zult u zich zoals wij tevreden kunnen voelen. En dan krijgt de hoge Kracht, dan krijgt die God werkelijke betekenis. Dan wordt dat zinloze woord een beleving, en die gedachte zonder samenhang hoogste wijsheid. Niet om het woord, niet om de gedachte, maar om wat ze in mij betekent. Zo zal het voor u zijn.

Onze Orde streeft natuurlijk in deze dagen zoals altijd naar verdraagzaamheid. Maar verdragen alleen is niet voldoende. Want je kunt verdragen en toch haten en verwerpen. Je kunt verdragen uit een gevoel van grootheid boven anderen. Als je dat doet, dan net je geen contact met de levende Kracht, die in deze dagen het meest belangrijke is. De verdraagzaamheid moet voortkomen uit een begrip, zonder een zich stellen boven of naast anderen. Zonder een begrip van eigen goedheid zelfs. In jezelf zul je die dingen moeilijk waar maken. Maar je kunt langzaam maar zeker die waarheid zien groeien.

Probeer niet om jezelf voortdurend te oordelen. De rechter die zichzelf voortdurend veroordeelt, sterft onder de beulshanden, die hij zelf heeft geroepen. Veroordeel uzelf niet, maar tracht elke keer iets meer werkelijk verdraagzaam te zijn. Tracht niet om al uw naasten onmiddellijk lief te hebben, maar tracht steeds iets minder liefdeloos te zijn. Beperk het negatieve en het positieve kan bloeien.

En ook in uzelf. Dit is een tijd dat je ook in jezelf verward bent. Een tijd, dat je in jezelf strijdigheden ontdekt. Dat je meent dat je hele leven wankelt. Dat je je afvraagt of al wat je hebt gedaan in het verleden wel zin had. Wanneer je zo begint, dan roep je jezelf de beul op, die je gaat veroordelen.

Dan maak je zelfs het geestelijk goud, dat je gewonnen hebt, tot waardeloze stof. Maar als je beseft, dat al wat je leven is geweest, het je mogelijk maakt iets beter te leven. Iets meer waarheid te beseffen, in jezelf iets meer vrede te kennen, dan, dan heb je de zin van het verleden begrepen en dan heb je de kracht van de toekomst dichtbij, heel dichtbij je geroepen. Het is niet aan mij om hier grote bezweringen te gaan uitspreken, dat zult u begrijpen. Het is ook niet mijn taak om u hier datgene te gaan voorleggen, wat ik misschien, halfbegrepen, in hogere geesten kon aantreffen. De taak, die ik mij heb gesteld, is in de eerste plaats u duidelijk te maken wat deze tijd is. In de tweede plaats wil ik alleen maar proberen u duidelijk te maken wat voor mij de vreugde van deze tijd is. Als je 100 zaden hebt uitgestrooid en het eerste groene blad wordt zichtbaar, dan is er vreugde.

Wanneer je 10.000 gedachten hebt gezift en er komt een denkbeeld naar voren, dat eeuwig lijkt, is dat vreugde. Wanneer je uit 100.000 beschouwingen voor het eerst het gevoel krijgt van nabij zijn tot God, dan is dat vreugde. Wanneer uit het geheel van strijd en verwarring een ogenblik de waarheid naar voren komt, dan is die waarheid vreugde.

De vreugde van deze tijden is niet de vervulling van alle dingen. De vreugde van deze tijden is juist het moment, dat een van de waarden van je eigen leven voor een kort ogenblik zich toont, levend en werkelijk. Dat er een kracht, een gedachte, een ogenblik werkelijk is. Die werkelijkheid ligt er voor u en voor mij.

Ik weet, dat de lichtende vibraties rond ons, de golven van licht die ook nu over de wereld spoelen, elk ogenblik weer, tezamen steeds weer uit het vele van elk leven een feit waar hebben gemaakt. Een gevoelen iets hebben veranderd. Een weten iets perfecter hebben doen uitdrukken. Dit is de vreugde van die tijd. Niet het grote. In het grote spel is onze rol onbelangrijk misschien, maar in het. kleine, dat in en rond ons ontstaat. En zelfs wanneer uit 10.000 handelingen er maar één is, die een vrucht brengt die wij kunnen zien, een resultaat waarop wij kunnen en durven bouwen, dan is ze alle teleurstellingen waard. Dan is dit de vreugde. De vreugde van het werkelijke scheppen. Van het waarmaken van een onmetelijk iets, wat wij niet overzien. Dit is een tijd, waarin die vreugde voor velen kan bloeien.

Wanneer ik zeg: God is nabij, dan is dat een spreuk. Wanneer ik zeg: Er zijn vele geesten op dit moment rond u, waaronder lichtende, die voor een kort ogenblik haast flitsend u hier bezoeken en weer verdergaan, dan is dat een verklaring. Toch zijn die dingen zo voor mij. En wanneer ik u zeg; in uzelf hebt ge dat ene kleine positieve ding, die ene gebeurtenis, die ene ontwikkeling, die ene gedachte, die het Levende Licht uitdrukt, dan is dat een waarheid, die elk van u voor zich kan vinden in zichzelf.

Wanneer ik zeg: Het Licht Gods is als een wolk, die ons omringt en als wij voor een ogenblik denken aan dit positieve, dan kun je in jezelf de siddering bespeuren en weten dat het waar is. Niet waar wat ik zeg – let wel – maar waar, dat er een Kracht is, die u beroert. En die Kracht, dat is nu de Kracht die mij beroerd heeft met vele anderen. Die Kracht is het begin geweest van wat wij in vele maanden van een haast hopeloos vechten tegen omstandigheden en tegen onszelf tot stand brachten.

Ook u zult in deze dagen die Kracht kunnen vinden om uit de mislukkingen, de tegenstellingen en de verwarring voor uzelf dat ene punt waar te maken, waarvan u zegt: Dit is het Licht. Zoals het Licht hier met ons is, zo zal het dan met u zijn, altijd. Een Licht dat je weet dat aanwezig is. Niet iemand, die over je schouders kijkt. Maar iets, dat als een soort trechter van je uitgaande, steeds weer iets beroert en een vreemde glans geeft, een schemering van licht, die er eigenlijk niet zou moeten zijn. Op deze dingen moogt ge u voorbereiden.

Wanneer alle dingen volgens verwachting verlopen, zullen wij in de maand december het gouden en het witte licht gezamenlijk geopenbaard kunnen zien in onszelf. Als u dan vrij genoeg bent van alle opvattingen en verklaringen om het te aanvaarden, dan is dat een blijvend geschenk. Dat is eigenlijk hetgeen ik u te zeggen heb.

Misschien zou ik er goed aan doen u te zegenen. Maar kan ik zegenen in dat, waarin ge uzelf niet zegent?  Misschien zou ik de woorden moeten spreken, die mij beroeren. Maar zullen ze een weerklank wekken in u? Daarom wil ik deze eerste bijeenkomst in een nieuw jaar, een jaar dat van verwarring voert naar verlichting voor velen en naar een vernieuwing, een omwenteling voor de wereld, besluiten met iets, dat misschien voor u meer spreekt dan al het andere. Noem het mijnentwege een bede:

Licht dat in mij is en dat ik toch niet ken, Kracht die mij voortdurend beroert en die ik toch niet verklaren kan, Aan U moet ik veel overlaten in deze dagen. Aanvaard mij in de volheid van mijn streven en zijn. Laat mij de waarheid vinden uit de vele verwarringen. Laat mij de kracht voor begrip, de kracht voor aanvaarden vinden in de ergernissen van deze tijd.

En laat mij vooral steeds weer zien in mijzelf de taak, die de mijne is. Licht van Licht,

Kracht van Kracht, Gij, weerspiegeling van het Zijnde via de hemelpoorten, via de  schemeren de gedaanten van de Heren des Lichts, U vraag ik slechts; vervul mijn wezen. Laat mij Uw aanwezigheid erkennen, opdat ik mens zijnde of geest zijnde waar moge maken de mogelijkheid, die in mij ligt in de ogenblikken, die men deze tijd noemt.

Een formule. Maar voor mij een waarheid. Woorden, leeg. Toch een gevoel, dat vervuld is van kracht. Dat is het werk van uw Orde in deze dagen. Dat is de taak, die ook voor u ergens bestaat. En dat is bovenal de kracht, die ons juist in de tegenstelling, juist in de strijd, juist in de verwarring zal leren waarheid te bouwen. Want deze dagen baren mees besef van waarheid, dan u misschien nu welkom is. Deze dagen baren in u krachten, waar u misschien nog niet helemaal raad mee weet. En deze dagen baren u vooral de mogelijkheid om het eeuwige Licht voortdurend uzelf te voelen beroeren. Om uit deze beroering een taakvervulling te vinden, die eindelijk bevrijd wordt van de menselijke verklaringen en opvattingen en, daarvoor wordt de Vervulling en het geluk en uw leven zelf. Dat is alles, wat ik u te zeggen heb.

Een volgende maal hopen wij in staat te zijn u in contact te brengen met enkele broeders van de grote broederschap, daarnaast misschien met een van de grote lichtgeesten, die op dit moment op uw wereld werkzaam zijn en die – naar wij aannemen – dan meer tijd (zo ge het juister wilt uitdrukken, een juister harmonie) kunnen vinden met de beperking van het werk, dat wij hier doen en u zo gezamenlijk en dan in een bijeenkomst  een weergave van kracht en waarheid kunnen geven, die nog boven mijn macht en vermogen lag.

Dat de kracht van het Licht u moge beroeren, in u sterk werkzaam moge zijn en u de wijsheid moge geven, die kennis en tekortkoming overwint. En dat, zo wij elkaar weer treffen, elk van ons innerlijk rijker, innerlijk sterker en meer een met Licht is geworden.

image_pdf